Inventaris van het archief van het auditoraat-generaal bij het Militair Gerechtshof. Dienst voor Algemene Onderrichtingen Reeks documentatiedossiers. (vnl.) 1944-1953

Archive

Name: Archief van het auditoraat-generaal bij het Militair Gerechtshof. Dienst voor Algemene Onderrichtingen. Reeks documentatiedossiers

Period: 1944 - 1958

Inventoried scope: 64,5 linear meters

Archive repository: National Archives 2 - Joseph Cuvelier repository

Heading : Military courts and tribunals (Auditorate-General and Military Auditorates)

Inventory

Authors: DESMET, G.

Year of publication: 2024

Code of the inventory: I 69

...

Archiefvormer

Naam

Auditoraat-generaal bij het Militair Gerechtshof. Dienst voor Algemene Onderrichtingen

Parallelle naam: Auditorat-général près la Cour Militaire. Service des Instructions Générales

Acroniem: AO; IG

Vroegere namen: Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie (1944-1945); Service de Documentation Juridique et Administrative (1944-1945)

Geschiedenis

De Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie, later Dienst voor Algemene Onderrichtingen, maakte deel uit van het auditoraat-generaal bij het Militair Gerechtshof. Om het ontstaan en de werking van de dienst ten volle te kunnen kaderen, moeten we een korte omweg maken langs de institutionele geschiedenis van het militair gerecht - met een bijzondere focus op het auditoraat-generaal en de bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog. (1)

Het militair gerecht in het algemeen (1814-2003)

Het militair gerecht in België vond haar oorsprong in de krijgsraden opgericht in de nadagen van de Franse Revolutie en het begin van het Empire, met name de conseils de guerre permanents (jaar V) en de conseils de révision (jaar VI), alsook de latere conseils de guerre spéciaux et temporaires (1803). Deze rechtbanken bleven geënt op het principe, reeds aanwezig in de militaire tribunalen uit het Ancien Régime, dat militairen door hun gelijken berecht moesten worden. (2)
De eerste cesuur in de geschiedenis van het militair gerecht sinds het 'Hollandse' tijdperk was de invoering in de aangehechte Belgische provincies van de relevante Nederlandse wetten en reglementen in 1814-1815. Het in 1814 afgekondigde Wetboek voor de rechtspleging bij de landmacht (Code de procédure pour l'armée de terre), dat de organisatie van en procedure voor de militaire rechtbanken regelde, verankerde de krijgsraden als permanente rechtbanken die naast de burgerlijke rechtscolleges bestonden. (3)
De Nederlandse codices bleven na de Belgische onafhankelijkheid quasi ongewijzigd van kracht tot 1870. (4)
In 1831 vestigde de Belgische staat in Brussel een eigen versie van het Hoog Militair Gerechtshof in Den Haag. Een tweede belangrijke keerpunt in de geschiedenis van het Belgische militair gerecht is de invoering, in het kielzog van het nieuwe Strafwetboek (SWB) (1867), van een vernieuwd Militair Strafwetboek (MSWB) (5)
in 1870 - het eindresultaat van hervormingspogingen sinds 1830. De volgende grote stap was de afkondiging in 1899 van het nieuwe Wetboek van strafrechtspleging voor het leger dat de organisatie en bevoegdheden van het militair gerecht vastlegde. (6)
Dit wetboek bleef van kracht tot haar opheffing in 2004. (7)
Na 1899 hebben een aantal wetswijzigingen de bepalingen in het MSWB en het Wetboek van strafrechtspleging voor het leger aangepast, onder meer op vlak van het militair strafrecht, de bevoegdheden van de militaire rechtscolleges, de algemene organisatie van het militair gerecht en de militaire strafrechtspleging. (8)
De bevoegdheden van de militaire rechtsmachten ratione loci, ratione personae en ratione materiae worden elders gedetailleerd besproken. (9)
Een aantal aspecten zijn echter het vermelden waard in deze inventaris van archieven gevormd in de onmiddellijke naoorlogse periode (en bovendien grotendeels in 'oorlogstijd'). (10)
Ten eerste werden sommige bevoegdheden uitgebreid in oorlogstijd. Ten tweede waren niet enkel militairen maar ook specifieke categorieën burgers onderworpen aan het militair gerecht. Bovendien vonnisten de militaire rechtbanken zowel militairrechtelijke als bepaalde gemeenrechtelijke misdrijven. Ten slotte volgde uit het zgn. 'vlaggenrecht' dat de leden van het Belgische leger die zich buiten het nationale grondgebied bevonden onderworpen bleven aan de militaire rechtscolleges.
Zoals vermeld opereerden de militaire rechtscolleges parallel met het burgerlijk gerecht, en functioneerden ze op gelijkaardige (zij het iets vereenvoudigde) wijze. Ze bestonden net zoals hun civiele tegenhangers uit een parket (krijgsauditoraten, resp. auditoraat-generaal) en een rechtsprekende instantie (krijgsraden, resp. Militair Gerechtshof). De krijgsauditoraten werden geleid door een krijgsauditeur, bijgestaan door substituten (sinds 1899) en een eerste substituut (vanaf 1944). De krijgsauditeur vertegenwoordigde het openbaar ministerie bij de krijgsraad en was tegelijk ook onderzoeksmagistraat, en hij combineerde bijgevolg de functie van 'procureur des Konings' en 'onderzoeksrechter' uit het burgerlijk gerecht. Tot zijn taken behoorden o.a. het opsporings- en gerechtelijk onderzoek, de vervolging van misdrijven, de uitvoering van de beslissingen van de militaire rechtscolleges, bepaalde toezichtsfuncties, de administratieve organisatie van het krijgsauditoraat (en de griffie van de krijgsraad), het verstrekken van advies inzake strafrechtelijk beleid, enz. (11)
De krijgsraden vervulden de rol van vonnisgerecht in eerste aanleg. Hun organisatie en samenstelling verschilde naargelang het land zich in vredes- dan wel oorlogstijd bevond. In oorlogstijd functioneerden naast de zgn. 'permanente' krijgsraden ook nog krijgsraden 'te velde' (gehecht bij de troepen) en eventueel 'tijdelijke' krijgsraden (in belegerde steden). In de 20ste eeuw werden echter ook krijgsraden te velde opgericht in het kader van de bezettingen van het Rijnland (1918-1929) en het Ruhrgebied (1923-1924), en de bezetting van/aanwezigheid in Duitsland (1946-2005). (12)
Het Militair Gerechtshof ten slotte vonniste, in eerste en enige aanleg, zaken ten laste van opper- of hoofdofficieren. Het Hof vormde daarnaast de beroepsinstantie voor zaken gevonnist door de krijgsraden. Afhankelijk van het aantal te behandelen zaken kon worden overgegaan tot het oprichten van meerdere kamers; in het zenit van de zgn. 'repressie' telde het Militair Gerechtshof 24 kamers in Brussel, Antwerpen, Gent en Luik, en een aantal kamers in Duitsland en Groot-Brittannië. De voorzitter was een burgermagistraat en vormde het enige permanente element van het Militair Gerechtshof. Vanaf 1946 werd hij 'eerste voorzitter' genoemd. (13)

Het auditoraat-generaal bij het Militair Gerechtshof (1814-2003)

Over het organogram van het auditoraat-generaal bij het Militair Gerechtshof is weinig gekend. Doorheen haar bijna tweehonderdjarige bestaan - en wellicht vooral in de periode na de Tweede Wereldoorlog - heeft de instelling nochtans een aantal institutionele veranderingen doorgemaakt. De auditeur-generaal, een burgermagistraat onder het gezag van de minister van Justitie, vervulde tot het midden van de 19de eeuw alleen zijn ambt. Sinds 1849 kon hij worden bijgestaan door een substituut; vanaf 1919 stond het de auditeur-generaal vrij om één, twee of meerdere substituten te hebben. De aanvankelijk tijdelijke functie van eerste substituut werd ingevoerd in mei 1940 en permanent gemaakt in 1944; de auditeur-generaal beschikte tegen november van dat jaar over twee eerste substituten. Quasi tegelijkertijd werd de titel van advocaat-generaal en eerste advocaat-generaal bij het Militair Gerechtshof gecreëerd. (14)
De auditeur-generaal en zijn magistraten, gevestigd te Brussel, (15)
steunden in de uitvoering van hun taken op onder meer een secretariaat, een aantal administratieve diensten en bepaalde specifieke afdelingen (cfr. infra).
De auditeur-generaal vertegenwoordigde het openbaar ministerie bij het Militair Gerechtshof en stond bijgevolg aan het hoofd van het openbaar ministerie van het hele militair gerecht. In eerste aanleg onderzocht de auditeur-generaal misdrijven gepleegd door opper- of hoofdofficieren (zaken die daarna naar het Militair Gerechtshof konden worden doorverwezen), alsook misdrijven gepleegd door militairen die rechtstreeks bij hem aanhangig waren gemaakt of op zijn beslissing werden overgenomen van de krijgsauditeur. In dergelijke zaken vervulde hij net zoals de krijgsauditeurs de dubbele functie van officier van het openbaar ministerie en onderzoeksmagistraat (cfr. supra). In tweede aanleg kon de auditeur-generaal beroep aantekenen tegen de vonnissen van de krijgsraden. Hij vorderde de zaak bij het Militair Gerechtshof en zag toe op de uitvoering van haar arresten. De auditeur-generaal kon ten slotte tegen de arresten van het Militair Gerechtshof in cassatie gaan. (16)
De auditeur-generaal had daarnaast de taak om te waken over alle aspecten van de rechtsbedeling. Hij zag ten eerste toe op de ambtsverrichtingen van de krijgsauditeurs en de griffiers. De krijgsauditeurs werden geacht hem allerlei inlichtingen, verslagen en statistieken over te maken, onder meer betreffende de belangrijkste of meest ernstige zaken, de activiteit van de krijgsauditoraten, het aantal ingeschreven 'notities', het aantal onderzoeken die na vier maanden nog niet afgerond waren, enz. De auditeur-generaal hield overigens ook toezicht op de bewaring van de archieven van de krijgsauditoraten en krijgsraden in het algemeen. Ten tweede was hij als korpschef verantwoordelijk voor het personeelsbeheer van het auditoraat-generaal (zowel burgers als gedetacheerde militairen), en oefende hij tuchtrechtelijk gezag uit over het personeel van het auditoraat-generaal en de krijgsauditoraten. Ten derde vervulde de auditeur-generaal nog andere administratieve taken waaronder de organisatie van zijn diensten, het toezicht op de zgn. 'kleine uitgaven' en de gebouwen betrokken door het militair gerecht, enz. (17)
Omwille van zijn centrale positie en de informatie die hem werd verstrekt door de krijgsauditeurs was de auditeur-generaal ten slotte in staat om de ministers van Landsverdediging en Justitie op de hoogte te houden van de werking van het militair gerecht en hen te adviseren over het strafrechtelijk beleid. Door middel van omzendbrieven bracht hij de krijgsauditeurs op de hoogte van specifieke instructies, van inlichtingen van diverse aard, of van interpretaties inzake de toepassing en reikwijdte van wet- en regelgeving. (18)

De Tweede Wereldoorlog (mei 1940-september 1944)

Vlak voor de mobilisatie in augustus 1939, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, telde België vier permanente krijgsraden (met hun bijhorende krijgsauditoraten) verantwoordelijk voor resp. de ressorten Brabant-Henegouwen, Antwerpen-Limburg, Luik- Namen-Luxemburg, en Oost- en West-Vlaanderen. Bovenaan de piramide stonden zoals vermeld het auditoraat-generaal en het Militair Gerechtshof, gevestigd in Brussel. (19)
Na de Belgische en vervolgens Franse capitulatie in de zomer van 1940 werd het leger door de bezetter grotendeels krijgsgevangen gemaakt en vervolgens gedemobiliseerd. (20)
Een besluit van de secretaris-generaal van Justitie van 18 november 1940 hevelde de strafrechtelijke bevoegdheden van het militair gerecht over naar de correctionele kamers van resp. de rechtbank van eerste aanleg en de hoven van beroep. (21)
De concrete uitvoering van dit besluit vormde een niet te onderschatten taak. Begin november 1940 al had de secretaris-generaal van Justitie gevraagd aan Paul Anspach, eerste substituut van de auditeur-generaal, om een totaalplan uit te werken betreffende de bewaring van de archieven van de militaire rechtscolleges, de verdeling van lopende dossiers aan het burgerlijk gerecht en het beantwoorden van vragen. (22)
Begin april 1941 ging Anspach van start; hij had toen al meer dan 400 verzoeken om inlichtingen en afschriften ontvangen. Met een handvol medewerkers vestigde hij zich in de Salle Lejeune, op de tweede verdieping van het Brusselse Justitiepaleis. (23)
Eind mei 1941 volgde de officiële oprichting van de Dienst van het Archief der Militaire Rechtsmachten (Service des Archives des Juridictions militaires). Anspach, het hoofd van de dienst, kreeg daarbij zeven andere tijdelijke krachten toegewezen (nl. een substituut van de krijgsauditeur van Brussel, de secretaris van het auditoraat-generaal, een adjunct-griffier, drie parketklerken en een bode). (24)
De concrete activiteiten van de dienst kaderden in de uitvoering van het besluit van 18 november 1940 en impliceerden dus het beheer en de ordening van archieven, het uitvoeren van opzoekingen, beantwoorden van vragen, opsturen van afschriften, enz. Anspach lijkt noodgedwongen ook bepaalde administratieve functies van de auditeur-generaal te hebben waargenomen. (25)
Het werk van de dienst werd echter bemoeilijkt door de geografisch verspreide bewaring van de archieven van de militaire rechtbanken (26)
en het gebrek aan personeel met de vereiste knowhow. Bovendien kon men niet vrij over al het materiaal beschikken, omdat de bezetter bepaalde archieven als oorlogsbuit had aangeslagen. Een deel werd in België door Duitse diensten beheerd, andere onderdelen waren reeds naar het Reich afgevoerd. (27)
De in maart 1940 benoemde auditeur-generaal Walter Ganshof van der Meersch werd begin 1941 door de Militärverwaltung verboden om zijn ambt uit te oefenen. Hij onderging verschillende arrestaties, waaronder tweemaal als gijzelaar (1942-1943 en 1943), en dook uiteindelijk onder. Hij kon België verlaten en kwam in juli 1943 in Londen aan. (28)
In de Britse hoofdstad was de Belgische regering in ballingschap sinds oktober 1940 begonnen met het ontwerpen van de naoorlogse maatschappelijke orde. De bestraffing van de collaboratie stond daarbij uiteraard op de agenda en werd vooral vanaf 1942 uitgewerkt. De Londense besluitwetten die de fundering voor de naoorlogse 'repressie' hebben gelegd, waren het product van een collectief proces waarbij zowel ministers, experts (zoals de auditeur-generaal) als allerlei adviesorganen en denktanks (o.a. de Raad van Advies, de Commissie voor de Studie van de Naoorlogse Problemen) een rol gespeeld hebben. (29)
Een eerste mijlpaal was de afkondiging van de besluitwet van 17 december 1942, waarmee bepaalde artikelen uit het Strafwetboek werden uitgebreid of breder geïnterpreteerd, en de strafmaat werd verhoogd. (30)
Wat de achterliggende motivatie ook moge geweest zijn van deze strenge besluitwet, de gevolgen waren verregaand. De aanzienlijk verlaagde schulddrempel zou leiden tot een tsunami aan geopende onderzoeken, wat een obstakel kon zijn voor een redelijke vervolging van de collaboratie. Het gebrek aan variatie in de voorgeschreven straffen verhinderde de krijgsauditeurs bovendien om werkelijk rekening te houden met de omstandigheden waarin de feiten gepleegd werden. (31)
De besluitwet van 26 mei 1944, waarin de procedure voor bestraffing van de collaboratie werd vastgelegd, vormde een tweede grote stap. (32)
Het militair gerecht werd verantwoordelijk voor de vervolging en berechting van collaborateurs, en haar bevoegdheden werden enigszins uitgebreid. (33)
Met deze keuze werd niet geïnnoveerd maar veeleer aangeknoopt bij bestaande rechtsgronden. (34)
Qua organisatie en samenstelling werd onder meer het burgerlijk element in de militaire rechtspraak versterkt, bijvoorbeeld door het toevoegen van een tweede burgermagistraat in de krijgsraden. (35)
De principebeslissing om de 'repressie' van de collaboratie aan het militair gerecht op te dragen, alsook de concrete militaire rechtspleging zelf ontketende al tijdens en vooral na de oorlog een ware pennenstrijd tussen voor- en tegenstanders. (36)
In tegenstelling tot Nederland en Frankrijk ging het echter niet om uitzonderingsrechtbanken. België volgde, althans de jure, de principes van de liberale rechtsstaat. (37)

De 'repressie' (september 1944-1950) (38)
Met een reeks besluitwetten in september en oktober 1944 hervatte het militair gerecht, grotendeels gedeactiveerd tijdens de bezetting, opnieuw haar werkzaamheden in België. (39)
De krijgsauditoraten konden, weliswaar in penibele omstandigheden, in de herfst van 1944 officieel van start gaan met het onderzoek naar collaboratiefeiten. (40)
De cijfers illustreren de immense omvang van de taak. De krijgsauditoraten openden bijna 405500 dossiers met betrekking tot de collaboratie. (41)
Ongeveer 71% van deze zaken werd zonder gevolg geklasseerd en 15% eindigde op een buitenvervolgingsstelling. Uiteindelijk kwam het tot meer dan 57250 rechtszaken (14%), waarbij in totaal ongeveer 53000 personen veroordeeld werden. (42)
Van de 2940 uitgesproken doodstraffen zijn er 242 effectief voltrokken. (43)
In nauwelijks een half jaar tijd zouden minstens 135 besluiten die verband hielden met de werking van de krijgsauditoraten in het Staatsblad verschenen zijn. (44)
Om de verwachte stortvloed aan zaken het hoofd te bieden, moest worden overgegaan tot de creatie van bijkomende militaire rechtscolleges die de krijgsraden van Antwerpen, Brussel, Gent en Luik alsook het Militair Gerechtshof konden bijstaan. In de herfst van 1944 werden krijgsauditoraten opgericht in Aarlen, Bergen, Brugge, Charleroi, Hasselt, Mechelen, Namen, Turnhout en Verviers. Vanaf mei 1945 werden ook in Doornik, Ieper, Kortrijk, Leuven, Nijvel en Tongeren militaire parketten actief. In de Oostkantons werden in februari 1946 (volwaardige) krijgsauditoraten geïnstalleerd in Eupen en Malmedy. In Veurne, Dinant, Marche, Bouillon en Bastenaken functioneerden tijdelijke afdelingen van de krijgsauditoraten van resp. Brugge, Namen en Aarlen. Ten slotte werden ook afdelingen van het auditoraat-generaal georganiseerd in Antwerpen, Gent en Luik. Tegen midden februari 1946 bereikten de aanvankelijk bescheiden militaire parketten hun maximale capaciteit: het hele apparaat telde toen 21 permanente krijgsauditoraten. Mutatis mutandis nam het aantal krijgsraden eveneens snel in aantal en omvang toe. De permanente krijgsraden van Brussel, Antwerpen, Gent en Luik werden bijgestaan door tribunalen in Mechelen, Turnhout, Brugge, Kortrijk, Ieper, Hasselt, Tongeren, Leuven, Verviers, Eupen, Malmédy, Namen, Aarlen, Bergen, Charleroi, Doornik en Nijvel (alsook, tijdelijk, in Oudenaarde en Veurne). Het aantal kamers bevoegd voor 'incivismezaken' bereikte haar hoogtepunt vanaf februari 1947: het ging toen om 134 kamers. Ook het Militair Gerechtshof kreeg afdelingen in Antwerpen, Gent en Luik, en bereikte haar maximale omvang tegen juli 1947 (in totaal 24 kamers). (45)
De relatief snelle expansie ging vanaf de zomer van 1947 over in een stelselmatige afbouw van het aantal kamers van de krijgsraden (en uiteindelijk van de krijgsraden zelf) gezien hun werk toen voor viervijfde voltooid was. Door de verwerking van de zaken in beroep duurde het nog tot de lente van 1948 vooraleer men kon beginnen met de ontmanteling van de secties van het Militair Gerechtshof. (46)
De eigenlijke berechting kan ruwweg opgedeeld worden in drie fases, zelfs als we rekening houden met de soms erg grote verschillen in tempo tussen de krijgsraden onderling. De eerste vonnissen werden al in oktober 1944 uitgesproken, maar tot eind 1945 was de vooruitgang langzaam. Vanaf januari 1946 begonnen de krijgsraden op kruissnelheid te komen; tegen mei-juni 1946 werden maandelijks ca. 2700 vonnissen en arresten geveld. Vanaf de zomer van 1947 kunnen we spreken van een derde fase, waarin de resterende dossiers stelselmatig werden afgehandeld. (47)
De versnelling in de rechtspraak vanaf 1946 was het gevolg van onder meer de opgebouwde ervaring met de militaire rechtspleging, de gevoelige uitbreiding van de capaciteit van de krijgsauditoraten en krijgsraden, en bovenal de drastische aanpassing van de strenge en weinig flexibele 'repressiewetgeving'. (48)
Zo werd op een paar maanden tijd de rechtspleging van de BW van 26 mei 1944 grondig geamendeerd door de introductie van een transactieregeling, (49)
de oprichting van 'kleine' kamers binnen de krijgsraden (50)
en vooral de invoering van de zgn. "burgerlijke epuratie". (51)
Deze innovatie maakte het mogelijk om duizenden personen verdacht van politieke en militaire collaboratie (van wie de krijgsauditeur de schuld echter bewezen achtte) te sanctioneren, zonder daarbij een hele strafrechtelijke procedure voor de krijgsraden te moeten doorlopen. (52)
Zo'n 43000 personen kwamen op de beruchte 'lijst van de krijgsauditeur' terecht. (53)
Gezien de uitzonderlijke omstandigheden en de gebreken van het in Londen uitgewerkte juridisch-technische arsenaal hoeft het nauwelijks te verbazen dat de vervolging van de collaboratie niet vlekkeloos is verlopen. In een chaotische start verdronken de krijgsauditoraten aanvankelijk in de massa te behandelen dossiers, waardoor het hele systeem vertraagde. De opdracht van het militair gerecht werd voortdurend onderschat en ook op politiek vlak werd te lang getreuzeld met het doorvoeren van de vereiste hervormingen. (54)
Alvast één gevolg was de soms opmerkelijke variatie in vervolgingsgraad en strafmaat, naargelang de periode en het gerechtelijke ressort. (55)
Deze vaststelling vormde één van de motivaties voor de relatief snelle invoering, vanaf de zomer van 1946, van een beleid van vervroegde vrijlating, omzetting en vermindering van de straffen, rechts- en eerherstel. Tegen eind 1950 zat bijvoorbeeld nog slechts vijf procent van het totaal aantal opgesloten 'incivieken' in de cel. (56)
Het auditoraat-generaal probeerde de bestraffing van de collaboratie in goede banen te leiden. De wens om de 'repressie' te coördineren en te controleren uitte zich op verschillende manieren. (57)
De van bovenaf verordende opdeling van de krijgsauditoraten in secties verantwoordelijk voor aparte types misdrijven moest bijvoorbeeld een meer uniforme vervolgingspraktijk garanderen. Het auditoraat-generaal nam ondersteunende initiatieven zoals de creatie van een Centrale Dienst voor Documentatie, die de krijgsauditeurs moest voorzien van basisinformatie over de collaboratie, of de publicatie van een Index der opzoekingen voor misdrijven tegen de Veiligheid van den Staat, bedoeld om de opsporing van voortvluchtigen te stroomlijnen. Vergaderingen met de krijgsauditeurs dienden om organisatorische kwesties te regelen maar ook als controlemechanisme op het beleid van de krijgsauditoraten. De auditeur-generaal vaardigde in de onmiddellijke naoorlogse jaren verder een indrukwekkend aantal omzendbrieven uit (meer dan 1200 tussen midden september 1944 en eind december 1950) en zorgde ervoor dat ze nageleefd werden. (58)
Hij verstrekte advies in individuele cases of bij allerlei principekwesties voorgelegd door de magistraten van de militaire parketten. Het auditoraat-generaal heeft ten slotte, in bepaalde specifieke gevallen, zaken rechtstreeks naar zich toegetrokken. Het intussen klassieke voorbeeld is de vervolging van de economische collaboratie, toevertrouwd aan een gespecialiseerde magistraat. (59)
De gigantische opgave waar het militair gerecht zich in deze eerste naoorlogse jaren mee geconfronteerd zag, belandde bovenop haar bestaande bevoegdheden. (60)
Tussen september 1944 en eind 1949 openden de krijgsauditoraten meer dan 156000 dossiers die geen verband hielden met het 'incivisme'. (61)
De krijgsraden en het Militair Gerechtshof bleven bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het berechten van Belgische militairen (overigens niet enkel in België maar ook in Groot-Brittannië, Duitsland en later in Belgisch Congo en Korea), goed voor meer dan 47800 dossiers. (62)
Na de Bevrijding werd bovendien een pakket nieuwe bevoegdheden en taken aan de militaire rechtscolleges opgelegd. Zo werden ze verantwoordelijk voor de vervolging van allerlei inbreuken gepleegd ten nadele van de geallieerde legers. (63)
De cijfers bevestigen dat dit een aanzienlijke werklast betekende: na de Bevrijding zouden in totaal meer dan 51300 van dergelijke zaken opgestart zijn. (64)
Vanaf juni 1947 werden de militaire rechtscolleges eveneens bevoegd voor de vervolging van oorlogsmisdaden. (65)
Enkele maanden voor de afkondiging van de relevante wet zouden al 4900 dossiers d'information zijn geopend door het auditoraat-generaal. (66)
Het militair gerecht werd verder nog ingeschakeld in de afwikkeling van bepaalde feiten gepleegd tijdens de bezetting, al dan niet door het verzet. (67)
Ze speelde een rol bij het onderzoek naar misdrijven gepleegd tussen 29 mei 1940 en 1 november 1944 waarvoor eventueel amnestie kon worden verkregen. (68)
Het ministerie van Justitie maakte de krijgsauditeurs daarnaast meer dan 37000 dossiers over inzake diefstallen, niet vervolgd door de burgerlijke parketten omdat ze mogelijk door het verzet waren gepleegd. (69)
Ten slotte verzorgde het militair gerecht bepaalde taken bij de erkenning van verzetsstrijders. (70)
De bovenstaande gerechtelijke en administratieve opdrachten verklaren alvast ten dele de vertraging die, ondanks de optimistische schattingen, opgelopen werd bij de afhandeling van de bestraffing van de collaboratie. (71)

De Dienst voor Algemene Onderrichtingen (1944-1953) (72)
Het ontstaan van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen moet in heel deze context van koortsachtige bedrijvigheid, institutionele flux en procedurele wijzigingen gesitueerd worden.
Het auditoraat-generaal kon bij de Bevrijding geen beroep meer doen op haar "documentatie" (73)
- een ernstig probleem, gezien de omvang en complexiteit van haar takenpakket in oorlogstijd in het algemeen, en na de Tweede Wereldoorlog in het bijzonder. In september 1944 werd daarom een Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie (Service de Documentation Juridique et Administrative) opgericht. (74)
Een grondige, goed georganiseerde documentatiedienst moest de auditeur-generaal en zijn magistraten immers toelaten om snel inzicht te krijgen in bepaalde kwesties of om reeds genomen beslissingen te raadplegen. (75)
De Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie behoorde tot de administratieve diensten van het auditoraat-generaal, samen met het Secretariaat, de administratieve dienst strictu senso (service administratif, opgedeeld in verschillende bureaus), de typekamer (service de la dactylographie) en de dienst van de bodes-ordonnansen (service des messagers-plantons). De Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie had als opdracht om alle mogelijke principekwesties alsook de interpretatie van bestaande wet- en regelgeving te behandelen. Onder de dienst zouden ook een vertaaldienst (service des traductions) en bibliotheek (service de la bibliothèque) vallen. (76)
De juiste plaats van de Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie binnen het organigram van het auditoraat-generaal is van belang. Institutioneel gezien valt ze immers te onderscheiden van diensten als de Centrale Dienst voor Documentatie (Service Central de Documentation, (77) opgericht eind september 1944) en de Centrale Dienst voor Oorlogsmisdaden (Service Central des crimes de guerre, gecreëerd in oktober 1944), (78) die niet tot de administratieve diensten behoorden en waarvoor "bijzondere regels" golden. (79)
Op functioneel vlak speelde de Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie bovenal een ondersteunende rol. De aanwezigheid van twee 'documentatiediensten' binnen het auditoraat-generaal - resp. met een hoofdzakelijk 'interne' dan wel 'externe' focus (80)
- leidde echter al snel tot problemen bij de dagelijkse werking. Er zou blijkbaar "heel dikwijls" verward worden tussen de Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie en de Centrale Dienst voor Documentatie. In maart 1945 ging men daarom over tot een naamswijziging: de Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie ging voortaan door het leven als Dienst voor Algemene Onderrichtingen (Service des Instructions Générales). (81)
In mei 1949 werd de Centrale Dienst voor Documentatie "geïntegreerd" in de Dienst voor Algemene Onderrichtingen. Het is niet helemaal duidelijk of het gaat om een fusie van beide diensten (of afschaffing van de eerste), dan wel een eerder praktische reorganisatie van kantoren en personeel. (82)
De Dienst voor Algemene Onderrichtingen zelf werd uiteindelijk eind 1953 opgeheven. (83)
Haar taken en bevoegdheden werden verdeeld over een nieuwe Documentatiedienst (Service de Documentation) en een bureau met als naam Administratieve Diensten (Services Administratifs). (84)
Dit laatste bureau zou een aanzienlijk deel van het eerder administratieve takenpakket van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen toegewezen krijgen. (85)
Deze taken werden vervolgens in 1962 overgeheveld naar het 2de Bureau van het auditoraat-generaal, (86)
al werden sommige bevoegdheden, zoals de personeelsadministratie of het beheer van het materieel van het militair gerecht, met andere diensten gedeeld. De Documentatiedienst (1953-2003) vervulde op haar beurt de strikt 'documentaire' functie van de vroegere Dienst voor Algemene Onderrichtingen (1944-1953). In navolging van de zgn. IG's creërde ze een omvangrijke reeks dossiers met prefix 'DOC', geklasseerd volgens een weliswaar gelijkaardig maar coherenter ordeningsplan dan dat van haar voorganger. (87)
Waarschijnlijk bleef de Documentatiedienst, zij het wellicht niet in haar oorspronkelijke configuratie, (88)
bestaan tot de opheffing van het militair gerecht eind 2003. (89)
Bepaalde van haar taken gingen daarop over naar de diensten van het College van procureurs-generaal, dat verantwoordelijk werd voor de bewaring van de archieven van de afgeschafte militaire rechtscolleges. (90)

Bevoegdheden en activiteiten

De oprichting van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen moet gekaderd worden binnen zowel de eerder administratieve taken van het auditoraat-generaal als binnen de adviserende functie van de instelling (cfr. supra). De dienst had immers als specifieke opdracht om "alle kwesties inzake de interpretatie van wetten, besluiten enz., alsook alle principekwesties" te behandelen. (91)
Doel was om de magistraten van het auditoraat-generaal te voorzien van een corpus aan beleidsdocumentatie waarop ze konden terugvallen. Efficiëntie en uniformiteit vormden onweerlegbare argumenten: door informatie te centraliseren wilde men een wildgroei aan dossiers over eenzelfde onderwerp voorkomen en vermijden dat twee magistraten anders beslisten over gelijkaardige kwesties. (92)
In uitvoering van deze opdracht creëerde de dienst duizenden min of meer thematische dossier(tje)s, geordend op basis van een rubriekenstelsel, waarin relevante stukken werden geklasseerd.
De Dienst voor Algemene Onderrichtingen vervulde dus bovenal een soort documentalistische functie. Haar belangrijkste activiteiten waren dan ook het centraliseren, beheren en ter beschikking stellen van informatie. De ingekomen stukken werden door de dienst in een reeds bestaand of nieuw aan te maken (sub)dossier geklasseerd. (Sub)rubrieken en dossiers werden doorheen de jaren uitgebreid, opgeheven, of verder onderverdeeld. Het personeel voorzag het systeem van toegangen onder de vorm van lijsten en thematische indices (op steekkaarten en ingebonden in delen).
Een dienstnota van begin november 1944 schetst de door de administratieve diensten te volgen procedure. Het is niet duidelijk hoe lang deze werkwijze consequent is volgehouden, maar ze geeft alvast een indicatie over de workflow en informatieverdeling binnen de instelling. De bij het auditoraat-generaal aangekomen stukken werden verzameld bij de verzendingsdienst (service d'expédition). Daar werden de omslagen geopend, met uitzondering van degene met de vermelding 'geheim', 'vertrouwelijk' of 'persoonlijk' (die aan het Secretariaat werden overgemaakt). Na het aanbrengen van een stempel gingen de stukken naar de indicateurdienst (service de l'indicateur), die zich in de lokalen van de toenmalige Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie bevond. De stukken werden daar ingeschreven (en dus wellicht voorzien van een registratiekenmerk) en vervolgens door de bode van de Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie naar het hoofd van de administratieve diensten gebracht. De stukken gingen daarop naar het Secretariaat, waar geëvalueerd werd welke dienst of magistraat de kwestie moest afhandelen. Van hieruit werden ze overgemaakt aan ofwel het hoofd van de administratieve diensten ofwel het hoofd van de Dienst voor Juridische en Administratieve Documentatie voor verdere verdeling (wellicht afhankelijk of het ging om principekwesties dan wel eerder routinematige zaken). Stukken die niet van buitenaf kwamen maar hun oorsprong hadden in de kabinetten van de magistraten passeerden eveneens eerst langs het Secretariaat om zo verder te worden verdeeld. (93)
Uit de oprichting van de Documentatiedienst en de Administratieve Diensten in 1953, en de daaropvolgende herklassering van een belangrijk aantal stukken naar de dossiers van deze nieuwe diensten, kunnen we afleiden dat de zgn. 'instructions générales' na verloop van tijd ook bepaalde niet-documentaire functies begonnen te vervullen. Het lijkt aannemelijk dat het ordeningsplan, dat wellicht al vlug het volledige pakket aan taken en bevoegdheden van het militair gerecht beschreef, uitnodigde tot het integreren van stukken zonder echte 'precedentwaarde' of strikt documentair belang, maar met een meer zuivere administratieve functie.

Organisatie

De Dienst voor Algemene Onderrichtingen ressorteerde van haar oprichting tot haar afschaffing onder de administratieve diensten van het auditoraat-generaal. (94)
Op basis van de dienstroosters van het auditoraat-generaal kan min of meer gereconstrueerd worden welke magistraat specifiek voor deze dienst verantwoordelijk werd gemaakt. (95)
Aanvankelijk waren substituten van de auditeur-generaal Mahaux (maandag-woensdag) en Depelchin (donderdag-zaterdag) voor de 'instructions générales' bevoegd. (96)
Vanaf 15 juli 1945 was Mahaux van zijn administratieve taken ontlast en werd hij vervangen door substituut Blondeel. (97)
In april-juli 1947 nam Dumon tijdelijk bepaalde administratieve taken van Depelchin over. (98)
De Dienst voor Algemene Onderrichtingen wordt in de dienstroosters van kracht tussen september 1947 en februari 1952 niet meer expliciet vermeld. De verantwoordelijkheid voor de administratieve diensten (99)
van het auditoraat-generaal wordt een gedeelde opdracht van verschillende magistraten: van den Eynde de Rivieren (1947-1948), Dumon (1947-1948), Depelchin (1947-1949), Perrichon (1947-1949), Blondeel (1948-1951), Grévy (1948-1951) en Gilissen (1947-1951). (100)
In september 1951 wijzigt de vorm waarin de dienstroosters werden opgesteld opnieuw. De Dienst voor Algemene Onderrichtingen blijft onvermeld, maar Gilissen wordt wel als enige magistraat verantwoordelijk voor de "organisatie en administratie van het auditoraat-generaal en van de Krijgsauditoraten". (101)
Een uitdrukkelijke verwijzing naar de Service des Instructions Générales is pas weer te vinden in de dienstregeling vanaf 1 maart 1952. Gilissen was (of bleef?) bevoegd voor de dienst. (102)
Tussen midden september 1951 en midden september 1953 viel overigens ook de juridische dienst onder zijn verantwoordelijkheid. (103)
Vanaf midden september 1953 deelden Gilissen en Schetter de bevoegdheid over zowel de Dienst voor Algemene Onderrichtingen als de juridische dienst. (104)
Deze situatie bleef wellicht voortbestaan tot de afschaffing van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen. Het is niet bekend hoe de onderlinge taakverdeling tussen de twee magistraten georganiseerd was. Mogelijk bleven de 'instructions générales' vooral het terrein van Gilissen, gezien zijn jarenlange ervaring met de dienst.
De Dienst voor Algemene Onderrichtingen (en haar voorganger) werd in haar dagelijkse werking aangestuurd door een lid van het burgerlijk of militair personeel. Aanvankelijk leidde griffier Mertens de dienst. Begin november 1944 werd hij door zijn overplaatsing naar het Secretariaat van het auditoraat-generaal vervangen door griffier Labbeke. (105)
Als gevolg van de aanstelling van Labbeke als griffier bij de krijgsraad te Brugge kwam adjudant Robeyns op 1 november 1947 aan het hoofd van de Service des Instructions Générales te staan. (106)
Voor zover we kunnen nagaan heeft Robeyns deze functie uitgeoefend tot de afschaffing van de dienst.
We beschikken slechts over fragmentaire informatie in verband met het aantal personeelsleden toegewezen aan de Dienst voor Algemene Onderrichtingen (en haar voor-ganger). In februari 1945 ging het, buiten het diensthoofd, mogelijk om 16 personeelsleden (burgers en militairen). (107)
De statistieken over de algemene personeelssterkte van het militair gerecht geven een idee van de totale omvang van het apparaat. (108)Personeelssterkte
(109) (110) (111) (112)
Tegen begin maart 1945 zouden in het auditoraat-generaal in totaal 30 magistraten op post zijn. (113)
Op 1 december 1947 telden het auditoraat-generaal en het Militair Gerechtshof samen 54 magistraten, 41 griffiers en 120 burgerlijke personeelsleden. (114)
Exact een jaar later ging het om resp. 47 magistraten, 38 griffiers, 73 leden van het burgerpersoneel, en 52 militairen. (115)
Midden januari 1949 telde het auditoraat-generaal 42 magistraten, 64 burgerlijke personeelsleden en 16 militairen. Op het Militair Gerechtshof werkte toen één magistraat, 32 griffiers en 25 militairen. (116)
Tegen begin april 1952 kende het auditoraat-generaal ten slotte nog maar 10 magistraten, 23 burgerlijke personeelsleden, 7 militairen, en 2 leden van het vakpersoneel (personnel de maîtrise). (117)
Het bureau van het diensthoofd bevond zich op de eerste verdieping van een pand in de Defacqzstraat 1 te Brussel. Op hetzelfde adres bevonden zich ook de bibliotheek, de typebureaus (bureaux de dactylographie), de verzendingsdienst (bureau de l'expédition), de drukkerij van het auditoraat-generaal alsook de bureaus van een aantal magistraten (vnl. substituten van de auditeur-generaal en advocaat-generaal bij het Militair Gerechtshof Ost) en administratieve diensthoofden. De meeste andere diensten van het auditoraat-generaal waren gevestigd om de hoek aan de Louizalaan 139-143. Het gaat onder meer om het kabinet en secretariaat van de auditeur-generaal, de verschillende 'bureaus' van de administratieve diensten, het fotografisch laboratorium, een filmzaal, de bij het militair gerecht gedetacheerde afdelingen van de Staatsveiligheid en de kantoren van een aantal magistraten. De overkant van de Louizalaan, op nummer 148, werd toen betrokken door o.a. de Centrale Dienst voor Oorlogsmisdaden, de Centrale Dienst voor Documentatie en de vertaaldienst. (118)

Archief

Geschiedenis

De dossiers beschreven in voorliggende inventaris werden tot hun overbrenging in 2003 beheerd door de diensten van het auditoraat-generaal. Aanvankelijk bevonden ze zich waarschijnlijk in de lokalen betrokken door het auditoraat-generaal aan de Defacqzstraat/Louizalaan te Brussel. Op een onbekende datum, mogelijk rond 1950-1951, zijn de administratieve diensten van het auditoraat-generaal overgebracht naar het Brusselse Justitiepaleis. Bepaalde archieven waren in elk geval vóór juli 1951 reeds naar het Justitiepaleis verhuisd (mogelijk eerder dan de administratieve diensten). Een zekere mevr. Deglain werkte er in de "archiefzaal" (salle d'archives). (119)
Af te leiden aan de aantekeningen op de omslagen die verband houden met het herklasseren van stukken naar de DOC-dossiers, werden de dossiers van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen na haar afschaffing hoogstwaarschijnlijk bewaard door de Documentatiedienst van het auditoraat-generaal. Midden jaren 1980 werden de 'instructions générales', samen met een aantal andere reeksen (cfr. infra), nog steeds door de Documentatiedienst beheerd en uitdrukkelijk beschouwd als "archieven". (120)
Een klein jaar voor de overbrenging naar het CegeSoma ten slotte worden de 'instructions générales' nog vermeld in een beknopt verslag door Karel Velle, archivaris in het Rijksarchief te Beveren, naar aanleiding van zijn bezoek aan de diensten van het auditoraat-generaal op 6 november 2002. (121)
Een aantal stukken beschreven in deze inventaris bevonden zich tot hun overbrenging naar het Rijkarchief begin december 2016 in het Justitiepaleis. (122)
Waarschijnlijk waren deze stukken, die ontegensprekelijk behoren tot het archief van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen, afgedwaald, verkeerd geklasseerd, of ontleend en niet meer teruggebracht. Ten slotte noteren we nog dat een aantal in dit bestand geïntegreerde dossiers oorspronkelijk behoorden tot de zgn. "dossiers de documentation générale sur la répression de l'incivisme". (123)
Op moment van overbrenging werden ze beheerd door een andere dienst van het auditoraat-generaal. (124)
De geschiedenis van het archiefbestand is overigens niet volledig zonder de relatief verregaande herklassering van stukken uit de dossiers te vermelden. Wellicht werd onmiddellijk na de afschaffing van de Service des Instructions Générales en de creatie van de Documentatiedienst eind 1953 begonnen met het selecteren van stukken die nog nut hadden voor de werking van het auditoraat-generaal. Ze kwamen vooral terecht in de nieuwe reeks documentatiedossiers, de zgn. DOC-dossiers (cfr. infra).

Verwerving

De verwerving van het archief van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen is het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van het toenmalige (nog autonome) CegeSoma, het Rijksarchief, het auditoraat-generaal en het kabinet van de toenmalige minister van Justitie Verwilghen. Begin jaren 2000, met de afschaffing van het militair gerecht in het vooruitzicht, (125)
was binnen het CegeSoma de wens ontstaan om de archieven van deze instelling onder de aandacht te brengen - in het bijzonder de onderdelen die betrekking hadden op de naoorlogse 'repressie'. Kwesties zoals de raadplegingsmodaliteiten, de archiefzorg en de uiteindelijke bestemming van de archieven zouden immers een aanzienlijke impact hebben op toekomstig wetenschappelijk onderzoek. Op 22 oktober 2002 organiseerde het CegeSoma over deze thema's een druk bijgewoonde studiedag in de Senaat met tussenkomsten van o.a. auditeur-generaal Mine en minister van Justitie Verwilghen. (126)
In de nasleep van dit colloquium werd een informele werkgroep opgericht binnen het kabinet van de minister van Justitie, onder leiding van Karel Velle (op dat moment kabinetsmedewerker en archivaris in het Rijksarchief te Beveren) en met vertegenwoordigers van het auditoraat-generaal, het Algemeen Rijksarchief, het CegeSoma en het wetenschappelijk onderzoek. (127)
Doel van de vergaderingen was om de ontstane dialoog verder te zetten en tot oplossingen te komen voor bepaalde obstakels. De werkzaamheden resulteerden onder meer in omzendbrief 2991 van de auditeur-generaal waarin de raadplegingsmodaliteiten van de archieven werden versoepeld ten opzichte van de vorige omzendbrief van 6 maart 1996. (128)
Het CegeSoma kreeg bovendien de opdracht om bepaalde nog in het Justitiepaleis bewaarde archieven te ontsluiten.
Uiteindelijk werd besloten om de documentatiedossiers van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen aan het CegeSoma toe te vertrouwen. Na akkoord van de toenmalige Algemeen Rijksarchivaris werd het archiefbestand in de nazomer van 2003 aan het CegeSoma overgemaakt. (129)
Het werd geregistreerd in de Pallas-catalogus onder 'plaatskenmerk' AA 1882. (130)
Ten gevolge van de overeenkomst met het Rijksarchief van 31 december 2007 werd dit bestand samen met tientallen anderen voor tien jaar in bewaring gegeven aan het CegeSoma, onder bepaalde voorwaarden. (131)
Als gevolg van de integratie van het CegeSoma in het Rijksarchief (sinds 1 januari 2016) heeft dit bestand binnen het kader van de federale archiefwet de facto het statuut van overbrenging gekregen. (132)
Tegelijk met de 'instructions générales' werd in 2003 besloten tot de overbrenging van een tweede bestand gevormd door het auditoraat-generaal, de reeds vermelde "dossiers de documentation générale sur la répression de l'incivisme". Een aantal van deze dossiers zijn in dit bestand opgenomen (cfr. infra). (133)
In de archiefbestanden overgebracht in 2016-2017 uit de burelen en archiefruimtes betrokken in het Justitiepaleis door het College van procureurs-generaal werden ten slotte een aantal stukken aangetroffen die duidelijk afkomstig waren uit het archief van Dienst voor Algemene Onderrichtingen. Deze afgedwaalde stukken zijn in oktober 2022 en december 2023 in voorliggende inventaris geïntegreerd. (134)

Inhoud

De in deze inventaris beschreven dossiers en bijhorende toegangen vormen samen een welbepaald deel van de totale archiefproductie van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen. Het is in principe mogelijk dat haar activiteiten hebben geleid tot de vorming van andere stukken of reeksen. (135)
Wellicht gaat het hier echter om alle overgebleven stukken gevormd door de dienst.
De dossiers werden geopend vanaf september 1944 tot de afschaffing van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen eind 1953. Vanaf eind 1953-begin 1954 werden ze gedeeltelijk geherklasseerd of leeggehaald ter aanvulling van de nieuwe reeks "DOC"-dossiers van de opvolger van de dienst (cfr. infra). De dossiers bevatten af en toe retroacta - doorgaans stukken in beslag genomen tijdens de oorlog, stukken uit vooroorlogse dossiers, of stukken die na het opheffen van de dienst toch nog in de 'instructions générales' geklasseerd werden.
Als logisch gevolg van de bevoegdheden ratione loci van het militair gerecht hebben de dossiers betrekking op het volledige rechtsgebied van de militaire rechtscolleges in oorlogs- en vredestijd. De dossiers handelen met andere woorden niet alleen over kwesties die zich op Belgisch territorium afspelen maar ook over onderwerpen die verband houden met de aanwezigheid van Belgische militairen in de toenmalige kolonies (Belgisch Congo, mandaat- en trustgebied Ruanda-Urundi) en in het buitenland (bijvoorbeeld in het kader van de naoorlogse bezetting van Duitsland of de oorlog in Korea).
Om de inhoud naar waarde te kunnen schatten moet de gebruiker de documentatiedossiers binnen hun institutionele en functionele context situeren. Ten eerste documenteren ze inderdaad het algemene beleid en verschillen ze daarin van andere reeksen individuele en zaakgebonden dossiers die het product zijn van de meer uitvoerende activiteiten van de verschillende 'bureaus' van het auditoraat-generaal. Maar we kunnen ze echter niet zomaar bestempelen als het "werkingsarchief van het auditoraat-generaal". (136)
Het betreft hier slechts één reeks gevormd door één administratieve dienst, ontstaan binnen een specifieke context en met een welbepaald doel. Binnen het auditoraat-generaal functioneerden, naast de Dienst voor Algemene Onderrichtingen, immers nog diensten als het Secretariaat, en hielden ook de auditeur-generaal (137)
en zijn substituten (138)
eigen dossiers bij. Bovendien was de mogelijke precedentwaarde (zowel inzake doctrine als op louter uitvoerend vlak) ongetwijfeld een belangrijke factor in het al dan niet openen van een dossier over een bepaalde kwestie. Hoewel in de periode 1946-1948 de 'repressie' ter sprake kwam in 457 parlementaire vragen, (139)
is het bijvoorbeeld duidelijk dat niet voor elke vraag of interpellatie een apart dossier werd geopend. Ten tweede moet men de anachronistische verleiding weerstaan om dit archiefbestand louter door het prisma van de 'repressie' te observeren. Ook al hebben de meeste dossiers omwille van het takenpakket van de militaire rechtscolleges in de jaren 1944-1953 nu eenmaal betrekking op de bestraffing van de collaboratie, toch kadert een aanzienlijk deel binnen de meer algemene bevoegdheden van het militair gerecht (vb. de vervolging van misdrijven door militairen) of haar andere specifieke taken in de onmiddellijke naoorlogse periode (vb. de vervolging van misdrijven ten nadele van de geallieerde legers). Daarbij mogen we ook de naoorlogse context - Koude Oorlog, Belgische deelname aan de bezetting van Duitsland en de oorlog in Korea, dienstplicht, NAVO-operaties - niet uit het oog verliezen.
De documentatiedossiers hebben zowel betrekking op juridische interpretaties van wet- en regelgeving, als de concrete toepassing, op het terrein, van de voorgeschreven bepalingen en procedures. Vooreerst behandelen ze de gerechtelijke organisatie, sensu lato, van het militair gerecht in de periode na 1944. Daarbij gaat het dus om zowel het wettelijke kader als de eigenlijke inrichting van de krijgsauditoraten, krijgsraden, en afdelingen van het Militair Gerechtshof en het auditoraat-generaal na de Bevrijding. Aspecten zoals de personeelsadministratie (o.a. rekrutering, statuten, weddes en vergoedingen, sociale zekerheid, onderscheidingen), beheer van de infrastructuur en van de roerende goederen, de boekhouding ('kleine uitgaven', begroting van Justitie) en de interne organisatie (dienstregelingen, richtlijnen) komen daarbij aan bod. De gerechtelijke taken en opdrachten van het militair gerecht (en het auditoraat-generaal in het bijzonder) hebben aanleiding gegeven tot het openen van dossiers betreffende allerlei begrippen, normen en procedures uit het straf-, burgerlijk en publiekrecht zoals beroep en voorziening in cassatie, verzet, verstek en weerspannigheid, samenhang, samenloop, het tarief in strafzaken, gerechtskosten, voorlopige hechtenis, voorwaardelijke invrijheidstelling, amnestie, maar ook het beroepsgeheim, de verkeerswetgeving of het taalgebruik in administratieve en gerechtszaken. De dossiers documenteren uiteraard de 'traditionele' bevoegdheden van de militaire rechtscolleges met betrekking tot militairrechtelijke misdrijven en/of misdrijven gepleegd door militairen, onder meer inzake de kwalificatie, het onderzoek, de rechtspleging, de bestraffing en de eigenlijke uitvoering. De specifieke historische context van de Tweede Wereldoorlog heeft de productie veroorzaakt van dossiers over welbepaalde juridische concepten (staat van beleg, staat van oorlog, buitengewone machten, terugbrengen van het leger op vredesvoet, oorlogsbuit, volkomen bevrijding van het grondgebied), administratieve en veiligheidsmaatregelen (verduistering, verbod op fotograferen, opeisingen, bescherming van militaire duiven), categorieën personen (krijgsgevangenen, politieke gevangenen, gerepatrieerden, geallieerde militairen), enz. De hoeveelheid aan dossiers die verband houden met alle mogelijke aspecten van de zgn. 'repressie' is, gezien de uitgebreide competenties van de militaire rechtscolleges inzake de vervolging van misdaden en wanbedrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat, geen verrassing. De dossiers behandelen niet alleen de evolutie van de bevoegdheden en modaliteiten van rechtspleging in dit soort zaken, of aspecten zoals genade, verjaring, verval van de publieke vordering door transactie, de bijzondere verbeurdverklaring, het verval van nationaliteit en politieke- en burgerrechten, maar ook het concrete onderzoek, de vervolgingsprioriteiten en bestraffing van de diverse collaboratievormen. Vooral de economische collaboratie is, gezien de centrale, aansturende rol van het auditoraat-generaal op dit vlak, (140)
in aantal dossiers en volume erg goed vertegenwoordigd. Het vermelden waard zijn eveneens de (sub)rubrieken betreffende o.a. de interneringen (rubriek N), de epuratie inzake burgertrouw (Z/241), het sekwester (M/4), de situatie in de Oostkantons (Z/238). De documentatiedossiers van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen reflecteren verder de bijkomende taken die in de naoorlogse periode aan het militair gerecht werden toevertrouwd - zie bijvoorbeeld de dossiers inzake de vervolging van oorlogsmisdaden (G/5) of de bescherming van de geallieerde legers (bijna de volledige rubriek C). De dossiers die geen betrekking hebben op de vervolging van de collaboratie beschrijven onder meer de Belgische bezetting van Duitsland (zie o.a. D/2-15), de oprichting van een krijgsraad bij de fractie van het leger in Belgisch Congo (Z/472), het vrijwilligerskorps voor de oorlog in Korea (Z/504), de oprichting van de NAVO (Z/537), de plannen voor een Europese Defensiegemeenschap (Z/521), enz.
Enkele opmerkingen voor wat de eigenlijke stukken betreft. Ten eerste bevat een groot aantal dossiers briefwisseling met bijvoorbeeld de krijgsauditeurs, de ministeries (logischerwijs hoofdzakelijk Justitie en Landsverdediging), lokale en gerechtelijke politiediensten, centrale administraties en gedecentraliseerde overheidsdiensten (o.a. gevangenissen en interneringscentra), de civiele rechtsmachten, de staatsveiligheid, het leger, de rijkswacht, ... alsook met particuliere personen en organisaties. In heel wat gevallen gaf een ontvangen verzoek tot inlichtingen of statistieken, een klacht of vraag om verduidelijking rechtstreeks aanleiding tot het openen van een dossier. Ten tweede zijn in de dossiers vaak omzendbrieven van de auditeur-generaal aan te treffen. De enkele honderden dossiers die specifiek handelen over een bepaalde circulaire bevatten naast de uiteindelijke gedrukte en verzonden omzendbrief meestal ook kladversies, concepten en minuten, en relevante briefwisseling, zodat het vaak mogelijk wordt om de opeenvolgende ontwikkelingsstadia van de tekst met elkaar te vergelijken. De dossiers kunnen ten derde stukken bevatten die al dan niet op beknopte wijze verslag uitbrengen over een bepaalde zaak of onderwerp. We denken daarbij niet alleen aan de befaamde overzichtsnota's over de werking van het militair gerecht (zie inventarisnrs. 2078-2087) of stukken in verband met het beantwoorden van parlementaire vragen (doorgaans in subrubriek Z/34). De aangetroffen processen-verbaal, verslagen, nota's en dergelijke zijn des te interessanter wanneer het gaat om bijzondere gevallen, vertrouwelijke kwesties, zaken met een lokaal karakter, of gebeurtenissen tijdens de bezetting waarover vandaag wellicht nog weinig informatie te vinden is. (141)
Ten vierde kan de gebruiker in bepaalde dossiers verslagen, staten, lijsten en andere stukken vinden waarin informatie op bijzonder geordende en/of synthetische wijze wordt gepresenteerd. We denken bij uitstek aan allerlei periodieke statistieken over de zaken behandeld door de krijgsauditoraten en krijgsraden in verband met misdaden en wanbedrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat (zie o.a. inventarisnrs. 531-546) of inbreuken ten nadele van de geallieerde legers (zie inventarisnrs. 217-223), maar bijvoorbeeld ook aan de maandelijkse overzichten van de "affaires importantes" die ter zitting waren vastgesteld (zie inventarisnrs. 3148-3231).
Originele archiefstukken niet afkomstig van het auditoraat-generaal komen af en toe voor in de dossiers. Doorgaans gaat het om stukken daterend uit de bezettingsperiode en gevormd door Duitse diensten of collaborerende personen of organisaties, die in beslag zijn genomen en bij de dossiers zijn gevoegd als een vorm van documentatie. Subrubriek Z/58 (inventarisnr. 2469) bevat bijvoorbeeld stukken van de 3de Algemene Directie - Algemene Rijkspolitie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (periode 1942-1944). Daarnaast bevatten enkele dossiers stukken die oorspronkelijk gevormd zijn door het Hoog Commissariaat voor 's Rijks Veiligheid (HCRV). Dit is deels te verklaren vanuit de dubbele functie van auditeur-generaal Walter Ganshof van der Meersch, die toen ook aan het hoofd stond van het HCRV. (142)
Het archief van dit orgaan zou na haar vereffening overigens zijn overgemaakt aan de Dienst voor Algemene Onderrichtingen. (143)
Voor de volledigheid noteren we nog de aanwezigheid van documentatiemateriaal zoals krantenknipsels, uittreksels uit het Staatsblad (vnl. van wetten, koninklijke, ministeriële en regentsbesluiten, besluitwetten), brochures, pamfletten, enz.
Ten slotte mag de gebruiker niet vergeten dat ook de dossieromslagen zelf nuttige informatie bevatten. Ze vermelden naast de archiefcode en de beschrijving van het dossier ook eventuele eigentijdse en latere kruisverwijzingen, en doorgaans de naam van de magistraat die de kwestie behandelde. (144)

Taal

De stukken zijn hoofdzakelijk in het Frans en het Nederlands opgesteld. Een aantal dossiers bevatten documenten in het Engels of het Duits.

Selecties en vernietigingen

Er werden geen vernietigingen uitgevoerd.
Een blik op de beschrijvingen in voorliggende inventaris leert dat het bestand hiaten kent. Er ontbreken zowel volledige (sub)dossiers als stukken binnen de dossiers. De voornaamste reden hiervoor is de relatief verregaande herbestemming, van afzonderlijke stukken tot volledige (sub)dossiers, na de afschaffing van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen eind 1953. Het lijkt erop dat men vanaf eind 1953-begin 1954 begonnen is met het uitkammen van de 'instructions générales' om documenten met blijvende relevantie te herklasseren. In veruit de meeste gevallen kwamen ze terecht in de DOC-dossiers van de latere Documentatiedienst. Waarschijnlijk bleven de dossiers/stukken beschouwd als zijnde 'afgehandeld' of te zeer gelinkt aan één bepaalde zaak in de oorspronkelijke dossiers achter. Daar zit een functionele logica achter: hoewel sommige bevoegdheden en concrete activiteiten in de onmiddellijke naoorlogse periode eigen waren aan de repressie van de collaboratie, behield het militair gerecht uiteraard haar traditionele kerntaken en bevoegdheden. Een zorgvuldig uitgebouwde administratieve en juridische documentatie bleef daarom ook in de post-repressieperiode - en in volle Koude Oorlog - essentieel. (145)
De dossiers uit subrubriek G/22 (inzake "amnestie") zijn bijvoorbeeld volledig leeggehaald. De stukken zijn terug te vinden in het dossier DOC A 130/2 e.v. van de Documentatiedienst dat op dit thema betrekking heeft. In het geval van subrubriek Z/323 zien we dat enkel "interessante" stukken werden verplaatst naar DOC D 147 en D 185. Aantekeningen op de omslag geven de opdracht het dossier "te klasseren in de archieven", vermits het "enkel dubbels, minuten en weinig belangrijke nota's" meer bevatte. (146)
In totaal zijn van ongeveer 27% van de dossiers beschreven in deze inventaris stukken naar een DOC-dossier overgebracht. (147)
Ongeveer 19% is zelfs volledig leeggehaald, waardoor in dit bestand slechts een dossieromslag is overgebleven. Aan de hand van de notities op de dossieromslagen kunnen we afleiden dat tot minstens begin jaren 1980 stukken uit de "IG's" werden gelicht en om te worden verplaatst naar een dossier van de Documentatiedienst.
In een aantal gevallen kregen de uit de 'instructions générales' verplaatste stukken een andere bestemming dan de DOC-dossiers - meestal naar de andere administratieve 'bureaus', de bibliotheek, of de latere zgn. Administratieve Diensten van het auditoraat-generaal.
Bepaalde hiaten in de (sub)rubrieken en (sub)dossiers zijn echter moeilijker te verklaren. Sommige verwachte maar in het huidige klassement ontbrekende rubrieken zijn indertijd mogelijk gewoon niet toegekend om verwarring te vermijden, omdat de toenmalige diensten van het auditoraat-generaal al reeksen dossiers beheerden met hetzelfde prefix in de archiefcode - zie bijvoorbeeld de dossiers met prefix "O" of "Q." (148)
Wat ontbrekende dossiers betreft: een aantal zijn ongetwijfeld geherklasseerd (met inbegrip van de dossieromslag), ontleend en niet meer teruggebracht, of eenvoudigweg zoekgeraakt. Een treffend voorbeeld zijn de notulen van de periodieke vergaderingen van de krijgsauditeurs op het auditoraat-generaal (1944-1950). Op basis van de steekkaarten verwachten we bijna 52 dossiers in subrubriek Z/11, maar in realiteit is slechts één omslag overgebleven. (149)
Het is goed mogelijk dat stukken na raadpleging - door externen maar ook door de magistraten van het auditoraat-generaal - niet meer op de juiste plaats zijn geklasseerd. Het is bijvoorbeeld bekend dat auditeur-generaal Gilissen bij het voorbereiden van een overzichtswerk over de repressie op een bepaalde moment dossiers van verschillende diensten in een eigen 'klassement' heeft samengebracht. (150)
In het kader van de ontsluiting van de archieven van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen moesten bepaalde van de oorspronkelijke aan het CegeSoma overgemaakte bundels afgezonderd worden. Het bleek immers te gaan om dossiers die geen deel uitmaakten van het archief van de dienst, omdat ze (1) gevormd zijn door andere diensten van het auditoraat-generaal, (2) dateren uit zowel de repressieperiode, de bezetting, het interbellum en zelfs de vroege 19de eeuw en/of (3) hoogstwaarschijnlijk lacunes vertonen en zullen moeten vervolledigd worden met de archieven van het militair gerecht die zich vandaag in Algemeen Rijksarchief 2 - Depot Joseph Cuvelier bevinden. Deze dossiers zijn op een bepaald moment samengebracht om als 'archieven' te worden beschouwd - archieven die omwille van de daarin behandelde principekwesties of administratieve zaken nog van nut konden zijn en waar men eventueel uit kon putten om de 'instructionsgénérales' en vooral de DOC-dossiers aan te vullen.
Vooreerst noteren we twee aparte reeksen dossiers met prefix "Q". (151)
De voorgedrukte omslagen dragen als titel "Question de principe" en vermelden dat het gaat om "Dossiers dans lesquels la question est traitée, décisions judiciaires, etc." Deze principedossiers werden door (of voor) de auditeur-generaal bijgehouden, en vormen dus mogelijk een soort functionele voorloper van de 'instructions générales'. (152)
De eerste en grootste reeks dateert uit de periode ca. 1866 - mei 1940. Hoewel de Q-dossiers die in 2003 aan het CegeSoma zijn overgemaakt en in dit bestand werden aangetroffen wellicht de bulk vormen van dit oorspronkelijke Q-klassement, is deze reeks onvolledig om twee redenen. Ten eerste heeft de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog de dossiers aangeslagen en voor zijn eigen doeleinden gebruikt. (153)
Sommige dossiers zijn naar Duitsland vervoerd om vervolgens door de zegevierende Sovjettroepen in beslag te worden genomen. Uiteindelijk werden ze in 2002 naar het Algemeen Rijksarchief overgebracht waar ze deel uitmaakten van het zgn. "Moskou-archief". In 2016 zijn ze (grotendeels) naar Algemeen Rijksarchief 2 - Depot Joseph Cuvelier overgebracht. (154)
Idealiter wordt de reeks in de toekomst herenigd met de door de bezetter geroofde dossiers. Ten tweede zijn ook heel wat stukken uit de Q-dossiers vanaf eind 1953 - begin 1954 naar de DOC-dossiers overgebracht. (155)
De tweede reeks Q-dossiers dateert uit de bezettingsperiode en kadert in de werkzaamheden van de Service des Archives des Juridictions militaires van Paul Anspach (cfr. supra). Anspach kende, als eerste substituut van de auditeur-generaal, ongetwijfeld het vooroorlogse Q-klassement en heeft wellicht daarom een soortgelijk systeem bijgehouden.
Een tweede groep afgezonderde bestanddelen wordt opnieuw gevormd door twee reeksen dossiers, ditmaal met prefix "P". (156)
De P-dossiers uit de eerste en meest omvangrijke reeks dateren uit de periode 1830-1940 en zijn waarschijnlijk onvolledig. Ze lijken eerder betrekking te hebben op de administratieve en toezichtsfuncties van het auditoraat-generaal: de dossiers behandelen immers vooral personeelszaken (benoeming, aanwerving, pensionering) maar ook de boekhouding, het beheer van de gebouwen en roerende goederen, allerlei onregelmatigheden, ... van de krijgsauditoraten en het Militair Gerechtshof. (157)
De tweede reeks P-dossiers is duidelijker te kaderen. Het gaat om dossiers gevormd door de afdeling van het auditoraat-generaal te Luik, voor de periode 1945-1949. Deze reeks dossiers is nagenoeg volledig.
Ten derde werden bij de dossiers van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen een aantal dossiers en losse stukken aangetroffen die afkomstig zijn van andere diensten van het auditoraat-generaal (o.a. de Documentatiedienst, de Dienst van het Vervoer, ...). (158)
Het gaat om stukken die overduidelijk verkeerd geklasseerd waren of door onbekende omstandigheden in het bestand zijn terechtgekomen. Ze werden afgezonderd om in de juiste reeksen bewaard in Algemeen Rijksarchief 2 - Depot Joseph Cuvelier te worden geïntegreerd.
Ten vierde noteren we het (terug) afzonderen van een aantal dossiers oorspronkelijk afkomstig uit het zgn. "Deelarchief Auditoraat-generaal. Algemene documentatie/overtuigingsstukken (zgn. archief kelder) en varia" (voormalige referentie AA 1912). Dit bestand werd tegelijk met de 'instructions générales' aan het CegeSoma overgemaakt. Waarschijnlijk zijn deze dossiers in de nasleep van een eerste voorlopige ontsluiting (in de jaren 2004-2018?) in het voorliggende bestand ingevoegd, omdat men er van uitging dat het om afgedwaalde stukken ging. Sommige dossiers moeten inderdaad hoogstwaarschijnlijk tot de documentatiedossiers van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen behoord hebben en werden daarom in dit bestand geïntegreerd (cfr. supra). (159)
Omwille van een gebrek aan duidelijk, onomstotelijk bewijs van archiefvorming door de hier beschreven dienst hebben we andere dossiers echter terug afgezonderd. (160)
Ten slotte vermelden we nog, voor de volledigheid, dat in de ca. 1400 s.m. aan documenten overgebracht in 2016-2017 naar Algemeen Rijksarchief 2 - Depot Joseph Cuvelier wellicht nog dossiers zitten die afkomstig zijn van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen. We vermoeden dat het onder meer gaat om dossiers die door auditeur-generaal Gilissen (of andere magistraten) werden opgevraagd. Aangezien op dit moment een totaaloverzicht van deze varia ontbreekt, en hun archivalische context en samenhang evenmin gekend is, werd ervoor gekozen om ze niet in voorliggende inventaris op te nemen. (161)

Toekomstige aangroei/aanvullingen

De aangroei van nieuwe dossiers is uitgesloten. De Dienst voor Algemene Onderrichtingen werd in 1953 opgeheven. Haar overkoepelende structuur, het auditoraat-generaal, bestaat sinds 2004 niet meer. Omwille van de omvang en huidige staat van de archieven van het militair gerecht in het algemeen en van het auditoraat-generaal in het bijzonder, is het echter mogelijk dat toekomstige inventariseringsoperaties afgedwaalde dossiers aan het licht zullen brengen. Deze dossiers zullen in het bestand moeten worden gereïntegreerd.

Ordening

Inzake de ordening en beschrijving van dit archiefbestand zijn een aantal opmerkingen op hun plaats.
De dossiers werden opgemaakt en geklasseerd volgens een rubriekenstelsel. De rubrieken zijn te onderscheiden op basis van een hoofdletter, van A tot Z. De 'subrubrieken' die zich op het daaropvolgende niveau bevinden, dragen een alfanumerieke archiefcode bestaande uit de letter van de 'hoofdrubriek' gevolgd door een volgnummer. Elke subrubriek behandelt telkens een bepaald onderwerp - bijvoorbeeld "Dood met de kogel" (A/1), "Taalgebruik voor de militaire rechtscolleges" (E/11), "Kinderbescherming" (L/20), enz.
De subrubrieken bestaan op hun beurt uit één en meestal meerdere dossiers, die eveneens een alfanumerieke archiefcode dragen (vb. A/1-0, E/11-4, L/20-1) en elk een deelaspect van het overkoepelende onderwerp bestrijken. (162)
Binnen subrubriek E/11 bijvoorbeeld, waarin het gebruik van de landstalen in de rechtspleging van de militaire rechtbanken wordt behandeld, heeft dossier E/11-1 betrekking op de toepassing van art. 18 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, bevat dossier E/11-6 rechtspraak over de kwestie van het taalgebruik, enz. De dossiers van één subrubriek werden indertijd doorgaans, en voor zover hun omvang het toeliet, gegroepeerd in een omslag van rood karton. Ten slotte kunnen de dossiers op hun beurt onderverdeeld zijn in subdossiers, en dit tot op meerdere dieperliggende niveaus - zie bijvoorbeeld archiefcodes als D/3-13-9-25-10-9-3-2 (onder inventarisnr. 348). De (sub)dossiers zijn meestal te herkennen aan hun blauwgroene omslagen. Vanaf eind jaren 1940 - begin jaren 1950 werden ze verpakt in okergele omslagen.
De inhoudelijk overlappende rubrieken en subcategorieën, de vele kruisverwijzingen, opgeheven en samengevoegde dossiers, dubbele nummers, ... tonen aan dat dit systeem in de praktijk steeds een work in progress was. Het gaat hier om een organisch geheel ontwikkeld in een periode waarin de institutionele omvang en de grootte van het takenpakket van het militair gerecht op enkele jaren tijd fors toenam om vervolgens sterk teruggebracht te worden. (163)
De wel erg brede rubriek Z was waarschijnlijk voorbehouden voor alle 'varia', of werd mogelijk gebruikt als een soort tijdelijke rubriek. De totale omvang en grote variatie aan onderwerpen van de Z-dossiers illustreert op treffende wijze de limieten van dit type ordeningsstelsel. (164)
De gebruiker moet dus rekening houden met het feit dat dit systeem niet onfeilbaar is. Wat de ordening betreft, heeft dit onder meer als gevolg dat sommige subrubrieken bestaan uit slechts een handvol of zelfs helemaal geen dossiers. (165)
Daartegenover staan subrubrieken en dossiers die uiteenvallen in een cascade van soms vele honderden (sub)dossiers op verschillende niveaus.
Bovenstaande oorspronkelijke ordening van de stukken is bewaard gebleven. Slechts een handvol afgedwaalde dossiers moest verplaatst worden naar de juiste positie in het klassement. Losse stukken die zich niet in een aparte originele omslag bevonden werden, tenzij in uitzonderlijke gevallen, apart beschreven en geordend tussen de dossiers waarin ze aangetroffen werden. Ondanks alle kanttekeningen gaat het om een relatief goed gestructureerd geheel waar de gebruiker snel mee aan de slag kan. De ordeningsstructuur zelf geeft ons bovendien inzicht in de concrete modus operandi van het militair gerecht in deze periode, haar institutionele cultuur en de manier waar zij met informatie omging. De identificatie van de rubrieken zelf bleek echter een probleem. Een ordeningsplan moet wellicht bestaan hebben, maar we vonden geen dergelijk instrument terug. Aan de hand van de onderliggende beschrijvingen kan ongeveer afgeleid worden naar welk domein de rubriek verwees. (166)
Wat redactionele vormen betreft gaat het hoofdzakelijk om dossiers, ook al tasten de archiefbestanddelen de uiterste grenzen van de klassieke definitie af. (167)
Omwille van de leesbaarheid (en volledig in de gedachte van de ISAD(G)-norm) werd besloten om niet telkens "Dossier betreffende..." aan de bestaande beschrijvingen toe te voegen. De redactionele vorm van nagenoeg het hele bestand wordt weergegeven in de titel van de tweede afdeling van deze inventaris.
De stukken zelf zijn om pragmatische redenen en voor het gemak van de gebruiker consequent beschreven tot op het niveau van het 'dossier' - met andere woorden, tot op het niveau waarin de archiefcodes de volgende vorm hebben: A/9-11, H/2-14, Z/0-18. De subrubriek fungeert daarbij als 'koepel' waaronder de resp. dossiers gegroepeerd worden. Subrubriek A/9 (inventarisnrs. 46-74) bevat met andere woorden dossiers A/9-0, A/9-1, A/9-2 enz. Onderliggende subdossiers werden niet afzonderlijk beschreven en kunnen worden teruggevonden in het bovenliggende dossier. Zo bevat dossier A/1-4 (inventarisnr. 5) logischerwijs alle subdossiers, in dit geval van A/1-4-0 tot en met A/1-4-12. Enkel wanneer de subdossiers te volumineus waren om als één inventarisnummer te beschrijven (en te verpakken), hebben we gebruik gemaakt van een tweede niveau van 'koepelbeschrijving'. Het omvangrijke dossier G/1-5 bijvoorbeeld is weergegeven door middel van een dergelijke koepelbeschrijving (inventarisnrs. 705-708); de vier 'deelbeschrijvingen' geven weer dat dit dossier uiteenvalt uit subdossiers G/1-5-1 tot en met G/1-5-6. Wanneer een subrubriek ten slotte slechts één dossier bevatte, zoals bijvoorbeeld subrubriek B/20 (inventarisnr. 160), hebben we voor de overzichtelijkheid de beschrijving van deze subrubriek behouden. De titel van het enige dossier werd dan opgenomen in een opmerking bij de beschrijving. Bovenstaande methode is volgens ons te verantwoorden door de textuur van het bestand: veruit de meeste dossiers kunnen vrij eenvoudig op deze manier beschreven worden.
Uit pragmatische en inhoudelijke overwegingen, en om het opzoekingswerk van de gebruiker te vergemakkelijken, zijn we qua beschrijving zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke titels van de dossiers gebleven (168). De eigentijdse toegangen verwijzen immers rechtstreeks naar deze titels, en bovendien leren de gekozen termen, het taalgebruik, weergegeven of achterwege gelaten informatie ons iets over de toenmalige sociale, institutionele en ideologische context. Denken we maar aan het gebruik van het Franstalige begrip cantons rédimés voor de Oostkantons (169)
of aan nog meer beladen termen zoals "journaux embochés". (170)
Dit argument geldt des te meer omdat de titels vaak integraal termen of uitdrukkingen overnemen uit de nota's, omzendbrieven, briefwisseling en andere stukken die aanleiding gaven tot het openen van het dossier. Het bovenstaande betekent echter niet dat de Franse dossiertitels zonder meer zijn vertaald. De beschrijvingen werden waar mogelijk ingekort o.a. door het gebruik van acroniemen (171)
of het weglaten van repetitieve beleefdheidsformules. (172)
Daarnaast werden de titels van de rubriek en de subrubriek niet herhaald in de beschrijving, op voorwaarde dat geen verwarring mogelijk was. (173)
Ten slotte zijn sommige uitzonderlijk lange dossiertitels samengevat, voor de overzichtelijkheid maar ook omdat de omvang van de beschrijving vaak niet in verhouding stond tot de effectief bewaarde stukken. (174)
Tikfouten en andere overduidelijke vergissingen werden gecorrigeerd, net als de meest storende archaïsmen in het Nederlands. (175)
Bijzondere aandacht werd gegeven aan wet- en regelgevende teksten (176)
maar vooral aan de omzendbrieven, een voor de geschiedenis van het militair gerecht en de 'repressie' in het algemeen essentiële reeks. De correcte, eigentijdse Nederlandstalige titel, nummering en datum van afkondiging werd waar nodig opgezocht, ook wanneer ze afweken van de oorspronkelijke titel van het dossier waarin de omzendbrief behandeld werd. (177)
Ten slotte hebben we geprobeerd om specifieke redactionele vormen zo vlot mogelijk te vertalen. (178)
We zijn ervan overtuigd dat met bovenstaande aanpassingen een evenwicht gevonden is tussen overzichtelijkheid en leesbaarheid enerzijds, en het behoud van de historisch-archivalische context anderzijds.
Het beschrijvingselement inzake de omvang van de stukken werd pragmatisch geïnterpreteerd. Bij dossiers waarvan geen enkel stuk bewaard bleef, verwijst de omvang (1 stuk, 1 omslag, ...) naar de lege rode en/of blauwgroene omslagen die wel zijn overgebleven. Deze eigentijdse omslagen vermelden vaak interessante gegevens (cfr. supra), zoals de latere bestemming van de stukken uit het dossier. Bij de overige dossiers (degene die niet of niet volledig zijn leeggehaald) werden, zoals gebruikelijk, de omslagen niet meegeteld als 'stuk'. Deze misschien onorthodoxe methode moet onduidelijkheid vermijden: een dossier dat als "leeg" wordt omschreven maar in omvang toch "1 omslag" bedraagt, kan inderdaad tot verwarring leiden bij de gebruiker.
Ten slotte nog een opmerking over de weergegeven kruisverwijzingen en de referenties naar andere archiefbestanden van het auditoraat-generaal. Naar analogie met het gehanteerde beschrijvingsniveau (cfr. supra) hebben we zo consequent mogelijk de verwijzingen bijgehouden op subrubriek- en dossierniveau, en meer bepaald op het meest gepaste niveau (cfr. de ISAD(G)-principes). De gebruiker weze echter gewaarschuwd dat de verschillende niveaus soms licht afwijkende referenties bevatten, wellicht als gevolg van de herklasseringsoperatie vanaf de vroege jaren 1950. (179)
Om evidente redenen konden we niet systematisch de verwijzingen naar de DOC-dossiers controleren. Wie zekerheid wenst omtrent de uiteindelijke bestemming van de stukken uit een leeg dossier, raadpleegt best zowel de steekkaarten als de eigenlijke lege (sub)dossiers.

Voorwaarden voor de raadpleging

Archiefstukken ouder dan 100 jaar zijn vrij raadpleegbaar.
Raadpleging van stukken jonger dan 100 jaar vereist de voorafgaande schriftelijke toelating van het College van procureurs-generaal. (180)
Een gemotiveerde aanvraag tot inzage dient gericht te worden aan het College van procureurs-generaal, Waterloolaan 76 te 1000 Brussel. Na goedkeuring door het College kunnen de gewenste stukken geraadpleegd worden in de leeszaal van het Algemeen Rijksarchief 2 - Depot Joseph Cuvelier.

Voorwaarden voor de reproductie

Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief. (181)
Ook voor het maken of verkrijgen van reproducties is de voorafgaande schriftelijke toelating van het College van procureurs-generaal vereist (cfr. supra).

Toegangen

De op archiefcode geordende lijsten, samengebracht in delen (inventarisnrs. 4200-4204), vormden waarschijnlijk de vroegste toegang op de dossiers. Het lijkt er echter op dat deze methode al snel werd vervangen door een alfanumerieke lijst (inventarisnrs. 4205-4215) met een thematische index (inventarisnrs. 4216-4221) in de vorm van steekkaarten. Vooral de alfanumerieke lijst vormt de belangrijkste eigentijdse toegang op de dossiers. In principe lijkt voor elk (sub)dossier, van het meest algemene tot op het allerlaagste niveau, een steekkaart te zijn opgesteld. Het gaat dus om een erg gedetailleerde nadere toegang die precieze opzoekingen binnen de dossiers mogelijk maakt, wat vooral bij het navigeren van de meer omvangrijke (sub)rubrieken een groot voordeel is. Wanneer een dossier al dan niet volledig naar andere administratieve diensten en afdelingen van het auditoraat-generaal was overgebracht, bevat de bijhorende steekkaart (meestal) een verwijzing naar de uiteindelijke bestemming. Dit is vooral nuttig voor het terugvinden van de stukken die naar de zgn. DOC-dossiers van de latere Documentatiedienst van het auditoraat-generaal zijn overgebracht.
De steekkaartensystemen blijken echter niet volledig sluitend te zijn. Vooreerst stelden we vast dat vandaag niet voor elk (sub)dossier een bijhorende steekkaart voorhanden is. Voor subrubriek Z/17, die zes inventarisnummers telt voor een totale omvang van vier pakken en twee omslagen, bestaat bijvoorbeeld slechts één steekkaart. De onderliggende (sub)dossiers zijn niet opgelijst. (182)
De reeds vermelde bestaande hiaten in het bestand (cfr. supra) hebben als bijkomend gevolg dat niet voor elke bestaande steekkaart het corresponderende dossier is overgebleven. Wat de kruisverwijzingen betreft is het systeem evenmin honderd procent waterdicht: het komt voor dat een dossier verplaatst werd zonder dat de nieuwe bestemming op de corresponderende fiche werd aangegeven.
Naar aanleiding van de overbrenging in 2003 werd een plaatsingslijst meegegeven, die echter onvolledig was en zich grotendeels beperkte tot de titels van de subrubrieken. (183)
In 2013 werd bepaalde informatie aanwezig op de alfanumerieke steekkaarten (i.c. de archiefcode en de titel van de dossiers) overgenomen in een staat die tot voor kort diende als voornaamste toegang op het bestand. (184)
Deze toegang werd onder meer online via de Pallas-catalogus ter beschikking gesteld. Voorliggende inventaris vervangt deze lijst.

Aanwijzingen voor het gebruik

De dossiers van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen zijn, gezien de centrale positie van het auditoraat-generaal en haar specifieke taken in de onmiddellijke naoorlogse periode, het product van een concentratieproces. Ze beslaan het volledige actieterrein van het militair gerecht en kennen vaak een hoge informatiedichtheid. Deze dossiers vormen daarom een goudmijn voor onderzoekers en nodigen eveneens uit tot heuristische creativiteit. De documentatiedossiers laten de gebruiker immers toe om vanuit een centraal punt verder uit te waaieren naar het niveau van de krijgsauditoraten, krijgsraden, en verder. Zo kunnen ze, mits wat geluk, dienen als een soort bijkomende 'toegang' op de honderdduizenden dossiers van de militaire rechtscolleges. Op basis van de stukken in subrubriek Z/235 (zie inventarisnrs. 3148-3231) kan men bijvoorbeeld snel de dossiers terugvinden van zaken die de krijgsauditeurs zelf "belangrijk" achtten. De briefwisseling in dossier H/5-23 (inventarisnrs. 1309-1321) maakt het dan weer mogelijk om na te gaan over welke personen, die een aanvraag tot erkenning als burgerlijk weerstander of weerstander door de sluikpers hadden ingediend, een gerechtelijk onderzoek werd geopend. Om het overzicht niet te verliezen houdt de gebruiker best steeds de overkoepelende structuur (rubriek, subrubriek, dossier, subdossier(s)) in het achterhoofd, gezien de verschillen in detail van de oorspronkelijke dossierbeschrijvingen (d.w.z. op de omslagen en de steekkaarten).
Dossiers in verband met specifieke onderwerpen kunnen opgespoord worden via de hierboven vermelde thematische index. De gebruiker moet er rekening mee houden dat de steekkaarten verwijzen naar de oorspronkelijke Franse titels. Met andere woorden, wie zoekt naar dossiers over de aanpak van dronkenschap moet niet kijken bij de letter 'D' (inventarisnr. 4217) maar wel bij de 'I' van ivresse (inventarisnr. 4218). De steekkaarten die geordend zijn volgens archiefcode (inventarisnrs. 4205-4215) zijn vooral nuttig om snel te evalueren of een bepaald subdossier verborgen in één van de tussenniveaus interessant is voor de gebruiker. Dit is vooral van belang voor de meer omvangrijke dossiers, waarbij de beschrijving enkel de archiefcodes van de resp. subdossiers vermeldt (cfr. supra).
De kruisverwijzingen weergegeven in opmerking bij de beschrijvingen verdienen de nodige uitleg. We benadrukken vooreerst dat het gaat om informatie die zich op de omslagen bevond. Om technische en pragmatische redenen konden deze verwijzingen niet geverifieerd worden; het is dus mogelijk dat de referenties verwijzen naar een dossier dat op zijn beurt achteraf werd geherklasseerd, opgeheven, enz. De interne kruisverwijzingen naar andere dossiers van de Dienst zijn vrij evident; onze beschrijving vermeldt dan ook het corresponderende inventarisnummer. Sommige dossieromslagen verwijzen naar min of meer eigentijdse reeksen dossiers van de overige administratieve diensten en andere toenmalige afdelingen van het auditoraat-generaal, met name het 1ste, 2de, 3de en 4de Bureau, de bibliotheek, de Centrale Dienst voor Documentatie en de Centrale Dienst voor Oorlogsmisdaden. Het gaat onder meer om dossiers met alfanumerieke archiefcodes beginnend met "MIL" en "O" (administratieve dossiers inzake resp. militairen en officieren), "DIV" (divers), "CI" (collaboration industrielle), enz. (185)
Andere dossiers refereren aan reeksen gevormd voor of na de eigenlijke vorming van de in deze inventaris beschreven dossiers. Het gaat in de eerste plaats om verwijzingen naar de DOC-dossiers van de Documentatiedienst van het auditoraat-generaal (cfr. supra). We hebben voor het gemak van de gebruiker een onderscheid gemaakt tussen dossiers die volledig zijn leeggehaald en dossiers die nog enkele stukken bevatten. In het laatste geval kan het gaan van slechts één summiere aantekening tot een dik pak stukken waar mogelijk slechts een handvol documenten uit werden gelicht. De vrij systematische herklassering impliceert dat de gebruiker voor bepaalde onderwerpen ook het corresponderende DOC-dossier zal moeten raadplegen. Naast de DOC-codes vinden we af en toe ook referenties naar de hierboven vermelde reeks principe- en documentatiedossiers met prefix "Q", wellicht gevormd door (of voor) de auditeur-generaal vanaf midden 19de eeuw tot en met mei 1940. (186)
De "SA"-codes refereren ten slotte naar de vanaf begin jaren 1950 geopende dossiers van de zgn. Administratieve Diensten (Services Administratifs) van het auditoraat-generaal. (187)
Op moment van schrijven kunnen, gezien de huidige stand van de ontsluiting van de archieven van het auditoraat-generaal, niet al deze dossiers teruggevonden worden. Andere reeksen zijn wellicht gedeeltelijk vernietigd. (188)
De gebruiker wordt aangeraden om met de integrale code én de eventuele verwijzing naar de dienst contact op te nemen met de afdeling van het Rijksarchief waar deze dossiers bewaard worden (cfr. infra).

Documenten met een verwante inhoud

De archieven gevormd door het militair gerecht in het algemeen en het auditoraat-generaal in het bijzonder vormen een vanzelfsprekende aanvulling op de dossiers beschreven in deze inventaris. Wat het auditoraat-generaal betreft bevinden ze zich vandaag integraal in het Algemeen Rijksarchief 2 - Depot Joseph Cuvelier (ARA2). Een gedetailleerd overzicht van de daar bewaarde deelbestanden en reeksen is op moment van schrijven nog niet voorhanden. We overlopen in vogelvlucht de bestanden die contextueel of inhoudelijk de meeste verwantschap hebben met de dossiers van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen.
De omzendbrieven van de auditeur-generaal vormen een eerste, algemene bron die essentieel is voor het reconstrueren van het beleid van het militair gerecht. De bewaarde omzendbrieven dateren uit de periode ca. 1832-2004 en beslaan ruwweg zo'n 8 s.m. Ze zijn wellicht vanaf 1973 opgedeeld in twee reeksen, resp. de omzendbrieven die nog van kracht waren (reeks "en vigueur") en degene die geen nut meer hadden (en al dan niet uitdrukkelijk waren opgeheven) ("hors d'usage"). (189)
Binnen deze reeksen zijn de circulaires geordend op volgnummer.
Van groot belang zijn de stukken gevormd door de overige administratieve diensten van het auditoraat-generaal. Ze dateren uit de naoorlogse periode en hebben bijgevolg voornamelijk, zij het niet uitsluitend, betrekking op de vervolging van de collaboratie sensu lato. We vermelden hier o.a. de reeks Divers, de CI-dossiers (inzake industriële collaboratie), de reeks Espi en later W (inzake spionage), de dossiers betreffende de geallieerde bezettingszones, enz. In de meeste gevallen gaat het om individuele dossiers opgemaakt op naam van een persoon, groep personen of organisatie, of betreffende een bepaalde gebeurtenis. De algemene steekkaartenindex van het auditoraat-generaal met betrekking tot de 'repressie' fungeert als klapper voor heel wat van deze reeksen. (190)
Voor een aantal van deze bestanden wordt op moment van schrijven bovendien een volwaardige inventaris voorbereid. (191)
Het archief van de Centrale Dienst voor Oorlogsmisdaden (Service Central des Crimes de Guerre), een afzonderlijke dienst binnen het auditoraat-generaal opgericht in 1944, is ten slotte eveneens het vermelden waard. Het archief van deze dienst valt uiteen in reeksen thematische dossiers (over concentratiekampen en detentiecentra, Stalags, Duitse organisaties, bedrijven in Duitsland, slachtoffers enz.) en een serie individuele dossiers met betrekking tot vermeende oorlogsmisdadigers. Het gaat in totaal om ongeveer 25 s.m. Een inventaris wordt momenteel voorbereid. (192)
In ARA2 bevinden zich eveneens archieven van diensten en afdelingen van het auditoraat-generaal die eerder algemene functies vervulden of die pas na het afronden van de 'repressie' werden opgericht, maar die weldegelijk van groot belang zijn voor onderzoek naar deze periode. Bovenal moeten de dossiers van de Documentatiedienst (1953-2003) van het auditoraat-generaal vermeld worden, omdat ze veruit de belangrijkste aanvulling vormen op de dossiers van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen (1944-1953). De DOC-dossiers nemen ongeveer 179 s.m. in. Er bestaat een plaatsingslijst, (193)
al gebeurt het zoeken hoofdzakelijk op basis van twaalf indices die in totaal 64 lades met steekkaarten beslaan. (194)
Tussen de massa archiefstukken overgebracht in 2016-2017 uit het Justitiepaleis bevinden zich verder dossiers met archiefcode "S" (voor secrétariat) en "SA" (services administratifs). Een aantal dossiers beschreven in voorliggende inventaris verwijzen naar deze reeksen of werden er zelfs integraal in geherklasseerd. Op moment van schrijven is het nog niet duidelijk wat de precieze context en functie van deze dossiers is en of de reeksen al dan niet volledig zullen kunnen gereconstrueerd worden. Enkel voor de "S"-dossiers bestaat een (eigentijdse) plaatsingslijst.
Ten slotte vermelden we voor de volledigheid dat in 2018 een selectie van naslagwerken, boeken, tijdschriften, handleidingen en andere literatuur uit de bibliotheek van het auditoraat-generaal naar ARA2 is overgebracht. De overige werken bleven op het Justitiepaleis, waar ze door het College van procureurs-generaal ter beschikking gesteld werden aan de daar gevestigde magistraten en diensten.
Ook het CegeSoma bewaart op dit moment archieven afkomstig van het militair gerecht en het auditoraat-generaal in het bijzonder. Het gaat om in omvang doorgaans beperkte bestanden die van eind jaren 1960 tot midden jaren 2000 druppelsgewijs aan het Centrum in bewaring zijn gegeven. (195)
De komende jaren zal de herkomst van deze bestanden en hun band met de in ARA2 bewaarde archieven meer in detail geanalyseerd worden, en we zullen ons hier tot de meest relevante bestanden beperken. Ten eerste noteren we een deel van de archieven van de in september 1944 opgerichte Centrale Dienst voor Documentatie, met name de verslagen over allerlei collaboratiebewegingen opgesteld door Guillaume Jans, commissaris bij de Staatsveiligheid en officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de auditeur-generaal. (196)
Daarnaast vinden we in het Centrum ook heel wat archief terug dat in beslag was genomen bij allerlei groeperingen en personen verdacht van collaboratie. Deze stukken dienden, bijvoorbeeld, als documentatie voor de diensten van het auditoraat-generaal of als overtuigingsstukken bij de eigenlijke gerechtelijke onderzoeken en processen. (197)
Naast de archieven van het auditoraat-generaal mogen de militaire parketten alsook de rechtscolleges die zetelden in eerste aanleg en in beroep niet vergeten worden. De archieven van de krijgsauditoraten, krijgsraden en de afdelingen van het Militair Gerechtshof bevinden zich vandaag nog grotendeels in ARA2. (198)
De gerechtelijke en strafuitvoeringsdossiers, minuten van vonnissen en arresten, diverse types registers, ... maken het mogelijk om een zaak te volgen vanaf de eerste inschrijving in het notitieregister, over de beslissing om het dossier al dan niet naar de krijgsraad te verwijzen, naar de uiteindelijke rechtszitting(en), de strafuitvoering en verdere administratieve opvolging. De door het Rijksarchief gepubliceerde zoekwijzer (199)
en archiefgids helpen de gebruiker om tussen de verschillende bronnentypes te navigeren.
Gezien de uitdaging die de ordening en ontsluiting van de omvangrijke archieven van het militair gerecht inhoudt, is het erg waarschijnlijk dat in de toekomst bijkomende deelbestanden of reeksen geïdentificeerd zullen worden die complementair zijn met de zgn. 'instructions générales'. We raden de lezer dan ook aan om bij vragen steeds vooraf contact op te nemen met de bevoegde afdelingen van het Rijksarchief.
Afgezien van de archieven van het militair gerecht bevatten heel wat publiekrechtelijke archieven gegevens (vaak in de vorm van individuele dossiers) over van collaboratie verdachte en/of veroordeelde personen. De archiefgids Was Opa een Nazi? (200)
schetst een beknopt overzicht van het bestaande bronnenmateriaal en reikt praktische informatie aan over de raadpleging van deze stukken.
Het Hoog Commissariaat voor 's Rijks Veiligheid (1943-1945) speelde een cruciale rol bij het coördineren van de ordehandhaving van het land vlak na de Bevrijding. (201)
De archieven van dit orgaan (in totaal zo'n 24,5 s.m.) worden vandaag bewaard in het Algemeen Rijksarchief. Hun vermelding is des te relevanter gezien de benoeming van toenmalig auditeur-generaal Walter Ganshof van der Meersch tot Hoog Commissaris. Een inventaris wordt op moment van schrijven voltooid.
Het persoonsarchief van Ganshof van der Meersch ten slotte bevindt zich vandaag in het archief van de Université Libre de Bruxelles (afdeling Papiers personnels, referentie 180PP). Het bestand bevat naast stukken over het privéleven en de academische functies van Ganshof van der Meersch ook een belangrijk aantal stukken die betrekking hebben op zijn ambten van auditeur-generaal (1940-1947) en hoog commissaris voor 's Rijks veiligheid (1943-1945). Er bestaat een voorlopige toegang. (202)

Bibliografie

s.n., Geschiedenis van het Belgisch leger. Deel 2. Van 1920 tot heden, Brussel, 1988.
AERTS K., "Repressie zonder maat of einde?" De juridische re-integratie van collaborateurs in de Belgische Staat na de Tweede Wereldoorlog, Gent, 2014.
AERTS K., DROSSENS P., LAGROU P., LUYTEN D. en WILLEMS B., Was opa een nazi? Speuren naar het oorlogsverleden, Tielt, 2017.
DEPOORTERE R., La juridiction militaire en Belgique 1796-1998. Compétences et organisation. Production et conservation des archives (Miscellanea Archivistica Studia, 115), Brussel, 1999.
DESMET G., ELAUT G. en VAN DE WALLE J., De ontsluiting van de archieven van het militair gerecht: een eerste balans in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 2019, 49, 2-3, p. 136-148.
DROSSENS P., MARTENS C. en PICRON D., Archiefgids van het militair gerecht, Brussel, 2015.
GANSHOF VAN DER MEERSCH W., Réflexions sur la répression des crimes contre la sûreté extérieure de l'état belge. Discours prononcé par M. Ganshof van der Meersch, auditeur général, à l'Audience solennelle du 17 septembre 1946 et dont la Cour a ordonné l'impression, Brussel, 1946.
GANSHOF VAN DER MEERSCH W., Enkele juridische aspecten van de actie der regering tijdens de oorlog 1940-1944 in LUYCKX T., Liber amicorum August De Schryver Minister van Staat, Brussel, 1968, p. 393-433.
GILISSEN J., Étude statistique de la répression de l'incivisme, uittreksel uit Revue de Droit pénal et de Crimonologie, februari 1951.
GILISSEN J., La juridiction militaire belge de 1830 à nos jours in s.n., Akten van het Colloquium over de Belgische Krijgsgeschiedenis (1830-1980). Brussel, 26-28 maart 1980, Brussel, 1980, p. 467-489.
HUYSE L. en DHONDT S., Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België 1942-1952. Een update na dertig jaar, Leuven, 2020.
LUYTEN D. en MAGITS M., Aspecten van de werking van de krijgsauditoraten en de rekrutering van militaire parketmagistraten na de Tweede Wereldoorlog, in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1998, 28, 1-2, p. 203-226.
LUYTEN D. en KESTELOOT C., Repressie en gerechtelijke archieven: problemen en perspectieven, Dossier bij het Berichtenblad van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij nr. 38 (zomer 2003).
PLISNIER F., Les juridictions miliaires (Jalons de recherche, 31), Brussel, 2012.
SCHANDEVYL E., Walter Ganshof van der Meersch, een topmagistraat in zijn professionele en maatschappelijke context. Een kijk op het Belgische gerecht in de twintigste eeuw in Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 2011, 24, p. 97-133.
VAN HAECKE L., De archieven van het militair gerecht voor de studie van de repressie van collaboratie na de Tweede Wereldoorlog, in TALLIER P.-A. (red.), "Sortir de la deuxième guerre mondiale?" Entre oubli, indemnisation, reconstruction et répression. État des sources et de la recherche - "In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog" Tussen vergeten, vergoeden, heropbouw en repressie. Beschikbare bronnen en stand van het onderzoek (Studia, 131), Brussel, 2011, p. 75-100.
VAN HAECKE L., Repressie en epuratie. De bescherming van de uitwendige veiligheid van de Staat als politiek-juridisch probleem tijdens de Belgische regimecrisis (1932-1948), doctoraatsverhandeling, Universiteit Gent, 2014.
VELU J., Ganshof van der Meersch, Walter in Nouvelle Biographie Nationale, 7, Brussel, 2003, p. 145-150.
WEISERS M.-A., Juger les crimes contre les Juifs: des Allemands devant les tribunaux belges 1941-1951, doctoraatsverhandeling, Université Libre de Bruxelles, 2014.

Beschrijvingsbeheer

De dossiers van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen werden na hun overbrenging in 2003 niet in een volwaardige inventaris beschreven, wellicht gezien het bestaan van relatief gedetailleerde steekkaartensystemen. Bepaalde gegevens afkomstig van de steekkaarten werden overgetikt en samengebracht in een lijst die tot 2018 fungeerde als nadere toegang op de dossiers (cfr. supra). In dezelfde periode heeft Lieven Saerens bepaalde onderdelen uit het reeds vermelde bestand met de toenmalige referentie AA 1912 overgebracht naar de dossiers van de Dienst voor Algemene Onderrichtingen. (203)
De dossiers werden (grotendeels) voorlopig verpakt door Abdennasser Sari in 2015.
In de periode november 2018 - augustus 2019 werd het volledige bestand onder handen genomen door Gertjan Desmet. De stukken werden toen definitief geordend, beschreven, en herverpakt, en de inventaris voorzien van een uitgebreide algemene inleiding. Een aantal afgedwaalde dossiers geïdentificeerd door archivaris Jan Naert (ARA2) zijn in oktober 2022 en december 2023 in het bestand geïntegreerd.
Deze inventaris is conform de ISAD(G)-beschrijvingsstandaard.

Télécharger l'inventaire publié- Download de gepubliceerde inventaris

Lijst met afkortingen

Lijst met afkortingen

Lijst van de auditeurs-generaal bij het Militair Gerechtshof sinds de Tweede Wereldoorlog

Lijst van de auditeurs-generaal bij het Militair Gerechtshof sinds de Tweede Wereldoorlog

Concordans

Concordans

 4200Rubrieken A-D.1 deel
 4201Rubrieken E-N.1 deel
 4202Rubrieken P-Z.1 deel
 4203Rubrieken A-D.1 deel
 4204Rubrieken E-M.1 deel
 4205(Sub)rubrieken A/1 t/m D/3-6-11-1.1 kaartsysteem
 4206(Sub)rubrieken D/3-6-12 t/m D/3-46-48.1 kaartsysteem
 4207(Sub)rubrieken D/3-47 t/m G/1-21.1 kaartsysteem
 4208(Sub)rubrieken G/2 t/m G/2-5-20-887.1 kaartsysteem
 4209(Sub)rubrieken G/2-5-21 t/m G/5-78.1 kaartsysteem
 4210(Sub)rubrieken G/6 t/m L/5-3.1 kaartsysteem
 4211(Sub)rubrieken L/6 t/m P/22.1 kaartsysteem
 4212(Sub)rubrieken R/1 t/m Z/42-4.1 kaartsysteem
 4213(Sub)rubrieken Z/43 t/m Z/166.1 kaartsysteem
 4214(Sub)rubrieken Z/167 t/m Z/260-5.1 kaartsysteem
 4215(Sub)rubrieken Z/261 t/m Z/543.1 kaartsysteem
 4216Abandon de famille - Colson.1 kaartsysteem
 4217Commissariat au Rapatriement - Duwaerts.1 kaartsysteem
 4218École de Crimonologie et de Police scientifique - Ivresse.1 kaartsysteem
 4219Jackson - Ouvriers étrangers en Allemagne.1 kaartsysteem
 4220Pahl - Ruttiens.1 kaartsysteem
 4221Sabbe - Zwarte Raad.1 kaartsysteem
 4222Op familienaam van de beklaagde.1 kaartsysteem
 4223Op zittingsdatum.1 kaartsysteem