Inventaris van het archief van het parket van de procureur des Konings van Brussel, 1918-1985 (vnl. 1940-1985).

Archive

Name: Parket van de procureur des Konings.

Period: 1887-1985

Inventoried scope: 425 linear meters

Archive repository: State archives in Brussels (Forest)

Heading : Tribunals of First Instance and Public Prosecutor's Office

Inventory

Authors: Christophe Martens

Year of publication: /

Code of the inventory: I 71

...

Archiefvormer

Naam

Parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel.

Geschiedenis

De oorsprong van het huidige openbaar ministerie in België situeert zich in het revolutionaire Frankrijk op het breukvlak van de 18de en de 19de eeuw (1). Tot 1815 onderscheiden we vier regimes (de gerechtelijke organisatie van 1790, van het jaar III, van het jaar VIII en van 1810). Het Franse openbaar ministerie van het Ancien Régime, een symbool van vorstelijke absolutisme, werd door de Assemblée Constituante afgeschaft en vervangen door een louter gerechtelijk orgaan.
Een decreet van 8 mei-27 september 1790 (Décret concernant les officiers nommés aux fonctions de commissaires du Roi dans les tribunaux) bepaalde dat de ambtenaren van het openbaar ministerie voortaan benoemd werden door de Koning en onafzetbaar waren, tenzij wegens een gevonniste beroepsmisdaad. Het decreet van 16-24 augustus 1790 splitste de bevoegdheden van het openbaar ministerie op over twee ambtenaren: de commissaris van de Koning (later regeringscommissaris) en de openbare aanklager. De commissaris van de Koning, gevoegd bij elke districtsrechtbank (vergelijkbaar met de rechtbank van eerste aanleg vandaag) en later ook bij elke criminele rechtbank (decreet van 17-23 september 1791), zag toe op de toepassing van de wetten en de tenuitvoerlegging van de vonnissen. In burgerlijke zaken beschikte hij slechts over vorderingsrecht. De wet van 20-22 oktober 1792 ontnam het openbaar ministerie elke uitoefening van de strafvordering. De grondwet van 24 juni 1793 ging nog een stap verder en schafte het openbaar ministerie af.
De grondwet van 5 fructidor jaar III (22 augustus 1795) en de wet van 19 vendemiaire jaar IV (11 oktober 1795) herstelden de gerechtelijke instellingen zoals deze door de Assemblée Constituante in 1790 op touw waren gezet. Tevens werd een verregaande vereenvoudiging van de gerechtelijke organisatie doorgevoerd. De districtrechbanken werden opgeheven en vervangen door één rechtbank per departement, conform de nieuwe bestuurlijke indeling. De grondwet werd na de annexatie van de negen "Belgische" departementen ook van kracht in onze contreien. De Code des délits et des peines van 3 brumaire jaar IV (25 oktober 1795) herdefinieerde de strafrechtelijke procedure en de organisatie van de rechtscolleges zetelend in strafzaken. Deze Code maakte een onderscheid in de verschillende taken van het openbaar ministerie, zijnde het recht om handelingen te verrichten, de opsporing en vaststelling van misdrijven en het recht om tegen de daders rechtshandelingen te verrichten die strekken tot strafvervolging. Het wetboek maakte ook een duidelijker onderscheid tussen de vordering met penale doeleinden en de vordering met burgerrechterlijke doeleinden. De eerste komt toe aan het volk - in de praktijk aan de daartoe gedelegeerde ambtenaren -, de tweede komt toe aan private partijen.
De consulaire grondwet van 22 frimaire VIII (13 december 1799) schafte de functie van openbaar aanklager af en hevelde diens taken over naar de commissaris van de regering. De wet van 27 ventôse jaar VIII (18 maart 1800), betreffende de organisatie van de rechtbanken, stelde in elk arrondissement één rechtbank van eerste aanleg in. Deze verving de burgerlijke in de departementen. De wet van 7 pluviôse jaar IX (27 januari 1800) herstelde een aantal instellingen die door revolutionaire wetgeving waren opgeheven in ere. Rechters werden voortaan weer benoemd en de magistraten van het openbaar ministerie konden wederom worden afgezet. De organieke senatus-consulten van 16 thermidor jaar X (4 augustus 1802) en 28 floréal jaar XII (18 mei 1804), de aanzet tot het Keizerrijk van Napoléon, voerden een hiërarchische controle op het openbaar ministerie in, die de tussenkomst van de regering mogelijk maakte. Vanaf 28 floréal jaar XII (18 mei 1804) kregen de commissarissen een nieuwe naam: 'procureur-generaal' (procureur-général impérial) voor de commissarissen bij de hoven van beroep en bij het hof van cassatie en 'procureurs' (procureur impérial) voor de commissarissen bij de andere rechtscolleges.
De wetten van 1810 (wet van 20 april en decreten van 6 juli en 18 augustus) versterkten de organisatie van het openbaar ministerie. De procureur-général impérial, die het openbaar ministerie vertegenwoordigde bij de keizerlijke gerechtshoven, werd bijgestaan door substituten en advocaten-generaal. De substituten die als openbaar ministerie fungeerden bij de rechtbank van eerste aanleg, waren de procureurs impériaux en de substituts du procureurs impériaux. Door de afschaffing van de criminele rechtbanken in 1810 kregen de procureurs-generaal (en hun substituten) er heel wat bevoegdheden bij. Ze stonden voortaan in voor het uitoefenen van de strafvordering binnen hun rechtsgebied, de orde in de rechtbanken, het toezicht op alle officieren van de gerechtelijke politie en ministeriële officieren van hun rechtsgebied, het toezicht op de uitvoering van de wetten, arresten en vonnissen en het optreden in bepaalde gevallen in burgerlijke zaken
De organisatie van het openbaar ministerie wijzigde nauwelijks onder het Hollandse bewind. De Belgische Grondwet van 1831 bevestigde deze gerechtelijke organisatie formeel.
In de meer recente geschiedenis zijn een aantal maatregelen genomen om het strafvervolgingsbeleid in de verschillende rechtsgebieden te stroomlijnen. De wet van 4 maart 1997 vormt de juridische basis voor het College van procureurs-generaal. Het College is opgericht om te zorgen voor een coherente werking en voor de coördinatie van het strafbeleid en tevens toezicht houden op de goede werking van het openbaar ministerie als geheel. Op 24 mei 1998 werd tijdens het Octopusoverleg (acht-partijenoverleg) besloten om een zesde procureur-generaal toe te voegen aan het College. Deze federale procureur geeft leiding aan het federaal parket en is belast met de strafvordering inzake grensoverschrijdende zaken en de georganiseerde criminaliteit. Het College van procureurs-generaal wordt ondersteund door de Raad van procureurs des Konings die ambtshalve of op verzoek van het College advies verlenen over de uniforme toepassing van de regels en over iedere zaak die verband houdt met de opdrachten van het openbaar ministerie. De verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de Raad van procureurs des Konings werd vastgelegd bij wetten van 22 december 1998 en van 12 april 2004 (2).

Bevoegdheden en activiteiten

In de grondwet treffen we het openbaar ministerie aan onder hoofdstuk VI: de rechterlijke macht, dit om inmenging van de uitvoerende macht te voorkomen. Toch vervult het parket een dubbele rol, enerzijds als orgaan van de uitvoerende macht en anderzijds als onderdeel van de rechterlijke orde. In het eerste geval ziet het parket toe op het naleven van de wet, in het tweede geval adviseert het parket rechters inzake de interpretatie en de toepassing van de wet (3).
De taken en bevoegdheden van het parket kunnen in een aantal categorieën worden onderverdeeld: taken i.v.m. de rechterlijke organisatie, toezicht op de naleving van wetten en besluiten, rechtsprekende functies, taken van administratieve aard en advies op administratief gebied, taken en opdrachten in strafzaken en taken en opdrachten in burgerlijke zaken (4).
De strafrechtelijk procedure heeft tot doel het opsporen van misdrijven en de daders ervan te vervolgen en te bestraffen. Wanneer een inbreuk wordt vastgesteld, wordt hiervan een proces-verbaal opgesteld door de ordediensten, waarna het wordt overgemaakt aan het parket. Toen het Wetboek van Strafvordering werd opgesteld, ging men uit van het principe dat elk misdrijf door het parket moest worden vervolgd (5). Naast een beslissing tot vervolging beschikt het openbaar ministerie over de mogelijkheid om niet te vervolgen (seponeren) of om de zaak zelf af te handelen (minnelijke schikking of bemiddeling) (6). Seponeren betekent dat de zaak zonder gevolg ("sans suite") geklasseerd wordt. Het parket kan deze beslissing, behoudens verjaring, steeds herzien. Dit zogenaamde "sepot" is gebaseerd op het opportuniteitsbeginsel. Dit wil zeggen dat het parket het recht heeft om een zaak aanhangig te maken bij een vonnisgerecht, maar hiertoe niet verplicht is (7). Aangezien het parket het monopolie heeft over de beslissing tot vervolging, kan geen ander rechtsmiddel worden ingezet tegen een seponering (8).
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten sepots. Het technisch of processueel sepot berust op de vaststelling dat er geen vervolging mogelijk is in een zaak. Redenen hiervoor zijn de verjaring van de feiten, het overlijden van de verdachte, het niet kunnen identificeren van de verdachte of het feit dat uit onderzoek blijkt dat er geen misdrijf is gepleegd. Als de vervolging technisch wel mogelijk is, maar niet opportuun wordt geacht is er sprake van een beleidssepot. Hierbij houdt het parket steeds rekening met het algemeen belang en niet met het belang van het slachtoffer. Het beleidssepot wordt gehanteerd wanneer de feiten niet ernstig zijn of wanneer vervolging ongunstiger zou zijn dan niet-vervolging (9).
Door de stijgende werkdruk en het grote aantal zaken dat bij het parket worden aangedragen, is het aantal zonder gevolg geklasseerde dossiers doorheen de tijd continu gestegen. In 1836 ging het om 14,83% van de zaken, in 1926 steeg dit cijfer tot 51,70% en in 1982 werden maar liefst 70,36% van de zaken geseponeerd (10). Door haar positie in het Belgische rechtssysteem vormt het parket een hoeksteen van het strafvervolgingsbeleid. Het parket vervult de rol van poortwachter voor zaken in de strafrechtelijke sfeer (11). Op penaal gebied beschikt het parket tevens over bevoegdheden op het vlak van de strafuitvoering en het eerherstel. De dienst strafuitvoering van het parket ziet erop toe dat straffen (hoofdgevangenisstraffen, boetes of vervangende gevangenisstraffen) correct worden uitgevoerd. Eerherstel is het schrappen van een strafrechtelijke veroordeling. De aanvrager richt zijn verzoekschrift aan de procureur des Konings die daarop een onderzoek start bij de burgemeesters en de vrederechters van het kanton. Na alle nodige inlichtingen te hebben ingewonnen wordt een dossier en een advies overgemaakt aan de procureur-generaal. Binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het verzoek maakt de procureur-generaal de nodige processtukken over aan de kamer van inbeschuldigingstelling die de zaak binnen de maand afhandelt en achter gesloten deuren beslist. Hierna verleent of weigert het hof van beroep herstel.
Het parket kan verder ook tussenkomen in burgerrechtelijke geschillen. Bepaalde burgerlijke zaken raken immers aan het algemeen belang van de maatschappij. Het betreft geschillen die betrekking hebben op de staat van personen (echtscheiding, afstamming, akten van de burgerlijke stand, adopties, huwelijken), faillissementen, geesteszieken, enz. In een aantal gevallen kan het parket ook optreden als partij in een burgerrechtelijke context. Het betreft bijvoorbeeld vorderingen tot nietigverklaring van het huwelijk, ontzettingen uit de ouderlijke macht of ontbindingen van verenigingen zonder winstoogmerk (12).

Organisatie

Het parket is een hiërarchisch gestructureerd korps waarvan de leden door de Koning benoemd en ontslagen worden (13). Bovenaan deze piramide staat de minister van Justitie, die via het positieve injunctierecht het openbaar ministerie de opdracht kan geven om een bepaalde te zaak onderzoeken en/of te vervolgen. De procureur-generaal bij het hof van cassatie is de hoogste magistraat van dit korps. Hij adviseert het hof van cassatie bij beslissingen en oefent toezicht uit op de procureurs-generaal bij de hoven van beroep en wordt in die taak bijgestaan door advocaten-generaal. De procureurs-generaal bij de hoven van beroep staan aan het hoofd van alle parketmagistraten bij de rechtbanken binnen hun rechtsgebied. In strafzaken staat de procureur-generaal bij het hof van beroep in voor het opsporen van de misdrijven, het verzamelen van de bewijzen, het overleveren van de daders aan de bevoegde rechtscolleges, het uitbrengen van advies over de toepassing van de wet, en, in bepaalde gevallen, het instellen van rechtsmiddelen en het laten uitvoeren van straffen. De procureurs-generaal bij de hoven van beroep hebben ook als taak de procureurs de Konings bij te staan bij het uitoefenen van de strafvordering.
De functie van het parket bij de rechtbank van eerste aanleg wordt uitgeoefend door een substituut van de procureur-generaal bij het hof van beroep, de procureurs des Konings (deze titel werd ingevoerd bij Koninklijk Besluit, 22 juli 1831). De procureur des Konings heeft als opdracht het opsporen en vervolgen van alle misdrijven waarvan de kennisname toebehoort aan de correctionele rechtbanken of de hoven van assisen. In 1878 werd zijn bevoegdheid uitgebreid tot misdaden gepleegd in het buitenland (14). Hij verzamelt informatie omtrent de aard van en de omstandigheden waarin het misdrijf werd gepleegd, verzamelt bewijzen en stelt onderzoeksdaden (ondervraging van verdachten, verhoor van getuigen, huiszoekingen, plaatsopnemingen, inbeslagname van overtuigingsstukken) en bezorgt zijn dossier aan de rechter. In de belangrijkste rechtbanken krijgt de procureur des Konings hulp van een of meerdere eerste substituten. De procureur des Konings is verplicht om de procureur-generaal onmiddellijk in te lichten wanneer hij op de hoogte is gebracht van een misdrijf en moet diens bevelen omtrent de daden van gerechtelijke politie uitvoeren. In grote parketten krijgen de magistraten van het parket van hun procureur specifieke materies toegewezen. Zo bestaan er jeugdmagistraten, drugsmagistraten, hormonenmagistraten, rechtshulpmagistraten, strafbemiddelingsmagistraten, milieumagistraten, magistraten voor zware criminaliteit en fiscale magistraten. Deze specialisering tekent zich ook af in de organisatie van het parket. Het parket van de procureur des Konings van Brussel kende alvast enkele aparte organisatorische eenheden die, afhankelijk van de aard van het misdrijf, een zaak behandelden. Zo zijn er binnen het parket afdelingen die zich hebben gespecialiseerd in misdaden en wanbedrijven tegen personen, in misdaden en wanbedrijven tegen eigendommen, in financiële zaken, in sociale zaken en in zaken betreffende ravitaillering (ca. 1940-1955).
Het parket van de procureur des Konings van Brussel is actief in het gerechtelijk arrondissement Brussel dat uit de volgende steden en gemeenten bestaat: Brussel (en de 19 gemeenten), Affligem, Asse, Beersel, Bever, Dilbeek, Drogenbos, Galmaarden, Gooik, Grimbergen, Halle, Herne, Hoeilaart, Kampenhout, Kappele-op-den-Bos, Kraainem, Lennik, Liedekerke, Linkebeek, Londerzeel, Machelen, Meise, Merchtem, Opwijk, Overijse, Pepingen, Roosdaal, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Steenokkerzeel, Ternat, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem, Zaventem en Zemst. De hervorming van het gerechtelijk landschap (2014) heeft geleid tot een opsplitsing in het parket van de procureur des Konings van Brussel (bevoegd voor Brussel en de 19 gemeenten) en het parket van de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde (verantwoordelijk voor de overige gemeenten uit de hierboven opgesomde lijst).

Archief

Geschiedenis

Voor de overbrenging naar het Rijksarchief maakten deze archieven deel uit van de documenten van het parket van de procureur des Konings te Brussel en werden ze in het Justitiepaleis te Brussel bewaard. De zorg voor deze archieven behoorde toe aan de hoofdsecretaris van het parket. De secretaris is belast met de organisatie van de administratieve diensten. Hij bewaart de registers, het archief en de documenten van het parket (15).

Verwerving

Het archiefbestand is in verschillende fases overgedragen aan het Rijksarchief. Het is onduidelijk wanneer de dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken voor het jaar 1945 zijn neergelegd. Vermoedelijk zijn deze dossiers omstreeks 1979 naar het Algemeen Rijksarchief getransfereerd. Een tweede overdracht geschiedde eind jaren 1990. Toen werden de overige dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken in bulk overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief (tot en met 1969). Een derde overdracht bestond uit ingebonden archief dat eveneens ongeordend werd aangeleverd. Deze overdracht, die bestond uit notitieregisters, klappers, agenda's en indicateurs, diverse registers betreffende strafuitvoering, registers betreffende eerherstel en diverse registers betreffende burgerrechtelijke aangelegenheden, geschiedde in 2009. In augustus 2013 werd een laatste deel van het bestand overgedragen aan het Rijksarchief te Brussel (Anderlecht). Deze overdracht bestond voornamelijk uit dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken (nummers 1-3048 van de inventaris).

Inhoud

Het bestand bestaat voornamelijk uit bescheiden die gevormd zijn ten gevolge van de opsporing en de kwalificatie van misdrijven. Een eerste belangrijk type bron in dit verband is het notitieregister (registre pour servir à la rédaction du compte annuel de l'administration de la justice criminelle, kortweg registre destiné à la statistique criminelle). Dit register heeft een beheersfunctie en wordt gebruikt om maandelijkse en jaarlijkse statistieken op te maken. In het notitieregister worden alle ingekomen processen-verbaal ingeschreven. Door de stijgende werkdruk na de Eerste Wereldoorlog opteerde men er steeds vaker voor om verschillende notitieregisters aan te leggen, al naargelang het toepassingsgebied of de aard van de zaak. Naast deze notitieregisters legden de parketten in het verleden bijhorende reeksen alfabetische klappers aan. Iedere reeks notitieregisters correspondeert met een reeks dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken.
Wanneer een zaak zonder gevolg wordt geklasseerd (geseponeerd) wordt het bijhorende dossier door het parket bewaard. De dossiers van geseponeerde zaken vormen een aanzienlijk deel van de door parketten geproduceerde archieven. Bovendien zijn ze erg uiteenlopend qua inhoud (16). De dossiers bevatten processen-verbaal betreffende de opsporing en de vaststelling van misdrijven, processen-verbaal opgesteld in uitvoering van plichten voorgeschreven door het openbaar ministerie of de onderzoeksrechter, verklaringen van verdachten, bekeurden, getuigen, enz.
Het parket vervult eveneens een belangrijke rol in de strafuitvoering. De strafuitvoeringsregisters vormen hiervan de neerslag.

Taal en schrift van de documenten
De bescheiden in deze inventaris zijn zowel in het Frans als in het Nederlands opgesteld.

Selecties en vernietigingen

Na toestemming van het Rijksarchief werden in het verleden verschillende selecties en vernietigingen uitgevoerd van reeksen zonder gevolg geklasseerde dossiers. De dossiers van de periode 1920-1926 werden in 1957 vernietigd. In 1960 werd overgaan tot de integrale vernietiging van de reeksen van 1927-1929. Afgezien van de dossiers inzake faillissementen werden de dossiers voor de periodes 1930-1932 en 1933-1935 vernietigd, respectievelijk in 1963 en in 1966. In 1974 en 1976 voerde het Rijksarchief een selectie uit op de dossiers voor de periodes 1940-1944 en 1945-1946. In 1982 werd toestemming verleend om over te gaan tot de integrale vernietiging van de dossiers voor de periode 1951-1962. Enkele jaren later werd in 1985 overgegaan tot de vernietiging van de dossiers van 1963-1964.
Toen in 1986 een nieuwe vraag van het parket kwam om over te gaan tot de vernietiging van de dossiers van 1965-1966 werd een negatief advies verleend. Na onderling overleg werd besloten om vanaf 1 mei 1966 de geseponeerde zaken te klasseren volgens een uniforme lijst van tenlasteleggingen. Zodoende werd het mogelijk om oordeelkundiger te selecteren in de omvangrijke reeksen geseponeerde dossiers. Dit systeem ging in voege vanaf 1988. Helaas hadden medewerkers van het parket de dossiers van januari 1965 tot april 1966 reeds uit de rekken verwijderd en op een stapel gegooid. Deze dossiers konden niet meer in hun oorspronkelijke staat hersteld worden en werden alsnog vernietigd. Voor de periode 1951-april 1966 zijn daarom geen zonder gevolg geklasseerde dossiers bewaard gebleven.
Voor de latere selecties en vernietigingen (periode 1966-1985) werd gesteund op de "Richtlijn betreffende de archieven van de rechterlijke macht: selectielijsten en bewaartermijnen" van 13 oktober 2009. Tot 1950 werden conform de selectielijst geen vernietigingen uitgevoerd. Voor de latere periode werden volgende bescheiden vernietigd:
agenda's en indicateurs van in- en uitgaande briefwisseling;
periodieke verslagen betreffende het nazicht van de registers van de burgerlijke stand;
maandelijkse lijsten van vereenvoudigde processen-verbaal;
lijsten betreffende "ontslag van onderzoek" en "buitenvervolgingstelling";
doorgangsregisters;
registers betreffende minnelijke schikkingen;
registers betreffende vreemdelingen;
registers van uittreksels uit vonnissen;
registers van rechtstreekse dagvaarding;
registers van kennisgeving van vonnissen;
registers van vervallenverklaring van het recht tot sturen;
dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken.
Naast deze gedocumenteerde selecties en vernietigingen valt het op dat ook dit archiefbestand aangetast is door de brand van 3 september 1944 in het Brusselse Justitiepaleis, die werd aangestoken door de terugtrekkende Duitse troepen.

Toekomstige aangroei/aanvullingen

Dit archiefbestand is niet afgesloten. Er kan een gestage aangroei verwacht worden in blokken van 10 jaar (conform de "Richtlijn betreffende de archieven van de rechterlijke macht").

Ordening

Voor de ordening van dit archiefbestand is gesteund op de indeling van de "Richtlijn betreffende de archieven van de rechterlijke macht". Het archiefschema ziet er als volgt uit:
I. Algemeen
II. Taken en opdrachten in strafzaken
A. Opsporing en kwalificering van misdrijven en dagvaarding
1. Zonder gevolg geklasseerde zaken (voor de codering)
2. Zonder gevolg geklasseerde zaken (na de codering)
B. Strafuitvoering
C. Eerherstel
III. Taken en opdrachten in burgerlijke zaken
Op de lagere niveaus is het archief als volgt geordend
Registers en alfabetische klappers: chronologisch;
Dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken (voor de codering): per bureau geordend op notitienummer;
Dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken (na de codering): per jaar geordend, waarbij de codes elkaar numeriek opvolgen.

Voorwaarden voor de raadpleging

Voor de raadpleging van het archief van het parket van de procureur des konings van Brussel gelden de volgende modaliteiten (17).
documenten ouder dan 100 jaar zijn vrij raadpleegbaar
voor documenten jonger dan 100 jaar is de toestemming van de procureur-generaal bij het hof van beroep van Brussel nodig (18).

Voorwaarden voor de reproductie

Mits toestemming van de procureur-generaal bij het hof van beroep van Brussel is het mogelijk om reproducties te maken, behoudens de tarieven die gelden binnen het Rijksarchief.

Fysieke kenmerken en technische vereisten

Een belangrijk deel van dit archiefbestand is lange tijd onverpakt bewaard. In die toestand is het onderhevig geweest aan meerdere verhuisoperaties. Dit heeft ervoor gezorgd dat bepaalde bescheiden (voornamelijk de dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken tot 1950) materieel in slechte staat zijn. Enige voorzichtigheid is dan ook geboden bij het hanteren van deze fragiele bescheiden.

Aanwijzingen voor het gebruik

In de notitieregisters worden alle ingekomen processen-verbaal ingeschreven. Ieder proces-verbaal geeft aanleiding tot het openen van een dossier. Deze dossiers worden doorlopend genummerd. In de notitieregisters kan precies gevolgd wordt hoe de verdere afhandeling van een zaak is verlopen (seponering, doorverwijzing naar een vonnisgerecht, enz.). De notitieregisters vormen een nuttige toegang op de dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken. Verder bevatten de notitieregisters ook de datum van een eventuele buitenvervolgingstelling of een ontslag van onderzoek voor de raadkamer en de datum van een eventueel vonnis. In die zin vormen de notitieregisters niet alleen een toegang op de dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken, maar ontsluiten ze ook de dossiers die van de raadkamer, van de correctionele rechtbank en van het hof van assisen.
Naast de notitieregisters zijn door het parket ook alfabetische klappers aangelegd op naam van de aanklager en van de verdachte ("plaignants et prévenus"). De meeste klappers bevatten achterin ook nog een opdeling naar type misdrijf.
Zoals reeds aangehaald stemt iedere reeks notitieregisters overeen met een reeks dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken.
Schema: zoekstrategieën binnen het archief van de procureur des Konings
Ik ben op zoek naar ...; Dus kijk ik naar:

een zaak betreffende een gevecht na een caféruzie waarbij mijn grootvader betrokken is; Tot en met 1950 (19):
- via de jaarlijks opgestelde alfabetische klappers kunt u het corresponderende notitienummer vinden (in dit geval een klapper uit de B-reeks) (20).
- indien de zaak zonder gevolg is geëindigd kan u op basis van het notitienummer het desbetreffende dossier opvragen.
- indien er wel gevolg gegeven wordt aan de zaak kunt u het archief van de correctionele rechtbank van Brussel consulteren (21). De datum van een buitenvervolgingstelling of van een vonnis kunt u opsporen door middel van het notitieregister.
informatie over een vonnis na een proces; - afhankelijk van de aard van de feiten kunt u terecht in het archief van de burgerlijke of correctionele kamers van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel.
correspondentie van de procureur des Konings tijdens de Tweede Wereldoorlog; - in dit bestand is geen correspondentie bewaard.
informatie over inbraken in Brussel tussen 18 september 1948 en 25 september 1948; Tot en met 1950:
- in de notitieregisters (in dit geval reeks A) (22) worden ingekomen processen-verbaal chronologisch ingeschreven. Naast de datum van binnenkomst op het parket, vindt u in de notitieregisters ook de datum waarop de feiten gepleegd. U vindt er ook informatie over de ordedienst die het proces-verbaal heeft opgesteld.
- indien de zaak zonder gevolg is geëindigd kunt u op basis van het notitienummer het desbetreffende dossiers opvragen.
- indien er wel gevolg gegeven wordt aan de zaak kunt u het archief van de correctionele rechtbank van Brussel consulteren. De datum van een buitenvervolgingstelling of van een vonnis kunt u opsporen door middel van het notitieregister
informatie over vruchtafdrijvingen tussen 1968 en 1972; - in de reeks gecodeerde dossiers vindt u onder code 39 de abortuszaken die zonder gevolg geëindigd zijn.

Documenten met een verwante inhoud

De archieven van het parket van de procureur des Konings vormen een aanzienlijk deel van de collecties van het Rijksarchief. In de jaren 1930 is er een eerste neerlegging geweest van archief van het parket van Brussel (1889-1920). (23) De archieven van andere parketten worden na selectie overgebracht naar de daartoe bevoegde opslagplaats van het Rijksarchief in de provinciën.
Aangezien het openbaar ministerie een hiërarchisch korps vormt, kan het interessant zijn om het archief van het parket-generaal van Brussel te raadplegen. Het betreft twee bestanden, gekend als "serie I" (jaar III-1922) en "serie II" (1832-1937). (24)
Voor het ressort Brussel kan er verder verwezen worden naar het archief van de gerechtelijke politie bij het parket van de procureur des Konings van Brussel (1921-1976). Dit bestand bestaat voornamelijk uit bescheiden van de documentatiedienst van de gerechtelijke politie. (25)

Bibliografie


Inventaire des archives du Tribunal de Première Instance de Bruxelles. Parquet (1889-1920)
, Brussel, 2001.
JANSSEN C., La politique de classement sans suite du ministère public en Belgique, 1836-1982, in Histoire et Mesure, 1991, nrs. 3-4, p. 313-347.
MARTENS C., Inventaris van het archief van de gerechtelijke politie bij het parket van de procureur des Konings van Brussel (1912-1976), Brussel, ter perse.
PONSAERS P. en VERHAGE A., Empirische studies naar de verzadiging van het Openbaar ministerie. Instroom en doorstroom van P.V.'s op het niveau van het parket, in Het strafrechtsysteem in de Laatmoderniteit, Mechelen, 2004, p. 27-45.
VAN DEN WYNGAERT C., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel II: Strafprocesrecht, Antwerpen, 2009.
VELLE K., Het openbaar ministerie in België (1796-1995). Organisatie, bevoegdheden en archiefvorming, Brussel, 1995.
VELLE K. en DROSSENS P., De rechterlijke macht, in Van Den Eeckhout P. en Vanthemsche G. (eds.), Bronnen voor de studie van het hedendaagse België 19e-21e eeuw, Brussel 2009, p. 619-649.

Beschrijvingsbeheer

De inventaris van dit archiefbestand werd tussen januari en oktober 2013 opgesteld door Christophe Martens. Bepaalde delen van dit archiefbestand werden voordien reeds bewerkt. Dr. Luc Janssens ordende in de periode 2009-2011 meerdere jaren van de notitieregisters uit de A reeks. Voor de beschrijvingen van de zonder gevolg geklasseerde zaken van 1970 tot 1985 werd gesteund op de overdrachtslijst die werd opgesteld door Michèle Lambert en Patrice Peereboom. Zij stonden tevens in voor de selectie en de verpakking van de voornoemde dossiers.
De inventaris werd opgesteld in het kader van de IUAP P7/22 'Justice & Populations:
The Belgian Experience in International Perspective, 1795-2015'
van de POD Wetenschapsbeleid, binnen dewelke het Algemeen Rijksarchief en het Rijksarchief in de Provinciën zich heeft geëngageerd om in te staan voor de verdere verwerving en voor de ontsluiting van archiefbestanden die van betekenis kunnen zijn voor het onderzoek naar de geschiedenis van de Belgische justitie.
Formeel voldoet de inventaris aan "Richtlijnen voor de inhoud en vormgeving van een archiefinventaris" (augustus 2012), die binnen het Rijksarchief zijn verspreid.

Télécharger l'inventaire publié- Download de gepubliceerde inventaris

Bijlagen

Bijlagen


 30491943 juli 6 - okt. 16.1 deel
 30501943 okt. 16 - 1944 jan. 21.1 deel
 30511944 jan. 21 - apr. 22.1 deel
 30521944 mei 20 - sept. 2.1 deel
 30531945 dec. 9 - mrt. 3.1 deel
 30541947 juli 23 - okt. 29.1 deel
 30551947 okt. 29 - 1948 jan. 22.1 deel
 30561948 jan. 22 - apr. 15.1 deel
 30571948 apr. 16 - juli 6.1 deel
 30581942 juli 22 - okt. 19.1 deel
 30591942 okt. 20 - dec. 31.1 deel
 30601943 jan. 1 - mrt. 24.1 deel
 30611943 mrt. 24 - juni 29.1 deel
 30621943 juni 29 - okt. 22.1 deel
 30631943 okt. 22 - 1944 feb. 1.1 deel
 30641944 feb. 1 - mei 19.1 deel
 30651944 sept. 19 - dec. 30.1 deel
 30661945 jan. 2 - apr. 9.1 deel
 30671945 sept. 11 - 1946 apr. 4.1 deel
 30681948 okt. 6 - dec. 31.1 deel
 30691949 jan. 3 - juni 3.1 deel
 30701949 juni 4 - nov. 28.1 deel
 30711950 jan. 3 - juni 14.1 deel
 30721950 juni 14 - dec. 29.1 deel
3073Agenda van de correspondentie van het bureau E. 1950 jan. 1 - aug. 8.1 deel
3074Agenda van de correspondentie met het hof van beroep van Brussel. 1944 sept. 2 - 1951 juli 11.1 deel
 30751943-1944.1 deel
 30761945-1946.1 deel
 30771947-1948.1 deel
 30781949-1950.1 deel