Name: Parochie Pellenberg
Period: 1552-2002
Inventoried scope: 1,6 linear meters
Archive repository: State archives in Leuven
Heading : Parishes, church councils and Holy Spirit Tables
Authors: Vrancken, Valerie
Year of publication: 2021
Code of the inventory: 678
Kerkfabriek, parochie en armentafel van Sint-Pieters te Pellenberg
Er is nog maar weinig geweten over de vroegste geschiedenis van de Sint-Pietersparochie te Pellenberg. Het oudste deel van de huidige kerk, de westelijke toren, werd omstreeks het begin van de dertiende eeuw gebouwd, maar de parochie is wellicht ouder. In sommige bronnen is er sprake van een dubbel patroonschap, omdat er in de parochie naast de heilige Petrus ook een sterke verering was voor de relieken van Sint-Servatius. Het patronaatsrecht, waaronder het begevingsrecht van de pastoor, kwam tijdens het ancien régime toe aan de proost van het Leuvense Sint-Pieterskapittel. De parochie behoorde aanvankelijk tot het aartsdiakonaat Brabant van het bisdom Luik, maar ging na de reorganisatie van de bisdommen in 1559 over naar het aartsbisdom Mechelen. Daar werd ze in 1596 onderdeel van de nieuw opgerichte dekenij Leuven. Na de opsplitsing van die dekenij in 1785 viel de parochie toe aan de dekenij Leuven-Noord. In 1873 ging de parochie over naar de nieuw opgerichte dekenij van Lubbeek. Het koor en het schip van de kerk werden verschillende malen hersteld en verbouwd. Het huidige koor werd in de jaren 1780 gebouwd, het schip stamt uit de jaren 1817-1818.
Er zijn aanwijzingen dat de parochie vrij arm was tijdens het ancien régime. In een kerkelijke taxatielijst (pouillé) uit 1516 wordt de kerk aangeduid als een "halve kerk" die slechts de helft van de belastingen diende te betalen. Het pastoorsinkomen bestond grotendeels uit het pastoorsdeel van de tienden die de proost van het Leuvense Sint-Pieterskapittel in Pellenberg inde. Vanaf de zestiende eeuw zijn er klachten van pastoors en dorpelingen dat dit inkomen (in 1733 geschat op 350 gulden) onvoldoende was. Het pastoorsdeel van de tienden, en in het bijzonder het recht op de inning van de gehele novale tienen, zorgde in de achttiende eeuw voor hoogoplopende conflicten tussen enkele pastoors en de proost van het Sint-Pieterskapittel die uitmondden in processen voor de Raad van Brabant. Het beperkte pastoorsinkomen vormt mogelijk ook een verklaring voor het grote verloop van pastoors en het opvallend hoge aantal plaatsvervangende bedienaars (deservitores). Ook de slechte staat waarin de opeenvolgende pastorieën lange tijd verkeerden door oorlogsgeweld en gebrekkige investeringen vanwege de tiendheffer, speelde hierin een rol.
De parochie werd begrensd door de parochies van Lubbeek, Boutersem, Bierbeek, Lovenjoel, Korbeek-Lo, Linden en de Leuvense Sint-Michielsparochie. Naast de missen die de pastoor of deservitor opdroeg, was er minstens vanaf de vroege zestiende eeuw een andere bedienaar (beneficiant) aangesteld om de zondagse vroegmis op te dragen voor het altaar van Onze-Lieve-Vrouw. Aan hetzelfde altaar was ook een ander beneficie verbonden voor het opdragen van de vroegmis op feestdagen. Volgens het visitatieverslag van deken Rombout Van Kiel uit 1733 bedroegen de inkomsten uit de beneficies jaarlijks respectievelijk 80 en 600 gulden. Jan-Baptist Corthout, pastoor van Pellenberg van 1699 tot 1707, stichtte in zijn testament van 5 maart 1735 een wekelijkse donderdagse mis met lofzang en uitstalling van het Heilig Sacrament. Binnen de parochie was de armen- of Heilige Geesttafel belast met de zorg en materiële ondersteuning van armen, zieken en wezen.
In de Franse periode volgde de opheffing van de armentafel en de overdracht van haar goederen aan het Bureel van Weldadigheid. De goederen van de kerkfabriek werden eveneens in beslag genomen. Een deel werd openbaar verkocht door de Franse overheid, een ander deel werd na 1801 teruggegeven aan de heropgerichte parochie. Nadat de erediensten in navolging van het concordaat van 1801 hernamen, werd de kerk van Pellenberg aangeduid als succursale (hulpkerk) binnen de dekenij Leuven. De bestuurlijk-administratieve wijzigingen die in deze periode werden doorgevoerd binnen het Dijledepartement hadden ook hun impact op de parochiegrenzen. Ten gevolge van de inlijving van Lo bij de gemeente Pellenberg in 1796, trokken de parochianen van die wijk vanaf 1801 naar de kerk van Pellenberg. Inwoners van de twee naburige wijken Kessel en Heffel kregen echter de abdijkerk van Vlierbeek als parochiekerk toegewezen. Na de oprichting van de gemeente Kessel-Lo in 1827 werden de parochiegrenzen opnieuw hertekend: de inwoners van Lo gingen voortaan naar de abdijkerk van Vlierbeek, die in 1829 officieel werd ingericht als parochiekerk voor de nieuwe gemeente.
Mede door zijn strategische ligging op het hoogste punt van het Hageland was de dorpskern van Pellenberg meermaals het slachtoffer van oorlogsgeweld. Onder meer in 1635 en 1695 werd zo zware schade aangericht aan het dorp, waarbij ook de pastorie werd getroffen. Mogelijk ging daarbij archief verloren. Dat was alleszins het geval in 1705, toen ten tijde van de Spaanse successieoorlog geallieerde troepen in Pellenberg de comme in de kerk open sloegen en de inhoud ervan verspreidden. Een deel van de stukken werd volgens een getuigenis van pastoor Corthout enkele kilometers verderop in Lo teruggevonden.
Afgezien van dit incident is er weinig geweten over de bewaring en lotgevallen van het archief tijdens het ancien régime. Voor de 20ste eeuw zijn we beter ingelicht. Volgens inspectieverslagen van het Rijksarchief werd een deel van het archief in 1959 bewaard in het bureau van de pastoor en een ander deel in een houten koffer op de zolder van de pastorie. Bij een inspectie in 1999 bleek dat het archief in tussentijd was ondergebracht in een metalen kast.
De pastoor van Pellenberg gaf in 1963 vijf parochieregisters in bewaring aan het Rijksarchief. In 2017 werden ook de overgebleven stukken overgedragen aan het Rijksarchief te Leuven door de pastoor en de kerkfabriek.
Van de periode voor de 18de eeuw zijn er vrij weinig stukken overgeleverd. Het archief van de armendis bevat wel een mooie reeks rekeningen - zij het met lacunes - vanaf 1604. De rekeningen van de kerkfabriek zijn goed bewaard vanaf 1698, maar het oudste exemplaar gaat terug tot de jaren 1552-1553. Enkele processtukken uit de achttiende eeuw schetsen een goed beeld van de conflicten in deze periode tussen de pastoors en de proosten van het Sint-Pieterskapittel over het pastoorsdeel van de tienden (nrs. 413-415). Vanaf de 19de eeuw zijn de rekeningen en begrotingen van de kerkfabriek vrijwel volledig overgeleverd. Het bestand bevat ook een rijk dossier inzake de bouw van de laatste pastorie in de jaren 1887-1892 (nr. 55) en verschillende lijsten van de inboedel van de kerk (nr. 50). De afroepboeken van de pastoors geven een goed beeld van het parochiale leven in de jaren 1939-1961 (nrs. 422-423). De grote bedrijvigheid van pastoor Stiers (1860-1886) in het aanzwengelen van de volksvroomheid wordt duidelijk geïllustreerd in het archief van de broederschappen en andere godvruchtige genootschappen.
Taal en schrift van de documenten
Het merendeel van de archiefstukken is opgesteld in het Nederlands. Een deel van de briefwisseling en officiële documenten, voornamelijk daterend uit de 18de eeuw en het begin van de 19de eeuw, is in het Frans opgesteld. De richtlijnen van, en de briefwisseling met het aartsbisdom Mechelen zijn meestal in het Latijn geschreven.
Een deel van het archief ging verloren in 1705, maar verder zijn er geen duidelijke momenten aan te wijzen waarop archief vernietigd werd. Duidelijk is dat slechts een fractie bewaard is gebleven, zeker wat betreft de periode voor de 18de eeuw.
De parochie en kerkfabriek bestaan nog; een verdere aangroei is dus te voorzien.
De oorspronkelijke ordening van de archiefbescheiden was niet meer te achterhalen. De stukken die in 2017 aan het Rijksarchief zijn overgedragen, werden voorafgaand gedigitaliseerd en geordend door een lokale werkgroep. De huidige ordening werd doorgevoerd door Lies Van Urk en Valerie Vrancken en is geïnspireerd op het modelschema van het Rijksarchief voor parochiearchieven in DE KEYZER W., MINKE A., VAN DER EYCKEN M. en VAN LAERE R., Richtlijnen en aanbevelingen voor het beheer van archief van de kerkfabriek en van andere parochiearchieven (Miscellanea Archivistica. Studia 96), Brussel, 1997, p. 91-98.
De actieve rol van de pastoor binnen de kerkfabriek maakt het niet makkelijk om voor alle stukken een duidelijke scheiding te maken tussen het archief van de pastoor en het archief van de kerkfabriek. Daarnaast waren tijdens het ancien régime soms dezelfde personen verantwoordelijk voor het financiële beheer van de kerkfabriek en de armentafel, waardoor bepaalde stukken beide instellingen betreffen.
Uit dit bestand werd een rekening en een begroting van de kerkfabriek van Sint-Hilarius te Bierbeek verwijderd. Deze stukken zullen geïntegreerd worden in het archief van de betrokken archiefvormer.
Voor stukken jonger dan 30 jaar is een schriftelijke machtiging van de archiefvormer vereist. In het archief van de pastoor en de broederschappen en genootschappen bevinden zich enkele privacygevoelige stukken, die enkel in te kijken zijn na toestemming van de Algemeen Rijksarchivaris of zijn gemachtigde.
Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief.
De parochieregisters van vóór de Franse periode worden beschouwd als retro-akten van de burgerlijke stand en worden apart bewaard in het Leuvense Rijksarchief (Kerkregisters van de provincie Brabant. Parochieregisters Pellenberg, zie toegang 613/128). Ze zijn zowel op microfilm (618750) als via het internet raadpleegbaar.
CLOET M., Het decanaat Leuven in 1732-1734. Visitatieverslag van deken Rombout Van Kiel, Brussel, 1990.
CRAB J., MAES P.-V. en VAN BUYTEN L., Pellenberg, in Brabantse folklore, 1968, 177, p. 5-71.
HALFLANTS J. e.a. red., Pellenberg: een eigen verleden, 4 dln., Lubbeek, 2007.
HALFLANTS J., Bouwgeschiedenis van de kerk van Pellenberg, in Oost-Brabant, 1982, 19, p. 237-247.
HALFLANTS J., De Sint-Annakapel te Pellenberg, in Lubbeekse Historische Tijdingen, 2004, 1, p. 22-28.
De inventarisatie van dit bestand werd in 2019 aangevangen door vrijwilligster Lies Van Urk, en werd in 2021 afgewerkt door Valerie Vrancken na een grondige revisie. De beschrijving en ordening gebeurde op basis van de richtlijnen uit COPPENS H., De ontsluiting van archieven in het Rijksarchief (Miscellanea Archivistica. Manuale 21), Brussel, 1997 en COPPENS H., PUT E. en HONNORÉ L., Richtlijnen voor de inhoud en vormgeving van een archiefinventaris(Miscellanea Archivistica. Manuele 66), Brussel, 2014.
Télécharger l'inventaire publié- Download de gepubliceerde inventaris
Deze lijst is gebaseerd op HALFLANTS J. e.a. red., Pellenberg: een eigen verleden, I, Lubbeek, 2007, p. 36-52.
1516: Matheus Campangne, Martinus Veckemans (plaatsvervanger) Joannes Hasenbaert (beneficiant van de zondagse vroegmis), Henricus Franckaert (plaatsvervanger beneficiant zondagse vroegmis)
1518: Roland Vanden Moer, Johannes Bruxhen (beneficianten van de zondagse vroegmis)
1562: Joannes Bergans
1599-1604: Joannes Bontur, deservitor
1605: Nicolaus Sylvius, deservitor
1606: Arnoldus Meyntaert/Menisart, deservitor
1606-1607: Mathias Das
1608-1609: Judocus Bouckaert
1609: Jacobus Mombaerts, deservitor
1610: Petrus Reynaert, deservitor
1611-1612: Johannes Vanden Heuvel, deservitor
1612-1614: Petrus Staes
1614-1615: Arnoldus Van den Geest, deservitor
1616-1617: Anton Colen, deservitor
1618-1619: Cornelius Van Miscum, deservitor
1619-1623: Henricus Sillen
1624-1630: Petrus Impens, deservitor
1631: Egidius Petri, deservitor
1632: Cornelius Wiggers, deservitor
1632-1636: Johannes Van Helmont
1636-1637: Petrus Impens, deservitor
1637-1642: Johannes Pitteurs
1643-1649: Medard Struyven, deservitor
1644: Livinus Bauwens, deservitor
1649-1681: Paul Crabbé, deservitor
1681-1692: Joannes Cleersnijders, deservitor
1692-1699: René Toury, deservitor
1699-1707: Jan-Baptist Corthout
1707: Jan-Baptist Hendrickx, deservitor
1707-1709: Lucas Bousselet, deservitor
1709-1717: Andreas Vanderhoeven
1717-1719: Jan-Baptist Hendrickx, deservitor
1719-1729: Jan-Baptist Briquet
1729-1762: Gabriël Van Elst
1760: Petrus De Becker
1762-1769: Philip De Becker
1769 : P. L. Corthout
1769-1770 : J. De Bruyn, deservitor
1770-1784 : Petrus Meulemans
1783-1784 : Antonius Josephus Mussche, deservitor
1784-1815 : Paul-Jacques Van De Goor
1815-1822: Hubertus Sulpitius Kinart
1822-1824: Petrus Josephus Van Bever
1824-1860: Petrus Van Geel
1860-1886: Charles Louis Stiers
1886-1895: Joannes Franciscus De Beukeleer
1895-1917: Evarist Beelen
1917-1931: Gustave Franciscus Hippolytus Schools
1931-1942: Willem Jan Maria Van Dyck
1942-1948: Julianus-Richardus Van Hellemont
1948-1954: Franciscus Géréberne Bellemans
1954-1967: Jozef Auguste Mathilde Ghislain Dechamps
1967-1997 : Paul Kerremans
1997-2002 : Leo Jaeken
2002- : Luc Thiry
1 | Aanstellingsakte van Paulus Wuytkens en Francis van Overstyens tot kerkmeesters. 1769. | 1 stuk |