Inventaris van het archief van de abdij en der parochie Vlierbeek (Kessel-lo)

Archive

Name: Abdij en Parochie Vlierbeek (Kessel-lo)

Period: 1501-1950

Inventoried scope: 2,9 linear meters

Archive repository: State archives in Leuven

Heading : Abbeys, monasteries and commanderies

Inventory

Authors: M. Smeyers

Year of publication: 2015

Code of the inventory: 672

...

Archiefvormer

Naam

Archief van de abdij en de parochie Vlierbeek te Kessel-Lo

Geschiedenis

(1)

Reeds tijdens het Oud Regime vervulde de kerk van Vlierbeek een dubbele functie: abdijkerk en bedehuis voor de gelovigen van de omliggende gehuchten. Volgens de kerkelijke indeling behoorden deze katholieken tot de Leuvens Sint-Michielsparochie, en dit sedert 1252, wanneer de ene Sint-Pietersparochie werd gesplitst. Na de afschaffing der abdij werd te Vlierbeek gedurende het jaar 1797 de zondagsmis vrij regelmatig opgedragen door een paar weergekeerde monniken: de toeloop was zeer groot vermits te Leuven zelf de kerken gesloten moesten blijven. Op 1 februari 1798 werd de Vlierbeekse kerk echter met hetzelfde lot bedeeld.
Pas op 8 juni 1803 werd de kerk weerom door J.-A. de Rocquelaure, aartsbisschop Mechelen opengesteld voor de eredienst ten behoeve van de gelovigen woonachtig op de gehuchten Kessel en Lo, als bijkerk van de Sint-Michielsparochie te Leuven, Religieuzen van de voormalige abdij verzorgden de cultus.
Deze toestand werd gewijzigd in 1810, toen de kerk afhankelijk werd gemaakt van deze der parochie Linden. Dit geschiedde echter in duistere omstandigheden. Vanaf 1822 is er sprake van de rollen om te keren en Linden te doen afhangen van Vlierbeek, steunend op het hoger aantal inwoners van Kessel- en Lo .
Een zelfstandige parochie zou pas enkele decenniën later tot stand komen.
De gebouwen der abdij en de kerk waren bij de publieke verkoping van 7 floraal, an VI (26 april 1798) aangekocht door Jean Bourdon uit Parijs. De gronden waren voor rekening der monniken verworven door Jan-Antoon de Becker uit Leuven. Bourdon stond echter zijn aankoop af aan de Becker (13 floréal en 1 thermidor, an VI - 2 mei en 19 juli 1798), zodat die de enige eigenaar werd van de abdij.
Deze bezitter toonde zich weldra bereid - wanneer bleek dat een herinrichting der abdij onmogelijk bleek - de kerk aan de katholieke gemeenschap te schenken. Op 31 maart 1827 stond Willem I, koning der Nederlanden, aan F.-A. de Méan, aartsbisschop van Mechelen, toe de kerk als gift te aanvaarden en ze als parochiecentrum voor een nieuwe gemeente in te richten. Twee jaren later, op 14 januari 1829, confirmeerde Willem I zijn voorgaande beslissing en stelde hij de burgerlijke en geestelijke grensscheiding vast van de nieuwe gemeente Kessel-Lo, samengesteld uit de reeds vermelde gehuchten Kessel en Lo, die voordien respectievelijk afhankelijk waren op administratief gebied van de gemeenten Linden en Pellenberg, en met toevoeging van het gehucht Blauwput. Officieel schonk Jan-Antoon de Becker op 27 augustus 1830 aan de nieuwe kerk fabriek de vroegere abdijkerk, een gebouw dat zal dienen tot pastorie met bijhorende tuin, en grond voor een kerkhof. Op 14 september van dat jaar bevestigde aartsbisschop F.-A. de Méan deze toestand.
In 1830 bood Jan-Antoon de Becker, op aanraden van de laatste monniken der abdij, Gerard Vars en Jan Vanden Schoor, alle overblijvende gebouwen aan de Kerkfabriek aan. De omliggende gronden werden overgemaakt aan het Klein en Groot Seminarie van Mechelen: met de opbrengsten zouden studiebeurzen ten voordele van studenten aan de Leuvense universiteit worden gefundeerd.
De kerk der voormalige abdij was de enige op het grondgebied der gemeente Kessel-Lo: gemeente- en parochiegrenzen dekten elkaar volkomen. Wegens de aangroei der bevolking werd door aartsbisschop V.-A. Dechamps op 5 juni 1877 voor het gehucht Blauwput, gelegen binnen genoemde grenzen, de bestaande kapel van de H. Drievuldigheid tot bijkerk ingericht, in afwachting dat een nieuwe kerk zou opgebouwd worden. Voor de inwoners van het gehucht Bovenlo werd op 30 mei 1900 door aartsbisschop Goossens eveneens in de stichting van een bijkerk voorzien die door schenkingen van vrome gelovigen was opgebouwd .
De priesters die sedert 1803 de gelovige gemeenschap hebben bediend zijn :
1. Voor de oprichting der parochie Kessel-Lo (Vlierbeek):
- Ildefons (doopnaam Norbertus) Meugens, uit Oorbeek, laatste abt van Vlierbeek.1803-26 juli 1806.
- Jan (doopnaam Frans) Vanden Schoor, uit Lichtaart, monnik van Vlierbeek: 8 augustus 1806-1810 (+14 oktober 1842).
- Pieter Vaes, uit Neerlinter, monnik van Vlierbeek (+ 29 augustus 1838) J .
2. Pastoors van de parochie Kessel-Lo (Vlierbeek):
- Cornelius Boomans, uit Zichem: 15 september 1830-29 maart 1834 (Kortrijk-Dutsel, 8 juni 1854).
- Victor Van Schaeybroeck, uit Messelbroek: 3 juni 1834-+30 mei 1858.
- Arnold Dart, uit Leuven: 28 juni 1858 -1 november 1881 (+1889).
- Aloïs Bosmans, uit Rijmenam: 10 januari 1882 - +18 januari 1901.
- Pieter-Jozef Clerincx, uit Zoutleeuw: 11 juli 1901-december 1821.
- Lodewijk Dieltjens, uit Viersel: 15 februari 1822-22 mei 1937.
- Karel Eechelaers, uit Tisselt: 26 juni 1937-30 oktober 1940 (+15 maart 1941).
- Lodewijk Wuyts, uit Reet: 11 november 1940-31 augustus 1844.
- Gustaaf Wuyts, uit Geel: 15 oktober 1944-+16 juni 1961.
- Achiel Van Camp, uit Duffel: 16 juli 1961, deken van Kessel-Lo op 15 januari 1965.

Archief

In 1841was het eeuwenoud archief van de inmiddels opgeheven abdij van Vlierbeek geklasseerd en zorgvuldig bewaard in de archiefkamer van de abdij. De laatste overlevende van voor de Franse Revolutie, dom Jan van den Schoor, toonde het nog met fierheid aan de Leuvense stadsarchivaris. Edward van Even was erover in de wolken en verzekerde dat het van overgroot belang was voor de geschiedenis van de abdij en van Leuven. Nadien kwam het in handen van de eerste pastoor van Kessel-Lo, Victor van Schaeybroeck. Deze meende dat het allemaal Jansenistisch spul was en verbrandde het vlak voor zijn dood in 1858 gedurende drie dagen helemaal. Een onherstelbaar verlies!

Inhoud

Het archief dat bewaard werd op de pastorie van de parochie van O.-L.-Vrouw-Vlierbeek te Kessel-Lo, bevat talrijke stukken vanaf de XVI de eeuw tot ca.1950. Een aantal van deze archiefdocumenten gaat aldus vooraf aan de stichting van de parochie in 1829-1830. De verklaring hiervoor ligt in het feit dat het parochiecentrum dat op dat ogenblik ontstond, niets anders was dan de voormalige Benedictijnen abdij van Vlierbeek, die gesticht werd in 1125 en waaruit de monniken in 1797 werden verdreven.
Het aantal stukken dat de geschiedenis der abdij betreft, handelt hoofdzakelijk over indulgenties en relieken, en over de goederen der abdij. Deze documenten en registers vormen de schaarse overblijfsels van de archieven die door de monniken waren achtergelaten, of, wat meer waarschijnlijk is, die waren teruggebracht en verzameld door enkele religieuzen die na de Franse Revolutie hebben gepoogd hun abdij opnieuw in te richten.

Het bewaarde archieffonds stelt de onderzoeker in staat de geschiedenis van de abdij van Vlierbeek aan te vullen en een overzichtelijk beeld samen te stellen van het kerkelijk en parochiaal leven te Kessel-Lo in de loop van de XIXe en XXe eeuwen. De documenten schenken een inzicht in de werking van de Kerkfabriek, in het beheer van het haar toevertrouwde of verworven bezit en in de speciale omstandigheden die zich hier voordeden door de aanwezigheid van een oude abdij. Zij leren de namen en daden kennen van de pastoors, van hun helpers en van talrijke personen die eertijds de parochie bevolkten (2).

Voorwaarden voor de raadpleging

Enkele stukken betreffende de abdij van Vlierbeek berusten in het fonds 'Kerkarchief Brabant'. Voor het overige kan het oorspronkelijke archieffonds gedeeltelijk gereconstrueerd worden met behulp van de fondsen van de centrale, religieuze of private instellingen waarmede de abdij betrekkingen heeft onderhouden.

Beschrijvingsbeheer

Het hier geïnventariseerde archief werd reeds enkele jaren geleden voorlopig geordend; meerdere stukken vertonen hiervan de sporen. Voor dat ogenblik waren deze documenten vrijwel geheel ongeklasseerd. Wel vindt men enkele aanwijzingen door de aandacht die er in de loop van de voorbije eeuw aan besteed was: twee registers van goederen der abdij werden voorzien van een reliure met gouddruk op de rug ; een serie losse documenten, en wel de oudste, waren geplakt in een stevige omslag, zonder dat echter een onderling verband tussen deze stukken kon vastgesteld worden .
Bij deze inventarisatie worden, steunend op de geschiedenis waarvan hierboven een overzicht werd gegeven, de documenten in drie groepen verdeeld: die afkomstig uit de abdij van Vlierbeek (A), die behorend tot de periode van 1803 tot de stichting der parochie Kessel-Lo (Vlierbeek) (B), en tenslotte de stukken die ontstaan zijn in dienst van deze nieuwe parochie (C). Deze laatste groep is de meest uitgebreide. Hierin worden volgende reeksen onderscheiden: het ontstaan der gemeente en der parochie (I), het geestelijk beheer (II), het wereldlijk beheer (III), de broederschappen en geestelijke genootschappen (IV) en de armenzorg te Kessel-Lo (V).


1Documenten betreffende de overbrenging van de relieken van de Thebaanse martelaren uit Trier naar Leuven, ten voordele van de abdij van Vlierbeek. 1614.2 stukken
2Oorkonde waardoor Alard van Cuyck, vicarius van de Sint-Salvatorskerk te Utrecht, verklaart relieken van Sint-Pieter te hebben overgemaakt aan Petrus Scribs, abt van Vlierbeek, in naam van Barbara Goossens, priorin van de Franciscanessen te Utrecht. 26 december 1617.1 stuk
3J.-H. de Franckenberg, aartsbisschop van Mechelen, erkent de echtheid van relieken van Sint Leonardus, te Vlierbeek. 9 september 1710.1 stuk