Inventaris van het archief van Winterhulp. Arrondissementeel Comité Leuven en plaatselijke comités arrondissement Leuven 1940-1946

Archive

Name: Winterhulp. Arrondissementeel Comité Leuven.

Period: 1940-1949

Archive repository: State archives in Leuven

Heading : Interior

Inventory

Authors: Dierick, Agata

Year of publication: 2017

Code of the inventory: 532

...

Archiefvormer

Naam

Winterhulp, Arrondissementscomité Leuven en Plaatselijke Comités arrondissement Leuven
Nationaal Hulpcomité, Arrondissementscomité Leuven en Plaatselijke Comités arrondissement Leuven.
Nationaal Werk voor Hulpverlening, Arrondissementscomité Leuven en Plaatselijke Comités arrondissement Leuven

Geschiedenis

Na de Duitse inval op 10 mei 1940 werd België op het einde van diezelfde maand onder een militair bezettingsbestuur geplaatst, een Militärverwaltung (MV), met aan het hoofd de Militärbefehlshaber Alexander von Falkenhausen. De bedoeling van een dergelijk bestuur was om de Belgische economie te laten draaien in het belang van de Duitse oorlogvoering. Orde en rust waren daarbij van groot belang. Problemen op het vlak van voedselvoorziening brachten deze zo noodzakelijke orde en rust evenwel in het gedrang. Een miserabele voedselsituatie kon namelijk negatieve effecten hebben op de arbeidsprestaties en de stemming van de bevolking. De Duitsers zagen zich dan ook genoodzaakt zich bezig te houden met de voedselvoorziening en bij uitbreiding de hulpverlening. Zo hoopten ze de inmenging van anti-Duitse krachten op deze terreinen te voorkomen.
België produceerde mede door de Industriële Revolutie evenwel niet genoeg om zijn bevolking te voeden en was dus aangewezen op overzeese import. In het geval van een Engelse blokkade zou er bijgevolg hongersnood dreigen. Men hoopte daarom zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog een dergelijke situatie te omzeilen en hulp vanuit Amerika te bekomen door opnieuw een instelling zoals de Commission for Relief in Belgium op te richten. Hiervoor was echter een tijdelijke opheffing van de Engelse blokkade noodzakelijk die er niet kwam. De secretaris-generaal van het Ministerie van Volksgezondheid Robert Delhaye ondernam daarop een poging om alle bestaande liefdadigheidsorganisaties onder één koepel te groeperen, de Solidarité Nationale. Delhaye zou echter al snel aan de kant worden geschoven door de Duitse bezetter. De idee van een dergelijke eenmaking zou echter wel blijven bestaan. Op 29 oktober 1940 besloten de secretarissen-generaal op aandringen van de MV de liefdadigheidsorganisatie 'Winterhulp' op te richten. Van Duitse kant wilde men een drieledige structuur (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) om de invloed van unitaristisch georiënteerde kringen tegen te gaan. Van Belgische zijde werd hier niet op ingegaan. Er werd gekozen voor een nationale structuur met de zetel van het Centraal Uitvoerend Comité in Brussel, provinciale comités en plaatselijke comités in de gemeenten. De enige uitzondering hierop was de provincie Brabant: hier zouden, om de toepassing van de taalwet te garanderen, in plaats van een provinciaal comité drie arrondissementscomités werkzaam zijn (Leuven, Brussel en Nijvel). Zij verschilden echter in niets van de provinciale comités.
Voorzitter van Winterhulp werd Paul Heymans, oud-minister en gouverneur van de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, terwijl de toenmalige voorzitters van het Belgische Rode Kruis en het Vlaams Kruis de functie van ondervoorzitter op zich namen. De hoofden van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, Justitie, Financiën, Landbouw en Voedselvoorziening en Economische Zaken waren verantwoordelijk voor de benoeming en het ontslag van de voorzitter. Een overkoepelend orgaan voor de provinciale en plaatselijke Winterhulpcomités werd opgericht, het 'Centraal Uitvoerend Comité' (CUC), dat zijn onderkomen vond in de gebouwen van het vroegere ministerie van Volksgezondheid te Brussel.
De slag om de structuur van de organisatie hadden de secretarissen-generaal thuisgehaald, maar wat de naamgeving betrof, moesten ze het onderspit delven. De naam 'Winterhulp' was namelijk geïnspireerd op het sinds 1933 bestaande Duitse Winterhilfswerk des Deutschen Volkes. Wegens deze duidelijke verwijzing naar een soortgelijke Duitse organisatie bestond er onder de bevolking enig wantrouwen en waren er vermoedens van collaboratie. Zo werd er op de Londense radio al eens smalend gesproken van Secours d'Hiver, Secours d'Hitler. Winterhulp droeg echter de goedkeuring weg van de katholieke Kerk. De aanwezigheid van kardinaal Van Roey op de algemene vergaderingen getuigde hiervan.
Op 5 mei 1944 verklaarde de Belgische regering in Londen de tijdens de bezetting genomen besluiten en andere administratieve daden van de secretarissen-generaal nietig. Dit sloeg ook op het besluit van 29 oktober 1940 betreffende de instelling van Winterhulp. Na deze beslissing, maar nog vóór de bevrijding van het Belgische grondgebied, onderging Winterhulp een naamswijziging om door te gaan met de werking: voortaan sprak men van het Nationaal Hulpcomité. Op 12 oktober 1944 verscheen er dan een besluit betreffende de vereffening van Winterhulp. Er werd een overgangsperiode van 12 maanden ingesteld tijdens dewelke Winterhulp weer een andere naam kreeg, namelijk het Nationaal Werk voor Hulpverlening. Op deze manier konden de activiteiten van Winterhulp na de bevrijding worden voortgezet. In 1947 werd het Nationaal Werk voor Hulpverlening definitief opgedoekt.

Bevoegdheden en activiteiten

Met het besluit van 29 oktober 1940 kreeg Winterhulp drie hoofdtaken toebedeeld: "1) allerhande bijdragen in te zamelen en uit te deelen, mits daarbij beroep te doen op het beginsel van het onderling hulpbetoon van alle Belgen; 2) in 't bijzonder aan de armen en aan de misdeelden, stoffelijken en zedelijken steun tot verbetering van hun lot te verlenen; 3) de pogingen van de openbare en private instellingen, met hetzelfde oogmerk, te ordenen en de door deze aangewende actiemiddelen te verstevigen" (Belgisch Staatsblad, 1 november 1940; voor een uittreksels zie inventarisnummer 57 van het archief van het arrondissementscomité Leuven).
De eerste taak was het inzamelen van bijdragen. Winterhulp kon eerst en vooral rekenen op de jaarlijkse tussenkomst van de Belgische Schatkist. Daarnaast werd een solidariteitsbijdrage van iedere Belg gevraagd evenredig aan het inkomen ("stortingen van de aangeslotenen"). Verder werden giften in geld of natura, en verbeurdverklaarde goederen aanvaard. Tenslotte werd er ook geld ingezameld via de vele collectes, feesten, loterijen, voorstellingen, verkopen e.d. die werden georganiseerd. Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat Winterhulp als enige organisatie het recht had om dergelijke evenementen zonder toestemming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid in te richten (besluit van 22 oktober 1940).
De hulp die Winterhulp aanbood, werd alleen in natura bedeeld (soep, melk, brood, kleding, steenkolen,...) en was, op een aantal uitzonderingen na, niet gratis. De bedelingen kaderden binnen de heersende rantsoenering. Ze vormden er dus geen aanvulling op en bijgevolg moesten hiervoor rantsoenzegels worden ingeleverd. De steungerechtigden werden opgedeeld in verschillende categorieën en kregen een Winterhulpkaart met een geldigheid van vijf maanden. De afbakening van de categorieën gebeurde op basis van "een vastgesteld maximum inkomen voor het bekomen van financiële hulp vanwege de Commissie van Openbare Onderstand" (VAN DONGEN H., Armoede en hulpverlening tijdens de Tweede Wereldoorlog, p. 139). Afhankelijk van de mate waarin het inkomen van een gezin dit bedrag overschreed, werd men in een andere categorie ondergebracht en varieerde de omvang van de hulp. Na verloop van tijd richtte Winterhulp zich meer en meer op de meest kwetsbaren onder de bevolking, namelijk zwangere vrouwen en pasgeborenen, jongeren, krijgsgevangenen, oud-strijders,... Mettertijd ging de geneeskundige hulp een grotere rol spelen.

Organisatie

Het arrondissement Leuven telde aanvankelijk 119 gemeenten, met in elke gemeente een plaatselijk comité (zie VII. Bijlage C.) Daarvan waren er vier Franstalig, meer bepaald L'Ecluse, Neerheylissem, Opheylissem en Zétrud-Lumay. Na herhaald aandringen van het arrondissement Leuven om deze comités over te hevelen, omdat ze administratief veel werk vergden, zouden ze vanaf 1 maart 1943 onder het arrondissement Nijvel ressorteren. De resterende 115 gemeenten werden eerst over 86 (62 plaatselijke en 24 gewestelijke), maar later over 77 comités (50 plaatselijke en 27 gewestelijke) verdeeld. De redenen om een plaatselijk comité te schorsen konden variëren van onvoldoende bedrijvigheid of plaatselijke moeilijkheden tot een gebrek aan personeel ten gevolge van opvorderingen voor verplichte arbeid. Om evenwel de steungerechtigden in dergelijke gemeenten niet te benadelen, werd de werking van de geschorste comités ondergebracht bij die van naburige gemeenten. Op deze manier ontstonden dan gewestelijke comités.
De gouverneur van de provincie Brabant, baron Albert Houtart, was gedurende de hele bezettingsperiode de voorzitter van de drie arrondissementscomités van de provincie Brabant. De voorzitters van de provinciale en arrondissementscomités konden telkens steunen op de medewerking van een bestuurscomité dat bestond uit een ondervoorzitter, een secretaris en leden van de verschillende afdelingen (zie VII. Bijlage A.). Het bestuurscomité kon zich op zijn beurt weer laten bijstaan door een algemene raad. De werking van een afdeling was in handen van leden die samen een dienst uitmaakten.
De administratieve leiding van het arrondissementscomité was in handen van het hoofd van het secretariaat, L. Pitsi (zie VII. Bijlage B.). Het secretariaat moest in opdracht van het bestuurscomité de algemene werking van Winterhulp in het arrondissement Leuven overzien. Het hield toezicht op de administratieve werking van het arrondissementscomité en op de samenstelling en werking van de plaatselijke comités. Ook onderhield het nauw contact met het Centraal Uitvoerend Comité. Het secretariaat kreeg heel wat omzendbrieven van het Centraal Uitvoerend Comité die al dan niet naar de plaatselijke comités werden doorgestuurd. Zelf stuurde het ook regelmatig mededelingen aan de plaatselijke comités en de leden van de algemene raad.
In augustus 1942 werd de dienst 'Economaat' in het leven geroepen. Deze was de schakel tussen het departement 'Economaat' van het Centraal Uitvoerend Comité, het arrondissementscomité en de plaatselijke comités. Bovendien nam hij het beheer van materiaal en meubilair en de in huur genomen gebouwen van het arrondissementscomité op zich.
De dienst 'Personeel' hield zich bezig met de personeelsaangelegenheden van het arrondissementscomité en de plaatselijke comités. Het merendeel van deze mensen werd kosteloos ter beschikking gesteld van Winterhulp. Het ging onder meer om beroepsmilitairen ter beschikking gesteld door de Dienst der Werkzaamheden van het Gedemobiliseerd Leger, personeel uitgeleend door private firma's en staatsinstellingen, en vrijwilligers. Er werd steeds gezorgd voor tewerkstelling zo dicht mogelijk bij de woonplaats. Het aantal medewerkers varieerde: ontslagen, sterfgevallen, pensioneringen... Werden de meeste medewerkers niet bezoldigd door Winterhulp, dan konden zij wel de zogenaamde 'vergoeding voor dienstijver' ontvangen. Deze werd echter alleen uitbetaald aan personen van wie het inkomen niet boven een bepaalde grens lag, wat afhankelijk was van de gezinssituatie. Ook opvorderingen voor verplichte arbeid konden invloed hebben. Winterhulp probeerde deze mensen en hun families te steunen door tenminste een deel van de onkosten veroorzaakt door zo'n plots vertrek op te vangen. De schommelingen in personeelsaantallen en de toenemende werklast noopten Winterhulp soms om mensen aan te werven die dan een kleine vergoeding kregen. Voor de dienst 'Sociale Dienst' werden eerst twee (vrouwelijke), later drie (twee vrouwen, één man) bezoldigde, gediplomeerde maatschappelijke assistenten aangenomen.
De boekhouding van het arrondissementscomité en de plaatselijke comités was in handen van de dienst 'Financiën'. De ontvangsten bestonden onder meer uit de tegenwaarde van aangeslagen waren, heffingen op inkomens, hypotheekrechten, opbrengsten van tombola's, collectes en feesten, giften van particulieren en firma's en toelagen van het Centraal Uitvoerend Comité. De uitgaven bestonden dan weer uit uitbetaalde hulp en subsidies, transportkosten en algemene onkosten. Toelagen aan de plaatselijke comités werden pas uitbetaald na een advies over hun werking door alle diensten van het arrondissementscomité. In het arrondissement bestond er ook nog zoiets als de 'premie van regelmatigheid'. Dit was een maandelijkse beloning voor plaatselijke comités met een stipte administratieve werking. De dienst had er namelijk alle baat bij dat financiële documenten op regelmatige basis werden ingeleverd. Aanvankelijk konden de plaatselijke comités enkel de opbrengst van hun collectes, 75% van de netto opbrengsten van feesten, en toelagen van het arrondissementscomité als inkomsten rekenen. Later streefde men er wel naar ze op financieel gebied zo onafhankelijk mogelijk te laten werken.
Alle verrichtingen van de plaatselijke comités en het arrondissementscomité werden gecontroleerd door de dienst 'Inspectie en Controle' die in november 1941 operationeel werd. Daarnaast werd het arrondissementscomité regelmatig aan een controle onderworpen door een afgevaardigde van het departement 'Inspectie en Controle' van het Centraal Uitvoerend Comité. Aanvankelijk was er een maandelijks toezicht op de plaatselijke comités; later werd dit uitgebreid naar tweemaal per maand. Het eerste bezoek werd op voorhand aangekondigd en hield een volledige controle in. Het tweede vond plaats zonder enige verwittiging als een inspecteur bij een naburig comité langsging. De dienst moest eerst en vooral nagaan of de beslissingen van het Centraal Uitvoerend Comité en van het bestuurscomité wel werden opgevolgd. Tevens controleerde ze de magazijnen, voorraden, boekhouding en organisatie van feesten en inzamelingen. Eventuele klachten konden worden overgemaakt aan het plaatselijk comité in kwestie of aan een inspecteur. Bij liefdadigheidsorganisaties zoals Winterhulp konden zich al eens misbruiken voordoen, zoals het verduisteren van waren of het verlenen van steun aan personen die daar geen recht op hadden.
De 'Sociale Dienst' hield zich bezig met het doorverwijzen van noodlijdenden naar andere liefdadigheidswerken die beter beantwoordden aan hun noden. Hij werkte daarom nauw samen met bijvoorbeeld het Nationaal Werk ter Bestrijding van Tuberculose en het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn. Daarnaast behandelde hij ook aanvragen van verschillende werken voor toelagen van Winterhulp. Verder voerden maatschappelijk assistenten sociale onderzoeken uit naar om de levensomstandigheden van hulpbehoevende personen. Om objectieve inlichtingen te bekomen, waren er contacten met onder meer de plaatselijke comités, plaatselijke liefdadigheidswerken en de Commissie voor Openbare Onderstand. Voor sommigen volstonden de bedelingen van Winterhulp of andere werken echter niet en voor deze bijzondere gevallen bestond er een Sociaal Fonds dat maandelijks over een som geld beschikte.
De dienst 'Geneeskunde en Hygiëne' kende een geringe bedrijvigheid in het arrondissementscomité - in tegenstelling tot het overeenkomstige departement van het Centraal Uitvoerend Comité - en werd bijgevolg ondergebracht bij de 'Sociale Dienst'. Op basis van verslagen opgesteld door de dienst 'Inspectie en Controle' onderzocht hij de hygiënische toestand van ruimtes waar soep werd bereid of bedeeld. Het bestuurscomité nam bijvoorbeeld de toestand van dergelijke keukens en verdeelruimtes op als een van de criteria voor het al dan niet verlenen van voorschotten aan de plaatselijke comités. Daarnaast voerde de dienst geneeskundige onderzoeken uit en analyses van voedingswaren.
Via de dienst 'Bevoorrading-Bedeling' werden diverse zaken onder de bevolking bedeeld, onder andere steenkolen, soep, brood, aardappelen, peulvruchten, beschuiten en geneesmiddelen. Het kon hierbij gaan om aangekochte waren, maar ook om aangeslagen goederen die na verbeurdverklaring aan Winterhulp moesten worden overgemaakt. De politiek van het arrondissementscomité Leuven bestond erin om zo snel mogelijk alle waren uit de magazijnen aan de plaatselijke comités te bezorgen. Aan de schoolgaande jeugd werden extra bedelingen gedaan, zoals lichte bijkomende maaltijden voor ondervoede kinderen en versterkende geneesmiddelen om tekorten aan vitamines op te vangen.
Ook schoeisel, kostuums, pullovers, overhemden, luiermanden enzovoort werden bedeeld. De plaatselijke comités onderzochten aanvragen voor kledingstukken en maakten vervolgens een verslag over aan de dienst 'Kleding' die nader onderzoek verrichtte. Bij speciale gebeurtenissen zoals plechtige communies werd eveneens gepoogd in de kledingnoden van de betrokkenen te voorzien. Bij ernstige gevallen stond de 'Sociale Dienst' in voor de bedeling van kledingstukken. De dienst 'Kleding' kon ook rekenen op de hulp van zogenaamde 'naaikringen'. Dit waren vooral meisjesscholen die allerlei kledingstukken naaiden. Geregeld voerde de dienst 'Inspectie en Controle' steekproeven uit om na te gaan of de steungerechtigden nog wel recht hadden op de uitgedeelde kledingstukken.
Het bekendmaken van de werking van Winterhulp onder de bevolking was de verantwoordelijkheid van de dienst 'Propaganda'. Er werd daarbij gebruikgemaakt van zeer uiteenlopend materiaal, gaande van affiches, postzegels, kalenders tot zelfs lucifers en potloden. De dienst en de plaatselijke comités organiseerden geregeld tentoonstellingen, tombola's, loterijen, toernooien, feesten en collectes. Het was echter verboden om bals in te richten ten bate van Winterhulp, hoewel deze aanzienlijk meer geld opbrachten. Zoiets werd namelijk niet verzoenbaar geacht met de omstandigheden. De opbrengsten die de plaatselijke comités verkregen met de organisatie van feesten en collectes ging integraal naar hen. Op basis van verslagen van de dienst 'Inspectie en Controle' werd de propagandawerking van de plaatselijke comités geëvalueerd.
De verschillende diensten van het arrondissementscomité Leuven moesten uiteraard ergens worden gehuisvest. Zo waren de kantoren van het secretariaat en van de diensten 'Sociale Dienst' en 'Propaganda' gelegen aan het Hogeschoolplein nr. 8, 'Personeel' en 'Kleding' aan de Standonckstraat nr. 4, 'Bevoorrading-Bedeling' aan de Diestsevest nr. 70 en 'Financiën' en 'Inspectie en Controle' aan de Muntstraat nr. 9. Het magazijn van de dienst 'Bevoorrading' bevond zich aan de Lei nr. 25, terwijl dat van de dienst 'Kleding' gevestigd was aan de Standonckstraat nr. 4. De Kredietbank voor Handel en Nijverheid stelde aanvankelijk kosteloos kantoren ter beschikking van het secretariaat. De Katholieke Vlaamse Radio-Omroep stelde dan weer haar voormalige secretariaat ten dienste van de diensten 'Bevoorrading-Bedeling' en 'Kleding' en nam tevens de huur ervan voor haar rekening. De ruimtes zouden echter al snel te klein worden. Nieuwe gebouwen en magazijnen konden tegen een kleine prijs worden gehuurd. Daarnaast kon ook meubilair in bruikleen worden bekomen.
Er was één departement in het Centraal Uitvoerend Comité dat geen overeenkomstige dienst kende in het arrondissementscomité, namelijk het departement 'Bijzondere Aangelegenheden'. Het hield zich bezig met het verlenen van steun aan krijgsgevangenen, oud-strijders en hun gezinnen. Zo verstuurde het pakketten of 'colli's' naar krijgsgevangenen. Er werd een onderscheid gemaakt tussen 'kosteloze' en 'betaalde' pakketten. De eerstgenoemde werden verzonden naar arme families of krijgsgevangenen na overhandiging van etiketten, terwijl de tweede werden verzonden in naam van liefdadigheidsorganisaties. Om die verzendingen te kunnen bekostigen organiseerde Winterhulp jaarlijks 'collectes voor onze krijgsgevangenen' en allerlei feesten. Ook verstuurde het maandelijks twee pakketten naar de Belgische burgerlijke geïnterneerden uit arme families.

Archief

Geschiedenis

Het Centraal Uitvoerend Comité bracht in april 1945 via een omzendbrief de provinciale en arrondissementscomités op de hoogte van het feit dat ze ten gevolge van de opheffing van Winterhulp/Nationaal Werk voor Hulpverlening de archieven van hun plaatselijke comités moesten inzamelen (Omzendbrief nr. 11, d.d. 18 april 1945; zie inventarisnummer 1429). Op 4 augustus 1945 werd de voorzitters van de plaatselijke comités door het bestuurscomité van het arrondissement Leuven opgedragen om hun archieven zorgvuldig te verzamelen en in kisten naar de Standonckstraat nr. 4 te verzenden. Daarnaast moest ook een lijst van de inhoud worden overgemaakt, met een afschrift hiervan in de kisten (Mededeling nr. 146, d.d. 4 augustus 1945; zie inventarisnummer 54; voor de lijsten zie inventarisnummer 1430). Blijkbaar heeft een aantal plaatselijke comités hieraan geen of toch niet meteen gevolg gegeven, aangezien deze mededeling een maand later werd herhaald (Mededeling nr. 152, d.d. 7 september 1945; zie inventarisnummer 54). Nadat de archieven van alle provinciale, arrondissements- en plaatselijke comités te Brussel waren bijeengebracht, werden ze tussen 1948 en 1952 naar een depot in de Waelhemstraat te Schaarbeek overgebracht. Ze werden daar bewaard onder de voogdij van het Vereffeningscomité (ARA, Centraal dossier nr. 855.03, Winterhulp, brief d.d. 27 mei 1967).

Verwerving

In 1967 werden de archieven geïnspecteerd door mevrouw Desmed-Thielemans, werkleider van het Algemeen Rijksarchief. De toenmalige Algemeen Rijksarchivaris Etienne Sabbe stuurde hierop een brief naar de voorzitter van het Vereffeningscomité om hem mee te delen welke reeksen waren geselecteerd voor overdracht aan het Algemeen Rijksarchief. De overige stukken mochten worden vernietigd. In de brief werd verduidelijkt dat de archieven van het Centraal Uitvoerend Comité en deze van het secretariaat en de afdelingen 'Inspectie en Controle' en 'Propaganda' van de provinciale (en dus ook de arrondissements-) comités in hun geheel moesten worden bewaard. De archieven van de plaatselijke comités werden aan een strengere selectie onderworpen. Zo moesten voor Brabant enkel de archieven van één comité van de agglomeratie Brussel (bij voorkeur Anderlecht), één comité van Vlaams-Brabant en één van Waals-Brabant worden bewaard. Voor wat Vlaams-Brabant betreft, blijkt uit de archieven van de plaatselijke comités van het arrondissement Leuven dat dit niet is gebeurd. Van geen enkel plaatselijk comité is namelijk het volledige archief bewaard. Volgens een handgeschreven nota, aangebracht op de brief, moesten ook alle kas- en magazijnboeken van de plaatselijke comités worden bewaard. Het feit dat er enkel archief van een aantal plaatselijke comités bewaard is gebleven, bewijst dat ook deze richtlijn niet werd gevolgd. De archieven zouden vervolgens in 1967 van het depot te Schaarbeek naar het Rijksarchief Beveren-Waas verhuizen (ARA, Centraal dossier nr. 855.03, brief d.d. 27 mei 1967). In september 2011 werden de archieven van het arrondissementscomité Leuven en van de plaatselijke comités van het arrondissement Leuven (ze waren vermengd en bedroegen samen ca. 35 meter) overgebracht naar Rijksarchief Leuven.

Inhoud

De archiefbestanden hebben betrekking op het arrondissementscomité Leuven en een aantal plaatselijke comités van het arrondissement Leuven, daterend van de oprichting van Winterhulp in 1940 tot de vereffening van het Nationaal Werk voor Hulpverlening in 1947 (tevens twee stukken uit 1948 en 1949). Het arrondissementscomité Leuven hield onder meer toezicht op de werking van de verschillende plaatselijke comités in zijn arrondissement. Dit verklaart de vele onderwerpsmappen per gemeente in het archief van het arrondissementscomité. Hun aanwezigheid is een meevaller, aangezien er van de plaatselijke comités amper archief bewaard is gebleven. Het plaatselijk comité Leuven is het enige waarvan een groter deel van het archief is bewaard. Hoewel in de brief van Algemeen Rijksarchivaris Etienne Sabbe niet werd verduidelijkt welk comité voor Vlaams-Brabant moest worden bewaard, lijkt het logisch dat in het arrondissement Leuven deze eer te beurt viel aan het plaatselijk comité Leuven.

Taal en schrift van de documenten
Het merendeel van de archiefbescheiden is in het Nederlands opgesteld. Daarnaast zijn er ook een aantal documenten in het Frans en enkele in het Duits.

Selecties en vernietigingen

Vooraleer de archiefbestanden in 1967 werden overgedragen aan het Rijksarchief Beveren-Waas, vond er een selectie en vernietiging plaats. Nu werden enkel dubbels, lege formulieren en enkele boekhoudkundige stukken zonder belang vernietigd.

Toekomstige aangroei/aanvullingen

De geïnventariseerde archiefbestanden zijn afgesloten. Er worden in de toekomst geen aanvullingen meer verwacht.

Ordening

De inventaris is ingedeeld in (1) het archief van het arrondissementscomité Leuven en (2) het archief van de plaatselijke comités. De ordening van het arrondissementscomité is gebaseerd op de organisatiestructuur, die uit verschillende diensten bestond. Deze omvat evenwel een afdeling die geen dienst is, namelijk de vereffening. Onder deze hoofding werden stukken geplaatst die betrekking hebben op de verschillende fasen van de vereffening en die als dusdanig geen aansluiting vonden bij de andere diensten. Het gaat hier om een restbestand, aangezien de stukken die wel konden worden ondergebracht bij andere diensten, effectief daar werden geplaatst.
1. Archief van het arrondissementscomité Leuven
I. Secretariaat
II. Dienst Economaat
III. Dienst Personeel
IV. Dienst Financiën
V. Dienst Inspectie en Controle
VI. Sociale Dienst
VII. Dienst Bevoorrading-Bedeling
VIII. Dienst Kleding
IX. Dienst Propaganda
X. Vereffening
2. Archief van de plaatselijke comités van het arrondissement Leuven

Voorwaarden voor de raadpleging

De archiefbestanden zijn vrij raadpleegbaar.

Voorwaarden voor de reproductie

Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief.

Fysieke kenmerken en technische vereisten

De archiefbestanddelen bestaan uit oorlogspapier. Voorzichtigheid bij het hanteren ervan is aangewezen.

Aanwijzingen voor het gebruik

Bij het consulteren van de briefwisseling, moet men rekening houden met een tweetal zaken. Vooreerst is er de nummering van de minuten van uitgaande brieven. Hoewel die overlapping suggereert tussen de verschillende diensten, blijkt dat niet het geval te zijn geweest. De reeksen hebben zich onafhankelijk van elkaar ontwikkeld. De enige uitzondering hierop is de dienst 'Inspectie en Controle', waarvan de stukken tevens onder het secretariaat kunnen worden teruggevonden. Ten tweede werden omzendbrieven van het Centraal Uitvoerend Comité en de mededelingen van het arrondissementscomité Leuven zowel bij het secretariaat als bij de verschillende diensten aangetroffen. Er werd bijgevolg geopteerd voor de reconstructie van twee algemene reeksen bij het secretariaat en deze waar nodig aan te vullen met stukken uit de diensten. Eenheden zoals ze fysiek in het archief voorkwamen (algemene briefwisseling, inkomende en uitgaande briefwisseling, minuten van uitgaande brieven...) werden als dusdanig bewaard, vandaar dat er tussen sommige beschrijvingen een schijnbare overlapping is. Het kan eveneens gebeuren dat eenzelfde informatie op meerdere plaatsen te vinden is. Een brief die bijvoorbeeld handelt over een plaatselijk comité kan bij een bepaalde dienst zowel onder minuten van uitgaande brieven, algemene briefwisseling als de onderwerpsmap van het desbetreffende plaatselijk comité worden teruggevonden.
De archiefbestanden lenen zich uitstekend voor onderzoek naar aspecten van liefdadigheid, armoedebestrijding, voedseldistributie enz. Ook is dankzij de vele onderwerpsmappen per gemeente in het archief van het arrondissementscomité Leuven en de aanwezigheid van archief van enkele plaatselijke comités heel wat informatie te vinden over de werking van Winterhulp op lokaal niveau.

Documenten met een verwante inhoud

Het archief van het Centraal Uitvoerend Comité van Winterhulp en zijn rechtsopvolgers bevindt zich in het Algemeen Rijksarchief te Brussel. Dit bestand is evenwel nog niet geïnventariseerd. In diezelfde archiefbewaarplaats bevindt zich het archief van Oscar Plisnier, secretaris-generaal van het ministerie van Financiën, dat notulen van de vergaderingen van het Comité van de secretarissen-generaal bevat. Die kunnen voor de periode 1940-1943 ook in digitale vorm worden geraadpleegd op de website van het Rijksarchief (www.arch.be). Het archief van Victor Leemans, secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken werd toevertrouwd aan KADOC, het Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving. In het CegeSoma, Studiecentrum Oorlog en Maatschappij, dat sinds 1 januari 2016 ressorteert onder het Rijksarchief, wordt het archief van Albert Houtart, voorzitter van het arrondissementscomité Leuven, en dat van Jean Vossen, secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, bewaard. In het Stadsarchief Leuven zijn in de jaargangen 1941, 1944 en 1945 van Le Journal des Petites Affiches, het weekblad van het arrondissement Leuven, enkele artikels te vinden over Winterhulp en zijn rechtsopvolger, het Nationaal Hulpcomité.

Bibliografie

BAILLARGEON C., La soupe populaire a-t-elle un arrière-goût amer? (3) Des soups de guerre aux soups identitaires, in Analyse de l'IHOES, 2009, LXI.
COLIGNON A., Secours d'hiver, Secours d'Hitler, in BALACE F., Jours de Chagrin II (Jours de guerre, VI), Brussel, 1992, p. 65-89.
DELVAUX A.-C., Inventaire des archives du Secours d'Hiver de la Province de Liège, Brussel, 2012.
HENAU A. en VAN DEN WIJNGAERT M., België op de bon. Rantsoenering en voedselvoorziening onder Duitse bezetting (1940-1944), Leuven-Amersfoort, 1986.
JANSSEN E., Inventaris van het archief van Winterhulp. Provinciaal Comité Oost-Vlaanderen, 1940-1947 (1948), Brussel, 2015 (proefdruk).
LANNOY D., Inventaires des archives du Comité provincial du Secours d'Hiver de Namur (1938-1947) et du Comité local du Secours d'Hiver de Namur (1940-1945), Brussel, 2014.
Nationaal Hulpcomité Arrondissement Leuven. Verslag over de werking van het vierde boekjaar
, Leuven, 1944.
VAN DEN WIJNGAERT M., Het beleid van het Comité van de secretarissen-generaal in België tijdens de Duitse bezetting 1940-1944, Brussel, 1975.
VAN DONGEN H., Winterhulp 1940-1944.Aspecten van de voedselvoorziening en de hulpverlening in de bezettingstijd, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Rijksuniversiteit Gent, 1983.
VAN DONGEN H., Armoede en hulpverlening tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1940-1945. Het dagelijkse leven in België, Brussel, 1984, p. 139-153.
VERDOODT T., Secours d'hiver. Secours d'Hitler? Een analyse van de hulporganisatie Winterhulp en de receptie door de Belgische bevolking tijdens de Tweede Wereldoorlog, onuitgegeven masterproef, Universiteit Gent, 2014.
WILLEMS B., Inventaris van het archief van Winterhulp. Provinciaal Comité Antwerpen en rechtsopvolgers, 1940-1947, Brussel, 2013.
WILLEMS B., Inventaris van het archief van Winterhulp. Plaatselijke Comités uit de provincie Antwerpen en rechtsopvolgers, 1940-1948, Brussel, 2013.
Winterhulp Arrondissement Leuven. Verslag der Algemeene Vergadering op Maandag 2 juni (tweeden Sinksendag), gehouden op het Stadhuis te Leuven, van de leden van de Algemeenen Raad en de vertegenwoordigers van de Plaatselijke Comités
, Leuven, [s.d.].
Winterhulp Arrondissement Leuven. Verslag over de werking van het tweede boekjaar 1 juli 1941 - 30 juni 942
, Leuven, 1942.
Winterhulp Arrondissement Leuven. Verslag over de werking van het derde boekjaar
, Leuven, [s.d.].
WOUTERS N., Oorlogsburgemeesters 40/44. Lokaal bestuur en collaboratie in België, Tielt, 2004.
WOUTERS N., De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944), Tielt, 2006.

Beschrijvingsbeheer

De ordenings- en beschrijvingswerkzaamheden werden uitgevoerd door Agata Dierick en vonden plaats tussen november 2014 en november 2016. Er werd hierbij een beroep gedaan op Herman Coppens, Richtlijnen voor de inhoud en vormgeving van een archiefinventaris, Brussel, augustus 2014. Voorts werd er inspiratie opgedaan bij een aantal reeds bestaande inventarissen van Winterhulp, meer bepaald deze van de provinciale comités Antwerpen (Bart Willems), Oost-Vlaanderen (Erik Janssen), Namen (Delphine Lannoy) en Luik (Anne-Catherine Delvaux). Télécharger l'inventaire publié- Download de gepubliceerde inventaris

Samenstelling van het bestuurscomite van het arrondissementscomité leuven


Voorzitter

A. Houtart, gouverneur van de provincie Brabant
Ondervoorzitter

R. Schockaert
J. Verboven (mede-ondervoorzitter vanaf 18 oktober 1942)
Secretaris

J. Cardijn
Leden van de afdeling 'Financiën'

A. Demeulder (hoofd van de afdeling)
L. Delvaulx
Leden van de afdeling 'Inspectie en Controle'

P. Vandevelde (lid en hoofd van de afdeling vanaf 4 april 1941, ter vervanging van J. Cardijn)
A. Bogaerts
L. Grietens (vanaf 6 juni 1942 lid ter vervanging van A. Bogaerts)
Leden van de afdeling 'Bevoorrading-Bedeling'

H. Van Huyck (hoofd van de afdeling, ter vervanging van L. Stevens; ontslag op 4 december 1942)
L. Grietens (opvolgend hoofd van de afdeling)
L. Sijmons
F. Calloud
L. Begault
V. Van de Moortele
E. Knops
L. Calloud
D. Van de Moortele (vanaf 2 april 1942 ter vervanging van E. Knops)
Leden van de afdeling 'Kleding'

A. Spaey (hoofd van de afdeling)
N. Stienlet
Leden van de afdeling 'Sociale Dienst'

G. Van der Schueren (vanaf april 1941 hoofd van de afdeling)
Leden van de afdeling 'Geneeskunde en Hygiëne'

J. Hoet (hoofd van de afdeling)
G. Van der Schueren (lid tot april 1941)
Leden van de afdeling 'Propaganda'

E. Amter (hoofd van de afdeling; ontslag op 5 februari 1941)
J. Verboven (opvolgend hoofd van afdeling)
K. Theunissen (lid vanaf 5 februari 1941)
P. Ingebos (ontslag op 15 oktober 1941)

Samenstelling van de administratieve diensten van het arrondissementscomité Leuven


Administratieve leiding

L. Pitsi
Secretariaat

L. Pitsi, G. Haesendonck
Economaat

J. Smout
Personeel

J. Van Aubel
Financiën

J. Verraes en I. Taes, J. Van Sintejan
Inspectie en Controle

G. Desmadryl
Sociale Dienst

L. Gijsen
Bevoorrading-Bedeling

V. Rummens, H. Schol
Kleding

M. Calomme
Propaganda

L. Sermeus

Lijst van de plaatselijke comités van het arrondissement Leuven

Aarschot (1)
Assent (2)
Attenrode (3) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Glabbeek-Zuurbemde)
Averbode (4)
Baal (5) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Betekom)
Begijnendijk (6)
Bekkevoort (7)
Bertem (8)
Betekom (9)
Bierbeek (10)
Binkom (11)
Blanden (12)
Boortmeerbeek (13)
Bost (14)
Boutersem (15)
Budingen (16) (schorsing op 23 november 1943, opgeslorpt door Drieslinter-Ransberg)
Bunsbeek (17)
Deurne (18)
Diest (19)
Dormaal (20)
Drieslinter (21)
Duisburg (22) (schorsing op 30 mei 1943, opgeslorpt door Vossem)
Erps-Kwerps (23)
Everberg (24) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Kortenberg-Meerbeek)
Ezemaal (25) (schorsing op 15 april 1944, opgeslorpt door Hakendover)
Geetbets (26)
Gelrode (27)
Glabbeek-Zuurbemde (28)
Goetsenhoven (29) (schorsing op 30 april 1943, opgeslorpt door Bost)
Grazen (30)
Haacht (31)
Haasrode (32)
Hakendover (33)
Halle-Booienhoven (34)
Helen-Bos (35) (schorsing op 3 december 1942, opgeslorpt door Zoutleeuw)
Herent (36)
Hever (37)
Heverlee (38)
Hoegaarden (39) (Hoegaarden-Outgaarden: schorsing op 12 augustus 1944, opgeslorpt door Tienen-Neerlinter-Oplinter)
Hoeleden (40) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Glabbeek-Zuurbemde)
Holsbeek (41) (schorsing op 9 juni 1943, opgeslorpt door Wilsele)
Houwaart (42)
Huldenberg (43)
Kaggevinne (44)
Kapellen (45)
Keerbergen (46) (schorsing op 15 april 1944, opgeslorpt door Haacht)
Kerkom (47) (schorsing op 19 mei 1943, opgeslorpt door Roosbeek)
Kersbeek-Miskom (48)
Kessel-Lo (49)
Korbeek-Dijle (50)
Korbeek-Lo (51)
Kortenaken (52)
Kortenberg (53)
Kortrijk-Dutsel (54)
Kumtich (55)
Langdorp (56)
L'Ecluse (57)
Leefdaal (58) (schorsing op 29 augustus 1942, opgeslorpt door Bertem)
Leuven (59)
Linden (60) (schorsing op 30 december 1942, opgeslorpt door Kessel-Lo)
Loonbeek (61)
Lovenjoel (62)
Lubbeek (63)
Meensel-Kiezegem (64) (schorsing op 29 oktober 1942, opgeslorpt door Kapellen)
Meerbeek (65) (schorsing op 29 oktober 1942, opgeslorpt door Kortenberg)
Meldert (66)
Melkwezer (67) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Wommersom)
Messelbroek (68)
Molenbeek-Wersbeek (69) (schorsing op 4 december 1942, opgeslorpt door Waanrode)
Molenstede (70)
Neerheylissem (71)
Neerijse (72)
Neerlinter (73) (Neerlinter-Oplinter: schorsing op 14 maart 1944, opgeslorpt door Tienen)
Neervelp (74) (schorsing op 30 april 1943, opgeslorpt door Vertrijk)
Nieuwrode (75) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Gelrode)
Oorbeek (76) (schorsing op 18 december 1942, opgeslorpt door Kumtich)
Opheylissem (77)
Oplinter (78) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Neerlinter)
Opvelp (79) (schorsing op 10 juni 1943, opgeslorpt door Vertrijk-Neervelp)
Orsmaal-Gussenhoven (80) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Wommersom)
Ottenburg (81)
Oud-Heverlee (82)
Outgaarden (83) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Hoegaarden)
Pellenberg (84)
Ransberg (85) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Drieslinter)
Rillaar (86)
Roosbeek (87)
Rotselaar (88)
Rummen (89)
Schaffen (90)
Scherpenheuvel (91)
Sint-Agatha-Rode (92) (schorsing op 10 maart 1943, opgeslorpt door Sint-Joris-Weert)
Sint-Joris-Weert (93)
Sint-Joris-Winge (94)
Sint-Margriete-Houtem (95) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Bunsbeek)
Sint-Pieters-Rode (96)
Tervuren (97)
Testelt (98)
(Onze-Lieve-Vrouw) Tielt (99) (schorsing op 23 november 1943, opgeslorpt door Rillaar)
Tienen (100)
Tildonk (101)
Tremelo (102) (schorsing op 15 april 1944, opgeslorpt door Haacht)
Vaalbeek (103) (schorsing op 30 december 1942, opgeslorpt door Blanden)
Veltem-Beisem (104)
Vertrijk (105)
Vissenaken (106) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Bunsbeek)
Vossem (107) (Vossem-Duisburg: schorsing op 19 november 1943, opgeslorpt door Tervuren)
Waanrode (108)
Webbekom (109) (schorsing op 19 mei 1943, opgeslorpt door Diest)
Werchter (110) (schorsing op 15 april 1944, opgeslorpt door Haacht)
Wespelaar (111)
Wezemaal (112)
Willebringen (113) (schorsing op 19 april 1943, opgeslorpt door Meldert)
Wilsele (114)
Winksele (115)
Wommersom (116)
Zétrud-Lumay (117)
Zichem (118)
Zoutleeuw (119)

1Verslagen van de vergaderingen van het Centraal Uitvoerend Comité. 1940-1944.1 omslag
 21940.1 omslag
 31941.1 omslag
 41942.1 omslag
 51943.1 omslag
 61944.1 omslag
 71945.1 omslag
 830 december 1940 - 4 maart 1941 (nrs. 1-1000).1 band
 94 maart - 16 april 1941 (nrs. 1001-2000).1 band
 1017 april - 13 juni 1941 (nrs. 2001-3000).1 band
 1112 juni - 23 juli 1941 (nrs. 3001-4000).1 band
 1223 juli - 12 september 1941 (nrs. 4001-5000).1 band
 1312 september - 20 oktober 1941 (nrs. 5001-6000).1 band
 1420 oktober - 25 november 1941 (nrs. 6001-7000).1 band
 1525 november 1941 - 2 januari 1942 (nrs. 7001-8000).1 band
 162 januari - 6 februari 1942 (nrs. 8001-9000).1 band
 1712 maart - 28 april 1942 (nrs. 10.001-11.000).1 pak
 1828 april - 31 juli 1942 (nrs. 11.001-12.000).1 pak
 1926 juli - 10 december 1942 (nrs. 15.001-15.999).1 pak
 2010 december 1942 - 30 augustus 1943 (nrs. 17.001-18.000).1 pak
 2130 augustus 1943 - 16 februari 1944 (nrs. 26.001-27.000).1 pak
 2216 februari - 7 december 1944 (nrs. 33.001-34.000).1 pak
 237 december 1944 - 7 november 1945 (nrs.40.001-40.706).1 pak
 24Aarschot. 1940-1943.1 pak
 25Diest. 1941-1943.1 pak
 26Herent. 1940-1945.1 pak
 27Heverlee. 1940-1945.1 pak
 28Kapellen. 1940-1945.1 omslag
 29Keerbergen. 1940-1944.1 omslag
 30Kerkom. 1940-1943.1 omslag
 31Kersbeek-Miskom. 1940-1945.1 omslag
 32Kessel-Lo. 1940-1945.1 pak
 33Korbeek-Dijle. 1940-1945.1 omslag
 34Kortenaken. 1940-1945.1 omslag
 35Leefdaal. 1941-1942.1 omslag
 36Leuven. 1941-1943.1 pak
 37Tervuren. 1940-1945.1 pak
 38Tienen. 1941-1943.1 pak
 39Veltem-Beisem. 1941-1945.1 omslag
 40Willebringen. 1941-1943.1 omslag
 41Wilsele. 1940-1945.1 omslag
 42Winksele. 1941-1945.1 omslag
 43Zichem. 1940-1945.1 pak
44Briefwisseling met de provinciale comités en het arrondissementscomité Brussel. 1941-1944.1 omslag
 451941.1 omslag
 461942.1 omslag
 471943.1 omslag
 481944.1 omslag
 491945.1 omslag
 501941.1 omslag
 511942.1 omslag
 521943.1 omslag
 531944.1 omslag
 541945.1 omslag