Name: Gemeente Asse
Period: 1797-1957
Inventoried scope: 45,86 linear meters
Archive repository: State archives in Leuven
Heading : Municipalities
Authors: Ockeley, Jaak
Year of publication: 2018
Code of the inventory: 382
Het gemeentebestuur van Asse
De annexatie op 1 oktober 1795 (9 vendémiaire jaar IV) van de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik bij de Franse republiek maakte een einde aan de bestuurlijke en rechterlijke verscheidenheid zoals die heeft bestaan in het ancien régime. De bestuurlijke entiteit gekend als het Land van Asse, waartoe Asse samen met de Brabantse dorpen Essene, Hekelgem, Mazenzele, Mollem en de nu Oost-Vlaamse 'prochies' Baardegem en Meldert behoorde, werd opgeheven.
Bij besluit van 31 augustus 1795 (14 fructidor jaar III) uitgevaardigd op 6 oktober 1795 (15 vendémiaire jaar IV) vormde Asse voortaan met acht andere gemeenten, met name Bekkerzeel, Essene, Hekelgem, Sint-Katherina-Lombeek, Sint-Ulriks-Kapelle, Teralfene, Ternat en Zellik, een municipaal kanton dat werd bestuurd door een commissaire du directoire exécutif, en telkens twee afgevaardigden per dorp. Op haar beurt werd de municipaliteit Asse, bij wet van 17 februari 1800 (28 pluviôse jaar VIII), opgeheven en werden deze dorpen zelfstandige gemeenten, voortaan bestuurd door een maire en een conseil communal.
Asse bleef wel bij Consulair Besluit van 9 januari 1802 (19 nivôse jaar X) hoofd van een gerechtelijk kanton dat naast Asse ook nog volgende gemeenten omvatte: Bekkerzeel, Essene, Hamme, Hekelgem, Kobbegem, Mazenzele, Merchtem, Mollem, Opwijk, Relegem, Sint-Katherina-Lombeek, Sint-Ulriks-Kapelle, Teralfene en Ternat. De zetel was aanvankelijk gevestigd in Merchtem en vanaf 31 mei 1802 (11 prairial jaar X) in Asse. In 1817 werd Asse ook hoofd van een militiekanton met 16 afhankelijke gemeenten. Hiertoe behoorden: Asse, Bekkerzeel (1817-1870 en 1913-), Essene (1817-1870 en 1913-), Hamme (1870-), Hekelgem (1817-1870 en 1913-), Kobbegem (1870-), Liedekerke (1817-1870 en 1913-), Mazenzele (1870-), Merchtem (1870-), Mollem (1870-), Opwijk (1870-), Relegem (1870-), Sint-Katharina-Lombeek (1817-1870 en 1913-), Sint-Ulriks-Kapelle (1817-1870 en 1913-), Teralfene (1817-1870 en 1913-), Ternat (1817-1870 en 1913-). Van 1870 tot 1913 fungeerden Ternat en Merchtem als zelfstandig militiekanton.
In die jaren was Asse nog een landbouwgemeente, al kunnen we op basis van de telling van 1796 (jaar IV) stellen dat deze gemeente toen al een zekere verzorgende functie uitoefende t.o.v. haar buurgemeenten. Dit blijkt des te meer uit de volkstelling van 1796. Naast beroepen die duidelijk met de landbouw en zijn toelevering te maken hadden en enkele als herbergier, strodekker, boswachter, komen alleen in Asse-Centrum voor: schrijnwerker, stoeldraaier, timmerman, lattenkapper, zeeldraaier, mandenmaker, gareelmaker, slootmaker, voerman, brouwer, steenkapper, schaliedekker, beenhouwer, bakker, zwartverver, glazenmaker, winkelier, hotelier, metselaar, naaister, wasser, pruikmaakster, hopkoopman, tabakshandelaar, pastoor, onderpastoor, coadjutor, kapelaan, koster, hulpkoster, kloosterzuster, notaris, geneesheer, advocaat, vrederechter, griffier, landmeter, colporteur, straatschouwer, huidenvetter, met name beroepen die duidelijk op een verzorgende functie wijzen.
Toen in 1798 de Gendarmerie Impériale werd opgericht, werd Asse zetel van een brigade. Aanvankelijk ging het maar om 5 manschappen en 5 paarden, ondergebracht in de rechtervleugel van het gasthuis. Later verhuisde de rijkswacht naar de Weverstraat, vervolgens naar de Brusselse steenweg, daarna naar het Gildenhof om uiteindelijk een onderkomen te krijgen in een nieuw pand in de Nerviërsstraat . Sindsdien is Asse uitgegroeid tot zetel van het district Asse-Brussel, waaraan alle korpsen in West-Brabant zijn ondergeschikt.
In 1799 werd de Sint-Martinuskerk voor de eredienst gesloten en werden de kapellen van Kruisborre en Asse-Terheide verkocht als nationaal goed. De kapel van het gasthuis fungeerde als Tempel van de Rede, de pastorie als gemeentehuis. Pastoor Josephus Epiphanus Van der Saecken werd opgepakt en verbannen; de overige kerkelijke bedienaars werden met rust gelaten omdat zij zich gedeisd hielden en niet in het openbaar hun ambt uitoefenden. De burgerij die in 1789 sympathiseerde met de vonckisten, volgde nu de politiek van de Franse heersers. Jonge mannen moesten verplicht legerdienst doen. Meerdere probeerden hieraan te ontsnappen en kwamen in verzet. Tot een regelrecht gevecht tussen sansculotten en boerenkrijgers, zoals in Merchtem, is het in Asse niet gekomen. Enkele opgeroepenen deserteerden maar werden toch opgepakt, een paar sneuvelden in Spanje of stierven aan hun verwondingen in een buitenlands hospitaal. De meesten die onder Napoleon hadden gediend, keerden terug; sommigen leefden nog in 1858 en kwamen in aanmerking voor de "Médaille commémorative de Sainte Hélène". Voor de rest verliep de Franse overheersing vrij geruisloos. In 1814 bivakkeerden in Asse Engelse troepen en ook Russische kozakken die op weg waren naar Waterloo.
Ook de Hollandse tijd ging in Asse haast zonder noemenswaardige aandacht voorbij. In 1822 stichtte Petrus Josephus Luckx, gewezen prior van Grimbergen en rector van de gasthuiszusters, de congregatie der zwartzusters in Asse, onder andere voor de opvang van weeskinderen. In 1827 opende dezelfde een Latijnse school op de Oude Markt.
Het gemeentebestuur telde toen twaalf leden, met name de burgemeester-zeepzieder Engelbert De Pauw, in 1828 vervangen door huidenvetter Frans Benedict De Bolster, twee assessoren en negen raadsleden. Het gemeentebestuur werd bijgestaan door gemeentesecretaris Benedictus van Overloop, in 1819 opgevolgd door Joannes Verbrugghen (+ 1856), en door gemeenteontvanger Leopold Lecocq.
Het economisch leven in die jaren bleef hoofdzakelijk afgestemd op de landbouw, zeker in de gehuchten. Een statistiek van de beroepen van de gezinshoofden toont aan dat in 1825 in Asse op 951 gezinnen er 468 (49,2 %) de boerenstiel beoefenden, 179 (18,8 %) loonarbeider was en 304 (31,9 %) een ambacht uitoefende. Meer dan de helft van deze laatste beroepsgroep woonde in Asse-Centrum.
Buiten een paar vrijwilligers die in Leuven tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van 1830 meestreden, ging men in Asse van het Hollandse regime geruisloos over in de Belgische zelfstandige situatie. Wel werd burgemeester Frans Benedict de Bolster vervangen door Henri Stevens, die zelf in 1835 werd opgevolgd door François Xavier Alexandre ridder de Viron, die 60 jaar lang in functie zou blijven.
Asse miste in de 19de eeuw de industrialisatie, met als gevolg dat er nu nog veel pendelaars zijn naar Brussel. Reeds in 1845 dacht men eraan Brussel met Gent te verbinden via een spoorlijn. Ondanks petities van de gemeenteraad en andere drukkingsgroepen werd de lijn in 1856 aangelegd over Ternat en Denderleeuw. Asse kreeg pas in 1879 voldoening toen het werd verbonden met Dendermonde. In 1881 werd die lijn doorgetrokken tot in Jette en kon men zo van Asse naar Brussel sporen.
De buurtspoorwegverbinding Aalst-Asse-Brussel werd aangelegd in de jaren 1904-1931. In 1904 reed er een stoomtram, vanaf 1937 'den electrieke tram'. Asse had vanaf 1928 ook een private busverbinding met Aalst en Brussel.
Reeds in 1832 kocht Asse zijn eerste brandweerpomp, waarmee Asse de eerste plattelandsgemeente in Brabant was die daarin investeerde. Een vrijwillig pompierskorps kwam er al in 1885.
De nering bleef volledig afgestemd op de bevoorrading van de grootstad. In 1835 had men er volgens de legger bij de kaart van Vandermaelen 6 water-, 8 wind- en 2 olierosmolens, 9 brouwerijen, 2 stokerijen, 1 huidenvetterij en 1 zeepziederij. De teeltoppervlakte bedroeg toen 4368 ha, waarvan 3915 ha akkerland en 416 ha weide. Volgens Popp waren er in 1860 naast 4 wind-, 3 watermolens en 3 rosmolens, nog 3 brouwerijen, 1 stokerij,1 huidenvetterij en 1 zeepziederij.
De bevolking groeide langzaam aan: in 1806 telde Asse 5256 inwoners, in 1846 al 8514 en 11127 in 1900.
De markt gehouden op dinsdag dateert uit in de 13de eeuw, vermits er in 1285 reeds sprake is van een 'vetus forum', een Oude Markt om ze te onderscheiden van een Nieuwe Markt die werd aangelegd naast de Hallepoel aan het huidige Gemeenteplein. Asse heeft zo lang mogelijk gepoogd dit recht alleen te behouden, maar reeds in 1839 verkreeg Opwijk een zaterdagmarkt, en Ternat in 1859 een donderdagmarkt. Merchtem had al van in de middeleeuwen een woensdagmarkt.
Bij de herstructurering van het aartsbisdom Mechelen in 1803 werd Asse een zelfstandige parochie met niet minder dan 15 succursalen. Vanaf 1815 was het de hoofdplaats van een dekenij met 19 afhankelijke parochies. Eigenlijk werd Asse dekenij in 1803, maar aangezien de pastoor van Asse, Jozef van der Saecken, verdacht werd van Stevenisme, fungeerden achtereenvolgens J.A. Buggenhout, deken van Anderlecht (1803-1811) en C.S. Fransman, pastoor van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (1811-1815), als deken voor het district Asse. Dit aantal was in 1963 opgelopen tot 27. Bij de reorganisatie in 1966 werd Asse hoofd van het district Pajottenland-Noord en nadien weer van een dekenij, een functie die het nog steeds vervult, al resideert de deken niet meer in Asse zelf.
Tot ca. 1830 stond de pastoor van de hoofdparochie van Sint-Martinus-Asse in voor de rooms-katholieke eredienst in de ganse gemeente. Vanaf 1844 resideerde de derde onderpastoor in de wijk Asse-Terheide dat in 1864 als succursale parochie Sint-Hubertus werd opgericht. Asbeek in 1928, Krokegem in 1950 en Walfergem in 1952 werden afhankelijke kapelanieën.
Buiten het menselijk leed dat de oorlog meebracht, ontsnapte Asse grotendeels aan het strijdgewoel van de twee wereldoorlogen. In 1918 ontplofte er een munitietrein in het station in Asse, waarbij heel wat materiële schade werd veroorzaakt. In 1940 had in Asse-Centrum een kort achterhoedegevecht plaats tussen Engelse en Duitse tanks en bij de bevrijding werd een aantal Vlaams-nationalisten hardhandig aangepakt.
In de eerste helft van de 20ste eeuw was Asse nog een typische landbouwgemeente, na 1945 kwam de industrialisatie overal op gang. De bevolking groeide aan van 12658 in 1910 tot 16841 in 1947. In 1961 telde groot Asse al 108 bedrijven die 3710 arbeiders tewerkstelden; in 1970 respectievelijk 1068 en 5487. De teeltoppervlakte beliep in 1959 nog slechts 1844 ha, waarvan 1149 ha graangewassen en 1102 ha grasland. Asse was tot ca. 1970 het Brabants centrum van de hopteelt; sindsdien is de totale oppervlakte van de hopvelden zo sterk teruggelopen dat in 2009 de gemeente uit nostalgie er zelf een liet aanleggen. De tweejaarlijkse hoppeduvelfeesten zijn een herinnering aan deze landelijke industrie.
In 1928 kochten de gasthuiszusters van de erven Van de Putte op de Markt het oude notariskantoor Crick en startten er in een eigen instelling met ziekenverzorging. Voordien werden de zieken opgenomen in het gasthuis, een eigendom van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen, later C.O.O. en nu O.C.M.W. Na de aanleg van de Bloklaan in 1960, kregen de gebouwen aan die zijde nog een paar nieuwe vleugels bij. Enkele jaren geleden ging de Heilig-Hart-kliniek te Asse een associatie aan met het Onze-Lieve-Vrouweziekenhuis te Aalst-Mijlbeke.
De centrumfunctie van Asse blijkt overigens ook nog uit het hele gamma onderwijsinstellingen. Naast basisonderwijs, kreeg Asse reeds in 1908 zijn voortgezet onderwijs te Walfergem met het Klein Liefdewerk van de Missionarissen van het Heilig Hart. Onder impuls van deken Jan Heyvaert zal dit in 1967, samen met 'den Belvédère', een middelbare school voor meisjes gesticht in 1928, omgevormd worden tot het huidige Ascanuscollege. In 1947 werd in Asse-Centrum een Rijksmiddelbare School, later Koninklijk Atheneum opgericht.
Asse heeft lange jaren als enige gemeente in West-Brabant muziekonderwijs aangeboden. Het was burgemeester Jan van Hoof die in 1942 een eerste poging ondernam. In 1948 stichtte burgemeester Gerard van Wijnendaele de huidige muziekschool, die in 1968 is omgevormd tot muziekacademie August De Boeck, met onderafdelingen o.a. te Liedekerke, Hekelgem en Londerzeel.
In de jaren '50 van vorige eeuw werd in Asse door de Tussengemeentelijke Maatschappij voor Watervoorziening het waterleidingnet aangelegd, het eerste in West-Brabant. Het net sloot aan op de hoofdleiding die reeds in 1910 langsheen de steenweg naar Gent was aangelegd. Verder is Asse nog de zetel van een Afdeling van het Kadaster, van een Controle der Belastingen en van een Kantoor van de Registratie en Domeinen.
Bij de fusieoperatie in 1976 werden Asse, Bekkerzeel, Kobbegem, Mollem, Relegem en Zellik samengevoegd tot één gemeente Asse met een totale oppervlakte van 4963 ha en 25625 inwoners. Veertig jaar later is dit bevolkingsaantal al gestegen tot 32671 inwoners.
Naargelang de Franse (1800-1815) of de Hollandse tijd (1815-1830) en vanaf de Belgische onafhankelijkheid in 1830, periode 1830-1836 en vanaf 1836 met de inwerkingtreding van de gemeentewet, wijzigde de organisatie van het gemeentebestuur en zijn bevoegdheid.
In de Franse tijd (1800-1815) werd de gemeenteraad benoemd door de prefect van het departement van de Dijle, aanvankelijk voor 3 jaar, vanaf het senatus consultus van 4 augustus 1802 (16 thermidor jaar X) voor 20 jaar. Om de 10 jaar moest de helft van de leden worden vernieuwd. De maire en zijn twee adjoints werden benoemd voor 5 jaar uit de leden van de gemeenteraad en vervolgens herbenoemd of vervangen. De maire was bevoegd voor politie, burgerlijke stand en het gemeentebeheer. De gemeenteraad had een adviserende functie en mocht de gemeenterekeningen afhoren, de houthak uit de gemene bossen en weiden verdelen, de repartitie van de onderhoudswerken aan straten en wegen vastleggen en ten slotte adviseren bij nieuwe of hogere belastingen.
Tijdens het Hollands bewind (1815-1830) werd het bestuur geregeld door het reglement van het bestuur van het platteland van 25 juli 1818 en dit van 1825. De meier werd benoemd voor 6 jaar. Hij werd bijgestaan door twee assessoren, benoemd uit leden van de gemeenteraad. De gemeenteraad omvatte 7 leden die door de Gedeputeerde Staten van Brabant werden aangesteld uit een dubbele lijst, voorgelegd door de aftredende gemeenteraad. Er waren geen verkiezingen voor het plattelandsbestuur. Om de twee jaar diende een derde van de raad te worden hernieuwd. De raad was bevoegd voor de militie (lotelingen, schutterij, burgerwacht), de repartitie van de belastingen (grond-, personele en mobilaire, patentbelasting), de schouwing en onderhoud van wegen en waterlopen.
Ingevolge het decreet van 8 oktober 1830 van het Voorlopig Bewind werden burgemeester, schepenen en raadsleden direct door het kiesgerechtigde publiek verkozen. Door de gemeentewet van 30 maart 1835 verwierf de koning het benoemingsrecht van de burgemeester; schepenen werden tot 1887 onder de leden van de gemeenteraad benoemd door de koning, nadien door de gemeenteraad uit zijn leden verkozen.
Sinds de onafhankelijkheid is het gemeentebestuur bevoegd voor het beheer van het gemeentelijk patrimonium, de financiën en de fiscaliteit, de burgerlijke stand, de bevolking, de verkiezingen, de militaire zaken, de ordehandhaving, de openbare gezondheid, openbare werken en nutsvoorzieningen, onderwijs, de bevordering van het economisch leven, de voogdij over het Bureel van Weldadigheid (het armbestuur) en het Bureel van het Burgerlijk Godshuis (het gasthuis) en over de eredienst, kortom voor alles wat te maken heeft met het "gemeentelijk belang", d.w.z. met de collectieve noden van de inwoners.
De gemeenten staan onder controle van de nationale overheid en de provincies en moeten ook de taken uitvoeren die hun door deze worden opgelegd zoals het beheer van de burgerlijke stand, het bijhouden van de bevolkingsregisters, instaan voor volks- en nijverheidstellingen.
In het ancien régime werd het gemeentearchief bewaard ten huize van de griffier. In 1795 werd deze aangemaand de documenten die nog in zijn bezit waren, over te dragen aan het gemeentebestuur. Het statisch archief werd dan ondergebracht op de gewelfde zolder van het zuidertransept van de Sint-Martinuskerk waar het was blootgesteld aan weer en wind, aan duiven en aan misdienaars die op zoek waren naar papier om de kachel aan te steken HET verhaal gaat dat misdienaars met gezegelde charters van op de toren om het verst met deze documenten gooiden. Hier werd het archief geraadpleegd door pastoor Hendrik Crassaerts (1848-1859), door onderpastoor August Mertens (1822-1892) en door hoofdonderwijzer Desiré De Grave voor zijn Geschiedenis der Gemeente Assche (1900).
Burgerlijke stand, bevolkingsregisters, notulen van de gemeenteraad en het schepencollege en de lopende dossiers werden bewaard bij de gemeentesecretaris, wiens kantoor was ondergebracht in zijn privéwoning. Niettemin volgden wegens plaatsgebrek vrij vlug de dossiers uit de Franse en de Hollandse periode ook de weg naar de kerkzolder, waar ze vermengd raakten met archief van de Sint-Martinusparochie.
Toen in 1867 een nieuw gemeentehuis werd opgetrokken, waarin ook de diensten van het vredegerecht - tot dan huisde dit in de Weverstraat naast de gevangenis - werden ondergebracht, vond het gemeentearchief zijn weg naar de zolder van het gemeentehuis. Blijkbaar bekommerde niemand zich om deze documenten. Wie wat nodig had, haalde het uit de betreffende map. Zo men het al terugbracht, werd het vaak daar gewoon neergelegd, geraakte een document zoek of kwam het in een verkeerde map terecht. Door het feit dat de gemeentesecretaris van Asse ook secretaris was van de gemeente Mollem en van het armbestuur van Asse, geraakten ook documenten van die instellingen vermengd met het gemeentearchief. Het is daarbij niet steeds duidelijk of het gaat om het eigenlijke archief van die instellingen, dan wel of het documenten betreft die ter controle aan het gemeentebestuur dienden overhandigd te worden.
Nog ongeveer 600 m gemeentearchief, zowel uit de 19de als uit de 20ste eeuw, wordt bewaard in de gemeente Asse zelf. Het vervelende daarbij is dat van sommige dossiers zich stukken bevinden in het Rijksarchief Leuven (RAL) én in het archiefdepot van de Gemeente Asse (ArGeAs). Sommige stukken zijn in privébezit beland. Een poging om deze alsnog te laten overbrengen naar het Rijksarchief Leuven is helaas mislukt.
In 1975 werd besloten het archief in het ArGeAs te laten inventariseren door de diensten van Steden en Gemeenten. Deze rondden hun opdracht af even voor de fusie van gemeenten (1977). Dit archief, geïnventariseerd volgens het decimaal systeem, werd opgeborgen in archiefdozen en vervolgens ondergebracht op de zolder van het gemeentehuis waar het op houten rekken volgens ditzelfde decimaal systeem werd geplaatst.
Bij de fusie van gemeenten in 1977 werden ook de archieven van Bekkerzeel, Kobbegem, Relegem en Zellik overgebracht naar het gemeentehuis in Asse. Later werd, wegens de toevloed aan documenten, het archief van de technische dienst gestockeerd in een afzonderlijk lokaal in de werkliedencentrale in Asse op de Kalkoven. Documenten met betrekking tot de bevolking kwamen terecht in het nieuw gemeentehuis, deze met betrekking tot de burgerlijke stand eerst in de kelder van het oud gemeentehuis om vervolgens weer te verhuizen naar de dienst bevolking-burgerlijke stand in het nieuw gemeentehuis. Uiteindelijk werd besloten, na de aankoop van het Vemoflex-gebouw in de Assesteenweg, een archiefdepot in te richten. Grote delen van het statisch archief werden daar reeds ondergebracht, waar een bediende instaat voor de verdere ordening. Toch bevinden zich nog archiefstukken op de zolderverdieping van het oude gemeentehuis.
Helaas is de zeer gedetailleerde inventaris zoekgeraakt bij de verhuis van het archief en de gemeentediensten van het oude naar het nieuwe gemeentehuis. Men moet zich nu verhelpen met een zeer algemeen UDC-schema. Raadpleging kan daar alleen mits schriftelijke toestemming van het College van Burgemeester en Schepenen.
In 1928 werden, n.a.v. een groots opgezette tentoonstelling in het gasthuis, op initiatief van kerkmeester Marcel de Clippele-Crick, de archieven uit het ancien régime en een kleine 5 meter uit de 19de eeuw die zich op het 'comptoir' van de Sint-Martinuskerk bevonden, met instemming van het schepencollege overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief in Brussel.
Een deel van het gedeponeerde archief werd in 1938 voorlopig geïnventariseerd door stagelopend archivaris Jan Buntinx. In de jaren 1950 werd, voornamelijk uit genealogisch belang, het oud archief doorgenomen door Gustave Moyersoens.
In 1970 werd, na een inspectiebezoek, opnieuw ongeveer 13,5 meter gemeentearchief, vermengd met dat van het vredegerecht, overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief te Brussel. Toen hernam Willy Buntinx de inventarisatie, maar door zijn overplaatsing naar het Rijksarchief te Gent, bleef zijn taak onafgewerkt.
In 1990 kwam het archief terug naar het ARA, maar rond 2000 verhuisde het wegens plaatsgebrek en in afwachting van een definitieve inventarisatie tijdelijk naar het Rijksarchief in Beveren-Waas om nadien, in 2011, te worden overgebracht naar het Rijksarchief in Leuven. Nadat het archief van de kantonmunicipaliteit Asse was afgesplitst (inventarisatie beëindigd in 2016), kon Jaak Ockeley, als vrijwillig wetenschappelijk medewerker eerst in het ARA, vervolgens in het Rijksarchief te Leuven, de beschrijving van het hedendaags gemeentearchief aanvatten. Een aantal stukken van het vredegerecht en van de oude gemeente Mollem werd afgesplitst en verhuisd naar respectievelijk het archief van het vredegerecht Asse en de gemeente Mollem. De inventarisatie werd eind 2017 afgerond.
Het hedendaags gemeentearchief van Asse dat in bewaring werd gegeven aan het Rijksarchief te Leuven is vrij omvangrijk. Het is uiteraard van belang voor de studie van het openbare leven in de gemeente en, voor al wat militaire aangelegenheden betreft, ook voor de gemeenten die in de 19de eeuw deel uitmaakten van het kanton Asse.
Naast de briefwisseling met de provinciale en nationale overheid en de besluiten uitgaande van het College van Burgemeester en Schepenen en de Gemeenteraad, is er een belangrijk deel m.b.t. de openbare financies (grond-, personen- en patentbelasting, belasting op deuren en vensters, buitengewone belasting ...).
Omvangrijk zijn ook de stukken m.b.t. militaire zaken, waaronder de lotingsregisters en deze betreffende W.O. I en W.O. II. Interessant is de reeks begrotingen en rekeningen zowel van het armbestuur als van het gasthuis en van de onderscheiden kerkfabrieken. Betreffende het economische en het culturele leven bleven maar weinig documenten bewaard.
Taal en schrift van de documenten
Het merendeel van de stukken is opgesteld in het Nederlands. Daarnaast zijn er ook nogal wat in het Frans, met name deze die in de 19de eeuw uitgaan van de nationale en provinciale overheid; uit de bezettingsjaren 1914-1918 en 1940-1944 zijn er enkele stukken in het Duits .
De documenten stellen geen bijzondere paleografische moeilijkheden.
Er werden tijdens de inventarisatie geen stukken vernietigd.
Aangezien zich nog stukken in het archiefdepot van de gemeente en ook in privé-bezit bevinden, is het niet uitgesloten dat deze op termijn in bewaring zullen gegeven worden aan het Rijksarchief Leuven.
Het archiefschema is gebaseerd op het modelschema van Herman Coppens in H. COPPENS, De ontsluiting van archieven, Richtlijnen en aanbevelingen voor de ordening en beschrijving van archieven in het Rijksarchief, Brussel, 1997, p. 440-446. Daarnaast werd nuttig gebruikt gemaakt van G. GADEYNE, Stad Ronse (Hedendaagse periode). Deel I: 1796-1918, Brussel, ARA, 1988.
In principe zijn alle stukken vrij raadpleegbaar. Zij zijn te raadplegen in het Rijksarchief Leuven, Vaartstraat 24 - 3000 Leuven. Tel: +32 (0)16/31.49.54 Fax: +32 (0)16/31.49.61 Rijksarchief.Leuven@arch.be. De stukken dienen aangevraagd te worden als "Hedendaags gemeentearchief Asse, nr. ....". Enkele stukken kunnen wegens hun slechte materiële staat niet ter inzage worden gegeven. Behalve voor de stukken die nog onder de privacy-wetgeving vallen, zijn er geen beperkingen inzake raadpleging.
Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief. Indien een stuk niet mag worden gereproduceerd, wordt dit meegedeeld.
De meeste stukken verkeren in goede staat, al vertonen sommige sporen van vocht- en/of brandschade.
COPPENS, H., De ontsluiting van archieven: richtlijnen en aanbevelingen voor de ordening en beschrijving van archieven in het Rijksarchief. (Miscellanea Archivistica Manuale, 21), Brussel, 1998.
COPPENS, H., Archiefterminologie (AT2). Nederlandse versie van de Terminologie archivistique en usage aux Archives de l'Etat en Belgique (1994) aangevuld met lijsten van redactionele vormen, ontwikkelingsstadia en uiterlijke vormen uit Archiefterminologie (1990) en met verwijzing naar Archiefterminologie voor Vlaanderen en Nederland (2003). (Miscellanea Archivistica Manuale 49), Brussel, 2004.
COPPENS, H., Richtlijnen voor de inhoud en vormgeving van een archiefinventaris (augustus 2014). Met aanvullingen en aanpassingen door Eddy Put en Laurent Honnoré. (Miscellanea Archivistica Manuale 66), Brussel, 2014.
DE GRAVE, D., Geschiedenis der Gemeente Assche, Gent, 1900.
DE SMEDT, J.,De sansculotten in Frankrijk, in België, in Assche en omstreken, Merchtem, 1898,
DE VRIENDT, P., De Gemeenschap der Zwartzusters te Asse, 1822-1971, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 1988,
EBRARD, L, Analytische bibliografie van de gemeente Asse 1800-1960, Brussel, 1962.
GODECHOT, J., Les institutions de la France sous la Révolution et l'Empire, Parijs, 1968, p. 472-476.
KLEP, P., Bevolking en arbeid in transformatie. Een onderzoek naar de ontwikkelingen in Brabant, 1700-1900, Nijmegen, 1981.
LINDEMANS, J., Toponymie van Asse, Tongeren, 1952.
OCKELEY, J., 'Analfabetisme in Brabant van 1779 tot eind 19de eeuw', in Eigen Schoon en De Brabander, 76 (1993), p. 237-270
OCKELEY, J., 'Asse-Dorp in de eerste helft van de 19de eeuw', in Eigen Schoon en De Brabander, 86 (2003), p. 1-100.
OCKELEY, J., 'Een eeuw gemeentelijk onderwijs in Asse-Walfergem. Van gemeentelijke meisjesschool tot GBS "Sleutelbos", in Ascania, 54 (2011), p. 1-18.
OCKELEY, J., 'Evolutie van het bodemgebruik te Asse 1834-1980', in Ascania, 27 (1984), p. 119-124.
OCKELEY J., Gasthuisleven en ziekenzorg in Asse van de middeleeuwen tot de 20ste eeuw, Asse, 2011.
OCKELEY, J., 'De Grote Oorlog (1914-1918) in Groot-Asse', in Ascania, 51 (2008), p. 109-112.
OCKELEY, J., Inventaris van het archief van de kantonmunicipaliteit Asse, Brussel, 2016.
OCKELEY, J., 'De kantonmunicipaliteit Asse', in Ascania, 59 (2016), p. 65-82.
OCKELEY, J., 'Kantonmunicipaliteiten, fusies en oprichting van gemeenten in de Franse en Hollandse tijd in Brabant', in Eigen Schoon en De Brabander, 94 (2011), p. 1-34.
OCKELEY, J., 'De kerk in Brabant van het eind van de 18de eeuw tot het begin van de Hollandse tijd', in Eigen Schoon en De Brabander, 86 (2003), p. 213-254.
OCKELEY, J., '"Keus in Asse". Verkiezingen, gemeentebestuur en politiek personeel in Asse 1795-2012. I. Van Franse tijd tot 1976', in Ascania, 55 (2012), p. 93-144.
OCKELEY, J., '"Keus in Asse". Verkiezingen, gemeentebestuur en politiek personeel in Asse 1795-2012. I. Van Franse tijd tot 1976'Deel II: De politieke verhoudingen in Asse 1977-2012', in Ascania, 56 (2013), p. 1-60.
OCKELEY, J., Leven aan de bron. Een inleiding tot de Geschiedenis van Asse, Asse, 1965.
OCKELEY, J., Leven onder de Toren, Asse, 2014.
OCKELEY, J., 'Soldaten van Napoleon', in Ascania, 53 (2009), p. 33-43.
OCKELEY, J. ed., Twintig bijdragen tot de kerkgeschiedenis van Asse (Asse vroeger en nu, III), Asse, 1989.
OCKELEY J. red, 50 jaar Rijks- en Gemeenschapsonderwijs te Asse 1947-1997, Asse, 1997..
OCKELEY, 'Voorgeschiedenis en historisch-geografische situatie', in Van Granvelle tot Danneels. Capita selecta uit 450 jaar geschiedenis van het aartsbisdom Mechelen (1559-2009), Brussel, Asse, 2009.
OCKELEY, J., 'Wies Moens in de jaren 1938-1944 in Asse', in Ascania, 41 (1998), p. 42-52.
PIRSON, L.,'Zuster Regis en de Belvédère', in Ascania, 6, 1963, nr. 2, p. 5-8
POULLET, P., Les institutions françaises de 1795 à 1814. Essai sur les origines des institutions belges contemporaines, Brussel, 1907, p. 176-194.
ROGGEMAN, F., Asse, studie van een kleinstedelijk centrum, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 1970.
SCHOON, E., 'Het bestuur van het kanton Asse tijdens het Directoire', in Feestbundel Frans Meskens hem aangeboden n.a.v. zijn 70ste verjaardag. Grimbergen 28 april 2007, Asse, 2007, p. 273-300.
SPANHOVE, J., 'De dekenij Asse in 1803', in Ascania, 34 (1991), p. 97-99
SPANHOVE, J., 'De stichting van het missieseminarie', in Ascania, 1 (1958), nr. 2, p. 2-8
VAN ASSCHE, J., 'Het comptoir' van Assche', in Ascania, 58 (2015), p. 32
VANNOPPEN, H., Onze voorouders in de politiek 1. Franse en Nederlandse tijd (1795-1830). Dl. 2. Belgische tijd: cijnskiesrecht (1830-1895), Brussel, 1981.
VRIELYNCK, S., De territoriale indeling van België (1795-1963). Bestuursgeografisch en statistisch repertorium van de gemeenten en de supracommunale eenheden (administratief en gerechtelijk). Met de officiële uitslagen van de volkstellingen, dl. 1, Leuven, 2000, p. 313-452.
WAUTERS, A., Histoire des environs de Bruxelles ou description historique des localités qui formaient autrefois l'ammanie de cette ville, 3 dln., heruitgave Brussel, 1969.
Een eerste summiere inventarisatie van het hedendaags gemeentearchief archief van Asse gebeurde in 1837 door gemeentesecretaris Joannes Verbrugghen (RAL, Hedendaags gemeentearchief van Asse, nr.127). In 1938 inventariseerde Jan Buntinx zowel het oud als het hedendaags gemeentearchief, wat resulteerde in een handgeschreven inventaris. Ook Willy Buntinx doorploegde tussen 1970 en 1978 het gemeentearchief en bracht een nieuwe nummering aan op de handgeschreven inventaris van zijn vader. Vanaf 2007 werd de inventarisatie hernomen door Jaak Ockeley, vrijwillig wetenschappelijk medewerker, eerst in het ARA en vervolgens in het Rijksarchief Leuven. De ordening en de beschrijving van het archief werden eind 2017 afgerond. Nuttige opmerkingen werden daarbij gegeven door Marc Carnier, Herman Coppens, Michel Oosterbosch, Eddy Put, Herman Van Isterdael en Karel Velle die bij deze allen bedankt zijn voor hun bijstand.
Matthieu Gruber 1800-1804
Egidius Guillielmus Crick 1804-1813
Engelbert De Pauw 1813-1827
Frans Benedict De Bolster 1827-1830
Henri Stevens (de Bisschop) 1830-1835
François-Xavier Alexandre ridder de Viron 1835-1895
Léon De Coster 1895-1919
Cyriel Ampe wn. 1919-1921
Henri van Innis 1921-1932
Jozef De Doncker 1932-1942
Jan Van Hoof 1942-1944
Remy Van Roy wn. 1944
Léon Goossens 1944-1946
Eugeen van der Haegen 1946-1949
Gerard Van Wijnendaele 1949-1976
Paul baron De Keersmaeker 1977-1984
Herman Van Elsen 1984-1994
Hubert De Keersmaeker 1995-1998
Koen Van Elsen 1998-2000
Michel Vanhaeleweyck 2001-2006
Koen Van Elsen 2007-heden
Lambert Mercie 1800-1803
Benedictus Van Overloop 1803-1819
Joannes Verbrugghen 1819-1856
Frans Verbrugghen 1856-1882
Karel Courtois 1882-1926
Frans Van Achter 1926-1947
Karel Van Stichel 1947-1975
Louis De Ridder 1975-1987
Luc De Proost 1987-2012
Lander Van Droogenbroeck 2013-heden
1 - 4 | Notulen van de gemeenteraad. 1831-1881. | ||||||||
1 | 23 okt. 1831 - 8 juli 1843. | 1 deel | |||||||
2 | 11 aug. 1843 - 19 okt. 1850. | 1 deel | |||||||
3 | 7 dec. 1850 - 1 juli 1865. | 1 deel | |||||||
4 | 15 juli 1865 - 3 dec. 1881. | 1 deel | |||||||
5 - 8 | Notulen van het schepencollege. 1840-1914. | ||||||||
5 | 11 okt. 1840 - 3 juni 1850. | 1 deel | |||||||
6 | 4 juni 1850 - 8 dec. 1869. | 1 deel | |||||||
7 | 18 dec. 1869 - 15 mrt. 1897. | 1 deel | |||||||
8 | 15 mei 1897 - 6 juni 1914. | 1 deel | |||||||
9 - 10 | Repertoria op de notulen. 1825-1863. | ||||||||
Hiaat. | 9 | Sept. 1825 - nov. 1837. | 1 deel | ||||||
Hiaat. | 10 | 7 dec. 1850 - 21 aug. 1863. | 1 omslag | ||||||
11 | Uittreksels uit het register van de notulen van de gemeenteraad en schepencollege. 1846-1944. | 1 omslag | |||||||
12 | Repertorium van administratieve akten die dienen geregistreerd te worden. 1806-1885. | 1 omslag | |||||||
13 - 66 | Jaarverslagen over de administratieve toestand van de gemeente. 1846-1947. | ||||||||
Hiaten. | 13 | 1846. | 2 katernen | ||||||
Hiaten. | 14 | 1847. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 15 | 1848. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 16 | 1849. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 17 | 1850. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 18 | 1851. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 19 | 1852. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 20 | 1853. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 21 | 1854. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 22 | 1855. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 23 | 1856. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 24 | 1857. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 25 | 1858. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 26 | 1859. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 27 | 1860. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 28 | 1861. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 29 | 1862. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 30 | 1863. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 31 | 1864. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 32 | 1865. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 33 | 1866. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 34 | 1867. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 35 | 1868. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 36 | 1869. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 37 | 1870. | 2 stukken | ||||||
Hiaten. | 38 | 1871 | 1 stuk | ||||||
Hiaten. | 39 | 1872. | 1 stuk | ||||||
Hiaten. | 40 | 1873. | 1 stuk | ||||||
Hiaten. | 41 | 1874. | 1 stuk | ||||||
Hiaten. | 42 | 1875. | 1 stuk | ||||||
Hiaten. | 43 | 1876. | 1 stuk | ||||||
Hiaten. | 44 | 1877. | 1 stuk | ||||||
Hiaten. | 45 | 1885. | 2 stukken | ||||||
Hiaten. | 46 | 1886. | 1 stuk | ||||||
Hiaten. | 47 | 1890. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 48 | 1891. | 1 omslag | ||||||
Hiaten. | 49 | 1894. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 50 | 1895. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 51 | 1896. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 52 | 1898. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 53 | 1921. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 54 | 1929-1930. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 55 | 1930-1931. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 56 | 1931-1932. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 57 | 1932-1933. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 58 | 1934. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 59 | 1934-1935. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 60 | 1935-1936. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 61 | 1936-1937. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 62 | 1937-1938. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 63 | 1938-1939. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 64 | 1944-1945. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 65 | 1945-1946. | 1 katern | ||||||
Hiaten. | 66 | 1946-1947. | 2 katernen | ||||||
67 | Register met statistieken en verslagen over de toestand van de gemeente. 1846-1864. | 1 deel | |||||||
68 | Algemeen verslag over de toestand van de gemeente Groot-Bijgaarden voor het jaar 1855 dienend als model voor Asse. 1855. | 1 stuk |