Inventaris van het archief van de hulpgevangenis te Leuven (1808-1986)

Archive

Name: Leuven Hulpgevangenis. Overdracht 1997

Period: 1808-1986

Inventoried scope: 84,6 linear meters

Archive repository: State archives in Leuven

Heading : Justice

Inventory

Authors: K. Velle

Year of publication: /

Code of the inventory: 262/1

...

Archiefvormer

Naam

Hulpgevangenis te Leuven.

Geschiedenis

Over de geschiedenis van de hulpgevangenis is niet veel meer bekend. De gevangenis van Leuven deed sinds de Franse Tijd dienst als arresthuis van het arrondissement. Het burgerlijk arresthuis was sinds de 18de eeuw ondergebracht in de Brusselse straat "ter hoogte van de Dijle", meer bepaald in de Brusselse poort (de vreemdelingen werden naar verluidt opgesloten in het steen aan de Vaartstraat). Na de definitieve annexatie van onze contreien bij Frankrijk raakte de Brusselse poort snel overbevolkt. Sinds december 1794 gingen het stadsbestuur en de Centrale administratie van Brabant op zoek naar een nieuwe bestemming voor de Leuvense gevangenis. Vanaf 1815 werden in het arresthuis ook militairen ondergebracht.
In uitvoering van het K.B. van 30 januari 1817 droeg het stadsbestuur op 26 oktober 1818 de Diestse Poort over aan de regering die er in de loop van 1819 de arrondissementele gevangenis in onderbracht. Het is niet duidelijk of het Leuvens arresthuis lang in de Diestse Poort heeft gefunctioneerd. Naar alle waarschijnlijkheid werden tijdens de periode 1830-1868 één of meerdere afdelingen van de Leuvense gevangenis ondergebracht in het voormalig Luxemburgcollege aan de Vaartstraat. Dit kan afgeleid worden uit enkele stukken die door het stadsarchief te Leuven worden bewaard. Volgens enkele klachtendossiers uit de jaren 1836 en 1838 waren de maison d'arrêt en de maison de sûreté civile et militaire in de Vaartstraat ('rue du canal') ondergebracht. De stadsarchitect situeerde in zijn verslag aan het gemeentebestuur van 26 januari 1863, dat gewijd was aan "l'état de la situation de la maison de passage", het huis van bewaring eveneens in het Luxemburgcollege aan de Vaartstraat. In het pand was naar verluidt naast de brandweerdienst en een college, de afdeling voor gegijzelden wegens schulden ondergebracht, de zgn. pistole. In het rapport van de stadsarchitect, gericht aan het gemeentebestuur, was sprake van vijf cellen en "une chambre dite la demi [sic] pistole /et/ une chambre dite la grande pistol". Het eerste reglement van het arresthuis dateert van 16 februari 1833.
In de loop van de jaren 1868 en begin 1869 werd het arresthuis van de Diestsepoort overgebracht naar een nieuw gevangeniscomplex aan de Maria-Theresiastraat (oppervlakte: 1,5 ha). De Diestse Poort werd met de grond gelijk gemaakt tijdens de periode van 9 juli 1872 tot 5 februari 1873. Het gevangeniskwartier van de nieuwe instelling bestond uit drie vleugels: een voor veroordeelde mannen, een tweede voor beklaagde mannen en een derde voor vrouwen. Het nieuwe arresthuis werd op 1 mei 1869 officieel in gebruik genomen. De naam "hulpgevangenis" werd pas vanaf het laatste kwart van vorige eeuw gebruikt, na de oprichting van de Centrale gevangenis te Leuven (oktober 1860).

Bevoegdheden en activiteiten

De bakermat van ons huidig gevangeniswezen ligt in de Franse periode. Tijdens het ancien régime werden geen vrijheidsstraffen opgelegd. Pas rond 1770 ontstond de idee om mensen op te sluiten en te onderwerpen aan een strikt regime. In 1773 werd in Gent het eerste tuchthuis of maison de force in gebruik genomen. Tijdens het Franse bewind werden lijfstraffen afgeschaft en vervangen door vrijheidsstraffen. Voortaan nam de gevangenis een centrale plaats in de strafrechtuitvoering in. In afwachting van het vonnis of het arrest werden niet-veroordeelden opgesloten in een arresthuis (voor verdachten) of in een justitiehuis (voor beschuldigden). Veroordeelden gingen, afhankelijk van hun straf, naar een politiegevangenis, een strafhuis of een tuchthuis. Het arrest-, justitie- en strafhuis zaten meestal in één gebouw. Mannen, vrouwen en kinderen werden niet gescheiden.
Tijdens de Nederlandse periode bleef het gevangenissysteem grotendeels ongewijzigd. De belangrijkste verandering was de scheiding tussen militairen en burgers in de gevangenis. De militaire verdachten en beschuldigden werden voortaan opgesloten in het provoosthuis. De politiegevangenis werd omgedoopt tot huis van bewaring.
Ook na de Belgische onafhankelijkheid veranderde er niets fundamenteels aan het bestaande gevangeniswezen. In ieder arrondissement werd een arresthuis (voor verdachten) opgericht. Bij het arresthuis hoorde meestal een huis van bewaring voor passanten. In de steden met een hof van assisen was een justitiehuis, waar beschuldigden terechtkwamen. Verdachte, beschuldigde of veroordeelde militairen zaten vast in een provoosthuis. Veroordeelden tot een korte gevangenisstraf werden opgesloten in een strafhuis. Arrest-huis, huis van bewaring, justitiehuis, provoosthuis en strafhuis vormden samen het verzekeringshuis. Wie veroordeeld werd tot een lange correctionele of criminele straf, ging naar het correctiehuis in Hemiksem, Vilvoorde of Gent. In de jaren 1860-1870 sloten de strafgevangenissen van Hemiksem en Vilvoorde en nam de nieuwe gevangenis van Leuven hun functies over. In 1935 ging ook de Gentse gevangenis dicht. Eind 19de eeuw werd het gevangenisjargon aangepast: 'verzekeringshuizen' werden voortaan 'gevangenissen', verzekeringshuizen in steden waar er een tuchthuis was, werden 'hulpgevangenissen' (Leuven, Gent) en de tuchthuizen zelf heetten nu 'centrale gevangenissen'. De infrastructuur van de gevangenissen evolueerde in de 19de eeuw van gemeenschappelijk werk-, eet- en slaapruimtes naar een cellulaire structuur. Het was de bedoeling om het contact tussen de gevangenen tot een minimum te beperken. De eerste cellulaire gevangenis was die van Tongeren (1844). In de loop van de twintigste eeuw kwamen er opnieuw open en halfopen gevangenissen, met een soepeler regime. Een andere 19de-eeuwse tendens was de afzondering van de verschillende groepen delinquenten: vrouwen, kinderen, landlopers, bedelaars en krankzinnigen. In de 20ste eeuw werd die trend verder doorgezet: jonge delinquenten gingen naar strafscholen in Gent of Merksplas, ontoerekeningsvatbare krankzinnigen werden naar Brugge of Merksplas gestuurd. In een aantal bestaande gevangenissen kwamen psychiatrische annexen, waar de leden van de commissie tot bescherming van de maatschappij verdachten of veroordeelden konden observeren. Als de commissie een psychische stoornis vaststelde, werd de gevangene naar een aparte afdeling, het 'abnormalengesticht' overgebracht. Gewoontemisdadigers gingen naar een andere afdeling, het 'recidivistengesticht'. In de jaren 1920 ontstonden de antropologische diensten in de gevangenissen. Daar werd, op basis van antropologische onderzoeken, bepaald tot welke categorie de gevangene hoorde en in welke gespecialiseerde instelling of afdeling hij bijgevolg thuishoorde. In dat licht moet ook de oprichting van het Penitentiair Oriëntatiecentrum in 1963 in Sint-Gillis worden begrepen.

Archief

Verwerving

Een groot deel van het 19de-eeuws archief van het arresthuis te Leuven werd op 26 september 1996 in erbarmelijke omstandigheden aangetroffen in de sinds jaren onbewoonde en extreem vochtige adjudantswoning van de gevangenis aan de Maria-Theresiastraat. Vijf tot zes kubieke meter registers en meer dan 75 m opsluitingsdossiers werden kort na de inspectie door het Rijksarchief, tijdelijk opgeslagen in enkele ongebruikte cellen. Op 13 januari 1997 greep de preselectie plaats; twee dagen later volgde de overbrenging van het grootste deel van het archief naar Beveren. De volgende bescheiden kwamen niet voor permanente bewaring in aanmerking: rekeningen van de kantine, aanwijzers van in- en uitgaande briefwisseling, registers van kwijtbrieven (model nr. 255), transfert- en fixatieboeken, 'bestelboeken', registers van beroepsakten, magazijnboeken (model nr. 223), aanwezigheidsregisters (model nr. 26), registers betreffende de bezoeken van de geneesheer aan de binnenkomende en over te brengen gedetineerden (model nr. 48), registers voor de controle van de aanhoudingsmandaten (model nr. 54), registers van processen-verbaal inzake de voorlopige invrijheidstelling (model nr. 79), registers van de door gedetineerden gedeponeerde voorwerpen (model nr. 118), rekeningen-courant van de gedetineerden (model nr. 198), inventarisboeken van het meubilair (model nr. 231), vorderingen (réquisitoires) voor de opsluiting van personen, dagverslagen (model nr. 31), enz. De opsluitingsdossiers werden op 7 mei, samen met één kubieke meter "diverse archieven" (varia) aan het Rijksarchief overgedragen. De dossiers van het antropologisch laboratorium van de Leuvense hulpgevangenis (samen 40 dozen) die het Rijksarchief in september 1996 via de strafinrichting van Merksplas bereikten, werden tijdens de archiefbewerking in het archiefbestand geïntegreerd.
De hoofdindeling van de inventaris werd opgebouwd volgens de organisatiestructuur van de archiefvormer, voornamelijk omdat een strafinrichting doorgaans een stabiele organisatiestructuur kent. Een ordening naar functies, taken of activiteiten lag minder voor de hand. Tijdens de eerste sorteerbeurt werden de ontstane entiteiten gerangschikt overeenkomstig de grote afdelingen van het indelingsschema. Verdwaalde stukken werden op hun plaats gelegd. Na de overbrenging naar het Rijksarchief werden nog enkele stukken voor vernietiging aangeduid. Het betrof een "inschrijvingsboek van voorwerpen aan de agenten der openbare macht toevertrouwd (model nr. 118) 1919-1929", een "register van bezoeken aan gedetineerden 1952-1953", een "register van processen-verbaal inzake voorwaardelijke invrijheidstelling 1889-1907", fixatieboeken, aanwijzers voor in- en uitgaande briefwisseling en enkele plans betreffende verbouwingswerken uit de jaren '50 en '70, e.d.
Het archief van de strafinrichting stricto sensu omvat vrij volledige reeksen bevolkingsregisters (1863-1968), dagboeken van in- en afgeschreven gedetineerden (1895-1965) en registers van morele boekhouding (1873-1924). De meest volledige reeksen gevangenisrollen hebben betrekking op het arresthuis (jaar XII (1803/1804)-1827, 1841-1949), op het strafhuis (1831-1945) en op het huis van bewaring (1849-1944). Bijzonder waardevol is tenslotte de rol van de psychiatrische afdeling (1932-1953) en de reeks ('morele') dossiers van het antropologisch laboratorium van de strafinrichting. Dit resulteerde in een wetenschappelijke inventaris: VELLE K., Inventarissen van het archief van het interneringscentrum en van de hulpgevangenis te Leuven (1808-1986) (Rijksarchief Beveren. Inventarissen, 19), Brussel, 1998. De overdracht van november 1998 van de opsluitingsdossiers van de hulpgevangenis (periode 1951-1970) sloot aan bij het in 1997 overgedragen archiefbestand (ELSLANDER S. en VELLE K., Inventarissen van de centrale gevangenis (1860-1940) en van de hulpgevangenis (1951-1970) te Leuven: overdrachten 1997-1998 (Rijksarchief Beveren inventarissen, nr. 31), Brussel, 1999.
In 2006 vond een nieuwe overdracht plaats, ook weer vooral van opsluitingsdossiers. In 2020 is er een nieuwe overbrenging gepland.

Inhoud

Bronnen inzake het algemeen beleid

Briefwisseling, notulen, stukken betreffende wet- en regelgeving (wetten, koninklijke besluiten, rondzendbrieven, reglementen, dienstorders), verslagen en stukken inzake gevangenisgebouwen en het materieel beheer.

Bronnen inzake het personeel

- Stamboeken en personeelsdossiers
- Loonstaten, gedragsstaten, aanwezigheidsregisters

Bronnen inzake de gedetineerde

- Bevolkingsregisters, aanwijzers en dagboeken van in- en uitschrijving van de gedetineerden, (chronologische) rollen, (alfabetische) fiches of indices.
- opsluitingsdossiers, registers van de morele verslaggeving, antropologische dossiers, tuchtregisters, bezoekregisters en overlijdensregisters.

Taal en schrift van de documenten

De stukken zijn in het Frans en het Nederlands.

Selecties en vernietigingen

Zie II. B. Archief.

Toekomstige aangroei/aanvullingen

De hulpgevangenis te Leuven bestaat nog waardoor in de toekomst nog overdrachten naar het Rijksarchief zullen plaatsvinden.

Voorwaarden voor de raadpleging

Archief ouder dan 30 jaar maar dat niet vrij raadpleegbaar is omwille van wettelijke beperkingen, bijvoorbeeld in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van persoonsgegevens kan enkel met toestemming van de Algemeen Rijksarchivaris of zijn afgevaardigde worden geconsulteerd. Verder moet er ook een onderzoeksverklaring worden ondertekend.
Archief ouder dan 30 jaar en zonder wettelijke beperkingen is vrij raadpleegbaar.

Voorwaarden voor de reproductie

Voor de reproductie gelden de tarieven van toepassing in het Rijksarchief.

Bestaan en bewaarplaats van originelen

Het Rijksarchief Leuven bewaart drie blokken van Hulpgevangenis te Leuven:
Inv. 262/1: overdracht 1997 (1808-1986)
Inv. 261/2: overdracht 1998 (1951-1970)
Inv. 261/3: overdracht 2006 (1945-1985)

Bibliografie

CHRISTIAENSEN S., ROUSSEAUX X., VESENTINI F. (ed.), Rencontre entre criminologie et histoire. Maintien de l'ordre, justice et politique criminelle en Belgique. Gent, 2005.
DROSSENS, P. Archiefgids betreffende de rechtsvoorgangers van de Vlaamse gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand (1912-1965) (Miscellanea Archivistica. Studia 144) Brussel, 2002.
DROSSENS P., CHRISTIAENS J., VELLE K. Bronnen voor de geschiedenis van de Belgische kinder- en jeugdbescherming in de 20ste eeuw. Handelingen van de studievoormiddag georganiseerd aan de Vrije Universiteit Brussel op 26 oktober 2000 (Miscellanea Archivistica. Studia 133) Brussel, 2001.
DUPONT-BOUCHAT, M.-S. De la prison à l'école. Les pénitentiers pour enfants en Belgique au XIXe siècle (1840-1914) (Standen en Landen XCIX) Kortrijk, 1996.
FARCY, J.-C. Guide des archives judiciaires et pénitentiaires. 1800-1958. Parijs, 1992.
HEIRBAUT, D., ROUSSEAUX, X., VELLE, K. (ed.), Histoire politique et sociale de la justice en Belgique de 1830 à nos jours. Brugge, 2004.
KURGAN-VAN HENTENRYCK, G. (ed.), Un pays si tranquille. La violence en Belgique au XIXe siècle. Brussel, 1999.
LOX F, Het gevangeniswezen te Leuven. Het dagelijks leven in de oude Brusselse Poort, in Meer Schoonheid, 1992, p. 10-20.
LIS, C. en SOLY, H. (ed.) Tussen dader en slachtoffer. Jongeren en criminaliteit in historisch perspectief. Brussel, 2001.
MAES, E. "Het leven zoals het was (en is)... in de gevangenis. Beknopte schets van de historische evolutie van het Belgisch gevangeniswezen aan de hand van de belangrijkste penitentiaire wetgeving " in: VAN ROYEN, H. Gevangen in de tijd, naar een museum over vrijheidsberoving. Referatenboek van de studiedag die op 18 mei 2001 te Gent plaatsvond in het Dr. Guislain Museum. Merksplas, 2002.
MARY, Ph. Délinquant, délinquance et insécurité. Un demi-siècle de traitement en Belgique (1944-1997). Brussel, 1998.
MARY, Ph. (ed.), Le système pénal en Belgique. Bilan critique des connaissances. Brussel, 2002.
PUT, E. Het Ministerie van Justitie (1831-1988). Deel I: Organisatiestructuur van de centrale administratie en de adviesorganen (Miscellanea Archivistica. Studia 6) Brussel, 1990.
PUT, E. Het Ministerie van Justitie (1831-1988). Deel II: Overzicht van de bevoegdheden (Miscellanea Archivistica. Studia 22) Brussel, 1992.
ROTTHIER, I. De gevangenisgids. Archiefgids betreffende de archieven van de Vlaamse penitentiaire inrichtingen (Miscellanea Archivistica Studia 142) Brussel, 2001.
ROUSSEAUX, X., " Pour une histoire de la justice pénale en Belgique (XIIIe-XXe s.)" in: Histoire de la Justice, 1995-1996, nr 8-9, p. 113-147.
ROUSSEAUX, X., " L'histoire de la justice en Belgique : état des recherches d'un domaine en gestation" in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis XXVIII (1998) 1-2, p. 247-277.
VELLE, K. " Instellingen, normen en procedures met betrekking tot crimineel wangedrag van jongeren in België, in de periode 1795-1950 : bronnen en mogelijkheden voor verder onderzoek" in: C. LIS en H. SOLY (ed.) Tussen dader en slachtoffer. Jongeren en criminaliteit in historisch perspectief. Brussel, 2001, p. 253-276.

Beschrijvingsbeheer

De inventaris werd in 1998 door Karel Velle opgemaakt. De tekst over bevoegdheden en activiteiten en over de inhoud werd overgenomen uit Marij Preneel, Overzicht van de archieven in het Rijksarchief te Beveren. Archiefvormers van het ressort Vlaanderen, Brussel, 2006, p. 491-496, de andere delen van de ABA komen vooral uit de inventaris van Karel Velle. De retroconversie van de inventaris gebeurde door Ilse Geudens. Marc Carnier zorgde voor een laatste redactie.

1Aanwijzer van uitgaande briefwisseling. 1928, sept. 13-1942, juli 27.1 deel
2Notulen van de zittingen. 1907, jan. 4-1911, aug. 4.1 deel