Name: Rijksuniversiteit Leuven
Period: 1816-1835
Inventoried scope: 23,49 linear meters
Archive repository: State archives in Leuven
Heading : Associations
Authors: H. Nelis
Year of publication: 1917
Code of the inventory: 683
De maatregelen die koning Willem I genomen heeft op het vlak van onderwijs waren van het grootste belang. Wellicht zijn de meningen over de uitvoering van zijn onderwijsbeleid verdeeld, maar de koning wordt algemeen geprezen omdat hij een eind maakte aan de sombere toestand van het onderwijs in België rond 1814.
Talrijke misbruiken vereisten dringende hervormingen. Het hoger onderwijs bestond enkel uit de School van Rechten en de Faculteit Wetenschappen en Letteren van Brussel; ondanks hun beperkte programma bleken deze scholen toch levenskrachtig. Het middelbaar onderwijs gegeven in de lycea was van een laag niveau; het personeel bestond uit mensen met ongelijke en vooral weinig kwaliteiten; de reglementen en methoden waren onaangepast en de administratieve rompslomp verlamde de werking. Op het vlak van het lager onderwijs namen noch de centrale noch de gemeentelijke overheid initiatief. (1)
De regering bracht, onder de krachtige leiding van minister Falck (1776-1843), verandering in deze situatie door het koninklijk besluit van 25 september 1816 (oprichting van drie Belgische universiteiten, met name in Gent, Luik en Leuven), (2)en door de reorganisatie van het middelbaar onderwijs; een tweede besluit, afgekondigd in 1817, bekrachtigde deze beslissingen. Dit zijn, in grote lijnen, de essentiële punten van het universitaire stelsel van toen: (3)
De onderwijsvakken waren de volgende:
1. Faculteit rechten
Instituten; Pandecten; Natuurrecht; Publiekrecht (met inbegrip van het kerkelijke recht); Burgerlijk recht; Strafrecht; Canoniek recht (les tijdelijk uitgesteld); Rechtspraktijk; Politieke geschiedenis van Europa; Statistiek; Diplomatiek.
2. Faculteit geneeskunde
Anatomie; Fysiologie; Pathologie; Therapie; Farmacie; Chirurgie; Bevallingen; Diététrique; Forensische geneeskunde
3. Faculteit wetenschap
Elementaire wiskunde; Hogere wiskunde; Toegepaste wiskunde; Experimentele natuurkunde; Astrofysica; Wiskundige astronomie; Scheikunde; Botanische studies; Zoölogie; Mineralogie; Plattelandseconomie; Metallurgie (uitsluitend aan de Universiteit van Luik);
4. Faculteit wijsbegeerte
Logica - Metafysica; Geschiedenis van de wijsbegeerte; Zedenleer; Latijnse literatuur; Romeinse oudheidkunde; Griekse literatuur; Griekse oudheidkunde; Hebreeuwse Literatuur; Arabische, Syrische en Chaldeeuwse literatuur; Joodse oudheidkunde; Algemene geschiedenis; Geschiedenis van België; Nederlandse literatuur en eloquentia; Franse literatuur en eloquentia (uitsluitend te Luik).
Alle professoren, uitgezonderd die van Franse en Nederlandse literatuur, rechtspraktijk en economische wetenschappen, moesten hun lessen in het Latijn geven. De universiteiten werden beheerd door een college van curatoren, waarvan de vijf leden gekozen werden tussen de notabelen, ten minste voor drie vijfden in de provincie waar de universiteit gevestigd was, de twee anderen in de naburige provincies. Dit college was belast met het algemeen bestuur van de universiteit zonder daarom toezicht te houden op het onderwijs als dusdanig; het werd in 1835 vervangen door de beheerders-inspecteurs, waarvan de functies tot op heden niet afgeschaft werden. Het academisch corps bestond uit de rector magnificus en de gewone hoogleraren verenigd onder zijn voorzitterschap. Deze vergadering, Academische Senaat genaamd, behandelde de belangrijkste aangelegenheden m.b.t. de schooldiscipline. Het rectorale ambt 'verhuisde' jaarlijks op 1 oktober naar een andere faculteit. De Senaat stelde dan een keuze van twee professoren van elke faculteit aan de koning voor. De faculteiten hielden jaarlijks vergaderingen, voorgezeten door een van hun professoren, die optrad als deken.
2. De universiteit van Leuven (1817-1835)
De universiteit van Leuven werd geopend op 6 oktober 1817 door de commissaris-generaal van het openbaar onderwijs, de kunsten en de wetenschappen, in aanwezigheid van de academische, burgerlijke en militaire gezagsdragers van de stad.
Het college van curatoren bestond, sinds de stichting van de Universiteit (1817) tot in het jaar 1834, uit volgende leden (onvolledig):
Burggraaf de Spoelbergh-d'Eynhouts
Ridder van Hulthem
Commandant de Nieuport
Baron de Feltz
d'Onyn de Chastres, burgemeester van Leuven
J.-B. Roelants, secretaris van de Universiteit
In 1835, telde het College nog maar drie leden: burggraaf de Spoelbergh, de burgemeester van Bockel en de secretaris Arnould.
De Universiteit kende achtereenvolgens de volgende rectoren:
Fr. Harbaur (1817-1818, 1818-1819)
J.-F. Sentelet (1819-1820)
H. de Coster (1820-1821)
G. Bekker (1821-1822)
F. Birnbaum (1822-1823)
F. Goebel (1823-1824)
F. Birnbaum (1824-1825)
Fr. Dumbeck (1825-1826)
J. Baud (1826-1827, 1827-1828)
F. Adelmann (1828-1829, 1829-1830)
V. Jacmart (1830-1831, 1831-1832)
H. de Coster (1832-1833
F. de Reiffenberg (1833-1834)
J. Baud (1834-1835)
Hier volgen, per faculteit, de namen van de professoren en lectoren met aanduiding (indien bekend) van hun datum van benoeming en vertrek:
A. Faculteit rechten
F. Birnbaum (1817-1830)
H. de Coster (1817-1835)
J.-Ph. De Bruyn (1817-1826)
Jacquelart (1817-1820)
A. Molitor (1825- ...) (4) A. Holtius (1825- ....)
R. Winsinger (1827-1830)
Ad. Roussel (1830-1835)
L.-B. de Bruyn (1830-1835)
L. Warnkoenig (1827-1830) (5)
B. Faculteit geneeskunde
F. Harbaur (1817-1824)
G. van Gobbelschroy (1817-1827)
J. van der Taelen (1817-1819)
C. Jacmart (1817-1835)
J. Baud (1818-1835) (6) J. Zinkgraeff (1819-1823)
A. van Solingen (1822-1830)
J. le Roy (1826-1835)
P. Craninx (1834-1835) (7) Lanthier, lector (....-1835)
C. Faculteit wetenschappen
J. Sentelet (1817-1825)
J.-B. van Mons (1817-1835) (8) J. Goebel (1817-....)
F. Adelmann (1818-....)
M. Gloesener (1825-1830) (9) M. Pagani (1825-1831) (10) Hensmans (...-1835)
Hubert (...-1835)
D. Faculteit letteren en wijsbegeerte
G. Bekker (1817-1835)
J. Dumbeck (1817-....)
J.-B. Liebaert (1817-1823)
A. Braeke (1817?-....)
V. Heuschling (1817-1819?) (11) V. van den Broecke-Hoekstra (1817-1821)
L. de Haut (1830-1835) (12) L. Visscher (1827-1830)
F. de Greuve (1827-1830)
J. Janssens (1827-1830)
Fr. de Reiffenberg (1822-1835) (13) J. Jacotot, lector (1817-1822) (14) G. Meyer (1821-1830)
Fr.-Jos. Mone (1827-1830) (15) P. Schmitz, lector (1827-1830)
M. Muller (1828-1830)
E. Tandel, lector (1827-1835) (16)
Secretarissen-inspecteurs van de Universiteit waren J.-B. Roelants, van 1817 tot 1830, en Fr. Arnould van 1831 tot december 1835; als bibliothecarissen, G. Bekker, professor aan de faculteit wijsbegeerte, van 1819 tot 1823, baron Fr. de Reiffenberg van 1823 tot 1826, Ch. Bernhardi van 1826 tot 1830, en P. Namur van 1830 tot 1835.
De Hollandse regering moest bij de stichting van de Belgische universiteiten beroep doen op een groot aantal buitenlanders om de kaders van het academisch onderwijs op te vullen. Het niveau en de kwaliteit van de hoge studies van toen valt moeilijk te beoordelen; de tijdsgeest lijkt weinig daadkrachtig, en vertoonde weinig zin voor doortastende initiatieven. De Universiteit van Leuven telde in haar docentencorps nochtans namen die succesvol waren in de wetenschap. (17)We vermelden de volgende professoren: in de faculteit wijsbegeerte: G. Bekker (1792-1837), filoloog, inspireerde zijn beste leerlingen, namelijk Baguet en Roulez, tot gedrukte doctorale proefschriften op het domein van de klassieke oudheid; baron Fr. de Reiffenberg (1795-1850) verwierf bekendheid door zijn studies in zowel de wijsbegeerte, de letteren als de geschiedenis; Fr. Mone (1796-1871), later algemeen archivaris van het koninkrijk Baden, stichtte in 1850 het bekende tijdschrift: Zeitschrift für die Geschichte des Oberrheins; zijn werk, gewijd aan de middeleeuwse hymnologie (studie van kerkmuziek), wordt nog altijd gewaardeerd; de naam van Tandel (1804-1850) (18) is verbonden aan de filosofische discussies van het midden van de 19de eeuw. Voor de faculteit rechten, moet A. Molitor (1807-1849) genoemd worden, maar vooral L. Warnkoenig (1794-1866), wiens Flandrische Staats und Rechtsgeschichte het eerste wetenschappelijke onderzoek betreffende de instellingen van Vlaanderen vormde. De faculteit wetenschappen telde verdienstelijke wetenschappers zoals J.-B. van Mons (1765-1842), chemicus en botanicus, M. Pagani (1796-1855), (19)wiskundige van Italiaanse afkomst, M. Gloesener (1794-1876), fysicus, later professor aan de Universiteit van Luik. Voor de faculteit geneeskunde moeten minstens twee vooraanstaande artsen gesignaleerd worden: J. Baud (1776-1852), (20)van Italiaanse afkomst, en professor P. Craninx (1805-1890).
De bibliothecaris van de universiteit was P. Namur, auteur van hoogwaardige bibliografische werken.
Vanaf 1834 kwam het bestaan van de Rijksuniversiteit van Leuven in gevaar. Een deel van de publieke opinie begon de overheid te wantrouwen in onderwijsaangelegenheden, en drong aan om gebruik te maken van de vrijheid die de grondwet op dat domein gelaten had. De onenigheid binnen de overheid over de organisatie van het hoger onderwijs bevorderde deze trend alleen maar. Een ministeriële commissie had in 1831 de stichting van een enkele universiteit voorgesteld, waarvan de faculteiten verspreid zouden zijn over de steden Brussel, Gent, Luik en Leuven; dit - op het eerste gezicht nogal vreemde - project kende weinig succes; op 18 november 1833 werd een nieuwe Commissie opgericht, belast met het voorbereiden van een nieuwe organieke wet op het onderwijs. (21)
Ondertussen stichtte het Belgische episcopaat een katholieke universiteit te Mechelen op 4 november 1834; (22)zestien dagen later werd, op aandringen van de liberale partij, een vrije universiteit gesticht te Brussel.
De regering was voorstander van het plan om een enkele universiteit te vestigen in Leuven. In de maand augustus 1835 hadden er hierover verhitte parlementaire debatten plaats. Minister Ch. Rogier was een sterk voorstander van het regeringsstandpunt en vatte zijn ideeën als volgt samen: "Puisque la politique se trouve forcément introduite dans le débat, nous demanderons si, en bonne politique, dans l'intérêt de la nationalité belge, il ne serait pas préférable d'avoir une seule Université centrale, une Université belge, que d'en avoir deux, l'une wallonne, et l'autre flamande. En effet, n'est-il pas préférable de réunir en un seul les divers membres d'un pays, que d'en maintenir et d'en perpétuer la division? Un corps politique ne devient nation qu'autant qu'il a une âme nationale, et puisque nous devons le reconnaître, cette âme nationale nous manque encore". (23)De kamer verwierp op 11 augustus 1835, met zevenendertig stemmen tegen tweeëndertig (twee onthoudingen), het voorstel van Ch. Rogier tot wijziging van het eerste artikel van de wet op het openbaar onderwijs, dat luidde: "Il y aura pour toute la Belgique une seule Université aux frais de l'État; elle sera établie à Louvain".Uiteindelijk werd de wet goedgekeurd op 27 september 1835. De verwerping van dit amendement en de stichting van een katholieke universiteit te Mechelen betekenden de genadeslag voor de Rijksuniversiteit van Leuven. De leden van het academisch personeel waren er zich sinds lang van bewust dat de dagen van hun instelling geteld waren.
Nochtans was er geen gebrek geweest aan initiatieven om de instelling te redden. Op 16 augustus 1834 en op 23 februari 1835 (dus voor en na de stichting van de katholieke universiteit te Mechelen) bracht de academische overheid een publicatie uit getiteld Mémoire sur le projet de loi relatif à l'instruction publique adressé aux membres du pouvoir législatif par le Sénat académique de l'Université de Louvain, précédé de celui que le Collège des curateurs de la même Université a présenté au roi le 16 août 1834. Dit memorandum, gedrukt op duizenden exemplaren, had een grote impact, maar kon de publieke opinie niet meer doen kantelen. Op 17 maart 1835 schreef de aartsbisschop van Mechelen, Mgr. E. Sterckx, aan de rector magnificus van Leuven: "Il ne m'appartient pas de décider la question de savoir combien d'Universités de l'État il convient d'établir, et s'il est nécessaire d'en établir; mais je suis persuadé que toute université, collège ou athénée, où la religion ne sera pas la base de l'enseignement, ne pourra prospérer ou être vraiment utile au pays. Je partage entièrement l'opinion que Mons. Le Cte de Maistre a énoncée dans son Essai sur le principe générateur des institutions politiques". (24)
Een laatste poging werd ondernomen tijdens de zomer van 1835. De academische raad in haar zitting van 12 augustus "voulant, autant qu'il le peut, détourner le coup (le rejet de l'amendement Rogier), dont notre Université est menacée, charge son secrétaire d'écrire à M. Roussel, (25)qui se trouve à Bruxelles, pour le prier d'adresser de suite la partie imprimée de nos observations sur l'enseignement supérieur à tous les députés absents, qu'il sait être favorables à la cause que nous défendons et de les engager à se rendre à leur poste à l'époque du vote définitif de la loi". (26)De strijd was verloren; de academische raad hield zijn laatste vergadering op 14 augustus 1835. De Rijksuniversiteit werd afgeschaft door de wet van 27 september 1835. Op dinsdag 1 december van dezelfde jaar opende de Katholieke Universiteit haar deuren te Leuven, waarmee aangeknoopt werd bij de eeuwenoude traditie van het Studium generale, in 1425 gesticht door hertog Jan IV en paus Martinus V.
3. Het Filosofisch College (1825-1830)
Koning Willem vond dat zijn onderwijsplan van 1816 niet afgewerkt was zolang zijn plannen om alle scholen onder toezicht van de Staat te plaatsen en om toezicht uit te oefenen op het onderwijs van de wijsbegeerte, niet waren uitgevoerd. Deze ideeën waren niet nieuw; al onder Jozef II hadden ze geleid tot scherpe meningsverschillen tussen de Oostenrijkse regering en de kerkelijke gezagdragers.
Het koninklijk besluit van 14 juni 1825 stichtte te Leuven voor de Zuidelijke provincies van het koninkrijk der Nederlanden "un établissement d'instruction préparatoire pour les jeunes catholiques romains qui se destinent à la carrière ecclésiastique. Cet établissement, sous la dénomination de Collège philosophique, sera établi dans un local convenable fourni par la ville, à défaut de bâtiment disponible appartenant à l'État; les élèves y seront reçus avec permission de porter l'habit ecclésiastique, après avoir été inscrits préalablement comme étudiants dans la faculté des lettres...".
Korte tijd daarna volgde de sluiting van de kleinseminaries en van de colleges. Het Filosofisch College, ondergebracht in de lokalen van het voormalig Pauscollege, opende op 1 oktober 1825 zijn deuren. De stichting van het nieuwe seminarie werd gezien als het werk, van de referendaris van Ghert, die al in 1817 door de regering belast werd met het werven (in Duitsland) van docenten voor de Belgische universiteiten, en van baron Goubeau (1757-1836), algemeen directeur van de katholieke eredienst. De tegenstand van het episcopaat en de publieke opinie is bekend; het Filosofisch College werd genoodzaakt om de deuren te sluiten na amper vijf jaar te hebben bestaan. (27) Het personeel van het college bestond uit professoren, regenten, subregenten, opzichters en studiemeesters. Hier volgt de tabel van samenstelling:
A. Professoren:
Fr. Seber, priester, voorheen professor aan de universiteit van Bonn (logica, metafysica en zedenleer) (1825-augustus 1827).
F. De Greuve, pastoor te Nieuwendam (canoniek recht en kerkelijke geschiedenis) (1825-1830).
R. Winsinger, rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (1825-1830).
J. Janssens, dienstdoend priester te Engis bij Luik (professor wijsbegeerte) (oktober 1827-1830).
De Kessel, van Dave, in de provincie van Namen (oktober 1827-1830).
B. Regent
Michaëlis, priester, directeur te Ath (1825-1830).
C. Subregenten
A. Lamesch, dienstdoend priester te Lintgen (Groothertogdom Luxemburg) (1825-1830).
J. Kintzelé, vicaris te Meimerskirch (Groothertogdom Luxemburg)(1825-...)
R. Tiron, priester te Brussel (1825-1830?).
B. Jansen, uit Leiden (Oktober 1827-1830).
Eysschen, van het Groothertogdom Luxemburg (1827-1830).
D. Lector
Em. Tandel, van Luxemburg, lector Duitse taal (1826-1830).
Behalve de drie professoren verbonden aan het college, waren er andere leden van de universiteit die er een reeks belangrijke vakken aan de toekomstige geestelijken onderwezen; zo werden er voor de eerste jaar (1825-1826) lessen gegeven door de professoren Bekker, Meyer, Goebel, Sentelet, Dumbeck, Gloesener, enz.. (28) Er dient opgemerkt te worden dat het bij talrijke studenten, een gewoonte was geworden om universitaire cursussen te volgen en om academische graden te behalen. Sommige leden van het college zagen dit met lede ogen aan, zoals o.a. blijkt uit de brief van de professoren Visscher, Janssens, de Greuve en Winsinger van 19 februari 1829: "Dat gesticht (Collegium Philosophicum) toch heeft de wetenschappelijke opvoeding van aanstaande geestelijken tot bijzonder doel; toen nu de groote MEERDERHEID der oude studenten zich deed inschrijven ter bekoming van academische graden kreeg het al den schijn als of het Gouvernement van het eerste plan reeds had afgezien en wij moesten dus een maatregel nemen waar uit het tegendeel bleek, en waarbij de kwekelingen tevens herinnerd werden aan de belangrijkheid van die studien, welke door de hoogleeraren van collegium bestuurd worden en MEER DAN ANDERE IN VERBAND STAAN MET HET GEESTELIJK ONDERRIGT WAARTOE ZIJ ZICH MOETEN VOORBEREIDEN. (29) Het algemeen beheer werd toevertrouwd aan een commissie van vijf leden: d'Onyn de Chastre, burgemeester van Leuven, als voorzitter, baron le Bailly de Tilleghem, professor Winsinger, regent Michaëlis en de inspecteur-secretaris van de universiteit, J.-B. Roelants, die als secretaris optrad.
Sinds 1828 vergaderde de Commissie minstens maandelijks onder het vicevoorzitterschap van baron de Bailly; ze zorgde voor de naleving van het administratief reglement en voor het financieel beheer van het college. (30) Het personeel van het Filosofisch College, belast met het dagelijks beheer, bestond uit de regent Michaëlis, subregenten en een econoom. De regent had als taken "l'économie intérieure de l'établissement, la surveillance sur la discipline, l'ordre, l'assiduité aux études et l'enseignement de la doctrine chrétienne". (31) Hier volgt een overzicht van de ingeschreven en getelde studenten volgens een synoptische tabel uit 1835: (32) Jaren: 1825-1826 ; Ingeschreven: 193 ; Geteld: 0
Jaren: 1826-1827 ; Ingeschreven: 95 ; Geteld: 154
Jaren: 1827-1828 ; Ingeschreven: 130 ; Geteld: 154
Jaren: 1828-1829 ; Ingeschreven: 91 ; Geteld: 177
Jaren: 1829-1830 ; Ingeschreven: 30 ; Geteld: 151
We kunnen niet zeggen of die gegevens absoluut correct zijn; maar op basis van de inschrijvingsregisters of -lijsten, kan men vaststellen dat er in 1825-1826 265 studenten ingeschreven waren, waarvan er 38 Leuven verlieten of zich lieten inschrijven in de faculteiten van de Universiteit. De 227 studenten die bleven, kunnen als volgt onderverdeeld worden per provincie:
Provincies : Aantal studenten
Groothertogdom Luxemburg : 98
Brabant : 43
Henegouwen : 24
Luik : 10
Namen : 12
Antwerpen : 11
Limburg : 11
Oost-Vlaanderen : 5
West-Vlaanderen : 5
Utrecht : 2
Gelre : 2
Overijssel : 1
Noord- en Zuid-Holland : 3
Totaal : 227
Het programma werd gespreid over twee studiejaren:
1ste jaar
Griekse taal
Hebreeuwse taal
Duitse taal
Algemene geschiedenis
Kerkelijke geschiedenis
Geschiedenis van de Nederlanden
Psychologie en logica
Fysica
Natuurwetenschappen
2de jaar
Metafysica
Zedenleer
Geschiedenis van de wijsbegeerte
Welsprekendheid en Nederlandse literatuur
Hebreeuwse taal
Duitse literatuur
Hebreeuwse oudheden
Canoniek recht
Kerkelijke geschiedenis
Overzicht van de natuurwetenschappen
Het gebeurde regelmatig dat uitstekende studenten na het eind van hun studies lessen gingen volgen aan Duitse universiteiten om er hun theologische opleiding te voltooien. Deze praktijk bestond al bij de aanvang van het schooljaar 1828-1829; op 29 oktober 1828 vertrokken 28 studenten van het eerste jaar en twaalf van het tweede naar Bonn, onder de begeleiding van de subregent Eysschen; van die 40 studenten waren er 33 afkomstig uit de huidige provincie en het Groothertogdom Luxemburg. (33) Ondanks de openlijke steun van de regering, kende het Filosofisch College een moeilijk en kortstondig bestaan. De inspanning van koning Willem om het onderwijs van de jonge geestelijken te onderwerpen aan de invloed van de Staat stuitte op de weerstand in de Zuidelijke provincies van een aanzienlijk deel van de katholieke publieke opinie, die vorm kreeg in vaak bittere en anonieme polemieken; er kwam pas rust na het besluit van 2 oktober 1829, dat de opening van diocesane seminaries toeliet. Het betekende de doodsteek voor het college van Leuven dat, optioneel geworden, niet meer kon rekenen op een substantiële en regelmatige recrutering. Het college werd officieel bij koninklijk besluit afgeschaft op 9 januari 1830, (34)hoewel er les werd gegeven tot de maand juni van dat jaar. (35) Na deze datum was er geen sprake meer van een Filosofisch College te Leuven.
Het archief van de universiteit en van het Filosofisch College bestaat uit alle administratieve documenten nagelaten door deze twee instellingen. In het algemeen kan men zeggen dat deze bestanden volledig zijn, ze bevatten m.a.w. alle essentiële documenten waarover iedere instelling beschikte, namelijk de processen-verbaal van de zittingen, de boekhoudkundige registers en stukken, alsook de administratieve briefwisseling (ontvangen brieven en minuten van verzonden brieven). Nochtans is wellicht niet alle briefwisseling van privépersonen bewaard; opvallend detail ook: er is geen spoor te vinden van het dossier (dat zeker moet bestaan hebben) m.b.t. de moeilijkheden die het college heeft moeten overwinnen, tussen 1825 en 1829.
Het bewaren van deze papieren was toevertrouwd aan de secretarissen van de Universiteit, eerst aan J.-B. Roelants, daarna aan Arnould. Deze archieven werden in goede orde bewaard, getuige hiervan de numerieke lijsten en de korte samenvattingen op de rug van sommige stukken. In de praktijk waren het de - jaarlijks aangestelde - secretarissen van de Academische Senaat die aan het eind van hun mandaat korte inventarissen opstelden. Ze zijn bewaard sinds het jaar 1828 tot aan het eind van het academiejaar 1833-1834; ze werden opgemaakt door de professoren Bekker, de Coster, de Reiffenberg, Hensmans en G. de Haut. (36) Men merkt in deze overzichten dat de archieven van de oude Faculteit rechten van Brussel in de Universiteit van Leuven werden bewaard.
Na de afschaffing van de Universiteit in 1835, werden haar archieven naar de Universiteit van Luik gestuurd in de loop van de maand maart 1836. De beheerder-inspecteur had op 27 februari 1836 gevraagd om in het bezit gesteld te worden van deze papieren zodat hij diploma's kon uitreiken. De minister, graaf de Theux, willigde het verzoek in op 1 maart 1836 en liet de overdracht naar Luik toe:
1° van stukken m.b.t. de oude faculteiten van Leuven sinds 1817;
2° van de akten van de Academische Senaat;
3° van boekhoudkundige stukken van het college der curatoren. (37) De brief van de minister vermeldde: "Il convient que ces archives soient transportées à celle des deux Universités où se trouvent maintenant les personnes les plus à même d'y faire avec succès les recherches qui pourront être utiles à l'avenir". In deze briefwisseling is er geen sprake van de papieren van het Filosofisch College, en het is waarschijnlijk dat ze samen met de archieven van de faculteit rechten van Brussel aan de administratie van het openbaar onderwijs in de hoofdstad werden gestuurd.
Het is ook onmogelijk te zeggen wanneer het fonds van de universiteit van Leuven (1817-1835) terugkwam van Luik naar de centrale administratie. Anderzijds is het pas in december 1894 dat het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat toen hoger onderwijs onder zijn bevoegdheden had, het kleine bestand van de Rijksuniversiteit te Leuven naar het Algemeen Rijksarchief stuurde.
Het archief van de Rijksuniversiteit te Leuven is vrij homogeen bewaard. Belangrijke stukken zijn onder meer het matrikel (inv. nr. 8), de notulen van de academische raad (inv. nr. 4), de akten van de faculteiten (inv. nrs. 134 en 147) en de stukken met betrekking tot studiebeurzen (inv. nrs. 90-104). Ook de bestanddelen met betrekking tot de bibliotheek (inv. nrs. 127-133) en de kruidtuin (inv.nrs. 149-155) zijn het vermelden waard.
Alle stukken in dit bestand zijn openbaar. Voor de reproductie van archiefstukken gelden de regels van toepassing in het Rijksarchief.
COUDERE G., De studenten aan de Rijksuniversiteit Leuven (1817-1835), in: Liber amicorum Dr. J. Scheerder, Leuven, 1987, p. 241-261.
DE NEEF M., De Faculteit Wijsbegeerte en Letteren van de Rijksuniversiteit te Leuven (1817-1835), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 1986.
DHONDT P., Un double compromis. Enjeux et débats relatifs à l'enseignement universitaire en Belgique au XIXe siècle, Gent, 2011.
GRAFFART A., La matricule de l'Université de Louvain (1817-1835), in: Album Carlos Wyffels, Brussel, 1987, p. 177-178.
LAMBERTS E. en ROEGIERS J., De Universiteit te Leuven, 1425-1985, Leuven, 1985.
VANPAEMEL G., J. B. Van Mons (1765-1842) en het scheikundige onderwijs aan de Rijksuniversiteit Leuven, in: Communications de l'Académie Royale, Classe des Sciences, 48, 1986, n° 4, p. 87-100.
Deze - aanvankelijk Franstalige - inventaris werd in 1917 gepubliceerd door Hubert Nelis. De vertaling in het Nederlands werd verzorgd door Estelle Grooters en nagezien door Eddy Put, die de informatie uit de inventaris van Nelis in de algemene beschrijving integreerde en de inleiding verder aanvulde.
1 | Processen-verbaal van de zittingen van het college van curatoren: 21 september 1817-23 december 1826, 7 januari 1831-22 juni 1835. 1817-1826, 1831-1835. | 1 pak | |||||||
2 - 3 | Registers van de processen-verbaal van de zittingen van het college van curatoren van 1817-1833. | ||||||||
2 | 21 september 1817-17 februari 1826. | 1 deel | |||||||
3 | 7 januari 1831-22 juni 1835. | 1 deel | |||||||
4 | Register van de processen-verbaal van de zittingen van de academische senaat. Oktober 1817-14 augustus 1835. | 1 deel | |||||||
5 | Index van de akten van de academische senaat, opgemaakt ingevolge artikel 193, §2 van de statuten van de Universiteit, door Dumbeck, secretaris van de academische senaat. 1817-1822. | 1 deel | |||||||
6 - 7 | Registers van de briefwisseling verzonden door het college van curatoren. 1831-1835. | ||||||||
6 | 1 februari 1831-14 december 1832. | 1 deel | |||||||
7 | 8 januari 1833-27 oktober 1835. | 1 deel | |||||||
8 | Inschrijvingsregister van de studenten, voor de academiejaren 1817-1818 tot 1834-1835. 1817-1835. | 1 deel | |||||||
9 | Briefwisseling van de minister van openbaar onderwijs met het college van curatoren. 1817-1821. | 1 pak | |||||||
10 | Minuten van de brieven in naam van de Universiteit verzonden aan de minister van openbaar onderwijs of aan de "administrateur de l'instruction publique" te Brussel. 1818-1834. | 1 pak | |||||||
11 | Briefwisseling tussen het college van curatoren en de academische overheid m.b.t. de studieprogramma's. 1817-1828. | 1 pak | |||||||
12 - 13 | Brieven verzonden door het college van curatoren aan de rector magnificus. 1817-1825. | ||||||||
12 | 1817-1821. | 1 pak | |||||||
13 | 1822-1825. | 1 pak | |||||||
14 - 16 | Brieven verzonden aan de rector en aan de academische senaat. 1817-1835. | ||||||||
14 | 1817-1824. | 1 pak | |||||||
15 | 1825-1829. | 1 pak | |||||||
16 | 1830-1835. | 1 pak | |||||||
17 - 25 | Briefwisseling van de curatoren (ingekomen brieven en antwoorden). 1817-1835. | ||||||||
17 | 1817-1822. | 1 pak | |||||||
18 | 1823-1825. | 1 pak | |||||||
19 | 1826. | 1 pak | |||||||
20 | 1827. | 1 pak | |||||||
21 | 1827. | 1 pak | |||||||
22 | 1828. | 1 pak | |||||||
23 | 1828. | 1 pak | |||||||
24 | 1829. | 1 pak | |||||||
25 | 1830-1835. | 1 pak | |||||||
26 | Index van de briefwisseling van de Universiteit. 5 januari 1831-29 november 1835. | 1 deel | |||||||
27 | Uittreksels uit de registers met de besluiten van het ministerie van openbaar onderwijs. 1818-1821. | 1 pak | |||||||
28 | Koninklijke besluiten (kopieën). 1817-1832. | 1 omslag | |||||||
29 | Brieven verzonden aan J.-B. Roelants, secretaris-inspecteur van de Universiteit. 1817-1830. | 1 pak | |||||||
29 /2 | Kopieën van de brieven verzonden door Roelants, secretaris-inspecteur van de Universiteit. 1817-1818. | 1 deel | |||||||
30 - 31 | Registers van de brieven verzonden door de secretaris-inspecteur Fr. Arnould 1831-1835. | ||||||||
30 | 7 januari 1831-29 december 1832. | 1 deel | |||||||
31 | 7 januari 1833-17 december 1835. | 1 deel | |||||||
32 | Brieven verzonden aan Fr. Arnould, secretaris-inspecteur van de Universiteit. 1831-1835. | 1 pak | |||||||
33 | Dossier m.b.t. de installatie van de Universiteit op 6 oktober 1817 (uitnodigingen; processen-verbaal van de openingszitting; uittreksels uit kranten). 1817. | 1 omslag | |||||||
34 | Verslagen van de faculteiten over de deelname aan de lessen, verzonden aan de rector voor elke doctorale promotie. 1817-1830. | 1 pak | |||||||
35 | Minuten van de brieven van de rector en van de academische senaat (verklaringen van studenten). 1819-1823. | 1 omslag | |||||||
36 | Documenten m.b.t. de administratie van het college van curatoren (convocaties, benoemingen, ontslagen, eedafleggingen, enz.). 1817-1826. | 1 omslag | |||||||
37 | Memorie over het wetsontwerp m.b.t. openbaar onderwijs verzonden aan de leden van de wetgevende macht door de academische senaat van de Universiteit van Leuven, voorafgegaan door het verslag van het college van curatoren aan de koning op 16 augustus 1834. 1834 | 1 omslag | |||||||
38 | Onderzoek over het beheer van Roelants, voormalig secretaris van de Universiteit. 1831 en 1832. | 1 pak | |||||||
39 | Verslagen over de toestand van de Universiteit, voorgelegd aan het college van curatoren door secretaris-inspecteur Roelants. 1818-1826. | 1 pak | |||||||
40 | Brieven van administratieve aard, verzonden aan professoren van de Universiteit. 1825-1835. | 1 omslag | |||||||
41 | Verzoekschriften van studenten aan de rector en aan het college van curatoren. 1819-1830. | 1 omslag | |||||||
42 - 44 | Verzoeken van studenten aan het college van curatoren m.b.t. vrijstellingen van lessen en examens. 1818-1826. | ||||||||
42 | 1818-1822. | 1 pak | |||||||
43 | 1818-1822. | 1 pak | |||||||
44 | 1823-1826. | 1 pak | |||||||
45 | Verzoekschriften van professoren om een pensioen of het emeritaat te verkrijgen. 1817-1827. | 1 pak | |||||||
46 | Confidentiële inlichtingen over onderwijzend personeel. 1832 en 1835. | 1 omslag | |||||||
47 | Staten van dienst van de professoren de Coster, Jacmart, Baud, L. de Bruyn, van de lectoren Lanthier en Cranincx, van de conciërges en bewakers van Rampelbergh, Stas, van Esch, en van de pedel van de Universiteit, Bouvier. 1835. | 1 omslag | |||||||
48 | Eedaflegging van het personeel van de universiteit krachtens het decreet van 5 maart 1831. z.d. | 1 omslag | |||||||
49 | Documenten aangaande de academische discipline (vaderlandsliefde, steekpartijen, incidenten, wegzendingen van studenten). 1815-1823 en 1830. | 1 pak | |||||||
50 | Dossiers inzake de overdracht van het ambt van rector en het officie van de academische secretaris. 1817-1828. | 1 pak | |||||||
51 | Dossiers m.b.t. de benoeming van lectoren van verschillende faculteiten. 1825-1831. | 1 pak | |||||||
52 | Dossiers betreffende de sollicitaties voor de betrekking van pedel, tuinman, amanuensis, fabrikant van mechanische instrumenten, drukker, conciërge, huisbediende, enz. 1816-1822. | 1 pak | |||||||
53 | Dossiers m.b.t. de benoemingen van lager personeel (conciërges, pedellen, amanuensis, scherm- en rijmeesters, laboratoriumbedienden, tuinmannen, knechten, enz.). 1817-1835. | 1 pak | |||||||
54 | Eedafleggingen op de statuten van de Universiteit, door de studenten. 1826-1829. | 1 pak | |||||||
55 | Verslagen van de professoren over de vooruitgang van de studenten die zich voorbereiden op het middelbaar onderwijs. 1823-1828. | 1 omslag | |||||||
56 | Dossiers m.b.t. de academische wedstrijden (beloningen, medailles, gestelde vragen). 1818-1831. | 1 pak | |||||||
57 | Register van de doctoraatspromoties. 1817-1835. | 1 deel | |||||||
58 | Dossiers m.b.t. de toekenning van academische graden (examens, diploma's, vrijstellingen, betwistingen, vergoedingen). 1817-1835. | 1 pak | |||||||
59 | Documenten betreffende het drukken van de Annales académiques (briefwisseling met de drukker). 1820-1825. | 1 pak | |||||||
60 - 76 | Dossiers m.b.t. de universitaire boekhouding (begrotingen, subsidies, toelagen, staten, enz.). 1817-1833. | ||||||||
60 | 1817-1819. | 1 pak | |||||||
61 | 1820. | 1 pak | |||||||
62 | 1821. | 1 pak | |||||||
63 | 1822. | 1 pak | |||||||
64 | 1823. | 1 pak | |||||||
65 | 1824. | 1 pak | |||||||
66 | 1825. | 1 pak | |||||||
67 | 1826. | 1 pak | |||||||
68 | 1827. | 1 pak | |||||||
69 | 1828. | 1 pak | |||||||
70 | 1829. | 1 pak | |||||||
71 | 1830. | 1 pak | |||||||
72 | 1831. | 1 pak | |||||||
73 | 1832. | 1 pak | |||||||
74 | 1833. | 1 pak | |||||||
75 | 1834. | 1 pak | |||||||
76 | 1835. | 1 pak | |||||||
77 | Register van de boekhouding. 1830-1835. | 1 deel | |||||||
78 | Dossiers m.b.t. de buitengewone subsidies voor de constructie van gebouwen. 1828. | 1 omslag | |||||||
79 | Rekeningen voor leveringen. 1821-1823. | 1 pak | |||||||
80 | Financiële documenten betreffende het College van Premonstreit, het Koningscollege en het Veteranencollege (aanbestedingen voor bouwwerken, schattingen, lastenboeken, enz.). 1818-1822. | 1 pak | |||||||
81 - 82 | Documenten m.b.t. de gebouwen van de Universiteit (subsidies, kosten, enz.). 1824-1829. | ||||||||
81 | 1824-1825. | 1 pak | |||||||
82 | 1826-1829. | 1 pak | |||||||
83 - 84 | Documenten m.b.t. de universitaire gebouwen en hun inboedel (bestekken, inventarissen, kosten, rekeningen, briefwisseling). 1817-1823. | ||||||||
83 | 1817-1820. | 1 pak | |||||||
84 | 1821-1823. | 1 pak | |||||||
85 | Documenten m.b.t. de overeenkomsten tussen de stad Leuven en de Universiteit betreffende de overdracht van materiaal (inventaris van de inboedel). 1835-1836. | 1 pak | |||||||
86 | Documenten m.b.t. de drukkers van de Universiteit (benoemingen, contracten, briefwisseling). 1819-1826. | 1 pak | |||||||
87 | Betalingsopdrachten. 1817-1824. | 1 pak | |||||||
88 | Declaraties van onkosten voor studiereizen door professoren. 1818-1823. | 1 pak | |||||||
89 | Verzoeken van studenten om terugbetaling van inschrijvingskosten te verkrijgen. 1831-1835. | 1 pak | |||||||
90 - 104 | Aanvragen van beurzen door studenten of hun ouders. 1817-1835. | ||||||||
90 | 1817-1818. | 1 pak | |||||||
91 | 1817-1818. | 1 pak | |||||||
92 | 1818-1819. | 1 pak | |||||||
93 | 1819-1820. | 1 pak | |||||||
94 | 1820-1821. | 1 pak | |||||||
95 | 1821-1822. | 1 pak | |||||||
96 | 1822-1823. | 1 pak | |||||||
97 | 1823-1824. | 1 pak | |||||||
98 | 1824-1825; 1825-1826. | 1 pak | |||||||
99 | 1826-1827. | 1 pak | |||||||
100 | 1830-1831. | 1 pak | |||||||
101 | 1831-1832. | 1 pak | |||||||
102 | 1832-1833. | 1 pak | |||||||
103 | 1833-1834. | 1 pak | |||||||
104 | 1834-1835. | 1 pak | |||||||
105 | Algemene dossiers m.b.t. de begeving van beurzen (ministeriële brieven, briefwisseling). 1820-1832. | 1 omslag | |||||||
106 | Lijst van de toegekende beurzen. 1826 en 1827. | 1 katern | |||||||
107 - 111 | Speciale dossiers m.b.t. de begeving van de beurzen (ministeriële brieven, verslagen en nota's van het college van curatoren, van de faculteiten, enz.). 1817-1835. | ||||||||
107 | 1817-1825. | 1 pak | |||||||
108 | 1826-1827; 1827-1828. | 1 pak | |||||||
109 | 1828-1829. | 1 pak | |||||||
110 | 1829-1830. | 1 pak | |||||||
111 | 1830-1835. | 1 pak | |||||||
112 - 118 | Diploma's middelbaar onderwijs afgeleverd door de directeurs van onderwijsinstellingen. 1816-1829. | ||||||||
112 | 1816-1819. | 1 pak | |||||||
113 | 1820-1821. | 1 pak | |||||||
114 | 1821-1822; 1822-1823; 1823-1824. | 1 pak | |||||||
115 | 1825-1826. | 1 pak | |||||||
116 | 1826-1827. | 1 pak | |||||||
117 | 1827-1828. | 1 pak | |||||||
118 | 1828-1829. | 1 pak | |||||||
119 | Dossier m.b.t. de stichting Etienne Mosselman. 1831. | 1 omslag | |||||||
120 - 121 | Gedrukte studieprogramma's 1820-1835. | ||||||||
120 | 1819-1823. | 1 pak | |||||||
121 | 1824-1830 en 1833-1835. | 1 pak | |||||||
122 | Opmerkingen gemaakt door de faculteiten op de artikels 3, 4, 6 en 7 van het reglement op het hoger onderwijs. 1823 en 1824. | 1 pak | |||||||
122 /2 | Stukken betreffende de ordening van de archieven van de Rechtenfaculteit te Brussel in de Rijksuniversiteit van Leuven. 19de eeuw. | 1 katern | |||||||
123 | Inventaris van de documenten m.b.t. de universiteit in het premonstratenzercollege, te Leuven, vroeger onder toezicht van J.-B. Roelants, oud-secretaris van de Universiteit. 14 januari 1831. | 1 katern | |||||||
124 | Lijsten van de archieven van de Universiteit, van de academiejaren 1830-1831 tot 1834-1835. 1830-1835. | 1 katern | |||||||
125 | Korte lijst van de archieven van de Universiteit, opgesteld volgens artikel 193, § 1 van het besluit van 25 september 1816, door G. de Haut, secretaris van de academische senaat 4 december 1835. 1835. | 1 omslag | |||||||
126 | Oude modellen van diploma's gedrukt voor en na 1830. 1817-1832. | 1 omslag | |||||||
126 /2 | Examenvragen van de jaarlijkse examens van de vier faculteiten. 1820, 1822, 1823, 1824, 1825 en 1826. | 1 omslag | |||||||
126 /3 | Exposé des motifs qui militent en faveur du rétablissement du siège central de l'Instruction publique pour les Départements de la Belgique dans la ville de Louvain. Leuven, 1816. Gedrukte brochure. 1816. | 1 katern |