Inventaris van het archief van de commissie tot bescherming van de maatschappij van Gent, 1931-2002

Archive

Name: CBM Gent

Period: 1931-2002

Inventoried scope: 63,23 linear meters

Archive repository: State archives in Ghent

Heading : Justice

Inventory

Authors: Drossens, Paul

Year of publication: 2023

Code of the inventory: M195

...

Archiefvormer

Naam

Commissie tot bescherming van de maatschappij van Gent (1964-2016)

Rechtsopvolger:
Strafuitvoeringsrechtbank van Gent (2016-heden)

Rechtsvoorganger:
Commissie bij de psychiatrische afdeling van de gevangenis van Gent (1931-1964)

Geschiedenis

Onder invloed van het positivisme en de sociaal verweer-doctrine kwamen vanaf het einde van de 19de eeuw een aantal complementaire wetten tot stand buiten het 'klassieke' Strafwetboek, zoals de wet op de voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling (1888), de wet op de landloperij (1891) en de wet op de kinderbescherming (1912). De triomf van de sociaal verweer-beweging kwam er echter met de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers.
Krachtzinnigen werden aan het begin van de 20ste eeuw krachtens art. 71 van het Strafwetboek ontslagen van vervolging en gecolloceerd in psychiatrische asielen. In de praktijk werd echter een onderscheid gemaakt tussen partieel en volledig ontoerekeningsvatbaren. Plegers van strafbare feiten die in een mindere mate gestoord waren, werden strafbaar gesteld en konden als verzachtende omstandigheid de verminderde toerekeningsvatbaarheid inroepen, met lichte straffen tot gevolg. Volledig ontoerekeningsvatbaren werden van strafvervolging ontslagen en werden gecolloceerd in asielen, maar bleken hier, op eenvoudig advies van de geneesheer, veel te snel in vrijheid gesteld te worden. (1)
Om aan deze situatie te verhelpen, werden vanaf het begin van de jaren 1920 een aantal voorstellen geformuleerd om tot een nieuwe wet op 'abnormale' wetsovertreders te komen, die uiteindelijk in 1930 werd gerealiseerd. Tegelijkertijd werd gezocht naar oplossingen binnen de grenzen van de bestaande strafwet. In een aantal gevangenissen werd een psychiatrische afdeling (de zgn. "annex") geopend, meer bepaald in Antwerpen (1921), de centrale gevangenis van Gent (1921), Vorst (1922) en de hulpgevangenis van Leuven (1923). In de gevangenis van Vorst werd op 7 april 1924 tevens een observatieruimte voor vrouwen ingericht. (2) Deze afdelingen waren bestemd voor de observatie en verpleging van gedetineerden die aan een geestesstoornis leden of ervan verdacht werden. (3) Van verpleging kwam er echter niet veel in huis en ze fungeerden vooral als psychiatrische observatiekwartieren. Met het oog op de inwerkingtreding van de nieuwe wet werden in de loop van 1930 nog psychiatrische afdelingen geopend in de strafinrichtingen van Bergen, Brugge, Charleroi, Luik, Merksplas en Namen.
De wet van 9 april 1930 stipuleerde dat een verdachte die verkeerde in een staat van krankzinnigheid of in een ernstige staat van geestesstoornis of -zwakheid, waardoor hij niet in staat was zijn daden te controleren, kon onderworpen worden aan beveiligingsmaatregelen. In eerste instantie voorzag de wet in de observatie van beklaagden in een psychiatrische afdeling van een gevangenis. Hierna kon worden beslist tot internering (dwangverpleging). De uitvoering van de interneringsmaatregel werd toevertrouwd aan speciaal hiertoe in het leven geroepen commissies, die werden ingesteld bij de psychiatrische afdelingen van de gevangenissen.
Tegen de wet van 1930 kwam spoedig kritiek vanuit diverse hoeken. Juristen klaagden o.m. aan dat de verdediging van beklaagden onvoldoende was uitgebouwd. In de medische kringen nam men aanstoot aan het feit dat krankzinnigen (déments) en abnormalen (anormaux) aan hetzelfde behandelingsregime werden onderworpen. Al in 1935 werd een commissie geïnstalleerd om de wet te herzien, zonder resultaat. In de jaren 1950 werd een vaste commissie belast met de voorbereiding van een nieuw wetsontwerp. De conclusies van deze commissie en het bijhorende wetsontwerp werden in grote lijnen overgenomen in de nieuwe wet tot bescherming van de maatschappij van 1 juli 1964 (WBM). (4)
Met de wet van 1964 bleven de beginselen van de wet uit 1930 in wezen behouden. De wet wijzigde weinig aan de werking van de bestaande 'psychiatrische commissies', die wel een nieuwe benaming kregen. Voortaan sprak men van de commissies tot bescherming van de maatschappij (CBM). De nieuwe wet voorzag daarnaast in de oprichting van een penitentiair oriëntatiecentrum dat de commissies zou bijstaan bij het oriënteren van geïnterneerden naar de meest geschikt vorm van begeleiding en individuele behandeling. Het stelsel van de invrijheidstelling op proef werd verstrengd, voornamelijk onder druk van de publieke opinie die geschokt reageerde op de vrijlating van een aantal recidiverende geïnterneerden. De bijstand van de advocaat werd uitgebreid. De mogelijkheid tot opname in een privé-instelling werd mogelijk en de internering werd voortaan voor onbepaalde duur uitgesproken (voorheen hanteerde men interneringstermijnen van 5, 10 of 15 jaar). Om meer uniformiteit in de rechtspraak na te streven werd een beroepsinstantie gecreëerd: de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij (HCBM).
Ook met de wet van 1964 bleven veel knelpunten inzake internering behouden en met de jaren stapelde de kritiek op het systeem zich op. Een greep uit de knelpunten: de inobservatiestelling werd nauwelijks toegepast en de expertise die ter vervanging werd aangeboden, was vaak van mindere kwaliteit; de kans op internering verschilde aanzienlijk naargelang het rechtsgebied; de werking van de commissies tot bescherming van de maatschappij liet te wensen over als gevolg van een inadequate samenstelling, een gebrek aan uniformiteit en een tekort aan middelen en mankracht; de rechtspositie van de geïnterneerden was onvoldoende uitgebouwd[PE1] en de behandelingsmogelijkheden in de psychiatrische afdelingen van de gevangenissen waren quasi nihil. (5)
Aan de wet van 1964 is dan ook meermaals gesleuteld. Zo werd in 1995 een artikel 20bis ingevoegd waardoor de invrijheidstelling van een geïnterneerde die een minderjarige seksueel had misbruikt slechts mogelijk was na voorafgaand advies van een gespecialiseerde dienst. (6) Een andere innovatie werd ingevoerd bij wet van 10 februari 1998. (7) Voortaan kon de geïnterneerde via zijn advocaat beroep aantekenen bij de HCBM tegen de afwijzing door de CBM van een vraag tot invrijheidstelling. Ingevolge artikel 16 van de wet van 5 maart 1998 werden in het opschrift van de wet van 1964 de plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten toegevoegd; de wet heette sindsdien: 'Wet tot Bescherming van de Maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten'. (8) De wet van 7 mei 1999 belastte een ambtenaar van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie met de begeleiding van en het toezicht op de invrijheidgestelde bij het naleven van opgelegde voorwaarden. (9)
In de nasleep van de Dutroux-affaire werd in september 1996 een commissie Internering (de zogenaamde commissie-Delva) opgericht met als voornaamste taken een toekomstvisie te ontwikkelen met betrekking tot de WBM, alle praktische en juridische problemen te inventariseren en voorstellen uit te werken om de doeltreffendheid van de wetgeving en van de opvolging van de internering te verbeteren. In april 1999 werd het eindverslag openbaar gemaakt. Aan de ondervoorzitter van de commissie Internering werd gevraagd de interneringswet te herschrijven in functie van de geformuleerde aanbevelingen. Een eerste werkdocument werd in april 2001 aan de minister van Justitie overhandigd. (10) Het duurde nog geruime tijd vooraleer het geheel uitmondde in een nieuwe wet: de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis. (11)
De interneringswet van 2007 voorzag een professionalisering van de uitvoering van de beslissing tot internering, waarbij strafuitvoeringsrechtbanken de commissies tot bescherming van de maatschappij zouden vervangen. De inwerkingtreding van deze wet werd echter steeds uitgesteld door het uitblijven van uitvoeringsbesluiten, het ontbreken van de nodige financiële middelen, de aanhoudende kritiek en een arrest van het Grondwettelijk Hof dat sommige bepalingen vernietigde. In tussentijd bleef België de veroordelingen opstapelen vanwege het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens de onrechtmatige vrijheidsberoving en zelfs de onmenselijke behandeling van geïnterneerden. (12)
De wet betreffende de internering van personen van 5 mei 2014 corrigeerde de intussen onwerkbare situatie en de wet van 2007 werd opgeheven nog voor ze van kracht was geweest. (13) De nieuwe interneringswet is op 1 oktober 2016 in werking getreden, met enige vertraging: oorspronkelijk was 1 januari 2016 voorzien. In tussentijd had de zogenaamde Potpourri III-wet van 4 mei 2016 de feiten waarvoor een internering kan worden uitgesproken, geherdefinieerd: enkel misdaden of wanbedrijven "die de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt", kunnen voortaan aanleiding geven tot internering. (14) Relatief banale feiten mogen in principe dus niet meer leiden tot een internering.
De commissies bescherming van de maatschappij zijn door de nieuwe interneringswet opgeheven. Beslissingen over de opvolging van de internering worden voortaan genomen door de Kamer voor de bescherming van de maatschappij (KBM), een kamer van de strafuitvoeringsrechtbank die uitsluitend bevoegd is voor interneringszaken.

Bevoegdheden en activiteiten

Het aanknopingspunt voor het bepalen van de territoriale bevoegdheid van de commissie was de plaats waar het misdrijf werd gepleegd. De commissie bij de psychiatrische afdeling van de gevangenis Gent was aanvankelijk bevoegd voor de provincie Oost-Vlaanderen. Sinds de sluiting van de psychiatrische afdeling van de gevangenis van Brugge in 1933 was de commissie van Gent tevens bevoegd voor de provincie West-Vlaanderen. De CBM Gent was tot haar opheffing bevoegd voor de provincies Oost- en West-Vlaanderen.
De bevoegdheden en werkingsmodaliteiten van de commissies bij de psychiatrische afdelingen werden via een huishoudelijk reglement geregeld. (15) De commissie had in essentie een viervoudige opdracht. Zij was bevoegd voor de aanwijzing van de inrichting waar de verdachten geïnterneerd dienden te worden, zij besliste over de overbrenging naar een andere inrichting en over de invrijheidstelling op proef of de definitieve invrijheidstelling. Tot slot verleende ze aan de minister van Justitie een eensluidend advies inzake de internering van veroordeelden. De eigenlijke interneringsmaatregel vond plaats in 'abnormalengestichten tot bescherming van de maatschappij', die vanaf 1930 werden opgericht. (16)
De wet van 1 juli 1964 bracht geen fundamentele wijzigingen in het takenpakket van de CBM. Wel verkreeg de commissie de mogelijkheid om een voorlopig bewindvoerder aan te stellen die de materiële belangen van de geïnterneerde moest verdedigen.
Sinds de wet van 1964 kon het parket beroep aantekenen tegen de beslissing van invrijheidstelling op proef of de definitieve invrijheidstelling. De zaak werd in dat geval geschorst en aanhangig gemaakt bij de HCBM. Geïnterneerden konden aanvankelijk niet in beroep gaan tegen een beslissing van de commissie. Sinds 1968 werd wel voorzien in de mogelijkheid tot instelling van cassatieberoep. (17) Wanneer het Hof van Cassatie de beslissing van de CBM verbrak, werd de zaak opnieuw verwezen naar dezelfde commissie, die evenwel anders diende samengesteld te zijn. Het duurde tot 1998 vooraleer ook (de advocaten van) geïnterneerden bij de HCBM beroep konden aantekenen tegen een negatieve beslissing tot invrijheidstelling (definitief of op proef). (18)
De bevoegdheden van CBM Gent zijn sinds de inwerkingtreding van de interneringswet van 2014 overgeheveld naar de Kamer voor de bescherming van de maatschappij van de strafuitvoeringsrechtbank van Gent.

Organisatie

In uitvoering van de wet van 9 april 1930 werd bij iedere psychiatrische afdeling van een gevangenis een commissie opgericht. De commissie bestond uit drie leden, aangevuld door één ambtenaar-secretaris. De voorzitter was een werkend of een ere-magistraat. Hij werd bijgestaan door een advocaat en een geneesheer. Elk van de drie leden beschikte over één of meerdere plaatsvervangers. De voorzitter werd aangewezen door de eerste voorzitter van het hof van beroep. De advocaat werd aangewezen door de minister van Justitie. De minister nam als basis voor deze beslissing twee lijsten van drie namen voorgedragen door enerzijds de procureur des Konings en anderzijds de stafhouder van de Orde van Advocaten. De geneesheer en de secretaris werden eveneens aangewezen door de minister van Justitie. De WBM wijzigde niets aan de samenstelling van de commissie. De leden werden voortaan wel voor drie jaar benoemd (voordien was dit een jaar).
De commissie werd bijeengeroepen door haar voorzitter of door zijn plaatsvervanger en hield haar zittingen doorgaans in een lokaal van de gevangenis waar de psychiatrische afdeling zich bevond. Tot 1935 zetelde de commissie in de centrale gevangenis van Gent, daarna in de gevangenis aan de Nieuwewandeling. Daarnaast zetelde de commissie regelmatig in een inrichting waar geïnterneerden onder haar bevoegdheid verbleven, zoals de gestichten van sociaal verweer in Bergen en Doornik.
Aan de zittingen van de commissie namen ook de procureur des konings van het gerechtelijk arrondissement waar de psychiatrische afdeling was gevestigd én de raadsman van de geïnterneerde deel. De directeur of de geneesheer van de inrichting waar de geïnterneerde verbleef, woonden eveneens de vergadering bij, evenals gedelegeerden van reclasserings- of voogdijdiensten. De WBM liet toe dat nog andere personen de vergaderingen bijwoonden opdat de commissie een maximum aan informatie kon inwinnen.
De zittingen hadden plaats achter gesloten deuren. De advocaat was meestal de eerste die door de commissie werd gehoord. Onder meer de medische verslagen (psychiatrische onderzoeken) werden met hem besproken, al dan niet in het bijzijn van zijn cliënt. Nadat vervolgens de geïnterneerde in aanwezigheid van zijn advocaat was gehoord en de procureur zijn advies had gegeven, mocht de advocaat voor zijn cliënt pleiten. Hierna namen de drie leden van de commissie in aanwezigheid van de secretaris een beslissing. Het resultaat hiervan werd mondeling meegedeeld aan de aanwezigen. De geïnterneerde en zijn advocaat werden daarna officieel op de hoogte gebracht van de genomen beslissing.

Archief

De archieven van de commissie bij de psychiatrische afdeling en van de rechtsopvolger CBM Gent werden steeds in de gevangenis van Gent bewaard, in de archiefruimte waar ook het gevangenisarchief berust.
Het archief dat in deze inventaris is beschreven, werd op 21 augustus 2013 naar het Rijksarchief van Beveren overgebracht en verhuisde in 2015 naar het Rijksarchief van Gent.
De interneringswet van 2014 heeft de commissies tot bescherming van de maatschappij opgeheven. De dynamische dossiers van CBM Gent zijn door de secretaris van de CBM overgemaakt aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank van Gent en ingeschreven op de algemene rol van de bevoegde KBM, conform art. 135 § 1 en § 8 van de wet. De dossiers die zijn afgesloten in de periode 1993-2016 berusten nog in de gevangenis van Gent.
Bij de inventarisatie in 2013 zijn de dossiers waarvan de bewaartermijn op dat moment nog niet was verstreken terug aan CBM Gent bezorgd. Het ging in totaal om 82 dossiers van geïnterneerden die na 1992 definitief in vrijheid zijn gesteld.

Inhoud

Deze inventaris heeft betrekking op dat deel van het archief van de commissie tot bescherming van de maatschappij van Gent waarvan de administratief-juridische bewaartermijn in 2013 was verstreken en dat al naar het Rijksarchief is overgebracht. De oudste documenten dateren van 1931, de recentste van 2002. In totaal omvat het archiefblok na verpakking 63 strekkende meter.
In deze inventaris zijn ook alle stukken beschreven die deel uitmaken van het archiefblok CBM Gent 1999, dat al in 2000 werd geïnventariseerd. (19) De meeste bestanddelen maken immers deel uit van reeksen die eveneens in deze inventaris voorkomen. Bovendien bleek dat een aantal beschrijvingen niet accuraat waren (bijv. de voorbereidende stukken van de zittingen werden als notulen beschreven). Aangezien de documenten in CBM Gent 1999 al genummerd, verpakt en geëtiketteerd waren, wordt via een pro-memoriebeschrijving verwezen naar het betreffende bestanddeel. Aan de hand van deze inventaris krijgt de lezer dus een volledig beeld van het archief van CBM Gent dat op het moment van publicatie is overgebracht naar het Rijksarchief. Het betreft alle geïnterneerden die door CBM Gent zijn opgevolgd in de periode 1931-1992.
De voornaamste reeksen die werden gecreëerd door de commissie zijn de notulen en de dossiers van de geïnterneerden.
De notulen van de zittingen werden als aparte reeks bijgehouden en zijn doorgaans ingebonden. Ze zijn integraal bewaard voor de periode 1931-1992 (nrs. 776-804), met uitzondering van de jaren 1986 en 1987.
De dossiers van de geïnterneerden zijn pas systematisch aangelegd vanaf het begin van de jaren 1950. (20) Hetzelfde geldt voor de fiches die als toegang op de dossiers fungeren. Er zijn dus nauwelijks fiches en dossiers van vóór die periode. Om die leemte te vullen, kan beroep worden gedaan op de inkomende stukken en de voorbereidende stukken van de zittingen, die vaak verslagen bevatten van de inrichtingen waar geïnterneerden verbleven (CBM Gent, nrs. 1 en 3-21) en de notulen zelf.
De dossiers van de geïnterneerden bevatten: de beslissingen van de commissie, de beschikking tot internering, de uiteenzetting van de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de internering, informatie inzake het gerechtelijk verleden, inlichtingen van de gemeentelijke overheid, deskundigenverslagen en geneeskundige (psychiatrische) rapporten betreffende de geestestoestand van de geïnterneerde tijdens zijn opsluiting en stukken betreffende reclassering: briefwisseling en rapporten van maatschappelijke begeleiding. Normaliter is ook het opsluitingsdossier gevoegd bij het dossier van de commissie, evenals het moreel dossier én het antropologisch-medisch dossier van de geïnterneerde. Hierin zitten vooral administratieve documenten betreffende de hechtenis, zoals tucht- en rapportbriefjes, fiches van de bezoekers, brieven en verzoekschriften aan de directeur van de geïnterneerde, de advocaat of familie, de morele boekhouding, medische informatie (van fysieke en psychische aard), het sociaal dossier met enquêteverslagen en foto's van de geïnterneerde.

Selecties en vernietigingen

Het archief is in 2013 geselecteerd conform de richtlijnen in de selectielijst: DROSSENS P., Archiefselectielijst van de commissies tot bescherming van de maatschappij, Brussel, 2009. De reeksen waarvan de bewaartermijn was verstreken en die in aanmerking kwamen voor permanente bewaring, zijn in deze inventaris opgenomen. De dossiers van de geïnterneerden zijn integraal bewaard.

Toekomstige aangroei

Dit archief is niet volledig afgesloten. CBM Gent is weliswaar op 1 oktober 2016 opgeheven en de dynamische dossiers zijn op de algemene rol van de KBM ingeschreven, maar de dossiers van CBM Gent die in de periode 1993-2016 zijn afgesloten, berusten in de gevangenis van Gent en moeten nog naar het Rijksarchief worden overgebracht.

Ordening

De ordening die werd gehanteerd, is gebaseerd op het archiefschema dat wordt voorgesteld in DROSSENS P., Archiefselectielijst van de commissies tot bescherming van de maatschappij, Brussel, 2009.
De dossiers zijn geordend op datum van afsluiten. Doorgaans is dit de datum van de zitting waarop een definitieve invrijheidstelling werd uitgesproken of akte werd genomen van het overlijden van de geïnterneerde. Indien het afsluiten van het dossier niet aan bod kwam tijdens een zitting, wat sporadisch het geval was, werd het dossier geordend op een andere datum: bijv. van overlijden of van de beslissing van de minister om een geïnterneerde aan een andere commissie toe te wijzen. Doorgaans kon aan de hand van de dossierkaft en -inhoud de datum van afsluiten worden geverifieerd. Sporadisch diende de datum opgezocht te worden aan de hand van de fiches en/of de notulen. Indien meerdere dossiers op eenzelfde datum zijn afgesloten, zijn ze alfabetisch geordend op naam van de geïnterneerde.
Het archief van CBM Gent is in 2013 samen met archief van de gevangenis Gent naar het Rijksarchief overgebracht. Bij de inventarisatie van beide blokken bleek dat er een vermenging was van enerzijds het archief van CBM Gent en anderzijds dat van de antropologische dienst van de gevangenis. Een verklaring ligt voor de hand: de secretaris van de commissie was immers werkzaam als bureelhoofd bij het antropologisch laboratorium. Inkomende brieven gericht aan de commissie werden geregistreerd door de antropologische dienst. De geneesheer-antropoloog van de gevangenis stond aan het hoofd van de antropologische dienst, waartoe ook de psychiatrische afdeling hoorde, en zetelde eveneens in de commissie. Vanuit die hoedanigheid ontving hij brieven en verzoekschriften van zowel gemeenrechtelijke gedetineerden als geïnterneerden. De statistieken kunnen als voorbeeld dienen van deze vermenging: tot het eerste trimester van 1938 dragen zij het opschrift van de antropologische dienst; vanaf het tweede trimester van 1938 zijn ze getiteld 'commission de psychiatrie de Gand'. In de mate van het mogelijke hebben we de stukken in het archief van de correcte archiefvormer gestoken. In het geval er onduidelijkheid is en/of een duidelijke overlapping, hebben we een pro-memoriebeschrijving toegevoegd in de inventaris van de gevangenis van Gent.

Voorwaarden voor de raadpleging

Documenten ouder dan 100 jaar zijn vrij raadpleegbaar.
Documenten jonger dan 100 jaar zijn pas raadpleegbaar mits schriftelijke toelating van de procureur-generaal bij het hof van beroep van Gent.

Voorwaarden voor de reproductie

Voor de reproductie van archiefdocumenten gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief.

Toegangen

De dossiers van de geïnterneerden zijn geordend op datum van afsluiten (naar aanleiding van definitieve invrijheidstelling, overlijden...). Op de dossiers bestaat een toegang in de vorm van een steekkaartsysteem. Strikt gezien zijn er drie fichesystemen die respectievelijk toegang bieden tot de dossiers van de geïnterneerden die zijn afgesloten onder het stelsel van de wet van 1930 (nrs. 829-830), de dossiers die zijn afgesloten in de periode 1964-2002 (nrs. 831-835) en de dossiers van de geïnterneerden die in 2002 nog niet in vrijheid waren gesteld (nr. 834). De papieren fiches geraakten omstreeks 2002 in onbruik en werden vervangen door een digitale toegang.
De steekkaarten bevatten dezelfde informatie die aanwezig is op de dossierkaft: alle beslissingen van de commissie en de data van de zittingen waarop die beslissingen zijn genomen.

Documenten met een verwante inhoud

In het Rijksarchief berusten naast het archief van de Gentse CBM ook de archieven van andere commissies tot bescherming van de maatschappij, met name die van Antwerpen, Leuven, Vorst en Namen.
Het archief van de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij, die in 1964 als beroepsinstantie is opgericht, berust nog in de gevangenis van Sint-Gillis. De dossiers van de HCBM bestaan echter uitsluitend uit kopies van stukken die aanwezig zijn in de dossiers van de geïnterneerden in het archief van de CBM.
In het archief van de gevangenis van Gent, en met name van de antropologische dienst en de psychiatrische afdeling, is complementaire informatie aanwezig: verslagen van de geneesheer-antropoloog, IQ-testen en testen afgenomen door een psycholoog met het oog op een persoonlijkheidsonderzoek, statistieken, briefwisseling van de geneesheer-antropoloog met de geïnterneerde enz. Dat geldt ook voor de archieven van de inrichtingen van sociaal verweer en van de andere strafinrichtingen waar de geïnterneerde verbleef.
Het parket van de procureur des Konings hield vanuit haar toezichtstaak een kopie bij van de dossiers van de commissies. Aangezien het om dubbels gaat, worden die dossiers geselecteerd ter vernietiging, tenzij de originele dossiers van de commissie niet zijn bewaard (code PK076 in de selectielijst voor de archieven van de rechterlijke macht van 2023).
Ook de justitiehuizen, die in 2014 zijn overgeheveld van de FOD Justitie naar de gemeenschappen, houden dossiers bij van geïnterneerden. Met het oog op de toekenning van bepaalde modaliteiten, zoals een uitgaansvergunning, verlof, beperkte detentie, elektronisch toezicht en invrijheidstelling op proef kon de commissie (en sinds 2016 de strafuitvoeringsrechtbank) aan het justitiehuis vragen een maatschappelijke enquête of een beknopt voorlichtingsrapport op te stellen. De justitiehuizen zijn tevens belast met de begeleiding van de geïnterneerde aan wie elektronisch toezicht of een invrijheidstelling op proef wordt toegekend en brengen hierover verslag uit. Aangezien de dossiers op het niveau van de commissie (en de strafuitvoeringsrechtbank) vollediger zijn en integraal worden bewaard, worden de dossiers betreffende internering bij de justitiehuizen integraal vernietigd na het verstrijken van de administratief-juridische bewaartermijn.
De dossiers van de CBM handelen over de uitvoering van de internering. Wie meer wil weten over het gerechtelijk verleden van de geïnterneerde en de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de internering, kan terecht in de interneringsdossiers van de rechtscolleges die een internering konden uitspreken: de onderzoeksgerechten (raadkamer en kamer van inbeschuldigingstelling) en de vonnisgerechten (correctionele rechtbank, hof van beroep en hof van assisen). Interneringsdossiers van deze rechtscolleges worden conform de archiefselectielijst van de rechterlijke macht integraal bewaard. Voor de geïnterneerden die werden opgevolgd door CBM Gent waren de rechtscolleges in Oost- en West-Vlaanderen bevoegd.

Bibliografie

BUYCK J., Inventarissen van de archieven van het interneringscentrum te Gent (1944-1946), van het interneringscentrum te Geraardsbergen (1944-1945), van het interneringscentrum te Lokeren (1944-1948), en van de commissie tot bescherming van de maatschappij te Gent (1933-1969). Overdrachten 1999 (Rijksarchief te Beveren, inventarissen 48), Brussel, 2000.
CASSELMAN J., Internering: huidige situatie, in CASSELMAN J., COSYNS P. e.a., Internering. Leuven, 1997, 39-61.
DESMET G., Inventaris van het archief van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij van Vorst 1922-2006 (vnl. 1931-2006), Brussel, 2018 (online).
DROSSENS P., Archief van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij. Archiefselectielijst (Archiefbeheersplannen en selectielijsten, 24), Brussel, 2009.
GOETHALS J., Abnormaal en delinquent. De geschiedenis van het actueel functioneren van de wet tot de bescherming van de maatschappij. Antwerpen-Arnhem, 1991.
HANOULLE K., Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?, in Panopticon, 36 (3), 2015, 289-296.
HORGE V., Inventaire des archives de la Commission de défense sociale de Namur 1931-2001 (Archives de l'État à Namur, inventaires 142), Brussel, 2019.
MAES E., Van gevangenisstraf naar vrijheidsstraf. 200 jaar Belgisch gevangeniswezen, Antwerpen-Apeldoorn, 2009.
MARTENS C., Inventaris van het archief van de Psychiatrische afdeling van de Gevangenis van Vorst 1922-1976 (Rijksarchief te Brussel, inventarissen 65), Brussel, 2015.
TUBEX H., Internering: vooruitgang aan het tempo van de processie van Echternach, in Ad Rem. Tweemaandelijks tijdschrift van de orde van Vlaamse balies, 2004, 3, 40-48.

Beschrijvingsbeheer

Het personeel van het secretariaat van CBM Gent, met name mevr. Nancy Merckx, heeft in de loop van 2010-2013 onder begeleiding van Paul Drossens een overbrengingslijst opgesteld voor de dossiers van 1969-1992. De overbrenging van het archief naar Rijksarchief Beveren vond plaats in augustus 2013. In september van dat jaar hebben Paul Drossens en jobstudente Lieze Neyts de dossiers in zuurvrije omslagen gestoken en de ordening gecontroleerd. Waar nodig werden de dossiers op de correcte plaats gestoken en subdossiers samengevoegd. Doorgaans kon aan de hand van de dossierkaft en -inhoud de datum van afsluiten worden geverifieerd. Regelmatig diende de datum opgezocht te worden aan de hand van de fiches en/of de notulen. Met het oog op de verhuizing naar Rijksarchief Gent heeft Sofie Lengeler in september 2014 de dossiers in zuurvrije dozen gestopt. Het resterende archief is door Paul Drossens beschreven in de loop van 2019-2020. De definitieve nummering en de redactie van de inventaris vonden plaats in 2023. John De Decker stond in voor de etikettering.


754Omzendbrieven en dienstorders, bijgehouden door de secretaris van de commissie. 1965-1985.1 pak
755Stukken betreffende de wetgeving inzake internering en probatie. 1964-1974.1 omslag
756Stukken betreffende veiligheid en mobilisatie in de gevangenis. 1983-1984.1 omslag