Name: Kerk Sint-Jacobs Gent
Period: (1231) 1302-1885
Inventoried scope: 29,61 linear meters
Archive repository: State archives in Ghent
Heading : Parishes, church councils and Holy Spirit Tables
Authors: Somers, Annelies
Year of publication: 2010
Code of the inventory: PAR98
Kerkfabriek en parochie Sint-Jacobs te Gent
Tafel van de Heilige-Geest van Sint-Jacobs te Gent
Cotidiane van Sint-Jacobs te Gent
Kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw achter het Hoogkoor
Kapelanij van Sint-Cornelius
Kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw in de Beuk
Kapelanij van Sint-Christoffel
Kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw op de Vloer ("In bodio")
Kapelanij van Sint-Antonius
Kapelanij van Sint-Jacobs
Kapelanij van Sint-Gillis
Geünieerde kapelanijen
"Gilde" van de Elsenaars
Broederschap van Maria 't Eren ("Mariën Theeren")
Broederschap van Sint-Jacob in Compostela
Broederschap van het Allerheiligste Sacrament
Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw op de Rade
Broederschap van de Heilige Barbara
Broederschap van de Allerheiligste Drievuldigheid
Broederschap van de Heilige Jozef
Broederschap van de Berechting
Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën
Broederschap van de Gelovige Zielen in het Vagevuur
De Sint-Jacobsparochie strekte zich uit van aan de bocht van de Leie aan de Minnemeersbrug tot in de Langemunt. Ze omvatte verder het gebied van de Onderstraat met de Werregarenstraat en de Schepenhuisstraat, en van daar terug tot aan de Borluutstraat. Iets verder liepen de parochiegrenzen van aan de Baaisteeg naar de Sint-Jacobsnieuwstraat, verder door de Houtbriel en de Nieuwpoort. Aan het einde van de Steendam liep een grens langs de Sint-Joriskaai naar het Achterdok en een deel van de Kraankindersstraat. Van daar ging het door de Ham verder langs een van de kanten van de Blekersdijk. (1)
In 1269 werden de parochiegrenzen vermoedelijk hertekend door de verkoop van gronden tussen de Oude en Nieuwe Leie door Margaretha van Constantinopel aan de stad Gent, waardoor een stuk van de parochie tot deze van Sint-Salvator of Heilig Kerst ging behoren. (2)
De eerste vermelding van de Sint-Jacobskerk vinden we terug in de Annales Blandinienses, waar het volgende staat te lezen: "1093 [...] obiit Rodbertus, primus huius nominis Flandrie marchysus... Succedit filius eius Rodbertus. Hoc anno ecclesia sancti Iacobi in Gandavo fundari cepit". (3) De kerk zou dus gebouwd zijn in het jaar 1093, hoewel er hiervoor buiten deze tekst geen concrete aanwijzingen zijn. Er zijn immers geen materiële overblijfselen die getuigen van de periode voor 1100. (4) In elk geval staat vast dat ze vóór het jaar 1120 gesticht werd. Rond het jaar 1100 werd het gebied van de Sint-Jacobsparochie afgescheiden van de Sint-Jansparochie. (5) De eerste kerk verscheen onder de vorm van een gebedshuis, vermoedelijk een houten kapel die werd toegewijd aan de heilige Jacobus. Aangezien ze op de rechteroever van Leie en Schelde was gelegen, behoorde het patronaat over de kerk toe aan de Sint-Pietersabdij. De concrete machtsuitoefening door deze abdij manifesteerde zich vooral bij het voordragen of benoemen van kandidaat-pastoors. Ook de stichting van de kapelanijen en broederschappen gebeurde onder het goedkeurend oog van de abt. (6) Tot aan de oprichting van het bisdom Gent in 1559 lag de jurisdictie over de parochie bij de bisschop van Doornik. (7)
In 1120 ging de kerk een eerste maal in vlammen op, waarna de parochiegrenzen werden aangepast. Het gebouw werd hersteld maar brandde opnieuw af tijdens de onlusten ingevolge de opvolgingsstrijd na de moord op Karel de Goede in 1128. (8) Tegen het einde van de 12de eeuw werd het nieuwe, deels houten en deels stenen kerkje vervangen door een kalkstenen exemplaar in Romaanse stijl. (9) Tijdens de tweede helft van de 13de eeuw werden grote delen van de kerk afgebroken en in Scheldegotiekstijl herbouwd. Voornamelijk de benedenkerk en het koor werden grondig onder handen genomen. (10) In de loop van de 14de eeuw werd de benedenkerk verder uitgebreid, vermoedelijk met de zijaltaren ter ere van Cosmas en Damianus, de patroonheiligen van de leertouwers, het altaar van de heilige Catharina en dit van de heilige Antonius. (11) Grote uitbreidingswerkzaamheden aan het koor werden in de 15de eeuw aangevat. De volledige duur van de werken behelsde een periode van maar liefst 80 jaar, van 1400 tot 1480. (12)
Tijdens de Beeldenstorm kreeg de Sint-Jacobkerk het andermaal zwaar te verduren: beelden en glasramen werden aan diggelen geslagen en het meubilair zwaar beschadigd. Het Sacramentstorentje werd neergehaald, net als een aantal epitafen. Als bij wonder bleef het archief van de kerk relatief ongeschonden, hoewel seriële rekeningen van vóór 1561 ontbreken, net als een aantal rentebrieven en eigendomstitels. (13) Vanaf 1567 werden de hoofdmannen van de neringen belast met de taak om de herstelwerken in de kerk en de kapellen aan te vatten. In de daaropvolgende jaren werden de nodige regelingen getroffen om de kerk volledig in ere te herstellen. (14) De werkzaamheden bleken een maat voor niets te zijn, want op 13 november 1578 werden de Gentse kerken opnieuw geplunderd tijdens de tweede Beeldenstorm. Twee jaar later moesten de pastoors onder druk van het protestantse stadsbestuur de stad ontvluchten. Pas vanaf 1584 trokken nieuwe herstelwerken zich op gang, die niet voor eind 17de - begin 18de eeuw konden worden voltooid. (15)
In de literatuur wordt melding gemaakt van Henricus De Meeren als vroegst gekende pastoor in 1295. (16) Deze bewering wordt echter niet door bronnen ondersteund. Vanaf 1311 tot de 18de eeuw werd de parochie in elk geval bediend door twee pastoors, waarbij elk van hen verantwoordelijk was voor een deel of "portie". De grenslijn tussen het noordelijke en het zuidelijke deel liep door de "Corte Steendam", het kerkhof, de Wandelstraat en de Zaaisteeg. De meeste voorrechten en de hoogste verloning waren voorbehouden aan de oudste pastoor, ongeacht de portie waarvoor hij verantwoordelijk was. (17) De parochiepastoors vonden onderdak in het zogenaamde "papenhuus", later "pastoreel huis". Er stonden hen in de loop der eeuwen verschillende woningen ter beschikking, gaande van een gebouw naast het Sint-Janshuis over een woning bij de Sint-Jorispoort naar een huis bij het Sint-Jacobskerkhof. In de 18de eeuw werd een pand in de Steendam betrokken. (18)
Naast de twee pastoors waren er ook steeds drie of vier kerkmeesters, die samen met eerstgenoemden en de Heilige-Geestmeesters de "eed" of het kerkbestuur vormden. (19) Zij waren eveneens verantwoordelijk voor de goede bewaring van het archief. (20)
Tot het kerkpersoneel behoorden heel wat kapelanen. Zij hadden een priesterwijding ontvangen en droegen niet enkel missen op voor de kapelanijen waaraan ze verbonden waren, maar eveneens voor de broederschappen, de cotidiane en de Tafel van de Heilige-Geest. Ook de functie van ontvanger werd zowel voor de kerk als voor de andere leden doorgaans door een kapelaan waargenomen. Daarnaast namen ze actief deel aan de gezongen missen, deden huis- en ziekenbezoeken en zorgden voor basisonderwijs. Een select gezelschap van priesters-cotidianisten leidde de studie van het Gregoriaans voor een kleine groep jongens. (21) De kapelanen van Sint-Jacobs kregen een huis ter beschikking in de Gelukstraat.
Tijdens de 16de eeuw behoorden verder tot het kerkpersoneel: een opper- en onderkoster, kerkbaljuw, organist, orgelblazer, klokluider en beiaardier. (22)
Pas vanaf de 17de eeuw is sprake van onderpastoors, die benoemd werden door de abt van de Sint-Pietersabdij. Ze werden niet ingezet voor het catechismusonderricht, want hiervoor werden drie meesters en een meesteres ingeschakeld. (23)
Een belangrijke liturgische viering vond plaats op Witte Donderdag met de traditionele voetwassing en broodbedeling. Andere vooraanstaande vieringen binnen de Sint-Jacobsparochie waren deze op wijdingsdag, Allerheiligen, Palmzondag, Pasen en Pinksteren. Op dergelijke momenten werd de kerk feestelijk versierd met baarkleden, tapijten en boompjes. Op gewone zondagen, gedurende de advent en in de vasten werd gepreekt door een dominicaan, een minderbroeder of een augustijn. (24) In de loop van de 17de eeuw hielden augustijnen, recoletten, karmelieten, kapucijnen en predikheren tijdens de advent, de vasten en het octaaf van het Heilig Sacrament uitgebreide preken in de kerk. Tijdens de kruisweek waren het de monniken van Sint-Pieters die de vieringen in de kerk voor hun rekening namen. (25) Gedurende het laatste kwart van de 17de eeuw werd opnieuw meer aandacht geschonken aan het catechismusonderricht, dat onder meer door fundaties werd gefinancierd. (26)
Tafels van de Heilige-Geest of armendissen werden vanaf de tweede helft van de 13de en begin 14de eeuw op parochiaal niveau georganiseerd. Ze ondersteunden enkel de armen die tot de desbetreffende parochie behoorden en die een penning of loodje konden voorleggen. (27) Het beheer van deze instellingen was in handen van de armen- of Heilige-Geestmeesters, terwijl de controle werd uitgeoefend door de dorps- of stadsmagistraat. Bedelingen gebeurden doorgaans aan huis, meestal in de vorm van levensmiddelen, kledij, brandstof of geld. De inkomsten van de tafels waren vooral uit schenkingen afkomstig. (28)
In de Sint-Jacobsparochie bestond reeds in de 13de eeuw een armendis. Op 24 november 1302 wordt de "Tafel van de Heilige-Geest" voor het eerst in een document vermeld, maar uit het stuk kan worden afgeleid dat de instelling op dat moment niet nieuw was. (29) Niettemin werd ze hoogstwaarschijnlijk pas na 1263 opgericht, aangezien Boudewijn uten Hove in dat jaar een schenking aan de armen laat vastleggen in zijn akte van fundatie, zonder dat melding wordt gemaakt van een armentafel. (30)
Het bestuur van de armendis bestond uit twee tot vier Heilige-Geestmeesters, die doorgaans uit de Gentse patriciërsfamilies voortkwamen. Over de benoemingsprocedure is tot nu toe weinig geweten. Na enkele jaren kon de armenmeester doorschuiven naar het ambt van kerkmeester. Ze werden belast met de verantwoordelijkheid over bepaalde wijken, die aan elk van hen werden toegewezen. (31) De instelling beschikte over een eigen ontvanger. Naast heel wat goederen en renten, afkomstig uit schenkingen en fundaties, had de Heilige-Geest ook een eigen kapel met altaar in de kerk. Inkomsten werden vooral uit pachten, renten, huishuren, het korengeld en aalmoezen gegenereerd. (32)
De concrete armenzorg was in vergelijking met andere parochies vrij gevarieerd, en bestond naast bedelingen van brood ook uit de distributie van haringen, olie en schoenen. De bedeelde porties werden afgemeten door een "weger". De bedelingen gebeurden in de kerk, na het bijwonen van de mis. In de 14de eeuw vielen vermoedelijk een 200 tot 250 armen ten laste van de tafel van de Heilige-Geest. (33) In latere eeuwen zijn in het archief ook sporen te vinden van dokters- en apothekersrekeningen die op kosten van de armendis werden betaald. (34) Zeker in de 17de eeuw beschikte de Heilige-Geest van Sint-Jacobs over een eigen arts, die tegen een vast loon arme zieken verzorgde. (35)
De cotidiane werd in de 14de eeuw op aansturen van Bernard Van Herzele gevormd door een groep clerici die dagelijks of "cotidie" verzamelden om het kerkelijk officie of breviergebed te zingen. Tot de 16de eeuw waren er twaalf cotidianisten, maar in de loop der tijden verminderde hun aantal. Nieuwe plaatsen konden door weldoeners gecreëerd worden. Hun bezoldiging kregen ze onder de vorm van een loden penning, die driemaandelijks bij de ontvanger van het zangkoor tegen contant geld kon worden ingeleverd. Naast de "lootghevere" waren ook "visenterers" in dienst, wiens taak het vermoedelijk was toe te zien op de absenties. (36) De cotidiane was eveneens belast met het toezicht op het officie van de koster en de priesters-scholasters. De opleiding van de koorknapen of koralen vond plaats in het speciaal hiervoor ingerichte koraalhuis, waar ook de zangmeester woonde. De koralen (vier à negen) waren afkomstig uit arme families en kregen een opleiding van dezelfde zangmeester. Over hun toetreding werd met de ouders onderhandeld. In ruil voor hun engagement kregen ze kleding, schoenen en onderricht. (37)
De cotidiane bleef als min of meer onafhankelijke instelling bestaan tot 1685, om vervolgens ingelijfd te worden bij de kerk. Tot dat moment beschikte de cotidiane over eigen rekeningen, maar na de overgang werden haar inkomsten aangewend voor het bezoldigen van kerkbedienaars. Net als de tafel van de Heilige-Geest haalde de cotidiane vooral inkomsten uit schenkingen en fundaties. Het beheer van deze (voornamelijk onroerende) goederen was in handen van "proviseerders". (38) Door haar grote rijkdom genoot de cotidiane een relatieve zelfstandigheid ten opzichte van het kerkbestuur. Toch werden op 3 en 10 oktober 1429 door de eed reglementen van inwendige orde opgesteld. Het eerste legde onder meer de voorwaarden voor een geldige aanwezigheid en de volgorde van de cotidianisten vast. Ook het luiden van de klokken en de overige taken van de koster werden in dit reglement nader toegelicht. Het tweede reglement behandelde vooral de financiële kant van de zaak, aangezien in de voorgaande jaren blijkbaar sprake was geweest van wanbeheer bij de ontvangsten en uitbetalingen. Een nieuwe resolutie van de eed van 2 augustus 1491 bepaalde verder dat kandidaat-cotidianisten deugdzame lieden moesten zijn met de nodige muzikale bagage. (39) In 1657 werd ten gevolge van de vele absenties een nieuw reglement voor de koorzangers uitgevaardigd waarin hun aanwezigheid strikter bepaald werd. Vanaf de 16de eeuw zien we - naast de organist - ook andere muzikanten opduiken bij de vieringen. (40)
Broederschappen waren verenigingen van godvruchtige leken die op eigen initiatief missen lieten opdragen, processies organiseerden of feesten inrichtten ter ere van een bepaalde heilige. Ze hadden soms ook tot doel om een bepaalde devotie te bevorderen of om werken van barmhartigheid te verrichten. In tegenstelling tot de kapelanijen, stonden zij wel onder het toezicht van de pastoors. De religieuze broederschappen stonden los van de neringen, die weliswaar ook kapellen onderhielden maar bovenal hun corporatieve karakter op het voorplan stelden. Net als de overige leden verkregen ook de broederschappen heel wat goederen en renten door schenkingen en fundaties. (41) Voornamelijk tijdens de 17de eeuw werden ze daarenboven met een of meerdere aflaten bedacht.
Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw op de Rade
In 1238 werd door Arent Van Den Sweerde een schenking ter ere van Onze-Lieve-Vrouw aan de kerk overgemaakt. Volgens Verstraeten kan deze kapelanij in verband gebracht worden met de gelijknamige broederschap, hoewel deze interpretatie wellicht niet correct is. (42) De vroegste vermelding van de confrerie van Onze-Lieve-Vrouw stamt uit 1302. (43) Pas in 1450 verschijnt de toevoeging "op de Rade", die verwijst naar een lichtbalk in het hoogkoor waarop een Mariabeeld stond. (44) De broederschap werd in de loop der eeuwen herhaaldelijk met testamentaire schenkingen bedacht, in ruil voor het opdragen van missen en jaargetijden. (45) Ze had sinds het begin van de 14de eeuw vaste missen op zondag, dinsdag, woensdag en zaterdag. Bovendien gaf de broederschap ook kaarsen en geld ter ondersteuning van feestelijke missen. (46) Na het verdwijnen van de broederschap als organisatie (ca. 1578) (47) werden de goederen ingelijfd bij de kerkgoederen. Ook de rekeningen van Onze-Lieve-Vrouw op de Rade maakten voortaan deel uit van de kerkrekeningen. (48)
Broederschap van de Heilige Catharina
De broederschap van de Heilige Catharina wordt voor het eerst vermeld in het testament van Pieter Van Den Bliden uit 1366, hoewel ze vermoedelijk al vroeger bestond. (49) Voor het overige is er slechts weinig informatie over deze confrerie voorhanden.
Broederschap van de Heilige Barbara
Een exacte stichtingsdatum is voor de broederschap van de Heilige Barbara niet gekend. Ze bestond zeker in 1412, maar het is niet duidelijk of ze al veel vroeger werd opgericht. Met de patrones van "de goede dood" als beschermheilige, werd door de broeders veel aandacht besteed aan de betaling van de "doodsschuld" waarmee hun begrafenis diende te worden bekostigd. Ook moest de mis van de patroonheilige worden bijgewoond op 4 december en werden maatregelen genomen voor het organiseren van hun begrafenis. De broederschap zou zich ook beziggehouden hebben met toneelopvoeringen, zoals tijdens de blijde intrede van Karel de Stoute op 6 mei 1472. (50)
Toetreden kon tegen betaling van een grote 's jaars, privileges om begraven te worden in de Sint-Barbarakapel kenden een hoger tarief. De deken van de broederschap werd telkens voor een jaar gekozen uit alle leden die aanwezig waren op de gezamenlijke maaltijd. (51) Zeker in 1623 bestond het bestuur van de broederschap uit veertien mannen, die om de twee jaar herkozen werden. (52) Vanaf 1694 werd naast de deken ook een "dekenin" gekozen uit de vrouwelijke leden van de broederschap. (53)
"Gilde" van de Elsenaars
Tijdens de eerste helft van de 15de eeuw werd door de knapen van de corduwaniers of "elsenaars" de gelijknamige broederschap opgericht. Enkel elsenaars en hun familieleden konden toetreden tot deze broederschap. De diensten werden gehouden bij het altaar van de Nood Gods en de leden namen jaarlijks deel aan de Heilige Sacramentsprocessie. Op 28 juli 1449 werd de broederschap officieel erkend door de stadsmagistraat. De jaarlijkse bijdrage bedroeg twee groten, aanwezigheid was verplicht bij de begrafenis van medebroeders en tijdens de eerder genoemde processie. (54) Na de Beeldenstorm zijn over deze confrerie in het archief van de kerk geen verdere sporen meer aanwezig. (55)
Broederschap van Sint-Margriet en Sint-Hermes
De broederschap van Sint-Margriet en Sint-Hermes wordt voor het eerst vermeld in 1488, toen ze de beschikking kreeg over de kapel van Sint-Macharius, die toebehoorde aan Filips Wielant. (56) Mogelijk was hijzelf de oprichter en beschouwde hij de broederschap als een middel om de uitvoering van een aantal stichtingen en het onderhoud van de kapel te verzekeren. (57)
Broederschap van Mariën 't Eren (Theeren)
Een van de bekendste broederschappen die in de Sint-Jacobskerk haar zetel had, was deze van Maria-ter-Eer of Mariën 't Eren (Theeren). Ze werd erkend door de schepenen van de Keure op 14 augustus 1478. (58) Ze zou als rederijkerskamer zijn opgericht door de kamer van Sint Agneeten die in de Sint-Janskerk resideerde. Mariën 't Eren werd ook wel de broederschap van "Onze-Lieve-Vrouw van Sent Jacops" of "Onze-Lieve-Vrouw van Rhetorijcke bachten den Hoogen Choor" genoemd. Zij kreeg de kapel achter het koor toegewezen, die voordien aan de tapijtwevers had toebehoord. Het opzet van de stichting was tweevoudig: enerzijds was de broederschap een rederijkerskamer die zich toelegde op dicht- en toneelkunst, maar anderzijds ook een geestelijk genootschap dat ijverde voor de bevordering van de Mariaverering. (59) Het inschrijvingsgeld bedroeg een grote, vermeerderd met een bijdrage voor de doodschuld van twaalf groten. Overleden broeders werden plechtig begraven, begeleid door een rouwstoet met banier en zilveren kandelaars. (60) De broederschap werd bestuurd door een deken en twaalf "proviseerders", die elk jaar op het feest van Onze-Lieve-Vrouw vóór Kerstmis verkozen werden. De proviseerders die ontslag namen, moesten instaan voor hun opvolgers. Een deken die aftrad, moest bewijzen dat het altaar tijdens zijn mandaat goed onderhouden was en de juwelen van de broederschap overdragen aan zijn opvolger. De bestuursleden waren ook verplicht een habijt te laten maken, dat moest worden gedragen op het feest van Onze-Lieve-Vrouw in de maand maart. Op verzoek van de stad moest worden meegewerkt aan feesten, voor overige wedstrijden en spelen werd door het bestuur (bij meerderheid) beslist over een eventuele deelname.
De factor of regisseur was degene die de leiding over de spelen had, maar vaak terzelfder tijd de knaap of bode was. In die hoedanigheid werd hij geacht de "proviseerders" op te roepen voor een bijeenkomst. De geestelijke adviseur was de kapelaan, die ook de feest- en begrafenisdiensten opdroeg. Daarnaast was er ook een baljuw aanwezig. (61) De prins of beschermheer was mogelijk voor alle rederijkerskamers een en dezelfde figuur, waarover weinig informatie voorhanden is. Onder de leden waren drie categoriëen: de "gezellen" of gewone leden, de "vertooghers" of opvoerders en de "beminders" of sympathisanten. De samenstelling van de rederijkerskamer was zeer divers. De leden droegen op de mouw van hun wambuis een merkteken - de lelie met wortel - waarover op verschillende tijdstippen conflicten ontstonden met de schuttersgilde van Sint-Joris die hetzelfde embleem voerde. (62) De spelen werden doorgaans opgevoerd door een viertal deelnemers, op de dag van de herverkiezing van het bestuur, op de feestdagen van andere rederijkerskamers, tijdens de meimaand en bij blijde intredes. De broederschap kende in de loop van de 16de eeuw zeer veel leden, waaronder Marcus Van Vaernewijck, factor en kroniekschrijver. (63)
In de loop van de 16de eeuw vaardigden de schepenen van de Keure een aantal maatregelen uit die niet alleen de broederschap zelf, maar ook haar relaties met andere genootschappen moesten stroomlijnen. (64) De ingrepen betroffen onder meer het dragen van het habijt met lelie, het verbod op dienen in andere broederschappen (uitgezonderd deze van Sint-Joris, Sint-Sebastiaan en Sint-Antonius), het bestuur en het onderhoud van de kapel. (65)
Na de Beeldenstorm leefde de broederschap quasi uitsluitend als Mariaconfrerie verder. (66) Ook hier werd vanaf de 17de eeuw een "dekenin" verkozen, doorgaans de echtgenote van de deken. (67) In de 18de eeuw kende de broederschap, die tot op de dag van vandaag bestaat, achttien proviseerders. (68)
Broederschap van Sint-Jacob in Compostela
Uit de traditie van Compostelabedevaarten groeide de gelijknamige broederschap van Sint-Jacob in Compostela, die waarschijnlijk tot de oudste religieuze genootschappen van Gent mag worden gerekend. Ze was oorspronkelijk gevestigd op de Muide in het Sint-Jacobsgodshuis, dat aanvankelijk buiten de stadskern lag. Op 1 januari 1494 werd door de schepenen een ordonnantie uitgevaardigd die de broederschap een meer officieel karakter moest geven. Voorwaarde om toe te treden was het ondernemen van een voettocht naar Compostela in Spanje. Tot de regels behoorden onder meer het opdragen van een gelezen mis op elke vastenzondag en een jaargetijde voor de overleden broeders. Ook moest het altaar worden onderhouden, een mis bijgewoond alvorens op bedevaart te vertrekken en moesten vreemde pelgrims tot aan de stadspoorten worden vergezeld. (69) Giften dienden gespendeerd te worden aan een godsdienstig doel. (70) Volgens een nieuwe ordonnantie van de schepenen van 9 juni 1496 (op 22 mei 1497 bevestigd door Filips de Schone) dienden daarenboven ook de volgende regels in acht te worden genomen. Het bestuur werd op Sint-Jacobsdag verkozen, bij een gezamenlijke maaltijd met alle broeders. Het bestond uit dertien personen die ook "de vader en zijn twaalf kinderen" werden genoemd. De leden waren gehouden tot het dragen van een (habijt met) insigne met de afbeelding van de apostel. Ze moesten deze verplicht dragen op het feest van de patroonheilige op 25 juli, of bij belet een medebroeder sturen met hun habijt. De broederschapsmissen dienden stipt te worden bijgewoond en de hiërarchie onder de leden moest steeds worden gerespecteerd. (71) In de 16de eeuw lieten de broederschapsleden hun retabel weghalen, wat het einde van de confrerie betekende. Hun laatste sporen van activiteiten dateren van 1566. (72)
Broederschap van het Allerheiligste Sacrament
Een andere broederschap met standplaats in de Sint-Jacobskerk was deze van het Allerheiligste Sacrament, die - zoals de naam aangeeft - ijverde voor de bevordering van de verering van het Heilig Sacrament. De precieze stichtingsdatum is onbekend, maar is hoogstwaarschijnlijk in de 15de eeuw te situeren. (73) Vanaf 1494 staan telkens een pastoor, een kerk- en een Heilige-Geestmeester aan het hoofd van de broederschap, samen met vier andere "kerkelijke mannen". Zij waren verplicht de donderdagse mis ter ere van het Heilig Sacrament bij te wonen en met de inkomsten uit giften sermoenen te laten houden. Inschrijvingen dienden te gebeuren op Sacramentsdag, voor het hoofdaltaar. (74) Tussen het einde van de 15de en de helft van de 17de eeuw bleef het stil rond deze broederschap, maar ze kende een heropleving na 1672. (75) Het belangrijkste evenement was de jaarlijkse processie van het Heilig Sacrament, waarvoor de kerk telkens rijkelijk versierd werd. (76)
Broederschap van de Naam Jezus
Marcus Van Vaernewijck spreekt in zijn kroniek van de gebeurtenissen in Gent ten tijde van de godsdienstoorlogen van een broederschap van de Naam Jezus, met retabel in het transept naast de benedenkerk. Er zijn echter geen andere bronnen bekend die deze confrerie verder bespreken. (77)
Broederschap van de heilige Anna
In 1623 wordt melding gemaakt van de broederschap van de Heilige Anna, onderhouden door de houtdraaiers. Zij vierden elke dinsdag een gezongen mis in de gelijknamige kapel, die betaald werd met inkomsten uit omhalingen. (78)
Broederschap van de Allerheiligste Drievuldigheid
Een iets later gestichte broederschap is deze van de Allerheiligste Drievuldigheid, waarvan de oprichting op 27 september 1641 door bisschop Triest werd bekrachtigd. Het doel van deze stichting was tweeledig: enerzijds moest de cultus van de Heilige Drievuldigheid aangemoedigd worden, anderzijds ijverde de broederschap ook voor het vrijkopen van Roomse christenen die in Noord-Afrika en Turkije aan slavernij ten prooi waren gevallen. Gelijkaardige genootschappen van "Trinitariërs" bestonden reeds de regio's van het huidige Wallonië, Frankrijk, Spanje en Italië. Met de opbrengsten uit schenkingen werden katholieke gevangenen vrijgekocht. (79) De statuten van de broederschap werden in 1653 goedgekeurd en schreven regels voor in verband met de verplichtingen van het bestuur, over de administratie en het doel van de inkomsten. Het bestuur - de deken (een van de pastoors) en twaalf leden - moest jaarlijks worden vernieuwd. Onder de leden bevonden zich twee administrateurs en een ontvanger. (80)
De activiteit van het vrijkopen van de slaven moet erg tot de verbeelding hebben gesproken, want de broederschap kende een enorm succes. Zowel van particulieren als religieuze instellingen (onder meer de begijnhoven en ursulinen) kon ze op gulle giften rekenen, waarmee heel wat slaven konden worden verlost. (81) De namen van de personen in kwestie werden geregeld opgelijst en als aanplakbrieven uitgehangen, evenals de talrijke aflaten die te verdienen waren door gulle schenkingen. Het vrijkopen zelf zat organisatorisch vernuftig ineen. Via stromannen in Rijsel en Douai bekwamen de broeders informatie over slaven die uit de regio Gent afkomstig waren. Zij kregen wisselbrieven toegestopt, die moesten worden aangewend voor een eventuele vrijkoop. Via Trinitariërs uit Noord-Frankrijk konden contacten gelegd worden met broeders uit Napels, Venetië of Marseille, die op hun beurt over meer inlichtingen beschikten over eventuele slaven die konden worden vrijgekocht. Doorgaans waren deze slaven zeelui van wie het schip door Arabische piraten gekaapt was, en die op deze wijze tot slavernij werden gedwongen. De terugkomst van de slaven werd met de nodige luister omringd: kosten noch moeite werden gespaard om de vrijkoop in de verf te zetten. De voormalige slaven werden daags voor hun intrede opgehaald door de broeders en van een stevige maaltijd en nieuwe kleding voorzien aan de Brugse Poort of Dampoort, om vervolgens in een herberg te worden gelogeerd. Hun intrede in de stad - daags nadien - ging gepaard met een heuse processie, een luisterrijke kerkdienst met Te Deum en een banket op het schepenhuis. (82) Ter illustratie: in de loop van de 17de eeuw werd een tweehondertal slaven feestelijk in Gent ingehaald. (83)
In 1786 werd de broederschap door Jozef II afgeschaft, nadat drie jaar eerder verordend werd haar inkomsten in de algemene religiekas te storten. Ze werd later opnieuw opgericht en evolueerde geleidelijk aan naar een louter religieuze confrerie, zonder bijkomende activiteiten. (84)
Broederschap van de Heilige Jozef
In 1685 werd de broederschap van de Heilige Jozef in het leven geroepen, met als doel "de jonckheyt deser prochie door den dienst van het Alderheylichste Sacrament ende door de devotie tot den heylighen Joseph af te trecken van alle dertelheyt en wulpsheyt en te brengen tot de plichten van een goet christen leven." Ook in deze broederschap stond de verering van het Allerheiligste Sacrament centraal, onder meer door het ronddragen ervan in een processie rond het kerkhof. Daarnaast werd bijzondere aandacht besteed aan het toezicht op en het verbeteren van het algemeen gedrag en de zeden van de parochiale jeugd. De deugden van eerbaarheid, soberheid, zuiverheid en ootmoedigheid werden - naar het voorbeeld van de patroonheilige - van elk lid verwacht. In tegenstelling tot sommige andere confrerieën, mocht de broederschap van de Heilige Jozef enkel vergaderen in de sacristie. Wereldlijke "huysen van teire" waren verboden terrein! Bij toetreding werd een doodschuld gevraagd, die meteen moest worden betaald. (85)
Broederschap van de Berechting
Deze broederschap werd in 1712 opgericht "tot meerder eer ende glorie van het Alderheyligste Sacrament des autaers". Deze confrerie volgde de broederschap van het Allerheiligste Sacrament op nadat deze aan uitstraling had verloren. Het voornaamste doel was de "berechting" van de zieke parochianen en de devotie van het Heilig Sacrament, onder meer door het gedurig branden van waskaarsen bij de troon. (86) Er moest een lidgeld en doodschuld worden betaald en vieringen bijgewoond. Voor het huis van zieken mocht volgens het reglement niet gesproken worden. (87)
Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën
In 1748 werd door enkele godvruchtige parochianen de broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën gesticht. Hun voornaamste objectief was de verering van Maria in de kapel van de Zeven Weeën en tijdens een jaarlijkse processie. Ook hier waren bij toetreding een lidgeld en bijdrage voor de doodschuld vereist. (88)
Broederschap van de Gelovige Zielen in het Vagevuur
Als laatste verschijnt in deze rij de broederschap van de Gelovige Zielen in het Vagevuur, opgericht in 1756 onder bescherming van de Heilige-Geest. Van elk lid werd een lidgeld en maandelijkse bijdrage verwacht, naast een bedrag voor de doodschuld. Voorts moesten vaste diensten worden bijgewoond en werd het bestuur jaarlijks herkozen. De missen werden gehouden in de kapel van de Heilige-Geest. Ten behoeve van verongelukte parochianen werden vieringen opgedragen op kosten van de broederschap. (89)
Kapelanijen werden doorgaans gesticht door een vermogende schenker die zich door een eeuwigdurende eredienst voor een bepaalde heilige wilde verzekeren van zijn zielenheil. Een dergelijke stichting was ongebonden ten opzichte van de overige kerkdiensten. Voor een kapelanij werd een kapel of altaar voorzien en een bedienaar in dienst genomen en onderhouden op kosten van de stichter. De goedkeuring van de kapelanijen lag in de handen van de abt van Sint-Pieters als patroon over de parochie, net als de benoeming van de kapelanen en het toezicht op de boekhouding. Gedurende de 14de en 15de eeuw maakten de meeste kapelanen ook deel uit van de cotidiane.
Vanaf de 17de eeuw liepen de inkomsten van de kapelanijen fel terug of werden ze door de bisschop voor het seminarie bestemd, waardoor hun aantal fors verminderde. (90) In 1628 werden de kapelanijen door bisschop Antonius Triest en abt Joachim Arsenius a Schaik tot zes gereduceerd, met oplegging van residentieplicht en uitoefening van de eredienst onder leiding van de pastoors. Steeds meer kapelanen verbleven immers elders en lieten zich voor hun diensten vervangen. Twee kapelanen werden bovendien onderpastoor.
In de 18de eeuw waren er telkens twee kapelanen, die fungeerden als eerste kapelaan en onderpastoor. (91)
Kapelanij van Cosmas en Damianus
De vroegste kapelanij waarvan sporen terug te vinden zijn is deze van de heiligen Cosmas en Damianus. Ze werd opgericht in 1366 bij testament van priester Pieter Van Den Bliden. De kapelanij was geen lang leven beschoren, want amper drie jaar later, in 1369, werd ze door de testamentuitvoerders geschorst wegens te weinig geïnvesteerd kapitaal. Het altaar ter ere van deze heiligen bestond al van voor de stichting en bleef aanwezig tot de 19de eeuw. (92)
Kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw achter het Hoogkoor
Bernard Van Herzele stichtte - naast de cotidiane - ook een kapelanij ter ere van Maria, die de naam Onze-Lieve-Vrouw achter het Hoogkoor kreeg. De oprichting zou uit 1374 dateren. (93) Een renteboek uit 1475 vermeldt echter Hendrik Rijm en zijn echtgenote Gertrude als stichters. Mogelijk richtten zij de kapelanie opnieuw op na een periode van verval. (94) Begin 15de eeuw waren aan de kapelanij zes kapelanen verbonden, maar na de godsdiensttroebelen later die eeuw smolt dit cijfer weg tot slechts één kapelaan. (95) Ook de toekenning van de inkomsten van de kapelanij aan het bisschoppelijk seminarie door bisschop Jansenius in 1571, kwam de bloei ervan niet ten goede. In de loop van de 17de eeuw werden dan ook diverse processen gevoerd tussen beide instellingen. (96)
Kapelanij van Sint-Jacobs
In 1347 richtte Willelmus Judeus de kapelanij van Sint-Jacobs op, waarvan de diensten aan het hoogaltaar werden gevierd. Mogelijk werd terzelfdertijd ook een broederschap ter ere van deze heilige opgericht, waarvan enkel bedevaarders die een tocht naar Compostela achter de rug hadden, lid mochten worden. (97) Tegelijk met de afname van de interesse voor deze bedevaarten, taande ook de ster van deze kapelanij in de loop van de 17de eeuw. (98)
Kapelanij van Sint-Cornelius
De Sint-Corneliuskapelanij heeft een onbekende oorsprong, maar zou rond het jaar 1440 aan Jan huten Berghe toebehoord hebben. (99) Ze was zeer rijk door de talrijke giften die haar dankzij de bloeiende Corneliusdevotie te beurt vielen en had bijgevolg steeds meerdere kapelanen in dienst. (100) Na de godsdienstoorlogen begon ook voor deze kapelanij een moeilijke periode, waardoor er nog slechts een paar kapelanen over bleven. (101)
Kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw op de Vloer
Over het ontstaan van de kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw op de Vloer ("in bodio") is evenmin veel geweten. (102) In 1538 werd ze - na een periode van verval - door Willem Doens in ere hersteld en kreeg ze een altaar in de benedenkerk. (103) Na een nieuwe terugval hervond de kapelanij haar vitaliteit door toedoen van Guillielmus De Keyzer. Ze werd een derde maal vernieuwd door Carolus Van Vlaenderen in 1612. (104)
Diverse kleine kapelanijen
Van enkele kapelanijen is geen exacte stichtingsdatum bekend, maar het vermoeden bestaat dat ze allen hun oorsprong vonden in de loop van de 14de eeuw. Het gaat om de kapelanijen van Onze-Lieve-Vrouw in de Beuk, Sint-Christoffel, Sint-Gillis of Sint-Egidius, en Sint-Servaas. (105) Zestiende eeuwse kapelanijen met een onduidelijke oorsprong zijn deze van Sint-Donatianus, Sint-Jan de Doper, Sint-Jan de Evangelist (met altaar in het Sint-Janshuis!), de Heilige-Geest, Sint-Laurentius, het Sint-Janshospitaal en de Dammanskapelanij. (106) Een andere zeer kleine kapelanij was deze van Sint-Antonius, in 1387 gesticht door Walterus De Cardone. (107)
Geünieerde kapelanijen
Uit het voorgaande blijkt dat heel wat kapelanijen in de Sint-Jacobskerk bijzonder klein waren, of in de loop van hun geschiedenis flink in omvang afnamen. Hun inkomsten waren bijgevolg navenant, waardoor hun voortbestaan in het gedrang kwam. Dit leidde er toe dat de uitvoering van bepaalde diensten in de kerk bedreigd werd. Om aan deze problematiek tegemoet te komen, richtte de eed zich in 1628 tot de abt van de Sint-Pietersabdij met het verzoek bij de bisschop te bemiddelen, teneinde de toestemming te krijgen om een aantal kapelanijen te verenigen. Nog datzelfde jaar stemden beiden onder voorwaarden met het voorstel in, wat leidde tot de oprichting van de "geünieerde kapelanijen". De kapelanijen waarop de maatregel van toepassing was, zijn deze van Sint-Jan de Evangelist, Onze-Lieve-Vrouw op de Vloer, Onze-Lieve-Vrouw in de Beuk, Sint-Christoffel, Sint-Cornelius en vermoedelijk ook Onze-Lieve-Vrouw achter het Hoogkoor. Waarschijnlijk waren de kapelanijen van Sint-Jacobs, Sint-Antonius en Sint-Gillis op dat ogenblik al opgeheven. (108) De unie van kapelanijen functioneerde pas echt vanaf 1645. De samengevoegde goederen werden voortaan beheerd door één ontvanger. (109)
Het oud archief van de Sint-Jacobskerk werd tot aan de overdracht aan het Rijksarchief te Gent bewaard in de archiefkamer van de sacristie. Tijdens het ancien régime was de eed of het kerkbestuur verantwoordelijk voor de goede bewaring, later ging deze verantwoordelijkheid over op de kerkfabriek en de pastoor. In de 19de eeuw werd het een eerste maal onder handen genomen door kanunnik Lavaut, archivaris van het bisdom. (110) Begin jaren 1950 werd Maurits Gysseling in zijn hoedanigheid van archivaris bij het Rijksarchief te Gent door toenmalig pastoor Lerno aangezocht om het archief opnieuw te inventariseren en (althans gedeeltelijk) te vepakken. (111) De oude drukwerken, muziekstukken en twee dozen zwaar beschadigde bescheiden werden toen niet behandeld. Enkele stukken werden op een niet nader bepaald tijdstip overgebracht naar het Stadsarchief te Gent, waaronder bescheiden van de armendis die na de Franse Revolutie door het Bureel van Weldadigheid werden opgeëist. Ook aan het Rijksarchief te Gent werden op een onbekende datum een drietal nummers bezorgd, die eveneens in de inventaris uit 1952 werden beschreven.
Een deel van de stukken die zich op het Stadsarchief te Gent bevonden, werd op 7 september 1955 via ruil overgemaakt aan het Rijksarchief te Gent. Deze stukken staan in het aanwinstenregister beschreven als "9 registers, 4 pakken 1 doos". (112) Op 2 oktober 1975 volgden in een gelijkaardige operatie nog een rekening en een inventaris van stichtingen ten laste van de armendis. (113) In de bestanden Fonds Gent en Algemeen Familiefonds bevonden zich reeds enkele stukken kerkarchief in de respectieve nrs. 130, 152 en 1831, 4608. De rest van het archief (geïnventariseerd en niet-geïnventariseerd) werd op 21 juni 2010 door de kerkfabriek van Sint-Jacobs in bewaring gegeven bij het Rijksarchief te Gent.
Het oud archief van de Sint-Jacobskerk kan ongetwijfeld als een van de rijkste kerkarchieven in het bezit van het Rijksarchief worden beschouwd. De hoeveelheid documentatie voor de kerk en haar afhankelijke parochiale instellingen die dit bestand herbergt, is zonder meer indrukwekkend te noemen. Deze archivalia vormen bijgevolg een onmisbare schakel in de reeds op het Rijksarchief te Gent aanwezige verzameling oude archieven van Gentse stadsparochies. Het oud kerkarchief bestrijkt de periode van 1302 tot 1885, met inbegrip van retroacta vanaf 1231 en registers die ook na het ancien régime verder bleven gebruikt worden.
Grosso modo onderscheiden we archief van de kerk en het kerkbestuur (vanaf de 17de eeuw ook "kerkfabriek"), de pastoors, de cotidiane, de tafel van de Heilige-Geest en talrijke kapelanijen en broederschappen. Voornamelijk voor wat het goederenbeheer en het financieel beheer betreft, is dit archief voor alle leden zeer uitgebreid gedocumenteerd. De onderzoeker krijgt een zeer nauwkeurig beeld van de bezittingen van elk van de parochiale instellingen, de spreiding van hun eigendommen en de inkomsten die hieruit werden gegenereerd. Verder zijn ook talrijke stukken van bestuurlijk-administratieve en organisatorische aard voorhanden, zoals resolutieregisters, cartularia en allerhande officiële akten. De archieven van de broederschappen, de kapelanijen en de stukken betreffende fundaties bieden bovendien een schat aan informatie voor de parochiale geschiedenis van Sint-Jacobs, maar veel ruimer ook voor de sociale, culturele en mentaliteitsgeschiedenis van de stad Gent en haar inwoners in het verleden. Uit het archief van de pastoors, de cotidiane en de stukken betreffende funeralia zijn dan weer gegevens over de liturgie en de kerkelijke diensten af te leiden.
De aanwezige plannen en schetsen geven de lezer een beeld van de wijzigingen die bepaalde delen van de kerk en het kerkhof in de loop der eeuwen ondergingen. Ten slotte moeten hier zeker ook de drukwerken die zich in het archief bevinden, worden vermeld. Het gaat voornamelijk om missalen, processionalen en andere hand- en gezangboeken voor de liturgie, waaronder een flink aantal Plantijndrukken.
De twee absolute topstukken uit het bestand zijn een graduaal van Johannes Doecken uit 1465-1468 en een legger van renten van de Heilige-Geest uit 1436, beide prachtig geïllustreerd. Laatstgenoemd stuk werd door de kerkfabriek permanent uitgeleend aan het STA'M (Stadsmuseum Gent).
Taal en schrift van de documenten
De meerderheid van de documenten zijn in het (oud) Nederlands, het (oud) Frans of het Latijn en in een eigentijdse hand gesteld. In het archief bevindt zich ook een enkel stuk dat in Italiaans werd opgesteld. Archivalia in een andere taal dan het (oud) Nederlands of het (oud) Frans staan steeds als dusdanig in een secundair beschrijvingskenmerk aangeduid. Onder de beschreven bestanddeelnummers bevinden zich ook gedrukte documenten.
In het archief werden geen selecties of vernietigingen doorgevoerd, aangezien het om een integraal ancien régimebestand gaat, waarvan alle stukken ouder zijn dan 100 jaar. Wel verdwenen in de loop der jaren enkele stukken uit het bestand, zowel op de pastorie als op het Rijksarchief. Het gaat om de bestandeelnummers 776/8R, 832, 854/4R, 1159, 1281, 1444/Bis, 1445, 1508 en de oorkonden 264, 265 en 265 (zie de respectievelijke bestanddeelnummers 1483, 865 en 257) uit de inventaris van Gysseling. De beschrijvingen van deze stukken werden voor de volledigheid mee opgenomen, maar als ontbrekend aangeduid in een secundair beschrijvingskenmerk. Ook de stukken die zich nog op het Stadsarchief bevinden en door Gysseling mee werden genummerd, bleven behouden in de nieuwe ordening.
Het archief werd in 1869 een eerste maal opgelijst zoals het werd aangetroffen door J.B. Lanciet. In 1873 stelde kanunnik Lavaut een voornamelijk chronologische inventaris op van de stukken, waarbij hij - allicht met de beste bedoelingen - de oorspronkelijke orde grotendeels teniet deed. De talrijke letter- en cijfercodes die op de stukken werden aangebracht, getuigen nog van de ijver die hij hierbij aan de dag legde. De verdienste van Maurits Gysseling bestaat er in dat hij - het herkomstbeginsel indachtig - deze ongecontroleerde bewerking zo goed als mogelijk heeft trachten ongedaan te maken. Het resultaat leverde een overzichtelijke en - zeker voor wat de vroegste oorkonden betreft - relatief gedetailleerde inventaris op. Niettemin werd na de overbrenging van het archief van de sacristie naar het Rijksarchief besloten om de bestaande inventaris aan een kritische herordening en aanvulling te onderwerpen. In het archief bevonden zich immers verschillende nummers "varia" en "diversen" die verder konden worden geanalyseerd en geordend, naast een aantal nog onbeschreven bescheiden. Bovendien was het door Gysseling gebruikte schema sterk gericht op het financiële aspect en het goederenbeheer, maar veel minder op het organisatorisch-bestuurlijke. De keuze voor een dergelijke indeling is begrijpelijk, gezien de grote hoeveelheden stukken betreffende financiën en goederenbeheer, maar niet meer aangepast aan de moderne standaarden inzake ontsluiting van een kerkarchief.
Voor de ordening van dit bestand werd daarom een nieuw archiefschema opgesteld conform de standaard van het Belgische Rijksarchief, geadapteerd volgens de eigenheid van de stukken. (114) De klassieke tweedeling in "archief van de kerkfabriek" en "archief van de parochie" werd aangepast aan de specifieke inhoud van het bestand. Van een echte kerkfabriek die inhoudelijk aansluit bij de moderne betekenis van dit begrip, is bijvoorbeeld pas sprake vanaf de 17de eeuw. Om die reden werd het eerste luik algemeen als "archief van de kerk(fabriek)" omschreven, aangezien er pas bij de financiën een duidelijke tweedeling zichtbaar wordt. (115)
Andere ingrepen die we kunnen vermelden zijn onder meer de weergave van de roerende en onroerende goederen van de kerk die meer werd gestroomlijnd en de bestuurlijke en organisatorische aspecten (bv. kerkbestuur en personeel) die beter in de verf werden gezet. Een bijzonder heikel punt hierbij was de onderverdeling tussen roerende en onroerende goederen, een scheidingslijn die niet steeds zuiver te trekken is. Daarenboven moest ook rekening gehouden worden met het feit dat diverse documenten (zowel algemeen als specifiek) betreffende eigendommen en transacties van goederen aan meerdere leden van de kerk konden worden toegewezen. Om een overdaad aan pro-memoriebeschrijvingen te vermijden, werd geopteerd voor algemene verwijzingen in kopnoot om de gebruiker op de aanwezigheid van dergelijke documenten - die dus fysiek elders in de inventaris werden opgenomen - te wijzen. Verder dient aangestipt te worden dat wanneer wél gebruik werd gemaakt van pro-memoriebeschrijvingen, de volledige beschrijving van het stuk in kwestie steeds werd opgenomen op de plaats waar de materiële aanwezigheid ervan het meest relevant is. Dit betekent dus dat in sommige gevallen de pro-memoriebeschrijving vóór de eigenlijke beschrijving werd opgenomen.
Tenslotte werd ook de indeling van de archieven van elk van de leden afzonderlijk verder verfijnd en gestructureerd. De oude ordening volgens Gysseling werd hiervoor omgevormd tot het volgende schema:
I. Archief van de kerk(fabriek)
A. Kerkbestuur - Eed
B. Personeel en kerkbedienaars
C. Beheer van kerkelijke goederen en gelden bestemd voor de eredienst
1. Onroerende eigendommen
a. Parochiekerk
b. Kapellen
c. Koraalhuis
d. Kerkhof
e. Huizen en gronden
2. Roerende eigendommen
a. (Inkomsten uit) renten en pachten
b. Meubilair, ornamenen en zilverwerk
3. Goederen en renten uit het faillissement van ontvanger Bauduyn Sturtewaeghen
4. Onbepaalde goederen en renten
5. Fundaties
6. Lijfrenten ten laste
D. Financieel beheer
1. Kerk
a. Boekhouding
b. Verantwoording
2. "Fabrike"
a. Boekhouding
b. Verantwoording
c. "Trekgeld"
E. Funeralia
1. Reglementen, voorschriften en overeenkomsten
2. Algemene funeralia
3. Afzonderlijke funeralia
4. Financieel beheer
a. Boekhouding
b. Verantwoording
II. Archief van de pastoor
A. Algemeen
B. Organisatie
C. Beheer van goederen en gelden
1. Goederenbeheer
a. Algemeen
b. Afzonderlijk
2. Fundaties
3. Financieel beheer
D. Pastorale activiteiten
1. Algemeen
2. Liturgie en cultus
3. Bediening van de sacramenten
4. Overige activiteiten
III. Archief van de tafel van de Heilige-Geest
A. Personeel
B. Beheer van goederen en renten
1. Algemeen
2. Afzonderlijk
a. Onroerende goederen
b. Grondrenten
c. Renten ten laste van op openbare besturen
d. Onbepaalde goederen en renten
3. Fundaties
C. Financieel beheer
1. Boekhouding
2. Verantwoording
D. Armenzorg
IV. Archief van de cotidiane
A. Organisatie en personeel
B. Goederenbeheer
1. Algemeen
2. Afzonderlijk
a. Onroerende goederen
b. Renten
c. Renten ten laste van openbare besturen
d. Onbepaalde goederen en renten
3. Fundaties
C. Financieel beheer
V. Archieven van kapelanijen
A. Algemeen
B. Kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw achter het Hoogkoor
C. Kapelanij van Sint-Cornelius
D. Kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw in de Beuk
E. Kapelanij van Sint-Christoffel
F. Kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw op de Vloer ("In bodio")
G. Kapelanij van Sint-Antonius
H. Kapelanij van Sint-Jacob
I. Kapelanij van Sint-Gillis
J. Geünieerde kapelanijen
1. Algemeen
2. Organisatie en personeel
3. Beheer van goederen en renten
a. Algemeen
b. Afzonderlijk
4. Financieel beheer
K. Kapelanij onbekend
IV. Archieven van broederschappen
A. Algemeen
B. "Gilde" van de Elsenaars
1. Algemeen
2. Beheer van goederen en renten
3. Fundaties
C. Maria 't Eren ("Mariën Theeren")
1. Algemeen
2. Organisatie en leden
3. Goederenbeheer en financiën
D. Broederschap van Sint-Jacob in Compostela
E. Broederschap van het Allerheiligste Sacrament
1. Algemeen
2. Organisatie en leden
3. Beheer van goederen en renten
4. Financieel beheer
5. Fundaties
F. Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw op de Rade
1. Algemeen
2. Onroerende goederen en renten
a. Algemeen
b. Afzonderlijk
3. Financieel beheer
4. Fundaties
G. Broederschap van de Heilige Barbara
1. Algemeen
2. Organisatie en leden
3. Beheer van goederen en renten
4. Financieel beheer
H. Broederschap van de Allerheiligste Drievuldigheid
1. Algemeen
2. Organisatie en leden
3. Beheer van goederen, renten en fundaties
4. Financieel beheer
5. Vrijkoop van slaven
I. Broederschap van de Heilige Jozef
1. Organisatie en leden
2. Beheer van goederen en fundaties
3. Financieel beheer
J. Broederschap van de Berechting
K. Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën
L. Broederschap van de Gelovige Zielen in het Vagevuur
VII. Drukwerken en muziek
VIII. Documentatie aangetroffen bij het archief
IX. Geanalyseerde varia
X. Stukken zonder aanwijsbaar verband met het archiefbestand
In de inventaris van Gysseling waren reeds stukken zonder aanwijsbaar verband aanwezig. Deze indeling bleef nagenoeg ongewijzigd. Aan het slot van de inventaris werden wel enkele extra titels ingevoegd, in eerste plaats voor de drukwerken en muziekstukken die voorheen onontsloten bleven. In Gysselings schema werden eveneens twee 19de-eeuwse inventarissen op het oud archief geïntegreerd, die strikt genomen bij het modern kerkarchief thuishoren. Aangezien deze documenten inhoudelijk volledig over het oud archief handelen, werd er voor geopteerd ze als een categorie "documentatie" binnen de toegang op ditzelfde archief op te nemen. Een derde toevoeging bestaat uit een reeks stukken die uit nummer 8 van Gysselings ordening afkomstig zijn, en door hem bij de hoogste indeling als "Algemeenheden" werden onderverdeeld. Na analyse van de stukken kon een groot deel ervan toegewezen worden aan het goederenbeheer van de kerk en de tafel van de Heilige-Geest, maar voor een aantal bescheiden blijft de directe, concrete link met dit archief onduidelijk, hoewel deze er - blijkens Gysselings ingreep - zeker moet geweest zijn.
De archiefstukken die door het stadsarchief werden overgedragen en afkomstig zijn uit de door het Bureel van Weldadigheid geconfisqueerde stukken werden terug ingevoegd, zij het in hun originele mapjes met aanduiding van de ordening die door het Bureel werd aangebracht. Strikt genomen horen deze stukken immers aan een andere archiefvormer toe (met name het Bureel van Weldadigheid), maar niettemin werd er voor geopteerd ze toch in deze inventaris te verwerken. De kans is immers reëel dat deze stukken aan het oog van de geïnteresseerde onderzoeker zouden ontsnappen indien ze als een klein afzonderlijk bestandje bewaard bleven.
Archiefbescheiden ouder dan 100 jaar zijn doorgaans vrij te consulteren. Documenten die omwille van inhoudelijke of uiterlijke kenmerken als bijzonder waardevol werden beoordeeld en in de brandkast worden bewaard, zijn niet vrij raadpleegbaar. Van archiefbescheiden die wegens hun fysieke toestand als ontoegankelijk worden beschouwd is de consultatie evenmin vrij toegestaan. In dergelijke gevallen is steeds de voorafgaande, schriftelijke toestemming tot inzage van het diensthoofd vereist.
Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief. Het is de gebruiker niet toegestaan zelf kopieën te nemen van de archiefbescheiden, fotograferen zonder flits kan mits ondertekening van een overeenkomst betreffende het maken van fotografische opnamen voor persoonlijk gebruik. Meer informatie over de reproductie van archiefbescheiden bewaard door het Rijksarchief is te vinden in het leeszaalreglement. Het meest recente geldende tarief is dit verschenen in het Belgisch Staatsblad van 5 juni 2009, onder voorbehoud van herziening.
De meeste bescheiden bevinden zich nog in vrij goede staat en zijn bijgevolg vrij consulteerbaar. Beschadigingen werden steeds aangeduid in een secundair beschrijvingskenmerk. Sommige stukken zijn door hun slechte fysieke staat beoordeeld als niet geschikt voor raadpleging in de leeszaal. Voor de voorschriften inzake de behandeling van archiefbestanddelen bij inzage, verwijzen we naar de algemene regels voor het consulteren van archiefbescheiden zoals beschreven in het leeszaalreglement.
Deze toegang vervangt de vroegere inventaris van Maurits Gysseling voor wat betreft het deel oud kerkarchief: GYSSELING M., Inventaris van het archief van de Sint-Jacobskerk te Gent in Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent. Nieuwe Reeks, VI, 1952, p.1-60 en 70-88.
Ook de volgende op het Rijksarchief aanwezige toegangen vervallen bij deze voor wat het oud archief betreft:
Gent. Voorlopige aanvullende inventaris van het archief van de Sint-Jacobskerk te Gent. Kerk, in Archieven van kerkfabrieken bewaard in het Rijksarchief te Gent. Inventaris (Rijksarchief Gent. Toegang in beperkte oplage 57), 1988, p. 28 en Gent. Voorlopige aanvullende inventaris van het archief van de Sint-Jacobskerk te Gent. Armen, in Archieven van kerkfabrieken bewaard in het Rijksarchief te Gent. Inventaris (Rijksarchief Gent. Toegang in beperkte oplage 57), 1988, p. 28-29.
Uit de bestanden Fonds Gent en Algemeen Familiefonds werden uit telkens twee nummers stukken afgezonderd en in de nieuwe toegang verwerkt.
N.N. Inventaris van het archief van het fonds Gent (Rijksarchief te Gent, toegang 018), nrs. 130, 152.
N.N. Inventaris van de algemene verzameling van familiearchieven (Algemeen Familiefonds), bewaard in het Rijksarchief te Gent (Rijksarchief te Gent, toegang 191/1-8), nrs. 1831, 4608.
De aanwezige archiefstukken in dit bestand werden gedetailleerd beschreven. Een index van persoons- en plaatsnamen is voor de raadpleger een extra hulpmiddel. De persoonsnamen in de inventaris werden herleid tot de meest voorkomende of logische variant in de stukken. Dit geldt niet voor de regestenlijst, die als bijlage uit de inventaris van Gysseling werd overgenomen. De documenten kunnen worden aangevraagd door het opgeven van het nummer van de toegang, namelijk 253 en het bestanddeelnummer dat wordt aangetroffen links vóór elke archiefbeschrijving. Voor de charters dient gebruik te worden gemaakt van toegangsnummer 253/C met aansluitend het aanvraagnummer van de oorkonde zoals beschreven in het secundair beschrijvingskenmerk. Bij de beschrijvingen van de oorkonden of (delen van) cartularia die in de regestenlijst van Gysseling nader toegankelijk zijn gemaakt, werd ook telkens een verwijzing naar het nummer van het regest in kwestie opgenomen.
Het verdient aanbeveling om, bij het verwijzen naar archiefbestanddelen in een wetenschappelijke tekst, het archief de eerste maal te citeren met zijn volledige naam. Nadien kan worden volstaan met een verkorte referentie. (116)
De parochieregisters van Sint-Jacobs zijn op microfilm raadpleegbaar in de leeszaal van het Rijksarchief te Beveren. Het gaat om klappers en akten voor de periode 1602-1796. Ook in het Stadsarchief van Gent kunnen microfilms van de parochieregisters worden geconsulteerd. De registers van dopen, huwelijken en overlijdens zijn er beschikbaar vanaf respectievelijk 1602, 1586 en 1635. Ook enkele stukken die reeds door Gysseling werden beschreven, worden er nog bewaard, met name nummer 331 (oorkonde 137S) en 1041 (oorkonde 4S). (117) Verder bevindt zich op het stadsarchief nog een rekening van omgehaalde gelden en uitgaven voor het maken van de zijbeuk (1616), die verder heeft gediend als notitieboek van de verzendingen gedaan door een handelaar (tot 1643). Andere bestanddeelnummers omvatten een nummer diverse charters en documenten (1311-1779), waaronder een inventaris van juwelen, een renteakte, stukken betreffende begrafenissen in de Sint-Catharinakapel, een eeuwigbrandende lamp en het kerkhof. Daarnaast zijn er ook stukken betreffende broederschappen (16de-18de eeuw), een rekening van de Heilige-Geest (1624-1626), een rekening van aalmoezen voor het Heilig Sacrament (1696) en kwijtschriften van renten ten laste van de stad Gent (1644-1795) te vinden. Ook twee rekeningen van de tafel van de Heilige-Geest voor de jaren 1579-1580 en 1580-1581 bevinden zich op het Stadsarchief, aangezien deze stukken door de Armenkamer van de stad werden geconfisqueerd. (118) Onder de stukken die door het Bureel van Weldadigheid werden opgeëist, bevinden zich nog armenrollen (1706-1749, 1768-1797) en rekeningen van de uitgaven met de ontvangst uit beurzen en offerblokken (1595-1798). Verder zijn er ook processtukken (1545-1773), rekeningen en kladrekeningen in verband met de armenzorg en goederen, naast kwijtschriften van renten (1644-1795) te vinden. (119) Voor meer informatie contacteert men best het Stadsarchief. (120)
Daarnaast wordt in de handschriftenleeszaal van de universiteitsbibliotheek te Gent een 16de of 17de eeuws register van de broederschap Mariën 't Eren bewaard, dat toebehoorde aan Jan Frans Van Hoorebeke. (121)
BEYAERT M., Opkomst en bloei van de Gentse rederijkerskamer Mariën Theeren, in Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen, Nieuwe reeks, nr. 7, Gent, 1978.
DE POTTER F., Gent van den oudsten tijd tot heden. Geschiedkundige beschrijving der stad, Gent, 1882, dl. 7.
DE SMIDT F., De Sint-Jacobskerk te Gent. Archeologische studie, in Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Klasse der Schone Kunsten, 20, 1966.
GRIERSON Ph., Les annales de Saint-Pierre de Gand et de Saint-Amand. Annales Blandinienses-Annales Elmarenses-Annales Formoselenses-Annales Elnonenses,in Recueil des textes pour servir à l'étude de l'histoire de Belgique, Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 1937.
LAPORTE D., Architectuurgids Gent, Leuven, Brepols, 1994.
TRIO P., De Gentse broederschappen (1182-1580), in Verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, XVI, Gent, 1991.
VAN BRUAENE A.-L., De gildenbroeders en gildenzusters van Mariën Theeren. Een prosopografie op basis van de oudst overgeleverde ledenlijst van een rederijkerskamer (Gent, 1478-1484), in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde van Gent, Nieuwe Reeks, LX, 2006.
VERSTRAETEN F., Sint-Jakobskerk Gent. Inventaris van het kunstpatrimonium, Gent, 1975.
VERSTRAETEN F., De Gentse Sint-Jacobsparochie, s.l., 1976, 3 dln.
VERHAEGEN B., De oude kerken van Gent,Deel II., Antwerpen, 1938.
Het pas verworven oud kerkarchief van Sint-Jacobs werd vanaf juni 2010 volledig doorgenomen door Annelies Somers. De reeds door Gysseling geïnventariseerde stukken werden herbekeken, waar nodig werden beschrijvingen aangepast, vervangen of gemoderniseerd. Tussen het overgedragen kerkarchief bevond zich ook nog onbeschreven oud archief, waaronder heel wat drukwerken die eveneens werden ontsloten.
De relevante archiefbestanddelen uit de reeds op het Rijksarchief te Gent aanwezige bestanden werden uit de respectievelijke blokken gelicht en samen met het overgedragen oud kerkarchief in een nieuwe inventaris geïntegreerd. De werkzaamheden werden afgerond in november 2010, waarna het volledige bestand fysiek herordend en herverpakt werd.
Télécharger l'inventaire publié- Download de gepubliceerde inventaris
Concordans
De hier opgenomen lijsten zijn het resultaat van een samenvoeging van de diverse overzichten die Frans Verstraeten in zijn studie van de Sint-Jacobskerk per eeuw opsomt. Ze werden aangevuld met de gegevens die reeds door Frans De Potter werden verzameld en opgelijst. Het overzicht van ontvangers van de cotidiane is gebaseerd op informatie die direct uit de stukken zelf afkomstig is. De weergave van de namen werd doorgaans letterlijk uit deze studies overgenomen, behalve voor die namen waarvan de schrijfwijze in geüniformeerde vorm ook in de inventaris voorkomt. Dit overzicht werd onder voorbehoud van eventuele hiaten, onnauwkeurigheden of contradicties in de genoemde werken opgenomen. (123)
(124)
Henricus De Meeren 1295?
Jan Van Coleghem 1311
Jan Bruninc (Bruninghe) 1311
Philip ... 1326
Jan Van Yddeghem 1331
Willem Vander Wostinen (de Wostina) 1339-1368
Michiel Van Aken 1340
Jan Van Der Moure 1358
Jan Van Arkel 1360
Wouter Achilles 1366-1384
Willem Sergods 1368
Jan De Oem 1369, eveneens deken
Jacob Vanden Boemghaerde 1371-1392, eveneens ontvanger van de cotidiane
Hugo Joyen 1374
Hemric Van Audenaerde 1385-1392
Lucas Rijm 1388-1393
Willem Kesel 1393
Martin Ydiers (Ydyers) 1406-1416
Jan Blondeel 1406
Jan Loore † 1417
Gillis Vander Ghyst 1415-1439
Michiel Van Der Eecken 1418, 1432-1451
(Van Eyck, De Quercu)
Jacob De Ruddere 1417
Michiel Van Wettre 1422- † 1427
Arend Roebosch 1422-1431
Jan Van Ympe (Impe) 1422-1435
Ghiselmes ...(?) 1428
Pieter Pluvier (Plouvier, de Pluvia) 1438-1439
Jacob De Deken (Dekens, decani) 1438-1439
Jan Van Buten (Putthem) 1439-1461
Judocus Van Ghiseghem 1451-1452
Adriaen De Haze (Leporis) 1452-1454
Andres (De) Borchgraeve 1452- † 1453
Jacob Truel 1457-1462
Petrus Oleris 1458
Johan Vander Hoyen (de Hoya) 1461-1468
Jan Vander Poerten 1462-1465, 1478
Jan Vanden Bossche 1463-1467
Jan De Looze 1465-1473, eveneens deken
Heinderic De Pape 1467- † 1475
Guillelmus Conrandi 1475
Ysenbrant Goutiers 1475-1491
Isembert Le Buc 1476-1477
Nicolaes Bernarde (Bernaerts) 1477-1480, eveneens deken
Jan Doolaeghe 1479-1498
Pieter Van Yedeghem 1489-1491
Thomas Vander Venne 1489-1504
Paschasius De Alosto (van Aelst) 1497-1504
Matthias De Moor (de Moro) 1498-?
Hubertus De Catschen 1499-?
Johan Ysenaert 1499-?
Johan Schoonaert 1504-†1513
Henri De Zwingene ?-1512
Christoffel Blaublomme 1506-1511
Andries Neyt 1511-1520
Jan Capelleman 1511-?
Cornelis Vande(r) Visscherije 1511-1519
Nicolaes Cottrel 1514-1523
Laurens Dierkin 1514-?
Jan De Keysere 1514-?
Passchier Geerolfs 1514-?
Jacob Matthijs (Matthias) 1519-?
Theodoor Maes ?-1525
Lieven Biestman 1523-1555
Jacob De Mera ?-1538
Jan Solaert (Saillaet, Salaert) ?-1530
Lieven Meganck ?-1530
Joris De Backere 1530-†1554
Johannes De Bave 1538-†1571, eveneens deken
Jan Van Der Muelen (Meulen) 1538-?
Jan Raoul 1549-?
Jan De Clercx (Clerck) 1549-?
Willem Lievens 1553-?
Cornelis Biestman 1555-†1558, eveneens deken
Jan Gherard ?- †1567
Gillis Warnier 154?, 1558-1566
Francies Van Hecke 1567-?
Adriaen Van Loo 1567-†1606
Martinus Loots 1571-?
Lucas Roegiers 1571-1579, eveneens deken
Michiel Vander Eecken (de Quercu)? 1583-?
Jan Van Ralen 1583-?
Simoen Arents 1583-1585
Philip De Clercq 1585
Antoon Anthonii (Antheunissen) 1585-1590
Adriaen De Bave 1589-1596
Andries Stu(r)ckelincx (Sturgelijns) 1596-†1616
Cornelis D(e) Hon(d)t 1606-†1640
Laurens Hellas (Helias) 1615
Carolus Adriaenssens 1615-1635, eveneens kanunnik
Michiel Kieckemans 1625-1641
Joris Breydel 1625
Gillis Bauters 1630
Philippe Vander Vurst 1635-†1645
Johannes Stoop 1641-†1653
Gaspar (De) Wandele 1646-1647
Petrus (Van) Buscum 1647-1648
Jacob Adriaenssens 1649-†1667
Nicolaes Tambuyser 1652-1664
Gregorius Breydel 1664
Jeremias Bae(r)s 1664-1675
Petrus Jacobus Van Temsche 1667-†1677
Philippus Antoon Van Bockxtaele 1674-†1686
Lieven Francies Van Daele 1674-†1708
Jan-Baptist Everaert 1675-†1678
Jan Wuyts (?) 1685
(Jan) Simon ab Hesta 1685-†1693
N. Legiers 1687
Jan Vander Cammen 1694-†1721
Gillis Van (Den) Haute 1690-17??
Ferd.-Lod. d' Anvaing 1708
Frans-Christiaan Van Der Varent 1715
F. Colman 1711
Pieter Van Damme 1721
Pieter-Adriaan Matthys 1724
Adriaan Diepenbroeck 1725
Pieter-Const. Van Der Vennet 1727
F. J. De Geytere 1731
J.B. Van Dooreseele 1734
Frans-Gregoor Wannyn 1741
Rich. Boyle 1743
Willem Nuytens 1744
J.B. Vermeersch 1751
Gaspar Ferdinand Van Herseke 1755
Beernaard Luytens 1764
Willem-Geeraard d' Hondt 1769
Petrus-Alexander de Lannoy 1776-1787
Marten-Jan De Bast 1787
Jan-Jozef Mathys 1790-1800
Vicepastoors, visiteerders en onderpastoors: (125)
Cornelis Crompaut 1585
Lowys Vander Visschere 1596-1600
Andreas Seys 1621-1632
Judocus of Joos Aerts 1623-1634
Thomas Vander Gheylen 1630-1633
Antoon Vander Vennet 1634-1637
Francies Beydens 1634-1653
Laurens De Vos (Vossius) 1639-1644
Livinus Vander Cruyssen (Crucius) 1649-†1663
Cornelis-Johannes Van Boven 1663-†1664
Petrus Jacobus Van Themsche 1664-1667, later pastoor
Jacobus De Beir (Beer) 1667-1671
Nicolaes Moortelmans 1670-?
Joos Aerts 167?
Antoon De Dobbele 1672-1678
Joannes Maximiliaen Damman 1678-1709
Adriaen Van Loo 1686-1727
(126)Ghelnoet Den Amman (Damman) 1406-1434
Willem De Bacquere (?) 1406
Jan Haghin 1406
Heynric Tolnin 1420
Justaes Onredene 1420
Lievin De Muenc 1420
Jan uten Hove 1424-1434
Jan Heemeric (alias de Pottere) 1424-1434
Jacob Van Olssene 1424-1434
Joos Triest 1434, 1440
Jan Vermeer 1434
Lievin Damman 1434, 1443
Jan De Grave 1434, 1440
Henderic De Jaghere 1434, 1440
Jan uten Berghe 1434
Simon Damman 1470
Boudin De Smet 1470
Lievin De Groete 1470
Jooris De Wale 1480
Daneel Onredene 1480
Claijs Van Bombare 1480
Lievin De Groete 1480
Jan Van Vaernewijck 1487, heer van Eksaarde
Jan Vanden Kethulle 1487
Pieter Van Boxelaer 1487
Pieter Goedghebuer 1487
Filips Wielant, heer van Landegem 1491-1500, eveneens president van de Raad van
Vlaanderen en raadsheer van de hertog
Quintijn Vanden Bouchaute 1491
Ghiselbrecht Vander Scheure 1491
Lievin uuter ... (?) 1491
Jan De Buc 1500
Lievin De Moor 1500
Gheerolf De Ruutre 1500
Jan De Peystere 1508-1511
Lievin Scotelare (Scoteleere) 1508-1514
Jan Vande Kethulle 1510
Jan Heindrix 1510
Gillis Lavin 1510
Jan Sersanders 1526
Ghyselbrecht Haghaert 1538, "presbyter ende viceregent"
Adriaen Bets 1538
Lievin Dhooge 1538, "docteur in medicinen"
Raphaël Vander Sare 1538
Lievin Cluetrin 1544-1554
Ghyselbrecht Theerleers 1544-1545
Pieter Van Ackere 1544-1558
Franchois Vanden Gracht 1547-1555
Lievin Prijbier 1547-1561
Jan Van Dixmude 1551-1551
Adriaen Borluut 1553-1554
Lievin De Moor 1554-1567
... uten Hove 1557-1558
Adriaen Boxemde 1561
Ruphine Vander Sare 1561
Jan Damman 1564-1568, heer van Oombergen
Jan Vander Varent 1564-1568, eveneens procureur bij de Raad van Vlaanderen
Adriaen Meganc 1564-1566, "docteur in medicijnen"
Marcus Van Vaernewijck 1565-1568, eveneens kroniekschrijver en dichter
Christoffels Vander Haeghen 1566-1571
... Van Hauweghem 1566-1571
... De Lespinoy 1573-1576
Jan Jooris 1584-1587
Geeraert De Sceppere 1584-1586
Jan De Stoppelare 1585-1590
Pieter Dhannins 1586
Pieter Vander Haghen 1587
Jan De Meyere 1587, mogelijk eveneens Heilige-Geestmeester
Joos Van Dooreslare 1589-1596, mogelijk eveneens Heilige-Geestmeester
Jooris Van Wesemaele 1596-1598
Pieter Arendts 1600-1602
Antheunis Baeke 1600
Pieter De Prost 1600
Loijs Blancqaert 1601-1604, griffier bij de Raad van Vlaanderen
Willem De Groote 1601-1604
Olivier uuten Lechaute 1601-1606
Jan Dhollandre 1602-1606
Pieter Vander Haghen (jr?) 1610-1612
H. Vander Poort 1610
Pieter Moenens 1610-1616
Jacques Mynaert 1610
Jan Gheervels 1610-1630
Pieter Magnus 1610-1630, 1635
Jooris De Coninck 1610-1623
Jan Van (Der) Riet 1612-†1616
Jan De Zaman 1616
Quintin Boisre 1616
Laurens Helaut 1616-1620
Jacob De Groote 1616-1620
Pieter Nootens 1616-1620
Jan Vander Beke 1620-1622
Jacques Mijnaert 1620-1622
Pieter Dhaenens 1623
Johannes Van Rickenvoerdt 1623-1625
Abraham Van Putthem 1623-1625
Jan De Jonghe 1625-1627
Gheeraert De Crane 1625-1627
Jan Baert 1627-1645
Antoine Baeke 1627-1639
Joes Stalins 1630-1633
Adrian Van Hulthem 1630-1636
Lieven Van Hecke 1633-1645
Geeraert Elaut 1639-1641
Joos (Johannes) Clarebaut 1641-1666
Joos Aerents, dokter 1643-1647
Andries Van Rekendaele 1643-1647
Mattheeus Maelcamp 1647-1649
Franciscus Van Auweghem 1648
Jan Stalins 1648-1655
Maximiliaen Van Hauweghem 1653-1668
Marten Van Deynse 1655-?
David Vander Vijnckt 1655-1658
Beernaert De Jonghe 1661-1672
Dominicus Roggheman 1661-1665
Jan De Buck 1661
Martinus Vander Vijnckt 1664-1678
Jan Van Hauweghem 1666-1670
Charles De Smet 1666-1674
Anthone Janssens Duyvelant 1670-1704
Jaecques Cabilliau 1674-1686
Jacques Curtvriendt 1677-1688, advocaat
Philippe De Vroe 1678-1689
Anthone Bauwens 1688-1693
Jan-Baptist Van Den Sompele 1688-1705
Franchois Callant 1689-1696
Pieter Van Den Sompele 1693-1694
Guillaume Goethals 1693-1704
Jacques Soenens 1693-1701
Pedro Aerts 1694
Philips Jacobus Jacopssens 1696-1707
(127)Vanaf 1583 oefenden de ontvangers van de kerk doorgaans dezelfde functie uit voor de Heilige-Geest, de cotidiane en Onze-Lieve-Vrouw op de Rade.
Lievin Heylinc 1501
Joes Vanden Turre 1503-15??, priester
Willem De Zaleere 1557-1562
Jooris Aerts 1562-1565
Jacques Van Berlaere 1566-1567
Jan Bauwens 1567-1568
Jan Coolman 1568-1573
Lieven Vanden Heede 1573-1575
Olivier De Wale 1575-1576
Matheus Maseman 1576-1577
Nicolas Vander Beke 1577-1583
Lucas Blommaert 1583-1595
Eusebius Vanden Foreeste 1595-1598
Guillaeme Van Hauweghem 1598-1630
François Audenrogghe 1630-1647
Pieter Dhaese 1647-1660
Cornelis Vander Haghen 1661-?
Jan Van Hauweghem 1665-1679
(Franchois) Bauduyn Sturtewaghen 1678-1688, eveneens advocaat in de Raad van
Vlaanderen
Jan-Baptiste Lombaert 1689-1706
Anthone Bauwens 1708-1734
Jan Frans Bosquillon 1734-1766(?)
Jan Frans Bosquillon (de Jonge) 1767(?)-1802 (128)
(129)Everaert Van Der Spieghele 1302-1308
Pieter Rabau 1302-1308
Jacob De Haec 1327
Bodijn De Grutre 1327
Lievijn Van Landenghem 1327
Jan Van Bergine 1327
Jan De Hase 1334
Segher Boele 1334
Pieter Van Der Kerchove 1334
Jan ver Celyen 1334
Willem Van Vaernewijke 1338
Everaert Mont 1338
Arnout huten Berghe 1338
Gillis Van Coleghem 1350
Zegher Boele 1350
Gillis Van Roesselaer 1365
Jan uten Dale 1365
Gillis De Grauweerkere 1365
Reyneere Van Huesdine 1365
Jacop Van Den Pitte 1384-1393
Willem ser Symoens 1384-1393
Jan Haudscilt 1384-1393
Jan Van Merlebeke 1384-1393
Jacop Van Den Pitte 1402-1410
Willem ser Simoens 1402-1406
Lievin De Temmerman 1402-1410
Pieter De Jaghere 1402-1418
Jan Haesbyt 1410
Michiel Van Hoerenbeke 1415-1428
Gheerem Borluut 1415-1440
Willem Vanden Pitte 1415-1424
Phylips ser Sanders 1425-1440
Jan Van Munte 1436
Willem Van Merendree 1436-1438
Urbaen Damman 1436-1448
Jan De Looze 1444-1445
Jacop Onredene 1448
Jooris Damman 1454-1462
Michiel Sartoy 1454-1462
Joes Standaert 1454-1468
Pieter De Grave 1454-1468
Pieter Buerman 1465-1473
Daneel Haesbyt 1465-1473
Pieter De Rijcke 1473-1478
Arend Huant 1473-1478
Willem Van Der Cameren 1478
Uwer De Smytere 1478
Gillis Van Den Vierhoute 1484-1491
Denijs Heyman 1484-1491
Jacob Damman Zegherszoon 1484-1489
Lievin Baers 1484
Jacob De Cooman 1489
Jan De Moer 1485-1487
Philip Symoens 1491
Willem Van Der Zwallemen 1491
Jan Damman 1510-15??
Joos Versaren (Sarens) sr. 1510-1514
Lauwereins De Groote 1510-15??
Jan Vander Eecken 1510-15??, eveneens riemmaker
Phelips Symoens 1511
Joos De Grutere 1515-1518
Gillis Dierix, sr. 1515-1518
Jan Vanden... 1515
Jan De Baker 1515, eveneens wolwever
Lauwereins De Brauwere 1517-1518
Gheerd De Costere 1517-1518
Joos Van Overbeke 1525
Willem De Cleerc 1525
Jan De Bellemakere 1525
Gheert Vander Bracht 1526-1554
Jaspar Van Riebeke 1531
Gillis Stalins 1531
Willem Vander Venen 1531
Thomaes Damman 1531-1534
Jan Vanden Kethulle 1534
Martin Vanden Haute 1534
Jan Symoen 1534
Joos Van Caloen 1538-1542
Pieter Drossche (Drossate?) 1538-1542
Jan De Keyser 1538
Willem Van Coppenolle 1538
Jan De Curte 1539-1540
Bauwen Man(h)aert 1539-1540
Anthonis Meuleneer 1539-1540
Gillis De Buc 1542-1545
Lievin De Meyere (Mayere), sr. 1542-1545
Pieter Claeys 1544-1545
Joos De Vonck 1544-1545
Gillis Dierix 1544-1564
Jacob Doeyns 1547-1548
Laureyns De Groote 1547-1551
Lievin Bruus 1550-1554
(Lievin?) De Moor 1553-1557
Jan Vanden Vivere 1554
Antheunis uuten Hove 1558-1561
Zegher Vander Straten 1558-1566
Jooris Cauweniers 1558
Lievin De Meyere jr. 1558-1566
Pieter Vanden Hinte 1561
Joos Sanders 1564-1566
Lievin Tayaert 1564-1566
Laurens De Grave 1566-1567
(Gillis?) Van Ackere 1573-1574
... Vue... vijnne 1573-1576
Jooris Sen[...]elle 1575-1576
Willem Van Pollaere 1576-1577
Lievin Heyndricx 1577-1579
Jan Drussaert 1577-1579
Gillis De Wulf 1577-1579
Lieven Goethals 1577-1579
Joos De Cock 1578-1580
Jan De Hond 1578-1580
Pieter Moens Ca. 1580
Pieter Dhauwe 1584
[...] De Keysere 1584
Jan De Stoppelare 1584
Pieter Vander Haghen 1584-1596
Philips Vander Haghen 1584
Jan De Meyere 1588-1590
[L...] [E...] 1589
Gillis Callant 1590-1593
Joes vande Moortele 1590-1592
Pieter Aren(d)ts 1592-1594
Gillis Van Ackere 1592-1594
[J...] De Groote 1593-1594
[F...] Meganck 1593-1594
Hendryck Van Wyendeken 1594
Antheunis Baeke 1594-?
Guilliaeme Van Hauweghem 1596-1599
Maximiliaan Van der Courouble 1596-1602
Lowijs Van Der Linden 1599-1602
[...] Parmentier 1599
Jan Van Tombeele 1600-1606
Laureins Helaut 1600-1616
Jan Stichelbaut 1602
Jacques Van Laerebeke 1602-1604
Pieter De Wilde 1602-1606
Baudewin Van Auweghem 1604-1606
Jan Van Welle 1606
Nicolaes Nerijt 1610
Lieven Vande Sompele 1616
Gheleyn Van Crombrugghe 1616
Lieven Van Wijmersch 1616
Christoffels Vander Haghen 1620-1623
Jan Gheerolfs 1620-1623
Anthoine Bake 1620-1627
Pieter Magnus 1620-1623
Joes Stalins 1623-1627
Lieven Van Hecke 1623-1625
Davidt Vander Vynckt 1625-1627
Jan Vander Linden 1625
Gheeraert Elaut 1627-1630
Lucas Van Westerghem 1627-1630
Christoffels Verhaghen 1630-1631
Laurens Van Hecke 1630-1631
Joos Arendts 1631-1633
Davidt De Smedt 1631
Pauwels Roggheman 1631-1635
Mattheus Malcamp 1633
Andries Van Reckendaele 1635-1638
Jan Clarbaut 1635-1638
Jacques Dhont 1635-1638
Jan Van Daele 1636-1641
Anthone Wijmeersch 1636-1638
Guilliame [...weyns] 1639-1658
Franchois Vander Looven 1639-1658
Davidt Vander Vynckt (jr?) 1641-1643
Franciscus De Cnuijt 1643-1645
Jan Kervijn 1643-1645
Marten Van Deijnse 1645-1647
Jan Van Hauweghem 1645-1649
Dominicus Roggheman 1647-1649
(Franchois) Bauduyn Sturtewaeghen 1649, 1677-1680, advocaat
Maximiliaen Van Cruybeke 1649
Bernardus De Jonghe 1653-?
Martinus Vander Vijnckt 1653-1656
Pieter De Wilde 1653-1656
Jacques Roggheman 1655-1658
Livinus Van Larebeke 1656-?
Charels De Smet 1656-1658
Jan Damman, dokter 1658-1661
Cornelis Vander Haeghen 1641-1661
Jan De Buck 1661-?
Laureins Van Auweghem 1660-?
Cornelis De Vroe 1660-1666
Paesschier Vande Velde 1664-1668
Joos Codde, advocaat 1664-1666
Pieter Rombaut 1665-1666
Anthone Janssens Duyvelant 1665-1668
Mattheeus (Frans?) Maelcamp 1666-1668
Philips De Vroe 1666-1670
Livinus Vander Haghen 1668-1669, advocaat
Nicolaes Vander Haghen 1668-1672
Charles De Smet 1669
Jacques Curtvrient, advocaat 1669-1672
Jean Van Eeckaute 1670-1674
Anthone Bauwens 1670-1674
Jacques Cabilliau 1672-1674
Cornelis D'Hulst 1672
Jacques Willems, advocaat 1674-1678
Michiel Hoys 1674-1678
François Gheijlinck (Schellynck) 1677-1680
Heyndrick Bosman 1678-1682
Jan-Baptiste Vande Sompele, advocaat 1678-1682
Franchois Callant 1680-1687
Jacques Soenens 1680-1690
Jan De Leghe 1682-1689
Abraham Van Larebeke 1682-1689
Joos (Judocus) Goethals 1684-1690
Jacques Kervijn 1684-1688
Ludovicus De Wulf 1686-1690
Michiel Mahieu 1686-1690
Louijs Reijlof 1688-1690
Jan-Baptist Goethals, advocaat 1690-1694
Philips Jacobus Jacopssen 1690-1696
Pedro Aerts 1692-1696
Guillaume Goethals 1692-1696
Adriaen De Sadeleere 1694-1696
Adriaen Goethals 1694-1703
Pieter Maheu, dokter 1696-1699
Joannes Bellemans 1696-
Abraham Cockuijt 1698-1700
Laurens Hoys 1698-1700
Pieter Boeve 1708-
Pauwels Van Siclers 1708-
(Kapelaans-) ontvangers van de Heilige-Geest:
Ghyselbrecht Van Roesselaer 1402
Jan Hudzebaut ca. 1415
Pieter De Jagher 1414, 1415, 1436
Jan De Beelde 1424-1436
Jacob Ghisels 1424
Willem Van Wonterghem 1446
Jan Waman 1459
Philips Symoens 1508
Christiaen De Coc 1525-1528
Pieter De Gheendt 1525-1526, 1539-1540
Charles Van Orschelaere 1544-1566
Jan Coolman 1566-1572
Lieven Van Heede 1573-1575
Olivier De Wale 1575-1577
Matheus Maseman 1577-1579
Nicolas Vander Beke 1582-1583
Lucas Blommaert 1583-1594
Eusebius Vanden Foreeste 1595-1598
Guillaeme Van Hauweghem 1598-1630
François Audenrogghe 1630-1646
Pieter Dhaese 1645-1656
Catharine van Melle, weduwe van Dhaese 1656-1661
Cornelis Vander Haghen de Jonghe 1661-1665
Jan Van Hauweghem, fs. David 1665-1678, eveneens ontvanger van Onze-Lieve-
Vrouw op de Rade
(Franchois) Bauduyn Sturtewaeghen 1680-1688, eveneens ontvanger van Onze-Lieve-
Vrouw op de Rade en advocaat
Jan-Baptiste Lombaert, advocaat 1688-1708
Anthone Bauwens 1356-1734
Jan Frans Bosquillon 1734-1766(?)
Jan Frans Bosquillon (de Jonge) 1767(?)-1797
(130)Ghiselbrecht Van Den Velde 1429
Jan Vander Muelen 1429
Pieter Bortaen 1429
Symoen Van Roesselaere 1429
Gillis Van Den Hamme 1429
Gheeraert Van Lenneke (alias Lantmetere) 1429
Mathijs Jacops 1429
Gillis Van Der Ghijst 1437-1438
Michiel Van Der Eecken 1437-1438
Jan Van Der Molen 1437-1438
Simoen Van Roesselaer 1437-1438
Jan De Beelde 1437-1438, eveneens ontvanger
Ghiselbrecht Van Roesselaer 1437-1438
Gheeraert ... (?) 1437-1438
Willem Claus 1437-1438, eveneens ontvanger
Mathijs ... (?) 1437-1438
Jacob Ghisels 1437-1438, eveneens ontvanger
Jan huten Berghe 1437-1438
Lodewijc ... (?) 1437-1438
Willem Van Wonterghem 1437-1438, eveneens ontvanger
Gillis Bake 1437-1438
Michiel Van Eyck 1450
Jan Van Bute 1450
Clement ... (?) 1450
Jan Van Landuit 1450
Willem Claus 1450
Jan Van Der Heeke 1450
Gregorius De Bake 1450
Jan De Jaghere 1450
Zegher Van Zevencote 1450
Daneel ... (?) 1450
Willem De Knijf 1450, 1453-1454, eveneens ontvanger
Jan Bloume 1450
Jan Van Roesselaer 1450
Valeriaen ... (?) 1450
Gheenin ... (?) 1450
Heinderic De Paepe 1470
Jan De Looze 1470
Jan Vander Poerten 1470
Jan Vander Scuere 1470
Jan Van Den Hecke 1470-1480, eveneens ontvanger
Jan Van Landuit 1470-1480
Jan Vlaminc 1470-1480, eveneens ontvanger
Jan uten Berghe 1470
Jan Dooykin 1470
Jan Spigghe 1470-1480
Jacob Truel 1470-1480
Jan Blomme 1470
Willem Claus 1470
Gillis Vander Spieghele 1470
Egidius Vander Brugghe 1470
Anhasius Hasaert 1470
Jhoes Martins 1470
Cornelis Lievens 1470
Pieter Roels 1470
Jan De Looze 1480
Jan Doelaghe 1480
Jan Van Der Planken 1480
Pieter "van sent Jacobs huus" 1480
Jan Martins 1480
Christoffels Blaublomme 1480
Pauwels Breede Meersch 1480
Jan Vander Poorten 1480
Pieter Rommelin 1480
Willem Claus 1480
Dieric Grape 1480
Jan Lievins 1480
Lievin Stuvaert 1480
Lievin Heylinc 1480
Lievin De Maerscalc 1480
Joes De But 1480
Joes Haenbec 1480
Jacob De Roever 1480
Wulfaert Van Aultunen (?) 1512, eveneens ontvanger van Onze-Lieve-
Vrouw op de Rade
Jacobus Vanden Guchte 1528, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-Vrouw
achter het Hoogkoor
Michiel Louw 1529, eveneens ontvanger van de cotidiane
Ghyselbrecht Haghaert 1538, eveneens priester-kerkmeester
Willem Doens 1538
Martin De Rudder 1539-1540
Lieven De Witte 1542
Philips De Peystere 1546-1569
Adriaen Gherwyn 1546-1566
Jan Fiers 1546-1557
Joos Lans 1546-1547
Jacob Bascontre 1546-1547
Gillis Claus (of Claes) 1546-1548
Jan Huisse 1548
Gillis De Voocht 1549, eveneens kapelaan van Mariën 't Eeren
Cornelis Biestman 1549-1555, later pastoor van Sint-Jacobs
Gheleyn De Smale 1549-1550
Stevin Buskin 1549-1550
Jacob Colijn 1551-1552
Maarten Manteau 1551-1552
Gedeon Boele 1553-1579, eveneens zangmeester
Joos Durant 1553-1554
Jan Sampson 1553-1554
Leon Damont 1554-1555
Zegher Braye 1554-1555
Lodewijc Willems 1556-1557
Roelandt Van Doorne 1556-1557
Willem Ghoore 1556-1557
Philips Vande Walle 1560, eveneens bezitter van de kapelanij van
Sint-Christoffel
Jan Prijstuvers 1561-1562
Reneere (of Remeys) de Vos 1561-1562
Jan Christiaens 1561-1562
Philips De Pestere 1561-1562
Willem De Moor 1561-1562
Joannes Braeslet 1561-1562
Philips Manilius 1561-1562
Thussaert De Dobbelaere 1562-1563
Fransoys De Bugin 1562-1563
Bertran De Triere 1562-1563
Claude De Keystere 1562-1563
Lucas Blommaert 1562-1594, eveneens ontvanger van de kerk, de
cotidiane en Onze-Lieve-Vrouw op de Rade
Willem Malaert 1562-1563
Hybrant Willemssone 1562-1563
Willem Doens 1566-1577
Lauwereyns Vander Biest 1567-1579
Jan Gherwyn 1569-1571
Kapelanen die vermoedelijk eveneens tot de cotidiane behoorden:
Urbaen Danens Ca. 1570, eveneens ontvanger van de kapelanij
van Sint-Cornelius
Nicolaes Imschoote 1570-1574
Pieter Thienpont 1570-1571
Ambrosius... 1573-1574
Loys Nepos 1573-1574
Laurens Labaut 1573-1577, in 1576 onderpastoor
Sebastiaen ... 1575-1576
Leo Damours 1576-1579
Gillis Fiers 1576
Leon Damvurs 1576
Franchois Heynericx 1576
Joos De Jonckere 1577-1578
Olivier De Moor 157?-1587
Gillis Poppelaer 1577
Jooris Vander Haeghe 1577
Gillis De Sceppere 1579
Urbaen Danens 157?-1588, eveneens kapelaan van de Sint-
Corneliuskapelanij
Michiel De Lakijere 1585-1587
Cornelis Serlambrecht 1585-1587
Henricus Jocquet 1591, eveneens kapelaan van de Sint-
Corneliuskapelanij
Jan Zoete, scholaster 1596-1612
Jacob Rubbens 1600-1602
Denys Russeel 1600-1602
Pieter Van Beemondt 1602-1605
Joannes Meganck 1605, eveneens kapelaan van de Sint-
Corneliuskapelanij
Adam Rickaert 1606
Karel Van Vlaenderen, scholaster 1606-1616, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw op de Vloer
Adriaen Claus 1607
Jacob Ve Keyser 1607
Michiel Sachmoortele 1608
Jan Frutier 1608-1610
Petrus Fant 1608-1639, eveneens kapelaan van Sint-
Antonius
Antonius De Reynheere Ca. 1608, eveneens kapelaan van Sint-Jacobs
Nicolaes Deloos Ca. 1610, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw achter het Hoogkoor
Cornelius De Mangelaere †1610, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw achter het Hoogkoor
Franciscus Cabiliau Ca. 1610, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw achter het Hoogkoor
Judocus De Cabootere Ca. 1610, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw achter het Hoogkoor
Joannes Peetermans †1610, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw achter het Hoogkoor
Adriaen Baert 1610-1614
Joannes Baert Ca.1610, eveneens kapelaan van Sint-Jacobs
Pieter Hoste 1610-1630
Adriaen Braumaerts 1612-1614
Pieter Alleman 1632-1677
Laurens Impe 1634
Pieter Sneps 1635-?
Judocus (Joos) Aerts Ca. 1639, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw op de Vloer
Petrus Braeye Ca. 1639, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw op de Vloer
Joannes Castelet Ca. 1639, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw op de Vloer
Guillielmus Van Bogaerde Ca. 1639, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw op de Vloer
Antonius Baete Ca. 1639, eveneens kapelaan van het Sint-
Janshospitaal
Joannes Raes 1639-1647
Christophorus Commiaen 1645
Henricus Van Hauweghem 1647, eveneens kapelaan van Onze-Lieve-
Vrouw op de Vloer
Egidius (Gillis) Vande Perre 1647-1687, eerste kapelaan en kapelaan van de
geünieerde kapelanijen
Alexander Geerardi 1652-1678
Carolus De Coninck 1654
Hubertus De Buck 1657-1705, kapelaan van de broederschap van de
Heilige Jozef en opperkoster
Jan Vande Wiele 1665-1678, eveneens zangmeester-koster
[...] Seys 1668
Jan Van Waes 1669
Joos (Joannes) Plevier 1677-1689
Victor De Buck 1687-1696
Judocus Franciscus Vanden Hende 1688-1701
Frans Van Heule 1691-?
Jacobus Delcambe 1696-1699
Agnus Mahieu 1696
Judocus Vande Velde 1697-1702
[...] Du Braij 1698
Ontvangers van de cotidiane:
Jacob Van Den Boemghaerde 1379-1393
Jacob Ghisels 1437-1441
Willem Van Wonterghem 1442-1443
Jan Van Den Hecke 1443-1445
Joes Vijdt 1445-1449
Willem Claus 1449-1453
Willem De Knijf 1453-1455
Jan Vlaminc 1455-1480
Charles Van Orschelaere 1546-1566
Jan Bauwens 1567-1568
Jan Coolman 1568-1571
Lieven Van Heede 1573-1574
Olivier De Wale 1575-1576
Matheus Maseman 1576-1579
(131)Wouter Van Lemberghe 1302
Willem Van der Scelt 1320
Jan Metten Ghelde 1342-1346
Jan Grauman 1345-1365
Pieter Van Den Bliden 1352-1369
Fulco Breebaert 1365
Jan Van Arlebeke/Harelbeke 1365
Wedericus Gramman/Grauman 1369-1384, eveneens cotidianist en notaris
Jan De Wint/De Wintre 1374-1376
Jan Van Duffele 1377
Volgende kapelanen waren tevens ontvanger van de kerkgoederen:
Gheeraerd De Lantmetere 1405
Ghiselbrecht Van Roeselaer 1418
Jan De Beelde 1415
Lauwereins Vander Goten 1434
Joes Vijd(t) 1448, eveneens ontvanger van de cotidiane
Gregoris De Backere 1448
Jan Blomme 1456
Pauwels Breedemeersch 1480
Joes Vanden Turre 1493-1515
Kapelanen van Onze-Lieve-Vrouw achter het Hoogkoor: (132)
Philippus De Peystere 1517-1533
Paulus De Crooc 1517-1518
Judocus Gheerolf 1517-1518
Hieronimus Nilis 1517-1518, scholaster
Livinus Vander Stadt 1517-1518
Jacobus Brugarsen 1517-1518
Jacobus Vanden Guchte 1528
Judocus De Voghele 1547-1553
Livinus Daelman 1547-1553
Jacobus De Cremere 1547-1553
Regnerus De Donckere ?
Gerardus Doosterlinck 1547-1553
Pieter Van Loo 1567
Nicolai De Loos †1568
Aegidius Lindanus 1568
Franciscus Cabelliau 1568
Michael Van Steelant 1571
Joannes Aerts Ca. 1616, eveneens pastoor van Gentbrugge
Gregorius Breydel 1616-163?, eveneens pastoor van Sint-Michiels
Joannes Vande Moortele Ca. 1621
Macharius De Humbertij (Huybrechts?) Ca. 1621
[D...] Deloos †1623
Cornelius De Mangelaere Ca. 1623-1639
Aegidius Lindanus (Gillis vander Linde) Ca. 1623-1639
Franciscus Cabiliau Ca. 1623-1639
Judocus De Cabootere Ca. 1623-1639
Joannes Peetermans Ca. 1623-1639
Michael Aelbert †1635
Pieter De Moncheau Ca. 1631-1641
Jaecques Sclessin 1631-1674
Joannes [S...] Ca. 1632
Pieter Sneps 1635-?
Jan Van Larebeke †1648
Johannes Huybrecht 1710
Kapelanen van Onze-Lieve-Vrouw op de Vloer: (133)
Victor De Moro 1517-1518
Hugo (Hugetus) Deinse ?
Johannes De Tourcelles 1517-1518
Simon Culbruck 1517-1518
Jacob Vander Meere 1517-1518
Joes Stalins 1517-1518
Adrianus de Pratis 1517-1518
Joes Clerici, fs. Jacobi 1517-1518
Willem Doens 1538
Johannes Drabbe 1547
Livinus Grenier 1547-1553
Egidius Claijs 1547-1553
Johannes Stalins 1547-1553
Petrus De Guchtenere 1547-1553
Jacobus Ymelot 1547-1553
Gisbertus De Croock 1552-1553
Livinus Fransman 1552-1553
Joannes Cattelet 1568
Guillielmus Van Bogarde 1568
Jaques De Clerck 1600-?
Adrian Claus ?-1607
Jacob De Keyzer 1607-?
Carolus Van Vlaenderen 1609-1624, eveneens scholaster van de cotidiane
Aegidius Van Waesberghe †1616, eveneens pastoor van Onze-Lieve-Vrouw
op de Blandijn
Aegidius Curtvrient Ca. 1616-1624
Johannes Geldolf Ca. 1616-1624
Johannes Biesman 1626-163?, eveneens kapelaan in Lochristi
Judocus Van Boterdale 1624, eveneens kanunnik van Sint-Veerle
Henricus Van (H)Auweghem 1623-1647, eveneens kanunnik te Ronse
Judocus Aerts 1626-†1639, eveneens pastoor van Gentbrugge
Kapelanen van Onze-Lieve-Vrouw in de Beuk: (134)
Cornelis Biestman 1558/1559
Kapelanen van Sint-Antonius: (135)
Henricus Martson 1517-1518
Simon Goethals 1552-1553
Simon Gheerolf (vervanger) 1552-1553
Petrus Fant 1608-1639, eveneens pastoor van Meigem
Kapelanen van Sint-Christoffel: (136)
Jacob Brungaersoene 1509-1542(?)
Marbranus De Orto 1517-1518, eveneens secretaris van de bisschop
van Brussel
Ghyselbrecht Agaert 1519-1528, eveneens ontvanger
Stephanus Merelbecke 1547-1553
Dominicus Everard (vervanger) 1552
Philippus Vande Walle 1560
Antheunis Reynheere †1628, eveneens pastoor van Zomergem
Kapelanen van Sint-Cornelius: (137)
Urbanus Damas 1517-1518
Johannes Bruet 1517-1518
Johannes Vander Meulene 1517-1518
Daniël Martins 1517-1518
Petrus Viruli 1517-1518
Mathijs De Smijtere Ca. 1520-1540
Philips De Jagher Ca. 1520-1540
Lievin Van Ascap Ca. 1520-1540
Jeronimus Viruli Ca. 1520-1540
Anthonius Van Deinse 1547
Gislenus De Grave 1547-1553
Johannes Goddin 1547-1553
Eligius Noe 1547
Carolus Viruli 1547
Johannes Damas 1552-1553
Chaerius Petit 1552-1553
Cornelius Viruli 1552-1553
Lievin Snelle 1566
Lowijc Willems Ca. 1566
Johannes Vander Casheer Na 1566
Henricus Jocquet 1568
[Ub...] Danens vóór 1586
Adriaen vander Snic 1586-...
[...] Ca. 1623, eveneens pastoor van Sint-Denijs
"Quidam Bruxellensis" Ca. 1623
Jacobus Rijbeke Ca. 1639, eveneens kanunnik
Henricus Jocquet 1639-†1644, eveneens kanunnik te Anderlecht
Antonius Baete 1639-†1643
Egidius Vande Perre Ca. 1667
Kapelanen van Sint-Gillis of Sint-Egidius: (138)
Guido Doens 1517-1518
Leonius Hackaert 1517-1518
Johannes De Meyere 1547-1553
Johannes Meganck 1568-1617
Adrianus Adriani 1617-†1667, eveneens kanunnik van Sint-Veerle
Balduinus De Mangelare Ca. 1633
Andreas Denijs Ca. 1633
Kapelanen van Sint-Jacob (139):
Martinus Fo(u)rmanoijr 1547
Nicolas Fourmanoijr 1547
Henricus De Mesmer 1547-1553
Anthonius Reynheere 1568
Judocus Scluis (?) 1568
Joannes Baert Ca. 1610
Antonius Reynheere Ca. 1610
Libertus Froidisnant (?) Ca. 1618
Laurentius Egnoye 1618-1634, eveneens kanunnik te Kortrijk
Laurentius Impens 1634-1635, eveneens scholaster in de Sint-
Jacobskerk te Leuven
Kapelanen van Sint-Donatianus (140):
Livinus Fransman 1547
Kapelanen van Sint-Jan-de-Doper: (141)
Johannes Huusman De Angia (?) 1547-1553
Kapelanen van Sint-Jan-de-Evangelist: (142)
Aegidius De Muldere 1517-1518
Antonius Baete 1623-†1643
Andreas Fant Ca. 1623
Kapelanie van de Heilige-Geest: (143)
Christophorus Blaublomme 1517-1518
Henricus Calfer (?) 1547
Johannes Fiers 1552-1553
Kapelanie van Sint-Laurentius: (144)
Judocus de Turri (Vanden Torre) 1517-1518
Egidius Honet Seelinc 1547
Johannes De Joncheere (alias Bellemakre) 1552-1553
Kapelanie van het Sint-Janshospitaal: (145)
Cornelius Vanden (T)raghe 1517-1518
Wilhelmus De Stoppeleere 1547-1553
Gisbertus Hagaert 1547-1553
Kapelanen van de Dammanskapelanij: (146)
Willem Doens 1538-1566
(147)Sint-Catharinakapel Grauw- of lammerwerkers
wagenmakers en wantenmakers
later de broederschap van Sint-
Barbara
Sint-Antoniuskapel Riemmakers, lantaarnmakers en
speldenmakers
Kapel van HH. Cosmas en Damianus Leertouwers
Heilige Drievuldigheidskapel Houtbrekers
Kapel van Onze-Lieve-Vrouw der Nood Gods Corduwaniers en schoenmakers, ook "gilde" van de Elsenaars
Sint-Annakapel Houtdraaiers of witwerkers
Altaar van de transfiguratie van Christus Kousenmakers
Altaar van Sint-Sebastiaan Sint-Sebastiaansgilde
Sint-Barbarakapel Broederschap van Sint-Barbara
Kapel van Onze-Lieve-Vrouw achter het Hoogkoor Tapijtwevers
Rederijkerskamer Mariën 't Eren
Sint-Maartenskapel Kuipers en wijnschroeders
Sint-Ambrosiuskapel Tijk- en lijnwaadwevers
Sint-Pauluskapel Mandenmakers
Sint-Niklaaskapel Oudekleerkopers
Altaar van Sint-Niklaas Meerseniers
Sint-Gislenuskapel Tapijtwevers
Sint-Christoffelkapel Schrijnwerkers
Sint-Corneliuskapel Houtzagers en houtbrekers
Sint-Machariuskapel Broederschap van Sint-Margriet en Sint-Hermes
Altaar van Sint-Jacob Broederschap van Sint-Jacob in Compostela
Onderdeel van bestanddeelnummer 107. | --- | Cartularium. 1493. | |||||||
1 - 4 | Resolutieboeken. 1655-1797 | ||||||||
Bevat achteraan een index op de resoluties (f° 175), de vrije sepulturen (f° 181) en de jaargetijden, testamenten en giften (f° 185). Ommezijde van het deel: project van de inkomsten voor de kerk en haar dienaars, uit een lof gesticht ter ere van Sint-Jozef en een reglement voor het luiden van de klokken. | 1 | 7 juni 1655 - 2 juli 1708. | 1 deel | ||||||
Bevat achteraan een index op de resoluties, de vrije sepulturen en de jaargetijden, testamenten en giften, en een losse katern getiteld "Indicateur des resolutions prises pour le fabrique d' eglise de Saint-Jacques, 1702-1730". De rug van dit deel is beschadigd. | 2 | 12 januari - 18 juli 1708, 28 augustus 1708 - 4 mei 1750. | 1 deel | ||||||
Bevat achteraan een index op de resoluties, de vrije sepulturen en de jaargetijden, testamenten en giften. In dit deel bevinden zich een aantal losse kwitanties en een akte van aanbesteding van werken aan een huis door de kerk, 23 juli 1773. De rug van dit deel is beschadigd. | 3 | 4 mei 1750 - 7 augustus 1779. | 1 deel | ||||||
Bevat achteraan een algemene index en een index op de onvrije sepulturen. Achteraan dit deel werd eveneens een kopie van de aflaatbrief verleend aan de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën opgenomen. De rug van dit deel is beschadigd. | 4 | 15 augustus 1779 - 6 november 1797. | 1 deel | ||||||
5 - 7 | Registers houdende boeten opgelegd aan de afwezigen op de gewone en buitengewone vergaderingen van de eed. 1693-1744, 1788-1844 | ||||||||
5 | 1693-1708. | 1 deel | |||||||
De laatste katern van dit deel zit los. | 6 | 1708-1744. | 1 deel | ||||||
7 | 1788-1844. | 1 deel | |||||||
Op de achterzijde: minuut van een brief aan de abdis van de Bijloke, door pastoor A. Diepenbroecke, 9 oktober 1725. | 8 | Aantekeningen betreffende resoluties over de prijsuitdeling van de armencatechismus, de missen van Sint-Jozef, Sint-Joachim en Sint-Bernardus, en de benoeming van kerk- en armenmeesters. Ca. 1707. | 1 stuk | ||||||
9 | Resolutie van de kerk- en armenmeesters betreffende hun maandelijks gezamenlijk avondmaal. 29 september 1731. | 1 stuk | |||||||
10 | Uittreksels uit de resolutieboeken van de eed betreffende diverse onderwerpen. 18de eeuw. | 1 stuk | |||||||
11 | Beknopte overzichtlijst van het archief "volgens de toevallige volgorde". Eind 18de eeuw. | 1 katern |