Het archief van de Abdij van Boudelo te Sinaai-Waas en te Gent. Deel I, 1261-1796 (1831)

Archive

Name: Abdij van Boudelo. Sinaai en Gent

Period: 1261-1796 (1831)

Inventoried scope: 29,86 linear meters

Archive repository: State archives in Ghent

Heading : Abbeys, monasteries and commanderies

Inventory

Authors: Asaert, G.

Year of publication: 1976

Code of the inventory: K163

...

Archiefvormer

Naam

Abdij van Baudelo, achtereenvolgens te Sinaai en Gent.

Geschiedenis

De oorsprong van de abdij van O.-L.-Vrouw, naar haar eerste vestigingsplaats, abdij van Boudelo (1)geheten, dient gezocht bij de Gentse Sint-Pietersabdij die in 1197 een kortstondige crisis kende. (2) Onder de leiding van de monnik Boudewijn van Boekel (Balduinus de Bocla) (3)verliet een aantal kloosterlingen de oude Benedictijnerabdij om zich in de eenzaamheid van de plaats Boudelo (4)terug te trekken. Het lijdt geen twijfel dat de keuze van deze vestigingsplaats zorgvuldig was overwogen. Recente opgravingen (5)hebben immers aangetoond dat de bewoning van dit oord tot ver in de prehistorie teruggaat. De nabijheid van de belangrijke weg van Brugge naar Antwerpen evenals het net van waterwegen met verbindingen naar Gent en Hulst maakten deze inplanting bijzonder geschikt.
In zijn stichtingsoorkonde van 25 juli 1200 (6)schenkt Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen, de nieuwe gemeenschap dertig bunder akkerland, een weide, een molen, omliggende woeste gronden en vrijstelling van tienden. Een oorkonde van 18 juli 1213 maakt voor het eerst melding van Boudelo als een abdij (7)die waarschijnlijk in 1215 de regel van Citeaux aanneemt. (8) Gedurende bijna zes eeuwen zullen 38 abten van deze Orde de abdij besturen. (9) De geschiedenis van het klooster (10)kan gevoeglijk in twee perioden worden opgedeeld: van de stichting tot 1578 in Sinaai, van 1578 tot de opheffing (1796) in Gent.
Na een moeizaam begin slaagde de abdij er in tijdens de eerste eeuw van haar bestaan een patrimonium op te bouwen dat in het cijns- en renteboek van 1261-1263 (11)wordt beschreven. Er zijn dan drie uitbatingscentra tot stand gekomen, een eerste rond de abdij van ca.1.000 ha, een tweede en een derde respectievelijk bij Otene (12)en Lamswaarde, (13) de zg. uithoven of grangiae. Maar de eigen domaniale exploitatie is dan reeds door de onrechtstreekse uitbating vervangen. In het begin van de 14de eeuw gaat eerstgenoemde volledig ten onder. (14) In 1296 kwam de abdij in het bezit van het hof van Lijsdonk (15)dat in de 17de en 18de eeuw voor de prelaten als zomerverblijf zal fungeren.
In de twisten tussen het grafelijk huis en de steden koos Boudelo steeds partij voor de vorst. Dit heeft meermaals geleid tot verwoesting van het klooster door opstandige Gentenaars. In 1381 en 1382 waren het de benden van Raes van de Voorde en Frans Ackermans die het vuur aan de gebouwen legden. (16) In het begin van de 15de eeuw herstelt men kerk en abdij maar in 1452 leidt het conflict tussen Filips de Goede en de Gentenaars tot een nieuwe verwoesting. Rond 1460 is de abdij gerestaureerd en gaat haar laatste bloei in het Land van Waas tegemoet. (17) De 16de eeuw begint met grote financiële moeilijkheden veroorzaakt door overstromingen die aanzienlijke delen van het grondbezit treffen. Ook in 1551 overstromen landerijen van het klooster in Axelerambacht, de Havenpolder, de Borgerweert en Tielrodebroek. (18) Maar deze tegenslagen zijn niet noemenswaardig vergeleken met de grote ramp die de abdij in 1578 treft en die een keerpunt betekent in haar verder bestaan. Op 18 augustus van voornoemd jaar plunderden Gentse Calvinisten grondig het klooster. (19) Abt del Rio neemt de wijk naar Keulen en keert slecht in 1583 naar de Nederlanden terug. (20) Alle abdijgoederen worden openbaar verkocht of door de stad Gent beheerd. (21) Na de verovering van° Gent en het Land van Waas door Alexander Farnese besluiten de monniken niet meer terug te keren naar de grondig verwoeste abdijgebouwen in Sinaai maar zich blijvend in een van hun refugia te vestigen. (22) Het refugiehuis te Gent, reeds van in de 13de eeuw tot het patrimonium behorend, (23) bleek het best als definitieve vestigingsplaats geschikt. Het was gelegen ten noorden van de Sint-Jacobskerk en rechtstreeks langs de waterweg met het vroegere moederklooster en de aldaar gelegen domeinen verbonden.
Bovendien had de vooruitziende abt Joannes de Deynze hier in het begin van de 16de eeuw aanzienlijke verbouwingswerken laten uitvoeren. (24) Met de instemming van de Sint-Pietersabdij kon de refugie van Boudelo in 1602 tot de rang van klooster worden verheven. (25) Tijdens de Contra-Reformatie beijveren meerdere abten zich met de verfraaiing van de gebouwen en de interieurs. De bouw van een nieuw abbatiaal huis begint in 1636. (26) In 1660 laat abt Livinus Vaentkens het Boudelohof bij de voormalige abdijgebouwen in Klein Sinaai optrekken. (27)De invasie van de Franse republikeinen betekent het einde voor de eeuwenoude abdij. Engelbertus Delforterie, laatste abt van Boudelo, vlucht in 1793 naar het Noorden. Enkele monniken blijven nog tot 1796 ter plaatse tot op 11 oktober van dat jaar departementale commissarissen hun de ontbinding van de kloostergemeenschap mededelen, ingevolge het decreet tot afschaffing van de geestelijke gemeenschappen. Op 31 oktober daarna drijft men de kloosterlingen manu militari uit.
De gebouwen van de oude abdij worden in 1797 opengesteld als Ecole Centrale, de hovingen als kruidtuin. De kloosterkerk die korte tijd als tempel van de Rede fungeert, of als theater voor republikeinse festiviteiten, krijgt in 1800 de definitieve bestemming van Stadsbibliotheek. Het abbatiaal gebouw aan de Steendam, in 1806 door de overlevende monniken aan het Departement van de Schelde verkocht, blijft tot 1845 residentie voor de bisschoppen van Gent. (28)

Archief

Geschiedenis

Per 16 juni 1796 stelt de Inspectie van Registratie en Nationale Domeinen, samen met de administratie van het Departement van de Schelde, een inventaris op van de archieven van de abdij. (29) Al deze documenten deponeerde men in de gebouwen van het Departement, later in het Provinciaal Archief, in 1852 tot Rijksarchief omgevormd.
Aldaar stelde adjunct-conservator R. Schoorman een beknopte inventaris op (30)die hij door een handschriftelijke inventaris liet volgen. (31)Met de latere aanwinsten omvatte deze 670 nummers. Hoewel het fonds nog vrij omvangrijk is kan men het bezwaarlijk volledig en gaaf noemen. Een oogopslag op de diverse reeksen brengt onmiddellijk talrijke hiaten aan het licht. Het is evident dat de verwoesting van het klooster in 1578 ook in het archief sporen heeft nagelaten. Toch zijn nog heel wat oudere stukken tot ons gekomen.

Verwerving

Het archief is sinds de Franse tijd openbaar domein, bijgevolg staatseigendom.

Inhoud

Onderhavige inventaris omvat alle archiefstukken, de charters uitgezonderd. Het totaal aantal nummers bedraagt 3090.
Van de oorkondenverzameling (32)zal in een regestenlijst worden opgesteld die als deel II zal worden gepubliceerd (zie huidige toegang K164).
Het is bekend, en onze voorgangers hebben dit herhaaldelijk onderstreept, dat de toepassing van het principe van herkomst bij de klassering van kerkelijke archieven bijna steeds ernstige problemen stelt. (33) Dit was beslist het geval voor onderhavig fonds waarin wij geen enkele oude inventaris van de hand van een kloosterling mochten aantreffen. Slechts enkele sporen van een vroegere inventarisatie waren ' voorhanden, (34) echter niet voldoende om er een nuttig gebruik van te maken. De inventaris van Schoorman (35)vertoont geen systematische structuur, geeft wel een beknopte beschrijving van de registers, maar behandelt de pakken met losse stukken zeer oppervlakkig. Diverse stukken, niet beschreven bij Schoorman, kwamen aldus aan het licht en moesten in een nieuw thematisch en chronologisch klasseringssysteem een plaats krijgen.
Wij hebben ons daarom laten leiden door het schema dat in de algemene goederenregisters wordt gevolgd en dat, ofschoon geen spoor van enige domaniale structuur vertonend, vaak toch een stereotiepe volgorde respecteert. Deze goederenregisters vormen met de talrijke pacht-. en renteboeken de ruggengraat van de inventaris. Wij hebben het dan ook nodig geoordeeld de inhoud van alle registers te analyseren met zoveel mogelijk opgave van de oorspronkelijke titel, de aard van de band, de foliering, het jaar van aanleg, de latere aantekeningen en eventuele klappers. Slechts als de schrijfstof perkament is wordt dit uitdrukkelijk vermeld.

Ordening

Volgens een beproefd klasseringsplan beschrijft een eerste deel de abdij in het algemeen, (36) een tweede omvangrijker deel het beheer van de goederen. (37) In het eerste deel verdienen vooral de drie cartularia, A, B en C de aandacht. (38) De monnik Matheus van de Eede stelde ze samen in 1544-1546. Bij de stukken betreffende de religieuzen, in hiërarchische orde, (39) bevindt zich het 18de-eeuwse obituarium, (40) een rubriek paspoorten (41)en een interessante collectie van twaalf artsenijboeken van 1682 tot 1785. (42) De correspondentie, bij Schoorman chronologisch gerangschikt per decennium, werd opgedeeld in ontvangen en verzonden briefwisseling en gerangschikt per jaar, maand en dag. (43)Vele processtukken bleken ongeklasseerd te zijn. Zoveel mogelijk hebben wij de samenhang van de procesbundels hersteld. Processen betreffende het goederenbezit kwamen geografisch in het tweede deel terecht. Van de overige werd een aparte lijst aangelegd. (44) De administratie van het domein komt in het tweede deel aan bod, met het algemeen beheer van de goederen (45)en het beheer per territoriale omschrijving, eerst gewestelijk (kasselrij, ambacht, land), daarna plaatselijk (parochie, heerlijkheid, polderbestuur). (46) Voor het algemeen beheer droegen zowel de abt als de procurator en de ontvangers zorg. Wij vinden er de weerspiegeling van in de rekeningen, ontvangst- en uitgavenboeken, kladboeken en kwitanties. (47) Rekeningen van abdijdiensten zijn slechts fragmentarisch voorhanden. (48) De algemene pachten renteboeken vormen daarentegen een kostbaar materiaal dat de periode 1417-1741 overspant. (49) Ouder dan deze reeks zijn de drie cijns- en renteboeken, respectievelijk van 1261-1263, (50) 1346-1401 (51)en 1392. (52)Merkwaardig is de verzameling 17de en 18de eeuwse documenten betreffende de zg. abdijbroden. Dit zijn pensioenen levenslang uit te betalen door de abdij aan personen door de landvorst hiertoe waardig bevonden. (53) In dit geval gaat het voornamelijk om weduwen van officieren en ambtenaren die dikwijls in het buitenland verblijf houden en attesten moeten voorleggen waaruit blijkt dat zij nog tot de levenden behoren. (54)Door de rijke en goed bewaarde maar niet geklasseerde collectie kwitanties thematisch te ordenen kwamen interessante gegevens over de huishouding aan het licht. (55)Het goederenbezit van de abdij lag, de Antwerpse bezittingen uitgezonderd, in het graafschap Vlaanderen, en wel voornamelijk in het Land van Waas, bakermat van het domein, verder in Gent, de tweede vestigingsplaats, en in de ambachten Hulst, Axel en Assenede, of grosso modo in het gebied ten westen begrensd door de Braakman, ten noorden en ten oosten door de Schelde en ten zuiden afgelijnd door de Durme. De kern van dit bezit kan warden gesitueerd binnen de driehoek Moerbeke-Stekene-Sinaai. Buiten dit gebied lagen kleinere bezittingen in de landen van Aalst, Dendermonde, Zottegem en in de kasselrij Kortrijk. Bovendien kon de abdij bogen op een uitgebreid tiendenbezit in het Land van Waas, naast tienden in de ambachten Hulst, Assenede en Axel, en in de parochies Kalken, Wetteren, Lede en Erpe. Wij hebben ons door deze volgorde laten leiden en zijn aldus bewust afgeweken van de klassieke indeling volgens de huidige rijks- en provinciegrenzen waarbij wij de Zeeuws-Vlaamse bezittingen bij het buitenland hadden moeten rekenen en dus achteraan klasseren wat niet erg zinvol leek.
Enige toelichtingen bij deze bezittingen.
Na de hoofdcijnsboeken, (56) interessant voor de familiegeschiedenis, volgen in de kasselrij Waas de goederen van de zg. fundatie, van de heerlijkheid van de spijker en van de heerlijkheid van de poort en aalmoezenij.
De fundatie (57)omvat goederenbezit in het kerngebied van de abdij,vooral in Moerbeke en Sinaai, waarvan het klooster het eigendomsrecht bezit, de bewerker van het land enkel het gebruik van de grond.
Oprichting van gebouwen, planten en hakken van bomen is afhankelijk van de abbatiale toestemming. Dit geldt ook voor het belasten van de grond. Verandering van bezitter door overlijden, huwelijk, koop en verkoop, ruil of enige andere transactie is onderworpen aan betaling van een recht voor de eigenaar, de abdij. Overigens is dit fundatieland vrij van tienden en grafelijke renten. (58)Deze fundatie heeft drie reeksen opgeleverd :
1.de fundatieboeken, van 1515 tot 1794. (59) Van 1601 af, als de fundatie in Stekene in aparte registers wordt beschreven, zijn er twee reeksen;
2.de rekeningen van de ontvangers der fundatie, van 1619 tot 1765; (60)3.de registratie van de akten van 1634 tot 1796. (61) De heerlijkheid van de spijker is allodiaal (gehouden van Godt) en gelegen in de parochies Vrasene, Sint-Gillis, Kemzeke, Haasdonk, Sint-Pauwels en Sint-Niklaas. Deze heerlijkheid heeft een baljuw en zes schepenen. De gronden zijn met renten belast. (62)De archieven omvatten een zg. spijkerrol van het tiende van de 14de eeuw, (63) spijkerboeken van 1494 tot 1743 (64)en spijkerrekeningen van 1564 tot 1792. (65)De heerlijkheid van de poort en de aalmoezenij is gelegen in Daknam, Lokeren en Waasmunster en heeft een vierschaar te Daknam bij het veer, met een baljuw en zes schepenen. Op deze goederen heft de abdij een jaarlijkse rente en de penning 16 (6,25 %) op de verkoopwaarde bij transactie van goed. (66) Van deze heerlijkheid zijn voorhanden de wettelijke passeringen ·van 1670 tot 1795, (67) de renteboeken van 1693 tot 1733, met aantekeningen tot 1794 (68)en de registratie van documenten betreffende deze heerlijkheid van 1664 tot 1719. (69) Verder nog een rekening van 1567. (70) De ontvangsten van granen, van landen tiendenpacht in het Land van Waas staan genoteerd in registers van 1362 tot 1587. (71) Handboeken van de tienden in Sint-Gillis, Verrebroek, Vrasene en Koningskieldrecht zijn voorhanden van 1717 tot 1793, (72) rekeningen van 1699 tot 1789. (73)Na de visserijrechten in rivieren van het Waasland (74)en enkele procesbundels volgen de goederen alfabetisch gerangschikt per gemeente. Goederen gelegen in meer dan een parochie zijn alfabetisch gerangschikt op de eerste gemeente. Heerlijkheden staan gerangschikt onder de gemeente waar zij hun foncier hebben, polders onder de gemeente van dezelfde naam of waar het grootste deel van het grondgebied van de polder zich uitstrekt. Per gemeente klasseerden wij de rubrieken als volgt: betalingen aan de parochiegeestelijkheid en aan het kerkpersoneel; betalingen aan de gemeente (de zg. parochieonkosten); verkoop, verpachting, renten, schotgelden; werken aan gebouwen, wegen en kunstwerken; verkoop van bomen; kwitanties; processen.
Het is evident dat in de kasselrij van de Oudburg voornamelijk de bezittingen in Gent opvallen. Tijdens de Calvinistische periode worden zij beheerd door stedelijke commissarissen. (75) Verder zijn er documenten voorhanden over de administratie van de refugie in de 16de eeuw, (76) losse stukken over onroerende bezittingen, (77) kwitanties van door de abdij verschuldigde renten aan instellingen en natuurlijke personen (78)en processtukken. (79) Een metingboek beschrijft het goederenbezit in de ambachten Assenede, Axel en Hulst. (80)Voor de uitbating in Hulsterambacht zijn er pachtboeken voorhanden van 1380 tot 1789, (81) betreffende delen van het domein van 1420 tot 1565, (82) cijnzen renteboeken van 1374 tot 1620, (83) rekeningen van de ontvangers van 1513 tot 1774, (84) handboeken en rekeningen van schotgelden uit de me en 17de eeuw, (85) processtukken betreffende goederen in Hulsterambacht van 1543 tot 1773, (86) gevolgd door het bezit in de heerlijkheden Saaftingen en Sint-Jansteen. (87) Het goederenbeheer in Axelerambacht heeft een 15de eeuws metingboek doen ontstaan, (88) evenals een reeks pachtboeken (ca. 1398-1574), (89) de rekeningen van de ontvangers (van 1501 tot 1786 met lacunes) (90)en de rekeningen van schotgelden (1514-1559). (91)Hierna volgen successievelijk de stukken betreffende de parochies. (92) Het goederenbezit in de bedijking van Canisvliet en aangrenzende polders neemt hierin een grote plaats in. (93)In Assenederambacht is het domein minder aanzienlijk. (94)In het Land van Aalst mag de aandacht worden gevestigd op de reeks rekeningen van de abdijontvangers van 1736 tot 1793. (95)Minder substantie hebben de stukken betreffende het goederenbezit in de landen van Dendermonde (96)en Zottegem. (97) Daarentegen dient voor de kasselrij Kortrijk gewezen op de archieven inzake de heerlijkheden van Opper- en Nederhove te Aarsele, zowel rekeningen als metingboeken. (98) De stukken van de refugie te Antwerpen zijn van geringe betekenis. (99)

Voorwaarden voor de raadpleging

Het archief is ouder dan 100 jaar, de raadpleging is vrij.

Voorwaarden voor de reproductie

Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief.

Bestaan en bewaarplaats van originelen

Hoewel het grootste deel van de archieven van de Boudeloabdij in deze inventaris staan beschreven bevinden documenten die raakpunten hebben met dit klooster zich in diverse archieffondsen. Een opsomming hiervan vinde men in onze voor het Monasticon Belge opgestelde notitie.
Verwijzing i.v.m. abdij Baudelo, zich bevindend in :
Op microfilm in het rijksarchief Gent : Rol 1: 1-16 en Rol 2: 13-26.
Kappitelarchief Doornik, Fonds des paroisses et abbayes. Baudeloo, Fardes 1 à 10.
Kappitelarchief Doornik, Fonds des paroisses et abbayes. Baudeloo, Fardes 11 à 26.

Beschrijvingsbeheer

Deze inventaris werd anno 2024 omgezet in het hedendaagse sjabloon van de Belgische Rijksarchieven.

Lijst van afkortingen

al.= alias.
alf.= alfabetisch.
bd.= band.
f.= zoon.
ged.= gedeeltelijk.
gef.= gefolieerd.
gep.= gepagineerd.
kat.= katerne.
koh.= kohier.
lb.= pond.
n.= niet.
p.= pagina.
pag.= paginering.
perk.= perkamenten
reg.= register.
rek.= rekening.
s.= schelling.

Lijst van Abten

Impinus.
Aemilius.
1. Gerardus.
2. Theodoricus I, [1218] [1226]. (100) 3. Amelius, [1226]-[1231]. (101) 4. Theodoricus II, [1234]-[1235].
5. Jacobus I de Moneta,[1240]-[1261].
6. Balduinus Brossche, [1261]-[1268].
7. Egidius Amicus, [1268]-[1269].
8. Johannes Albus, [1269]-?
9. Guillielmus Speliaert, ?-?
10. Johannes de Berlandia, ?-1301.
11. Jacobus II de Moneta, [1302]-[1335].
12. Gilbertus de Pape, [1336]-[1341].
13. Guillelmus Pittin, [1342]-1368/1369.
14. Gerardus van der Zijpe, 1369-1393.
15. Gosuinus van den Wijngaerde alias de Vinea, 1393-1404.
16. Petrus de Scuttere, [1405]-1416.
17. Petrus Scoenardt, 1416-[1423].
18. Daniel Militis, 1423-1443.
19. Joannes de Blocscoemakere, 1444-1458.
20. Livinus de Hooghe alias Alti, [1459]-[1480].
21. Guillielmus van Wymeersche, [1480]-[1491].
22. Petrus van Eetvelde, [1497]-1503.
23. Guillelmus de Merica, [1504]-1512.
24. Joannes de Deynse alias Donza, 1513-1540.
25. Vincentius Impins, 1540-1549.
26. Jacobus de Drayere, 1551-1561.
27. Jacobus del Rio, 1562-1610.
28. Guillelmus de Castillo, 1610-1636.
29. Joannes d'Ysembaert, 1636-1647.
30. Balduinus van der Schuere, 1647-1649.
31. Livinus Vaentkens, 1649-1680.
32. Gregorius van Rooden, 1680-1685.
33. Petrus Everaert, 1685-1703.
34. Bernardus Zoetaert, 1703-1709.
35. Joannes Valkgrave, 1712-1720.
36. Gregorius Duermael, 1721-1735.
37. Anthonius Patheet, 1735-1758.
38. Engelbertus Delforterie, 1759-1794.

1Inventaris van alle brieven die liggen in de Casse G2. Na 1544.1 katern
2Inventaris van stukken door Jan Wielant, ontvanger van Boudelo, overgedragen aan Franchois del Rio, secretaris van de prelaat. Einde 16de eeuw.1 pak
3Stukken betreffende oude klasseringen. 16de-18de eeuw.1 pak
4Inventaris van registers, papieren, titels en documenten, opgesteld door François Bourgoing, inspecteur van Registratie en Nationale Domeinen, en François Cocquin, commissaris van de administratie van het Departement van de Schelde. 16 juni 1796.2 katernen
5[R. SCHOORMAN], Inventaire des archives de l'abbaye de Baudeloo. Handschriftelijke 19de-eeuwse inventaris met latere aanvullingen, omvattend 670 nummers. S. d.1 deel
6[N. N. ], Chronologische regestenlijst van oorkonden uit de drie cartularia. S. d.1 deel
7Beknopt historisch overzicht, 1197-1757, 18de-eeuwse hand. [18de eeuw].1 katern