Name: Sint-Baafs en Bisdom Gent. Serie K
Period: 13de eeuw-1803 (1880)
Inventoried scope: 139,55 linear meters
Archive repository: State archives in Ghent
Heading : Catholicism
Authors: Carnier, Marc
Year of publication: 2005
Code of the inventory: K81
Officialiteit van het Bisdom Gent
Eind twaalfde, begin dertiende eeuw ontstond in de bisdommen een vaste bisschoppelijke rechtbank onder leiding van een officiaal. Die was door de bischop aangesteld en kon door hem ook weer afgezet worden. De officiaal bekleedde de volle bevoegdheid om de aan de bisschop voorbehouden rechtspraak uit te oefenen. Hij sprak autonoom vonnissen uit, waartegen geen hoger beroep mogelijk was bij de bisschop en voerde de vonnissen uit (1).
Bij de oprichting van het bisdom Gent werd ook een nieuwe officialiteit opgericht. Zoals voor het aartsbisdom Mechelen moet er ook in Gent een vrij lange overgangsfase geweest zijn waarin de oude geestelijke hoven naast de nieuwe instelling bleven functioneren (2). Het oudste register van de Gentse officialiteit dateert van 1568, wat gezien het feit dat de eerste bisschop pas in 1565 geïnstalleerd werd, er toch op wijst dat de instelling vrij snel uit de startblokken is geschoten.
De officialiteiten behandelden zowel zaken waarbij de geestelijkheid betrokken was (ratione personae: het zogenaamde privilegium fori) als zaken die te maken hadden met het geloof in een ruime betekenis (ratione materiae). Dit laatste bevatte aangelegenheden in verband met sacramenten (vooral huwelijkszaken), orthodoxie van geloof (ketterij, toverij, bijgelovige praktijken...), maar ook woeker, niet-naleving van rust op zon- en feestdagen, blasfemie, prostitutie... De middeleeuwse officialiteiten hadden aanvankelijk van een nog ruimere bevoegdheid genoten, zoals gewone contentieuze zaken tussen leken onderling, maar de centrale overheid, daartoe geregeld aangespoord door de stedelijke gemeenschappen, drong de macht van de kerkelijke rechtbanken geleidelijk aan terug. Dit proces zou ook tijdens de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw onverminderd verdergaan (3).
De officiaal raakte bevoegdheden kwijt, maar wezenlijker was nog dat heel wat van zijn bevoegdheden ook door de wereldlijke rechtbanken werden uitgeoefend (de zogenaamde causae mixtae). Vele zaken konden zowel bij het geestelijk hof als bij een wereldlijke rechtbank worden behandeld. Reeds bij de oprichting van de Gentse officialiteit was het mogelijk om tegen een vonnis bij een wereldlijke rechtbank (in het bijzonder de Raad van Vlaanderen) in hoger beroep te gaan, en dit in quasi alle aangelegenheden. Dit leidde tot talrijke bevoegdheidsconflicten, maar dit behoorde eigenlijk bijna tot de eigenheid van de officialiteit (4). Welke zaken concreet door de officiaal werden behandeld verschilden bovendien ook van regio tot regio. Daarbij speelden vroegere stedelijke of landsheerlijke privileges een rol, net als de dynamiek van de lokale en regionale rechtbanken, en de daadkracht van de officiaal en bisschop een rol.
De actieradius van de officialiteit bleef echter ruim. De officialiteit had ook een belangrijke administratieve en gracieuze bevoegdheid, bijvoorbeeld in verband met geestelijken (testamenten, vastleggen van titel sacerdotaal) en in verband met huwelijksdispensaties.
De Gentse officialiteit volgde tot het einde van het Ancien Régime de statuten van de Mechelse kerkprovincie van 1625 (Statuta omnium curiarum ecclesiasticarum Mechliniensis) (5) en kende dan ook een personeelsbestand dat gelijklopend was met dat van de haar omringende bisdommen (6). De rechtbank die zetelde in het consistorie (in Gent een deel van het bisschoppelijk paleis) werd voorgezeten door de officiaal, steeds een geestelijke, doctor of licentiaat in de beide rechten en meestal een kanunnik van het kathedraal kapittel (7). Hij werd bijgestaan door een zegelaar (sigillifer), een griffier (scriba of graphiarius), een promotor, een auditeur, appariteurs en een ontvanger. Verder waren er bij de rechtbank ook nog meerdere advocaten of procureurs verbonden, waarvan één de functie van advocaat-fiscaal waarnam. Tenslotte had het geestelijk hof ook een eigen gevangenis die onder toezicht stond van een cipier.
Vooral de zegelaar, de griffier en de promotor waren in de procedures nadrukkelijk aanwezig. De machtsverhouding tussen deze ambtenaren was ook wisselend. Het was een kleine administratie waarin bevoegdheden vrij gemakkelijk konden schuiven. De zegelaar was vooral actief bij de uitvoering van de straf, zoals het innen van de boeten en hij hield de rekeningen van de rechtbank bij. De promotor (causa officii) trad in criminele zaken op een als een soort openbaar ministerie. Hij spoorde de misdadigers op, daagde ze voor de rechtbank spande de rechtszaak in (hij werd in een criminele zaak steeds als actor beschouwd) en trad daarin op als de verdediger van het algemeen belang. In contentieuze zaken trad hij vaak op als procurator van een van de partijen. De griffier bewaarde de door de partijen ingebrachte stukken en was verantwoordelijk voor het opstellen, verzenden en bewaren van de stukken die de rechtbank zelf aanmaakte. De auditeur was een lagere beambte die een rol had in de inning van sommige taksen. De appariteurs of deurwaarders moesten de dagingen bezorgen en de straffen uitvoeren. De advocaten stonden de partijen bij in de rechtszaak, de procureurs traden op als plaatsvervanger van één van de partijen (8).
Het archief werd in principe bewaard in het consistorie. In een ordonnantie van 1768 probeerde bisschop Maximilianus Antonius vander Noot een aantal misbruiken in de officialiteit uit te roeien. Eén van zijn terechtwijzingen ging over het feit dat de registers van de officialiteit niet op eenzelfde plaats werden bewaard. Hij beval de griffier om de registers van sententien, enquesten, titulen presbyterael en ferien (rol) op het consistorie te bewaren, waar ze verder goed bijgehouden moesten worden. In de toekomst was het bovendien verboden om de registers daar weg te nemen (9).
De opheffing van het bisdom Gent in 1801 was het begin van een lange en bewogen geschiedenis van het archief van het bisdom. In tegenstelling met het eigenlijke bisdomarchief dat uiteindelijk relatief ongeschonden tot ons is gekomen, is het archief van de officialiteit veel slechter bewaard (10). Voor Gysseling was de schuldige bekend, namelijk Jean Baptiste Lavaut (1834-1900), archivaris van het bisdom en de kathedraal: Ook de officialiteit heeft hij in ruime mate vernietigd; bladen waar celibaatovertredingen ter sprake kwamen zijn uit de registers weggescheurd (11). Die bladen zijn inderdaad weggescheurd, toch in één register, en mogelijk was Lavaut de schuldige, maar zeker is dit allerminst. Het verklaart bovendien niet waarom belangrijke reeksen van het archief van de officialiteit waarin niets over het liederlijk leven van de geestelijken kan gevonden worden, ook amper zijn bewaard. De enorme lacunes kunnen dus moeilijk op conto van Lavaut geschreven worden en dateren vermoedelijk eerder van tijdens de afschaffingsperiode.
De slechte bewaartoestand heeft ook consequenties voor de ordening van dit archief. Zoals reeds vermeld, gaf bisschop vander Noot in 1768 aan wat hij als kernarchief van de officialiteit beschouwde, namelijk de rolregisters (ferieboeken), de registers van enkwesten, de registers van vonnissen en de registers met de titels presbiteraal. De drie eerste gaven elk een fase weer tijdens de rechtsgang en konden zowel voor criminele als voor contentieuze zaken gebruikt worden. Aanvankelijk bleken deze zaken ook door elkaar opgetekend te worden (er werd wel een apart rolregister voor de contentieuze zaken van de geestelijkheid bijgehouden), maar reeds vanaf het begin van de zeventiende eeuw bestonden er blijkbaar aparte registers voor criminele en contentieuze zaken. De officialiteit hield rolregisters (ferieboeken), registers van verbalen (12), registers van enkwesten en registers van vonnissen bij, apart voor contentieuze en criminele zaken. Er zijn ons echter te weinig van deze registers overgeleverd en bovendien dan nog uit verschillende periodes, om te kunnen bepalen of er binnen deze registers enige verschuiving qua inhoud plaatsvond. Ook krijgen we weinig greep op het concreet verloop van de procedure: wie was voor welke stap verantwoordelijk en wie stelde welk stuk op?
Omdat we geen zicht konden krijgen op de oude ordening van het archief, werd geopteerd voor een indeling volgens de handelingen. Een indeling volgens de organisatie was door de slechte overlevering enkel op het hoogste niveau mogelijk, hoewel ik ervan overtuigd ben dat in de organisatiestructuur een aantal sleutels liggen die kunnen verklaren waarom bepaalde archiefbestanddelen werden bewaard. Zo is het niet onmogelijk dat de losse vonnissen die veelvuldig zijn bewaard, gebruikt werden door de zegelaar om de inkomsten te innen. Verder is het ook best mogelijk dat een deel van het archief eigenlijk de persoonlijke papieren zijn van ambtenaren zoals van promotor Petrus de Caesmaker. Het archief is echter te disparaat en te lacuneus om dit te kunnen hard maken, laat staan om dit als ordeningscriterium te gebruiken.
Het archief is ouder dan 100 jaar en bijgevolg zonder enige beperking openbaar. Alle stukken zijn vrij raadpleegbaar, tenzij de materiële toestand van een document het niet zou toelaten. Voor sommige kostbare stukken kan de toestemming van het diensthoofd vereist zijn.
Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief.
De stukken die in de inventaris geordend werden, behoren tot het grote conglomeraat Sint-Baafs en bisdom Gent dat in het Rijksarchief te Gent wordt bewaard. De meeste stukken zijn afkomstig van het blok dat door het bisdom in 1952 werd gedeponeerd. Aangezien de officialiteit als een zelfstandige archiefvormer was, hebben we ervoor geopteerd om dit als een apart deel te publiceren, los van de eigenlijke inventaris van het bisdom Gent en het kathedraal kapittel.
Stukken uit de K-reeks van het archief van Sint-Baafs en Bisdom Gent werden hier met hun effectieve nummer aangeduid en kunnen daarmee worden aangevraagd, in combinatie met het nummer van deze toegang (K81). Voor de overige stukken dient de aanvraaginstructie te worden gevolgd die zich onderaan de beschrijving bevindt.
CLOET M. o.l.v., Het bisdom Gent (1559-1991). Vier eeuwen geschiedenis, 2e druk, Gent, 1992.
COLLIN L., Jean Baptiste Lavaut (1834-1900), archivaris van het bisdom Gent, in Qui valet ingenio. Liber amicorum aangeboden aan dr. Johan Decavele, Gent, 1996, 109-132
DE BROUWER J., In hoever bevestigt de officialiteit van Antwerpen de besluiten getrokken uit die van Mechelen?, in Handelingen van de Koninklijke Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, 21 (1967), 47-108.
DE BROUWER J., De officialiteit van Gent, in Handelingen van de Koninklijke Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, 22 (1968), 87-173.
DE BROUWER J., De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795, 2 delen, Tielt, 1971-1972.
DE RAM P.F.X. ed., Synodicon Belgicum sive acta omnium ecclesiarum belgii a celebrato concilio tridentino usque ad concordatum anni 1801, 4 dln, Mechelen, 1828-1839 (herdruk Luik, 1996)
ELIAS H.J., Kerk en staat in de Zuidelijke Nederlanden onder de regeering der aartshertogen Albrecht en Isabella (1598-1621), Leuven, 1931.
NAZ R., Official, in Dictionnaire du droit canonique, 6, 1957, kol. 1105-1111.
PUT E., Al de mannen van de aartsbisschop. De organisatie van het aartsbisdom Mechelen (1559-1620), in Bisdommen in de Zuidelijke Nederlanden (Middeleeuwen en Nieuwe Tijd), Vierde studiedag Belgische kloostergeschiedenis, Algemeen Rijksarchief, 10 april 2002, Akten, Brussel, 2002, 71-85.
ROEGIERS J., Kompetenzkonflikte im Eherecht der Österreichischen Niederlände. Der Fall des Genter Offizials Clemens (1786), in Recht en instellingen in de Oude Nederlanden tijdens de middeleeuwen en nieuwe tijd. Liber amicorum Jan Buntinx, Leuven, 1981, 605-618.
Statuta omnium curiarum ecclesiasticarum provinciae Mechliniensis, Mechelen, 1625 (herdruk 1667).
VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK M., De officialiteit van Doornik. Oorsprong en vroege ontwikkeling (1192-1300), Brussel, 1985.
VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK M., Het lot van de kerkelijke rechtbanken in de bisdommen Doornik, Kamerijk en Terwaan in de late middeleeuwen, in Bisdommen in de Zuidelijke Nederlanden (Middeleeuwen en Nieuwe Tijd), Vierde studiedag Belgische kloostergeschiedenis, Algemeen Rijksarchief, 10 april 2002, Akten, Brussel, 2002, 31-45.
Aan te vragen via toegangsnummer K79, bestanddeelnummer 3052. | --- | Bul waarbij paus Leo X aartshertog Karel vergunt dat zijn onderdanen en onderhorige instellingen, leken zowel als geestelijken, niet in eerste instantie voor rechtbanken buiten zijn rijk mogen worden gedagvaard. 5/7/1515. | 1 charter | ||||||
- - - - - - - | Akte van notaris Alexander Madoets in verband met de afkondiging door de officiaal van het bisdom Kamerijk te Brussel van de bulle van 5 juli 1515. 13/11/1515. | ||||||||
Aan te vragen via toegangsnummer K79, bestanddeelnummer 3066. | --- | Charter 1. | 1 charter | ||||||
Aan te vragen via toegangsnummer K79, bestanddeelnummer 3067. | --- | Charter 2. | 1 charter | ||||||
Aan te vragen via toegangsnummer K79, bestanddeelnummer 3068. | --- | Charter 3. | 1 charter | ||||||
Aan te vragen via toegangsnummer K79, bestanddeelnummer 3069. | --- | Charter 4. | 1 charter | ||||||
Aan te vragen via toegangsnummer K79, bestanddeelnummer 3070. | --- | Charter 5. | 1 charter | ||||||
Aan te vragen via toegangsnummer K79, bestanddeelnummer 3071. | --- | Charter 6. | 1 charter | ||||||
19153 | Authenthiek afschrift van de vergunning door Jacobus Boonen, aartsbisschop van Mechelen aan de Gentse officiaal om voor drie jaar inwoners van het aartsbisdom voor de Gentse officialiteit te dagen. 22/10/1622. | 1 stuk | |||||||
10559 | Vergunning door Jacobus Boonen, aartsbisschop van Mechelen aan bisschop Antonius Triest om onderhorigen van het bisdom Gent die voor zijn rechtspraak naar het aartsbisdom gevlucht zijn ook daar te mogen aanhouden. 18/11/1638. | 1 stuk | |||||||
Aan te vragen via toegangsnummer K76, bestanddeelnummer 359. Bevat een losse katern met inhoudstafel. | --- | Register met stukken betreffende de verhouding tussen officialiteit en de provinciale en centrale overheid. 1622-1737. | 1 deel | ||||||
18060 | Verhandeling (casus) of het inschrijven van wisselbrieven met interest woeker is. [17e eeuw]. | 1 stuk | |||||||
Met klad van antwoord. | 12036 | Verzoekschrift van de officiaal van Kamerijk om een attest dat de officialiteit inzake incest bevoegd is. 1/2/1736. | 1 stuk | ||||||
9501 | Tractaten, uiteenzettingen en kopies van stukken van andere officialiteiten betreffende de bevoegdheid van het geestelijk hof, gebruikt als documentatie. 1611-1794. | 1 omslag |