Name: Sint-Niklaasabdij Veurne
Period: 1153-1795
Inventoried scope: 1 linear meters
Archive repository: State archives in Bruges
Heading : Abbeys, monasteries and commanderies
Authors: Dekoster, Kevin
Year of publication: 2023
Code of the inventory: INV 218
Sint-Niklaasabdij van Veurne
Norbertijnencollege van Diksmuide
Sint-Ceciliapriorij van Diksmuide
Sint-Niklaasparochie van Veurne
De vroegste geschiedenis van de voormalige Sint-Niklaasabdij van Veurne is grotendeels in nevelen gehuld. In 1120 vaardigde Jan van Waasten, bisschop van Terwaan (1099-1130), een oorkonde uit waarin de rechten en de bezittingen van de abdij werden beschreven en bevestigd. Uit deze akte blijkt duidelijk dat er op dat moment al enige tijd een gemeenschap van reguliere kanunniken aanwezig was in Veurne. (1) Tijdens het episcopaat van Milo I (1130-1158/1159) sloot deze gemeenschap zich aan bij de orde van Prémontré. (2) In de loop van de twaalfde en de dertiende eeuw verwierf de abt van de Sint-Niklaasabdij het patronaatsrecht over verschillende parochies in en rond Veurne, waardoor hij religieuzen van de abdij als kandidaat-pastoors voor de parochies in kwestie mocht voordragen aan de bisschop. (3) Daarnaast verkreeg de abdij ook het recht op een deel van de tienden van deze parochies. Hierdoor kwam de Sint-Niklaasabdij echter in conflict met het Sint-Walburgakapittel van Veurne, dat eveneens aanspraak maakte op deze tienden. In 1249 sloten beide religieuze instellingen uiteindelijk een compromis. De Sint-Niklaasabdij stond alle rechten die ze op de tienden van negen parochies meende te hebben af aan het Sint-Walburgakapittel. In ruil hiervoor verkreeg de abdij een prebende in het kapittel. De houder van deze prebende, de zogenaamde "witte kanunnik" (naar het witte ordekleed van de norbertijnen), had echter geen stem in het kapittel en mocht evenmin de kapittelvergaderingen bijwonen. (4)
De Sint-Niklaasabdij bevond zich aanvankelijk binnen de stedelijke kern van Veurne. In 1170 verhuisde de gemeenschap echter naar een locatie buiten de stadskern. In 1578 werd dit abdijcomplex onder calvinistische druk in opdracht van het stadsbestuur van Veurne afgebroken en verlieten de norbertijnen de stad. Nadat landvoogd Alexander Farnese in 1583 de stad had heroverd en er de katholieke eredienst had hersteld, keerden de gevluchte witheren geleidelijk aan terug naar Veurne. Aangezien hun abdij was afgebroken, vestigden ze zich in hun refugehuis binnen de stadsmuren. De abten Philippus van Damme (1588-1616), Christianus Druve (1616-1636) en Paulus de Gomiécourt (1636-1653) bouwden dit refugium gaandeweg uit tot het imposante abdijcomplex dat wordt afgebeeld in het tweede deel van de Flandria illustrata (1644) van de Ieperse kanunnik Antonius Sanderus (1586-1664). (5) Onder impuls van Druve nam het generaal kapittel van de norbertijnen in 1618 de gasthuiszusters van Bethanië, die achtentwintig jaar eerder vanuit hun verwoeste klooster in Wulpen naar Veurne waren gevlucht, op in de orde van Prémontré. Het Veurnse norbertinessenklooster van Sint-Jozef van Bethanië werd uiteindelijk in 1783 door Jozef II afgeschaft. (6)
Tijdens het abbatiaat van de energieke Christianus Druve gingen de Veurnse norbertijnen zich bovendien steeds meer toeleggen op onderwijsactiviteiten. In 1617 kon Druve door middel van een akkoord met de magistraat van de stad en kasselrij Veurne bewerkstelligen dat de organisatie van het Latijns onderwijs in de stad Veurne aan zijn abdijgemeenschap werd toevertrouwd. (7) Zes jaar later richtte hij in Douai een college op voor ordegenoten die aan de plaatselijke universiteit wensten te studeren. (8) In 1629 opende Druve op verzoek van de lokale magistraat een Latijnse school in Diksmuide. (9) Zijn opvolger Paulus de Gomiécourt richtte in 1649 een gelijkaardige onderwijsinstelling op in Nieuwpoort. (10)
Onder abten Druve en de Gomiécourt bereikte de Sint-Niklaasabdij het hoogtepunt van haar macht en rijkdom. Zo telde de abdijgemeenschap in 1646 niet minder dan zevenenvijftig leden (drieënvijftig geprofeste religieuzen en vier novicen), die een groot aantal parochies en verschillende onderwijsinstellingen onder hun hoede hadden. (11) In de tweede helft van de zeventiende eeuw kwam er echter geleidelijk aan een einde aan deze bloeiperiode. Een afname van het aantal religieuzen en de algemene financieel-economische malaise ten gevolge van de oorlogen die de Zuidelijke Nederlanden in deze periode teisterden, dwongen abt Godefridus de Courtewille (1654-1667) om afstand te doen van het college in Douai en de Latijnse school van Nieuwpoort. (12) De Latijnse scholen van Veurne en Diksmuide bleven voorlopig nog in handen van de Sint-Niklaasabdij. In 1670 werd de Diksmuidse norbertijnengemeenschap zelfs tot een volwaardige priorij, gewijd aan Sint-Cecilia, verheven. (13)
Negenentwintig jaar later werd de Sint-Niklaasabdij getroffen door een rampzalige brand, die een groot deel van het gebouwencomplex verwoestte. De heropbouw van het abdijcomplex zette een zware druk op de financiën van de Veurnse norbertijnen, die al niet bijzonder rooskleurig waren. De Latijnse school van Veurne zou het voornaamste slachtoffer worden van de belabberde financiële toestand van de abdij. Aangezien de subsidies van de magistraat van de stad en kasselrij Veurne niet volstonden om tegelijkertijd de Latijnse school in haar oude glorie te herstellen en de lesgevers te bezoldigen, stelde de magistraat in 1713 voor om het contract voor de uitbating van de school op te zeggen. Abt Milo Abordyn (1694-1723) zag zich, onder druk van een deel van de abdijgemeenschap, genoodzaakt om op dit voorstel in te gaan. (14)
In de tweede helft van de achttiende eeuw lijkt de Sint-Niklaasabdij een kleine heropleving te hebben gekend. Hoewel de abdij in 1753 afstand had moeten doen van de Latijnse school van Diksmuide (15), nam het aantal norbertijnen geleidelijk aan weer toe. Zo telde de abdijgemeenschap in 1763 negenendertig geprofeste leden, wat een aanzienlijke vermeerdering was ten opzichte van de vierentwintig religieuzen die vijftig jaar eerder aan de Sint-Niklaasabdij verbonden waren geweest. (16) In 1767 was de financiële toestand van de Veurnse norbertijnen zelfs zodanig verbeterd dat abt Mattheüs van Troyen (1763-1780) plannen maakte voor grootschalige verbouwingswerken aan de abdij. (17) De annexatie van de Zuidelijke Nederlanden door het revolutionaire Frankrijk in 1795 zou uiteindelijk de doodsteek voor de abdij betekenen. Op 1 september 1796 werd de Sint-Niklaasabdij, net zoals de meeste andere Zuid-Nederlandse kloosters en abdijen, officieel opgeheven. Hiermee kwam een einde aan meer dan zes eeuwen aanwezigheid van norbertijner kanunniken in Veurne. In 1797 werd het abdijcomplex als "nationaal goed" verkocht. Het daaropvolgende jaar werd de abdijkerk afgebroken. (18)
In de tweede helft van de achttiende eeuw moet de Sint-Niklaasabdij over een vrij omvangrijk en relatief goed geordend archief hebben beschikt. (19) Tijdens de Franse Revolutie raakte het archief van de abdij echter verspreid. Een aanzienlijk deel van de documenten kwam uiteindelijk terecht in het archief van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Houtem, die sinds 1155 door Veurnse norbertijnen werd bediend. Hoogstwaarschijnlijk zijn deze stukken in Houtem beland door toedoen van pastoor Paulus Geysen (1753-1819), een voormalige religieus van de Sint-Niklaasabdij die van 1797 tot 1809 de lokale parochiekerk bediende, of dankzij zijn opvolger Constantinus Eeuwaert (1769-1839), die eveneens aan de Veurnse norbertijnenabdij verbonden was geweest. (20)
In 1963 droeg de kerkfabriek van Houtem een groot deel van haar oud archief over aan het Rijksarchief te Brugge. (21) Zes jaar later werden nog enkele bijkomende stukken, die in het gemeentehuis van Houtem bewaard werden, overgedragen. (22) Het overgedragen archief bevatte niet alleen stukken over de Onze-Lieve-Vrouweparochie van Houtem, maar ook een groot aantal documenten met betrekking tot de Sint-Niklaasabdij. De stukken betreffende de abdij werden op een bepaald moment uit het kerkarchief verwijderd en ondergebracht in diverse archiefbestanden en verzamelingen. Zo werd er onder meer een afzonderlijke oorkondenverzameling gecreëerd. Een andere reeks oorkonden werd, om redenen die niet geheel duidelijk zijn, toegevoegd aan de verzameling "Kasselrij Veurne. Oorkonden". Een register uit het archief van de abdij werd dan weer volledig onterecht toegevoegd aan het (in omvang zeer beperkte) archief van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Mannekensvere. De overige documenten kwamen terecht in een ongeordende verzameling stukken met betrekking tot de stad en kasselrij Veurne (23), de verzameling "Oud Kerkarchief" en een ongeordend bestand dat specifiek aan de Sint-Niklaasabdij was gewijd. Op de eerste reeks oorkonden na (zie hieronder), werden al deze stukken opnieuw samengevoegd tot één archiefbestand, dat in deze inventaris wordt beschreven. (24) Daarnaast werden ook enkele documenten uit de verzameling "Aanwinsten", die duidelijk deel uitmaken van het archief van de abdij, in dit bestand opgenomen.
Dit bestand bevat hoofdzakelijk stukken uit de zestiende, de zeventiende en de achttiende eeuw. De documenten in kwestie werden ondergebracht in drie afdelingen. De eerste afdeling bevat stukken die hoogstwaarschijnlijk afkomstig zijn uit het archief van de Sint-Niklaasabdij. De tweede afdeling bevat documenten die vermoedelijk deel uitmaken van de archieven van enkele instellingen die nauwe banden hadden met de abdij. In de derde afdeling werden de stukken zonder duidelijk verband met bovenvermelde archiefvormers ondergebracht. Omwille van de fragmentaire en heterogene aard van het materiaal kon de exacte herkomst (archief van de abdij of archief van een andere instelling) van bepaalde stukken echter niet met volledige zekerheid worden vastgesteld. (25)
De afdeling over de abdij werd onderverdeeld in vijf rubrieken. De eerste rubriek bevat documenten van algemene aard. In dit onderdeel van de inventaris worden meer bepaald een cartularium (26), een necrologium en een inventaris van het archief van de abdij beschreven. In de tweede rubriek werden de stukken ondergebracht die betrekking hebben op het financieel beheer en het goederenbeheer van de abdij, zoals rekeningen, registers van pachtcontracten en een register met kaarten van bezittingen van de Veurnse norbertijnen. De derde rubriek is gewijd aan de relaties tussen de Sint-Niklaasabdij en het Sint-Walburgakapittel van Veurne. De documenten die in dit onderdeel van de inventaris worden beschreven, handelen voornamelijk over de prebende van de abdij in het kapittel. De vierde rubriek bevat stukken over de relaties tussen de abdij en het Veurnse norbertinessenklooster. Het merendeel van deze documenten heeft betrekking op de proost van het klooster, die door de abt van de Sint-Niklaasabdij werd benoemd. Tot slot worden in een laatste rubriek twee akten met betrekking tot de relaties tussen de abdij en het cellebroedersklooster van Veurne beschreven.
De afdeling over enkele instellingen die nauwe banden hadden met de abdij bestaat uit twee rubrieken, die respectievelijk aan het norbertijnencollege en de Sint-Ceciliapriorij van Diksmuide en de Sint-Niklaasparochie van Veurne zijn gewijd. De rubriek over het college en de priorij in Diksmuide bevat voornamelijk stukken betreffende de bezittingen en de financiën van de lokale norbertijnengemeenschap en documenten van gerechtelijke aard. Merkwaardig genoeg lijkt geen enkel van deze stukken rechtstreeks betrekking te hebben op de onderwijsactiviteiten van de Diksmuidse witheren. De rubriek over de Sint-Niklaasparochie van Veurne, die sinds 1120 door religieuzen van de Sint-Niklaasabdij werd bediend, bestaat uit drie archiefbestanddelen.
De derde afdeling is een heterogene verzameling van akten die geen duidelijk verband hebben met de bovenvermelde archiefvormers. Deze stukken zijn afkomstig uit een reeks oorkonden die in 1963 door de kerkfabriek van Houtem aan het Rijksarchief te Brugge werd overgedragen en om onduidelijke redenen in de verzameling "Kasselrij Veurne. Oorkonden" was terechtgekomen (zie hierboven). Hoewel de meeste van deze stukken betrekking hebben op instellingen (zoals diverse gasthuizen), organisaties en individuen uit de stad en de kasselrij Veurne, bevinden er zich in deze afdeling ook enkele documenten die geen enkele band lijken te hebben met de stad en de kasselrij.
Dit bestand bevat stukken in het Nederlands, het Frans en het Latijn.
De stukken werden per vermoedelijke archiefvormer geordend. Zoals hierboven reeds werd vermeld, worden in deze inventaris achtereenvolgens stukken betreffende de Sint-Niklaasabdij van Veurne, documenten in verband met het norbertijnencollege en de Sint-Ceciliapriorij van Diksmuide, stukken betreffende de Sint-Niklaasparochie van Veurne en documenten zonder duidelijk verband met een van de voorgaande archiefvormers beschreven. De stukken met betrekking tot de abdij werden ondergebracht in thematische rubrieken. Binnen deze rubrieken werd vervolgens voor een chronologische ordening geopteerd. De documenten over het college en de priorij in Diksmuide en de Sint-Niklaasparochie werden - net zoals de stukken zonder duidelijk verband met de Sint-Niklaasabdij of een aan de abdij gerelateerde archiefvormer - louter chronologisch geordend.
Het archief is openbaar. De raadpleging is vrij.
Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief.
Aangezien het norbertijnencollege en de Sint-Ceciliapriorij van Diksmuide onderworpen waren aan het gezag van de abt van de Sint-Niklaasabdij, spreekt het voor zich dat men ook in de stukken over de abdij zelf (zie de eerste afdeling van deze inventaris) informatie over het college en de priorij kan terugvinden.
BECUWE F., Van toevluchtshuis tot abdij. Grondinname en bouwgeschiedenis van de voormalige St.-Niklaasabdij te Veurne in de 17de eeuw, in Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis gesticht onder de benaming "Société d'Emulation" te Brugge, 1989, CXXVI, p. 79-100.
CARNIER M., De kleur van een kleed en tienden. De relatie tussen het Sint-Walburgakapittel en de Sint-Niklaasabdij van Veurne, in Analecta Praemonstratensia, 1996, LXXII, p. 109-138.
DALLE G., Een opmerkelijke intrede in het klooster der Norbertinessen te Veurne, 1685, in Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis gesticht onder de benaming "Société d'Emulation" te Brugge, 1993, CXXX, p. 35-40.
DENORME C., Parochies, bediend door de Norbertijnen van de St.-Niklaasabdij te Veurne, in Jubileumuitgave Bachten De Kupe 15 jaar, 1974, p. 76-120.
HUYGHEBAERT N. en ANECA H., Abbaye de Saint-Nicolas à Furnes, in HALKIN L.-E., AUBERT R., VAN CAENEGEM R., DESPY G. en WYFFELS C., Monasticon belge. Tome III: Flandre occidentale. Troisième volume, Luik, 1974, p. 585-629.
HUYGHEBAERT N., Prieuré de Sainte-Cécile à Dixmude, in HALKIN L.-E., AUBERT R., VAN CAENEGEM R., DESPY G. en WYFFELS C., Monasticon belge. Tome III: Flandre occidentale. Troisième volume, Luik, 1974, p. 631-636.
HUYGHEBAERT N., Prieuré Saint-Joseph de Béthanie à Furnes, in HALKIN L.-E., AUBERT R., VAN CAENEGEM R., DESPY G. en WYFFELS C., Monasticon belge. Tome III: Flandre occidentale. Troisième volume, Luik, 1974, p. 645-652.
TIMPERMAN M. en VAN ACKER J., Een opmerkelijk plan van de stad Veurne uit ca. 1621, in Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis gesticht onder de benaming "Société d'Emulation" te Brugge, 1992, CXXIX, p. 33-45.
VAN ACKER J., Inventaris van de verzameling R. de Spot, s.l., 1991.
VAN ACKER J. en VAN ACKER L., Meningsverschillen in de Veurnse Sint-Niklaasabdij in de eerste helft van de 17de eeuw, in Biekorf. West-Vlaams Archief voor Geschiedenis, Archeologie, Taal- en Volkskunde, 2016, CXVI, p. 385-406.
VAN DE PUTTE F. en CARTON C., Chronicon et cartularium abbatiae Sancti Nicolai Furnensis, ordinis Premonstratensis, et chronicon Bethaniae seu domus S. Joseph Furnensis, Brugge, 1849.
VANHOUTTE J., Diksmuide, Norbertijnencollege (1629-1753), in VANHOUTTE J., VAN DER EYCKEN J., PUT E. en D'HOKER M., Latijnse scholen in de Zuidelijke Nederlanden (16de-18de eeuw). Repertorium en archiefgids. Vlaanderen en Brussel (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën. Studia, 116), Brussel, 2007, p. 257-261.
VANHOUTTE J., Nieuwpoort, Norbertijnencollege (1649-tweede helft 17de eeuw), Karmelietencollege (1663-1779) en Stadsschool (1791-1797), in VANHOUTTE J., VAN DER EYCKEN J., PUT E. en D'HOKER M., Latijnse scholen in de Zuidelijke Nederlanden (16de-18de eeuw). Repertorium en archiefgids. Vlaanderen en Brussel (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën. Studia, 116), Brussel, 2007, p. 541-550.
VANHOUTTE J., Veurne, Norbertijnencollege (1617-1713), in VANHOUTTE J., VAN DER EYCKEN J., PUT E. en D'HOKER M., Latijnse scholen in de Zuidelijke Nederlanden (16de-18de eeuw). Repertorium en archiefgids. Vlaanderen en Brussel (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën. Studia, 116), Brussel, 2007, p. 679-688.
De stukken werden beschreven en geordend door archivaris Kevin Dekoster.
Voorheen Rijksarchief Brugge, Verzameling "Aanwinsten", nr. 1398. | 1 | Cartularium met afschriften van akten uit de periode 1120-1408. 1409. | 1 deel | ||||||
Voorheen Rijksarchief Brugge, Verzameling "Aanwinsten", nr. 3663. Bevat ook 1) een manuscript van de Origo ac progressus celebris Abbatiae S. Nicolai Furnensis, een kroniek over de geschiedenis van de abdij van de hand van kanunnik Petrus de Waghenare (1599-1662), 2) levensbeschrijvingen van de kanunniken Christianus Wallius (overleden in 1591) en Joannes Pilgrem (overleden in 1620), 3) een lijst van de leden van de abdijgemeenschap in het jaar 1646 en 4) enkele aantekeningen over twaalfde-eeuwse religieuzen van de abdij. | 2 | Necrologium. 1641-1795. | 1 deel | ||||||
3 | Inventaris van de documenten die zich in het "comptoir" van de abdij bevinden. [tweede helft 18de eeuw]. | 1 deel |