Inventaris van het archief van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Correctionele rechtbank. Oud bestand

Archive

Name: EA Antwerpen C 0000

Period: 1795-1958

Inventoried scope: 426 linear meters

Archive repository: State archives in Beveren

Heading : Tribunals of First Instance and Public Prosecutor's Office

Inventory

Authors: /

Year of publication: /

Code of the inventory: R24A3

...

Archiefvormer

Naam

(Directeur du) jury d'accusation de l'arrondissement d'Anvers (1795-1810)
Magistrat de sûreté de l'arrondissement d'Anvers (1795-1810)
Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, correctionele rechtbank (1800-)
Rechtsvoorganger:
Tribunal correctionnel d'Anvers (1795-1800)

Geschiedenis

Vanaf 1 oktober 1795 (decreet van 9 vendémiaire IV) maakten de Zuidelijke Nederlanden deel uit van Frankrijk. Meteen werden alle rechtbanken uit het ancien régime opgeheven en vervangen door een gerechtelijke organisatie zoals die al in Frankrijk na de Franse Revolutie van 1789 tot stand was gekomen. De nieuwe gerechtelijke organisatie maakte een opsplitsing tussen een burgerlijke procedure en een strafrechtelijke procedure. Voor strafrechtelijke feiten waren er drie niveaus van rechtbanken naargelang van de ernst van de inbreuk: tribunaux de police (voor inbreuk), tribunaux corectionnels (voor delicten) en tribunaux criminels (voor misdrijven). Inzake strafzaken spraken dus naast de tribunaux correctionnels op kantonnaal niveau ook de vrederechter, zetelend als politierechter, en op het departementaal niveau het Tribunal criminel recht. Deze laatste rechtbank kan als voorloper van het hof van assisen beschouwd worden. (1)
In elk gerechtelijk arrondissement werd een tribunal correctionnel opgericht. (2) Voor het departement van de Twee Neten (provincie Antwerpen) waren er tribunaux correctionnels gevestigd in Antwerpen, Mechelen en Turnhout.
De tribunaux correctionnels en de tribunaux civils werden door de wet van 18 maart 1800 (27 ventôse VII) afgeschaft en vervangen door rechtbanken van eerste aanleg (tribunaux de première instance). Deze rechtbanken werden bevoegd voor zowel burgerlijke als correctionele zaken. In elk gerechtelijk arrondissement werd een rechtbank van eerste aanleg opgericht. In Antwerpen trad ze in werking op 19 augustus 1800. De eerste decennia was de rechtbank achtereenvolgens gehuisvest op de Stadswaag, in het stadhuis en op de Groenplaats. Maar door de nood aan een nieuw en groter gerechtsgebouw, werd kort na het dempen van de stadsvesten in 1865 door het Antwerpse provinciebestuur een nieuw gerechtshof gebouwd. Na een wedstrijd werd architect Lode Baeckelmans, en na diens plotse overlijden, zijn broer Frans Baeckelmans met de bouw van het nieuwe gerechtsgebouw belast. De eerste steen werd in 1871 gelegd. Het gebouw werd al in 1877 in gebruik genomen, vooraleer het helemaal was afgewerkt. Pas in 1879 was het klaar. Er volgden nadien nog tal van aanpassings- en uitbreidingswerken. (3) In 2006 wordt de rechtbank van eerste aanleg ondergebracht in het gerechtsgebouw aan de Bolivarplaats in Antwerpen, het zogenaamde Vlinderpaleis.

Bevoegdheden en activiteiten

De Code des délits et des peines van 3 brumaire IV (25 oktober 1795) regelde de bevoegdheden van de tribunaux correctionnels. Een tribunal correctionnel behandelde delicten waarvoor je een boete moest betalen hoger dan het loon van drie werkdagen of waarvoor je een gevangenisstraf van drie dagen tot twee jaar kreeg. Het ging concreet om misdrijven tegen personen, vermogensdelicten en misdrijven tegen de openbare orde. Deze laatste categorie betrof misdrijven in de context van de revolutie, minachting voor de nieuwe openbare functionarissen, maar ook bijvoorbeeld landloperij (vagabondage), aanslagen op de goede zeden (zoals prostitutie, de verkoop van 'onzedige' publicaties of openbare zedenschennis), economische fraude en kansspelen. Diefstal en oplichting vormden dan weer de voornaamste categorieën onder de vermogensdelicten. Opzettelijk of onopzettelijk fysiek geweld ten aanzien van personen waren de meest voorkomende misdrijven tegen personen (sévices et mauvais traitements), maar ook verbaal geweld in de vorm van beledigingen, of verwondingen opgelopen in het verkeer vallen onder deze categorie. (4) De Code pénal van 12 februari 1810 wijzigde de strafmaten voor elk niveau. Correctionele straffen waren sindsdien boetes hoger dan 15 francs, gevangenisstraffen van zes dagen tot vijf jaar en het ontnemen van bepaalde burgerrechten voor bepaalde tijd.
De tribunaux correctionnels, opgericht in 1795, behandelden de inbreuk waarvoor ze bevoegd waren, hetzij via een dagvaarding door de benadeelde partij (op voorwaarde dat de directeur du jury oordeelde dat de zaak tot de bevoegdheid van de rechtbank behoorde), hetzij door een doorverwijzing van die magistraat. De procedure van de onmiddellijke dagvaarding was eenvoudig, en kon in het geval de feiten duidelijk waren. Met toestemming van de commissaire du pouvoir exécutif werd de beklaagde voor de rechtbank gedaagd, en werd de zaak onmiddellijk behandeld en beoordeeld. In meer complexe zaken zijn het de vrederechters die in hun respectieve kantons de klachten, aangiften en processen-verbaal verzamelen. In hun hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie en onderzoeksrechter kunnen ze een aanhoudingsbevel uitvaardigen, getuigen verhoren, plaatsbezoeken afleggen etc. Wanneer de directeur du jury door stukken die hem worden toegestuurd, of door de aanhouding van een verdachte een zaak dient te behandelen die onderzocht werd door de vrederechter, gaat hij als volgt te werk: als het onderzoek niet volledig is, verhoort hij nog bijkomende getuigen; als hij vindt dat de vrederechter ten onrechte geen aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd, doet hij dat alsnog. Eens het dossier volledig is, draagt hij het over aan de commissaire du gouvernement bij het tribunal correctionnel die zijn conclusies geeft en, naargelang van de ernst van het misdrijf, de verdachte voor de jury d'accusation (enkel voor onterende straffen of lijstraffen), het tribunal correctionnel of het tribunal de police brengt.
Bij iedere rechtbank van eerste aanleg werd dus een jury d'accusation opgericht. Om de tien dagen werden acht nieuwe juryleden door het lot aangeduid. Nadat de akte van beschuldiging was voorgelezen en de getuigen en de beklaagde hadden gesproken, stemden de juryleden over de aanvaarding of de verwerping van de akte van beschuldiging. Als ze werd verworpen, kwam de verdachte vrij; als ze werd aanvaard, verscheen de beklaagde voor het tribunal criminel van het departement van de Twee Neten. Die rechtbank deed tevens dienst als beroepsinstantie voor het tribunal correctionnel. De griffier van de correctionele rechtbank was tegelijkertijd ook de griffier van de jury d'accusation.
Het decreet van 27 ventôse jaar VIII (18 maart 1800) regelde de materiële en territoriale bevoegdheid van het tribunal de première instance - rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank was zowel bevoegd voor burgerlijke (5) als voor correctionele zaken. De correctionele rechtbank van Antwerpen was bevoegd voor feiten gepleegd in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen dat bestond uit volgende steden en gemeenten: Aartselaar, Antwerpen, Austruweel (tot 1929), Berchem, Berendrecht, Boechout, Boom, Borgerhout (vanaf 1836), Borsbeek, Brasschaat, Brecht, Broechem, Burcht, Deurne, Edegem, Ekeren, Emblem, Essen, 's-Gravenwezel, Halle, Hemiksem, Hoboken, Hoevenen, Hove, Kalmthout, Kapellen, Kontich, Lillo, Lint (vanaf 1869), Loenhout, Massenhove, Merksem, Mortsel, Niel, Oelegem, Oorderen (tot 1929), Oostmalle, Pulderbos, Pulle, Ranst, Reet, Rumst, Schelle, Schilde, Schoten, Sint-Job-in-'t-Goor, Sint-Lenaarts (vanaf 1846), Stabroek, Terhagen (vanaf 1874), Viersel, Vremde, Waarloos, Westmalle, Wijnegem, Wilmarsdonk (tot 1929), Wilrijk, Wommelgem, Wuustwezel, Zandhoven, Zandvliet, Zoersel en Zwijndrecht. (6)
Naast haar bevoegdheid in burgerlijke en correctionele zaken, oefende de rechtbank van eerste aanleg toezicht uit op de vredegerechten van het arrondissement en kreeg ze de bevoegdheid over tuchtrechtelijke beslissingen inzake rechters (wet van 20 april 1810).
De beroepen tegen de vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg werden achtereenvolgens behandeld door de rechtbank van beroep, het hof van beroep (senatus-consulte van 28 floréal XII (18 mei 1804)), het keizerlijk hof (wet van 20 april 1810), het hooggerechtshof (cour supérieure d'appel, 1814-1830) en, in het koninkrijk België, door het hof van beroep.
Voor de correctionele rechtbank was de invoering van het Belgisch Strafwetboek in 1867 (ter vervanging van de Franse Code Pénal van 1810) van groot belang. Het strafwetboek van 1867 definieerde de correctionele straffen als boetes hoger dan 25 francs en gevangenisstraffen van acht dagen tot vijf jaar. Die strafmaat geldt tot op vandaag, de correctionele minimumboete is nu vastgelegd op 130 euro.

Organisatie

De eerste onderzoeksprocedure werd geregeld door de Code des délits et des peines van 3 brumaire IV (25 oktober 1795) en door de wet van 7 pluviôse IX (27 januari 1801). De wet maakte in de procedure expliciet het onderscheid tussen de vervolging, die werd toegewezen aan de uitvoerende macht (le minstère public of openbaar ministerie) en het vonnissen, dat de taak was van de rechters. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door de magistrat de sûreté. Hij was de regeringscommissaris bij het tribunal criminel van het departement. De magistrat de sûreté ontving de aanklachten en beschuldigingen. Hij gaf opdracht aan de directeur du jury d'accusation om een onderzoek op te starten. Als het onderzoek was afgerond, maakte de magistrat de sûreté zijn conclusie over aan de directeur du jury. Die besliste om de beklaagde vrij te laten of om hem door te verwijzen naar het tribunal simple de police, het tribunal correctionnel of de jury d'accusation (ingeval van een misdaad). (7)
De tribunal correctionnel uit 1795 was samengesteld uit een voorzitter (die om de zes maanden werd vervangen), twee juges de paix of assesseursde juges de paix (vrederechters of assessoren), een commissaire du gouvernement en een griffier. De voorzitter van het tribunal correctionnel was tegelijk ook directeur du jury d'accusation.
De rechtbanken van eerste aanleg, opgericht in 1800, waren zowel bevoegd voor burgerlijke als voor correctionele zaken. Dat weerspiegelde zich in de organisatie. De rechtbanken bestonden uit meerdere kamers, elk met hun specifieke opdracht: de burgerlijke kamers (de rechtbank van eerste aanleg stricto sensu) en de correctionele kamers (de correctionele rechtbank). De jury d'accusation functioneerde in de beginperiode in de correctionele kamers van de rechtbank van eerste aanleg net als voorheen. De Code d'instruction criminelle van 27 november 1808 (die in werking trad bij de uitvoering van een decreet van 23 juli 1810) greep in op de organisatie van de correctionele rechtbank. Ze schafte de jury d'accusation af en hevelde de onderzoeksopdracht van de directeur du juryd'accusation over naar de onderzoeksrechter (juge d'instruction). Bij elke rechtbank van eerste aanleg werd een onderzoeksrechter toegevoegd. Als onafhankelijk magistraat leidde die voortaan het gerechtelijk onderzoek. De raadkamer, ingevoerd door de Code d'instruction criminelle (Wetboek van Strafvordering) van 1808, neemt een bijzondere plaats in binnen de rechtbank van eerste aanleg. Zij beslist in strafzaken, op basis van het onderzoek, door welke rechtbank een zaak moet worden behandeld.
Iedere rechtbank van eerste aanleg telde bij haar oprichting drie tot tien rechters en twee tot vijf plaatsvervangende rechters (naargelang van het inwonersaantal van het arrondissement), een magistraat van het Openbaar Ministerie (keizerlijk procureur, later procureur des Konings genoemd) en een griffier. De eerste consul benoemde de rechters, koos om de drie jaar een voorzitter uit de rechters van de rechtbank en benoemde de griffier. De griffie van de rechtbank van eerste aanleg is opgedeeld in een griffie voor burgerlijke zaken en één voor correctionele zaken. Vanaf 1912 kwam daar - in de grote arrondissementen- een aparte griffier bij toegewezen aan de kinderrechter, vanaf 1965 aan de jeugdrechter.
De eerste Belgische wet op de gerechtelijke organisatie (4 augustus 1832) bevatte geen noemenswaardige veranderingen in de organisatie van de rechtbanken van eerste aanleg. De tweede wet, die van 18 juni 1869, coördineerde en ordende in eerste instantie de bestaande (hoofdzakelijk Franse) wetgeving. Ze vormde de basis van de gerechtelijke organisatie in ons land tot aan de invoering van het Gerechtelijk Wetboek in 1970.
De rechtbanken van eerste aanleg bestonden uit een aantal kamers die per rechtbank bij koninklijk besluit werden vastgelegd in een reglement van orde. Een reglement van 12 april 1878 (8) bepaalde dat de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen voortaan uit drie kamers bestond, waarvan de eerste enkel de burgerlijke zaken behandelde, de tweede enkel de correctionele en de derde zowel burgerlijke als correctionele, naargelang van de behoeften van de dienst. Dit betekende dat er vanaf na 1877 twee kamers waren waarin correctionele zaken werden gevonnist. Het was de voorzitter van de rechtbank die de zaken verdeelde over de verschillende kamers. In de loop van de jaren nam het aantal kamers toe. Vanaf 1902 (9) bestonden er vier kamers, waarvan de eerste enkel de burgerlijke zaken voor haar rekening nam, de tweede en de derde zowel burgerlijke als correctionele zaken en de vierde kamer enkel correctionele. Het reglement van 19 maart 1920 (10) legde het aantal kamers vast op tien: de eerste tot en met de vijfde kamer spraken recht over burgerlijke zaken, de kamers zes en zeven behandelden zowel burgerlijke als correctionele zaken, de kamers acht tot en met negen enkel correctionele zaken. In de tiende kamer werden uitspraken gedaan over de verslagen van de onderzoeksrechters. Voor wat de correctionele zaken betreft, was/waren er dus tot 1877 één kamer, in de periode 1878 tot 1902 twee kamers en vanaf 1920 zeven kamers. In 1927 (11) werd de Antwerpse rechtbank van eerste aanleg verdeeld in negen kamers (de vijfde tot de achtste kamer was bevoegd voor correctionele zaken en voor de behandeling van vonnissen in hoger beroep van de politierechtbanken) om in 1931 (12) terug op vijf gebracht te worden en in 1937 (13) op zes.
In uitvoering van de wet op de kinderbescherming van 15 mei 1912, die op 1 oktober 1912 in werking trad, werd in de rechtbanken van eerste aanleg het gespecialiseerd ambt van kinderrechter ingevoerd. Minderjarigen die strafbare feiten hadden gepleegd, verschenen voortaan voor een gespecialiseerde magistraat. Tot dan werden ze, afhankelijk van de ernst van de inbreuk, voor een politierechter of een correctionele rechter gebracht. De kinderrechter was bevoegd voor minderjarigen jonger dan 16 die een misdrijf hadden gepleegd, minderjarigen jonger dan 18 die als bedelaar of landloper werden aangetroffen en voor minderjarigen jonger dan 21 tegen wie de ouders een klacht wegens onbuigzaamheid (sic) of wangedrag hadden ingediend. (14)
De belangrijkste wijziging in de organisatie van de rechtbanken van eerste aanleg na 1869 was de invoering van de kamers van alleen-zetelende rechters (wet van 25 oktober 1919) met beperkte bevoegdheden. Tot dan waren de kamers van zowel de burgerlijke als de correctionele rechtbank samengesteld uit minstens drie rechters. Tot midden 1985 bleven drie rechters in de rechtbank van eerste aanleg de regel en een alleen-zetelende rechter de uitzondering. Sedertdien zetelt een rechter in principe alleen, en zijn er enkel drie rechters vereist wanneer de rechtbank zich over zedenzaken en familieverlating buigt of wanneer de beklaagde het expliciet vraagt.

Archief

Geschiedenis en Verwerving

De archieven werden lange tijd op de griffie van de rechtbank bewaard. Het archief verhuisde mee telkens wanneer de rechtbank een nieuwe locatie in gebruik nam. Vanaf 1877 vond de rechtbank van eerste aanleg onderdak in het gerechtsgebouw aan de Britselei in Antwerpen. In de nacht van 1 op 2 maart 1930 brandde een deel van dit gebouw af. Hierbij zijn heel wat documenten in vlammen opgegaan.
Kort voor de Tweede Wereldoorlog, in 1939, startte de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen met de overbrenging van archieven van het gerechtsgebouw van de Britselei naar het Rijksarchief te Antwerpen aan de Door Verstraeteplaats. (15) De eerste overbrenging omvatte rechtsplegingsdossiers uit de periode 1890-1895. Het archief van de (Directeur du) jury d'accusation de l'arrondissement d'Anvers (1795-1810), van de Tribunal correctionnel d'Anvers (1795-1800), van de Magistrat de sûreté de l'arrondissement d'Anvers (1795-1810) en het oudste archief van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen (correctionele zaken) (1795-1958) dat in deze inventaris wordt beschreven, maakt deel uit van een hele reeks overbrengingen naar het Rijksarchief tussen 1939 en 1989. De briefwisseling en lijsten van aanwinsten bewaard in het centraal dossier van het Rijksarchief Antwerpen documenteren de archiefoverbrengingen redelijk goed. (16) Na een aantal overbrengingen die louter uit rechtsplegingsdossiers bestaan, volgt in 1954 en 1955 een eerste grote overdracht van de oudste vonnissen en registers (1795 tot ca. 1880). Ook in de jaren 1960 en 1970 volgen zeer regelmatig overbrengingen van rechtsplegingsdossiers (17). Ongeveer om de tien jaar is er een overdracht met vonnissen en registers. Vanaf 1953 draagt de rechtbank rechtsplegingsdossiers systematisch over eens ze 30 jaar oud zijn, bij plaatsgebrek gebeurt dat soms eerder. In 1975 werd het archief van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen wegens plaatsgebrek in het Rijksarchief Antwerpen naar het Rijksarchief Beveren verhuisd - Beveren deed immers lange tijd dienst als hulpdepot voor de Vlaamse rijksarchieven. Nieuwe overbrengingen gingen vanaf de jaren 1970 rechtstreeks naar Beveren. (18)
Het archief van de directeur du jury d'accusation, van de magistrat de sûreté de l'arrondissement d'Anvers, van het tribunal correctionnel d'Anvers en van de correctionele rechtbank van Antwerpen werd naar het Rijksarchief Antwerpen overgebracht tezamen met al het andere archief van de rechtbank van eerste aanleg. Het raakte deels vermengd met het algemeen archief en het archief van voorzitter, het archief van de burgerlijke rechtbank en het archief van het Parket. Omdat er geen goede inventaris voorhanden was en het archief ook in het archiefdepot van het Rijksarchief zonder duidelijk onderscheid in de rekken stond, was raadpleging het lange tijd niet evident om het te raadplegen. In 2017 werd vanuit het Felixarchief op vraag van het Rijksarchief een aantal archiefbestanddelen overgebracht afkomstig uit hun archiefbestand 'Rechterlijke macht'. Het gaat om stukken waarvan een hof of rechtbank de archiefvormer is, maar die vermengd waren geraakt met het Antwerpse stadsarchief. Een deel van het overgebrachte archief hebben we kunnen onderbrengen in dit archiefbestand. In de beschrijving geven we aan over welke bestanddelen het gaat.

Inhoud

Deze inventaris heeft betrekking op een deel van het archief van de (Directeur du) jury d'accusation de l'arrondissement d'Anvers (1795-1811), de Magistrat de sûreté de l'arrondissement d'Anvers (1795-1810), het tribunal correctionnel d'Anvers (1795-1800) en de rechtbank van eerste aanleg (correctionele zaken) van Antwerpen voor de periode 1795-1958. Het ressort van de rechtbank van eerste aanleg is het gerechtelijk arrondissement Antwerpen.
Het archief van de correctionele rechtbank bestaat in hoofdzaak uit rechtsplegingsdossiers en toegangen tot deze dossiers, vonnisboeken en zittingsbladen. Bij de rechtsplegingsdossiers onderscheiden we: (1) dossiers van gevonniste zaken (dossiers van zaken die eindigen op een eindvonnis dat is uitgesproken door de rechtbank); (2) dossiers van buitenvervolgingstelling (non-lieu) of ontslag van onderzoek (dessaisissement) van de zaken waarin de raadkamer een beschikking van buitenvervolgingstelling (ordonnace de non-lieu) of beschikking ontslag van onderzoek (ordonnace de dessaisissement) uitspreekt; (3) dossiers inzake interneringen van de raadkamer.
Een modelarchief van een correctionele rechtbank bevat volgende elementen:
I. Stukken van algemene en administratieve aard

o.m. - Stukken inzake de aanduiding van de juryleden (1795 tot ca. 1808)
- Rondzendbrieven
- Gerechtelijke statistieken
II. Stukken in verband met de rechtspleging

- Rollen (van de correctionele rechtbank en van de raadkamer)
- Klappers op rollen
- Vonnisboeken of minuten van vonnissen (en bijbehorende toegangen)
- Zittingsbladen
- Beschikkingen van de directeur van de aanklagende jury/voorzitter van de correctionele rechtbank (1795-1805)
- Rechtsplegingsdossiers
- Registers van de griffier: register van de veroordeelden (gehouden in uitvoering van art. 600 Sw.) en klapper; repertorium van de akten van de rechter; register van akten van voorziening in cassatie en repertorium; overschrijvingsregisters van akten van hoger beroep en chronologisch repertorium; register van de verschijningen inzake voorlopige hechtenis; register gehouden in uitvoering van de wet tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers; chronologisch repertorium van de gemeentelijke politiereglementen neergelegd ter griffie; processen-verbaal van aanplakking van criminele veroordelingen; bijzondere rollen van de onderzoeksrechters; register van neerlegging van overtuigings-stukken; akten van onderwerping van de borg; verzoekschriften tot borgstelling en beschikkingen van de raadkamer
III. In bewaring gegeven stukken

Gemeentelijke en provinciale politieverordeningen

Taal en schrift van de documenten


Het meest opvallende formele verschil tussen de gerechtelijke archieven uit het ancien régime en de archieven van de rechtbanken opgericht in 1795, was het gebruik van het Frans voor de gehele schriftelijke procedure, ook in de rechtbanken die voorheen het Nederlands hanteerden. De documenten van 1795 tot 1823 zijn integraal in het Frans opgesteld. Het koninklijk besluit van 15 september 1819 bepaalde dat de rechtbanken in het Vlaamse landsgedeelte van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden vanaf 1 januari 1823 het Nederlands moesten gebruiken. Dit is voor de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen ook effectief gebeurd tot 1830. Vanaf 1831 werden de documenten voornamelijk terug in het Frans opgesteld, al kwam er in de loop van de negentiende eeuw tot de taalwet van 15 juni 1935 geleidelijk een proces van vernederlandsing op gang. (19)

Selecties en vernietigingen

Het Rijksarchief voerde al kort na de eerste overbrengingen selecties door in de 'recentere' rechtsplegingsdossiers (vanaf 1910), "waarbij alleen interessante bundels op gebied van politieke, sociaaleconomische en volkskundige geschiedenis bewaard bleven". (20) De eerste waarvan melding wordt gemaakt, is de selectie in 1948 van de dossiers uit de periode 1910-1916. De dossiers voor de jaren 1909 en 1917 werden bewust integraal bewaard, al vinden we geen verantwoording voor de keuze van de jaartallen. Ook de dossiers van de 'kinderrechtbank' (1912-1922), van de niet-vervolgingen inzake activisme (1919-1924) en van de geïnterneerden (1934-1939 en 1940-1947) zijn integraal bewaard.
In 1972 krijgt rijksarchivaris Alfons Bousse de toestemming van de Procureur des Konings om de stukken die ouder zijn dan 30 jaar systematisch te selecteren en de niet-weerhouden stukken te vernietigen omdat ook de Rijksarchieven van Antwerpen en Beveren kampen met plaatsgebrek. (21)
Welke selectiecriteria er bij de verschillende overdrachten werden gehanteerd voor de rechtsplegingsdossiers is onduidelijk. Soms was het de griffier, soms een rijksarchivaris die overging tot 'schiftingen'. Voor de jaren 1952 en 1956-1958 werden de rechtsplegings-dossiers evenwel integraal bewaard.
De allereerste selectielijst inzake de archieven van de rechterlijke macht werd vastgelegd in de omzendbrief van procureur-generaal J. Matthijs op 30 januari 1976. In 2002 verschijnt de eerste echte selectielijst van de archieven van de rechterlijke macht, die in 2009 en 2017 wordt geactualiseerd. (22)

Toekomstige aangroei/aanvullingen

De rechtbanken dragen in principe om de tien jaar archief over aan het Rijksarchief.

Ordening

Het ordeningsplan van dit archiefbestand is gebaseerd op het schema van de archiefselectielijst van de gerechtelijke archieven. (23) Op die manier kan de onderzoeker de link leggen tussen de registers, dossiers en stukken geproduceerd door de archiefvormer en de taken en bevoegdheden van de correctionele rechtbank.
Vooraan in de inventaris - bewust als aparte archiefvormers beschouwd - vindt u het archief van de (Directeur) du jury d'accusation (waarbij ook het onderscheid gemaakt wordt tussen de stukken van de griffie en de stukken inzake de rechtspleging) en van de magistrat de sûreté.

Voorwaarden voor de raadpleging

Voor de raadpleging van archieven jonger dan 100 jaar van de correctionele rechtbank van Antwerpen is de schriftelijke vergunning vereist van de procureur-generaal bij het hof van beroep van Antwerpen.

Voorwaarden voor de reproductie

Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief (zie Belgisch Staatsblad).

Toegangen

Deze inventaris vervangt de volgende verouderde toegangen:
R19 (EA Antwerpen C 0000 1 - 1795-1958) (24)
R20 (EA Antwerpen C Activisten - 1919-1924).
Omdat dit archiefbestand pas na 100 jaar openbaar is, werd de nadere toegang tot de rechtsplegingsdossiers jonger dan 100 jaar geanonimiseerd. U vindt per dossier wel de initialen, de aard van het misdrijf, de plaats en de datum. Voor de inlichtingendossiers en rechtsplegingsdossiers uit de periode 1796-1922 - op het moment van de publicatie van deze inventaris zijn ze ouder dan 100 jaar - zijn de familienamen wel zichtbaar. Als u bepaalde rechtsplegingsdossiers jonger dan 100 jaar wil terugvinden op naam en u beschikt over de nodige toelating om ze te consulteren, helpen de medewerkers van de leeszaal in het Rijksarchief u graag verder. De nadere toegang op naam tot rechtsplegingsdossiers jonger dan 100 jaar kan in geen enkel geval ter inzage worden gegeven in de leeszaal.

Bestaan en bewaarplaats van originelen

De archieven van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen zijn in de loop van de tijd in verschillende archiefblokken aan het Rijksarchief overgedragen. Deze archiefblokken zijn dan ook complementair met de hier beschreven documenten. Een eerste interessant archiefblok betreft de archieven van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen. Het bevat een vrij volledig overzicht van de documenten die de voorzitter heeft aangemaakt en ontvangen in de periode 1882-1993. Het bestand bevat naast de stukken in verband met de rechtspleging vooral briefwisseling, stukken over de gerechtelijke organisatie en het beheer van de rechtbank en thematisch geordende dossiers. (archiefblok: EA Antwerpen A 2000, toegangsnummer R13). In het Rijksarchief in Beveren worden tevens de archieven van de burgerlijke zaken bewaard. Zie: WILLEMS B., Inventaris van het archief van de Rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen. Burgerlijke rechtbank. Oud bestand, 1795-1957 (Inventarissen Rijksarchief te Antwerpen 90), Brussel, 2017.
Archief van het tribunal criminel van Antwerpen is ook te vinden in: VAN MEERBEECK L., Inventaire des archives des tribunaux criminel du département de la Dyle et de la Cour d'assises du Brabant (1794-1832) (Inventarissen Rijksarchief Brussels Hoofdstedelijk Gewest 4), Brussel, 2001, nrs. 36-41.
In 2000, 2003 en 2005 werden drie archiefoverbrengingen gerealiseerd van archief van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, correctionele zaken. Deze archiefblokken bevatten belangrijke aanvullingen op de reeksen die in deze inventaris worden beschreven (archiefblokken: EA Antwerpen C 2000, toegangsnummer R440, EA Antwerpen C 2003, toegangsnummer R485 en EA Antwerpen C 2005, toegangsnummer R561).
In de verschillende depots van het Rijksarchief worden de archieven bewaard van de rechtbanken van eerste aanleg en rechtsvoorgangers die onder hun ressort vallen. Wie een overzicht wil, kan de archievenoverzichten raadplegen of de website www.arch.be ('zoeken in archieven').

Bibliografie

ANTOINE F., Les institutions publiques du consulat et de l'Empire dans les départements réunis (1799-1814) (Studia 77), Brussel, 1998.
BERGER E., Le tribunal corectionnel de Bruxelles sous le Directoire (Miscellanea Archivistica Studia 145), Brussel, 2002.
BERGER E., La justice pénale sous la Révolution : Les enjeux d'un modèle judiciaire libéral, Rennes, 2008.
BUYCK J., e.a. Inventaris van de archieven van de correctionele rechtbank te Mechelen (jaar IV (1795-1796)-1959) en de aanklagende jury (jury d'accusation) te Mechelen (jaar IV (1795-1796)-1811) (Inventarissen Rijksarchief te Beveren 76), Brussel, 2002.
DE KOSTER M., HEIRBAUT D. en ROUSSEAUX X., Tweehonderd jaar Justitie: Historische encyclopedie van de Belgische justitie, Brugge, 2015.
DEPOORTERE R., MARGINET A., Inventaire des archives du tribunal de première instance de Bruxelles. Tribunal correctionnel 1795/1796-1918 (Inventarissen Algemeen Rijksarchief 269), Brussel, 1998.
DEVOLDER C., De Verenigde departementen onder Frans bewind. De constitutionele instellingen van het Directoire (Studia 71), Brussel, 1997.
GADEYNE G., De Rechtbank van Eerste Aanleg (en voorlopers). Organisatie, taken, bevoegdheid en archiefvorming. Deel I. De Rechtbank van Eerste Aanleg (Algemeen) en de Burgerlijke Rechtbanken (1794-1970) (Miscellanea Archivistica Manuale 23), Brussel, 1997.
HENIN C., Inventaire des archives du Directeur du jury d'accusation de l'arrondissement de Nivelles et du Tribunal de première instance de Nivelles, Tribunal correctionnel (1794 (an IV)-1945) : Versements initiaux (Inventarissen Archives de l'État à Louvain-la-Neuve 14), Brussel, 2009.
HONNORÉ L., Inventaire des archives du Tribunal de première Instance de Mons : Tribunal correctionnel 1811-1990 (Inventarissen Archives de l'État à Mons 101), Brussel, 2011.
LAENENS C., De geschiedenis van het Antwerps gerecht, Antwerpen, 1953.
LUYCKX T., OREC L., VAN HONACKER K., Inventaris van het archief van de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, Correctionele Rechtbank (1918-1985) Jeugdrechtbank (1966-1984) : Overdrachten 2005 (Inventarissen Rijksarchief te Beveren 162), Brussel, 2008.
MARTENS C., NOË J., SKADOU M., DEWEIRT X., Inventaris van het archief van de correctionele rechtbank van Brussel (1842-1965 (vnl. 1893-1965)) (Inventarissen Rijksarchief Brussels Hoofdstedelijk Gewest 79), Brussel, 2017.
PANIER C., Comprendre la justice, Louvain-la-Neuve, 2004.
POULLET P., Les institutions françaises de 1795 à 1814 : essai sur les origines des institutions belges contemporaines (Studia 54/2), Brussel, 1994.
ROTTHIER I., Inventaris van het archief van het Hof van Assisen te Antwerpen (1811-1939) en rechtsvoorgangers (1795-1811) (Inventarissen Rijksarchief te Beveren 73), Brussel, 2002.
VAN DEN WIJNGAERT M., De invloeden op de benoemingen van de magistraten in de negentiende eeuw. De rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen (1844-1899), KULeuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1983.
VAN GOETHEM H., De taaltoestanden in het Vlaams-Belgische gerecht, 1795-1935 (Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, jg. 52, nr. 134), Brussel, 1990.
VAN HONACKER K. e.a., Inventaris van het archief van de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Correctionele rechtbank. Overdracht 2003 (1928-1982) (Inventarissen Rijksarchief te Beveren 90), Brussel, 2003.
VAN LOON F., Het profiel van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen. Evolutie tussen 1970 en 1980, in Rechtskundig Weekblad, 1984-1985, kol. 2369-2382.
VAN MEERBEECK L., Inventaire des archives des tribunaux criminels du Département de la Dyle et de la Cour d'assises du Brabant (1794-1832) (Inventarissen Rijksarchief Brussels Hoofdstedelijk Gewest 4), Brussel, 2001.
VELLE K., De selectie van de archieven van de correctionele griffies in België. Enkele beschouwingen en aanbevelingen (Miscellanea Archivistica Studia 128), Brussel, 2000.
WILLEMS B., Inventaris van het archief van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen. Burgerlijke rechtbank. Oud bestand (1795-1957) (Inventarissen Rijksarchief te Antwerpen 90), Brussel, 2017.

Beschrijvingsbeheer

In 1964 maakte rijksarchivaris Alfons Bousse een inventaris van de archieven van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen die waren overgebracht in 1958 (zie D. TOEGANGEN). Omdat het archiefbestand naderhand uit elkaar was gehaald om het correct op te splitsen volgens archiefvormer en de beschrijvingen in de (aangevulde) inventaris niet even adequaat bleken, bleek de inventaris van Bousse weinig bruikbaar als basis. Bij de opmaak van deze inventaris werd dan ook begonnen van een wit blad.
De beschrijving van de eerste 836 archiefbestanddelen is door Marij Preneel verricht tussen 2015 en 2017 (met dank aan Emmanuel Berger voor de hulp bij de identificatie van de archiefstukken uit de Franse Tijd). De gerechtelijke dossiers werden in de periode 2015-2020 geïnventariseerd, geschoond en verpakt door Ingrid Beullens en Theo Van Geystelen onder begeleiding van Marij Preneel (tot 2017) en nadien van Bart Willems. Onvolledige beschrijvingen werden aangevuld en/of gecorrigeerd door Bart Willems. De inleiding is van de hand van Marij Preneel en Bart Willems (najaar 2020). De inventaris werd in het sjabloon van het Rijksarchief gezet door Bart Willems (april - december 2020). Marij Preneel uniformiseerde de beschrijvingen (december 2021-januari 2022), en Bieke Nouws en Phaedra Traweels zorgden voor het automatisch anonimiseren en de controle van de nadere toegang tot de dossiers jonger dan 100 jaar (maart 2022). Omdat het om een enorme hoeveelheid gerechtelijke dossiers gaat waarop een nadere toegang is gemaakt en de familienaam in de meeste gevallen voldoende is om een dossier terug te vinden, werd enkel de familienaam genoteerd. Enkel in de toegang tot de rechtsplegingsdossiers inzake 'activisten' wordt ook de voornaam vermeld (overgenomen uit een bestaande toegang op die reeks).

Télécharger l'inventaire publié- Download de gepubliceerde inventaris

Concordans Reeks 'Activisten'

Concordans Reeks 'Activisten'

-ZIE TOEGANG R24A1