Name: PK Antwerpen 2001 C
Period: 1920-1997
Inventoried scope: 94,67 linear meters
Archive repository: State archives in Beveren
Heading : Tribunals of First Instance and Public Prosecutor's Office
Authors: Velle, Karel
Year of publication: /
Code of the inventory: R452A
Gerechtelijke politie bij het parket van de procureur des Konings van Antwerpen (1919-2000)
Rechtsopvolgers:
Gerechtelijke Dienst Arrondissement (GDA) Antwerpen (2001-2006)
Federale gerechtelijke politie (FGP) Antwerpen (2006-heden)
De gerechtelijke politie bij de parketten (GPP) werd opgericht bij wet van 7 april 1919 tot instelling van rechterlijke officieren en agenten bij de parketten (1). De gerechtelijke politie bij de parketten vormde van dan af, naast de gemeentepolitie en de rijkswacht, één van de drie reguliere politiediensten. De oprichting ervan kwam niet uit het ijle. In de voorgaande decennia waren reeds een aantal pogingen ondernomen om een politiedienst op te richten die onafhankelijk van de bestuurlijke politie kon functioneren (2). Vanaf de jaren 1870 kwam er voornamelijk vanuit de hoek van de magistratuur kritiek op de geringe efficiëntie van de justitiële politietaak. De gerechtelijke politietaken waren slecht omschreven en werden vaak veronachtzaamd door zowel de rijkswacht als de lokale politie. In de volgende jaren werden drie wetsontwerpen (in 1893, 1896 en 1912) en een wetsvoorstel (in 1907) ingediend met het oog op de inrichting van een gerechtelijke politiedienst, maar telkens zonder resultaat. Een van de redenen voor de mislukking was de wijdverbreide vrees voor een autonoom korps, benoemd en gecontroleerd door de regering, dat onvermijdelijk zou uitgroeien tot een politieke politiedienst in handen van het centraal gezag. Na de Eerste Wereldoorlog bleek deze tegenstand grotendeels weggevallen. De naoorlogse onveiligheidssituatie maakte de oprichting van een gespecialiseerd korps noodzakelijk. Bovendien bleek de vrees voor een 'politieke' gerechtelijke politie ongegrond door de onderbrenging van de brigades van de gerechtelijke politie bij het openbaar ministerie, op het niveau van de arrondissementele parketten. Van een inbedding in de organisatie van het ministerie van Justitie was geen sprake meer. De gerechtelijke politie bij de parketten werd opgericht om de achterstand van de andere politiediensten op het vlak van crimineel onderzoek in te lopen en officieren en agenten direct ter beschikking te stellen van de magistraten. Dit korps was vanaf 1920 operationeel bij nagenoeg alle parketten op het niveau van de rechtbank van eerste aanleg (3). De opstart verliep echter moeizaam. De GPP startte met slechts een derde van de voorziene getalsterkte. Al snel bleek ook dat vooral de kleinere brigades weinig meerwaarde boden. In zijn zitting van 22 september 1921 adviseerde het regelingscomité van de GPP (4) om enkel de grote brigades in de provinciehoofdplaatsen en in Charleroi te laten bestaan. De beslissing om de kleinere brigades (les brigades secondaires) af te schaffen, werd op de zitting van 11 januari 1922 genomen (5). Van dan af waren er nog vier brigades actief in het ressort van het hof van beroep Brussel (Brussel, Antwerpen, Bergen en Charleroi), twee in dat van Gent (Gent en Brugge) en twee in dat van Luik (Luik en Namen (6)).
Op nationaal niveau werd bij koninklijk besluit van 20 oktober 1936 de functie van commissaris-generaal bij de rechterlijke opdrachten ingesteld, bevoegd voor de centralisatie van de nationale en internationale informatie en de coördinatie van de werkzaamheden van de brigades. Tevens speelde het commissariaat-generaal een belangrijke rol in het kader van de internationale politionele samenwerking.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden bij een aantal parketten opnieuw afdelingen (sous-brigades) van de GPP opgericht, die ressorteerden onder een hoofdbrigade: Leuven (Brussel), Doornik (Bergen), Nijvel (Charleroi), Hoei en Tongeren (Luik). Kort na de oorlog werden nog afdelingen opgericht in Turnhout (Antwerpen), Hasselt, Verviers, Aarlen (Luik) en Kortrijk (Gent, later Brugge), die na verloop van tijd het statuut van hulpbrigade kregen (7). In 1967 werd ook in Mechelen (8) een hulpbrigade opgericht. Later kregen deze hulpbrigades, met uitzondering van Aarlen, Dinant, Hoei en Marche-en-Famenne, het statuut van brigade (9). In Aalst werd in 1967 een volwaardige brigade van de gerechtelijke politie opgericht, bevoegd voor de gerechtelijke arrondissementen Dendermonde en Oudenaarde.
Bij haar oprichting was de GPP de voornaamste politiedienst voor crimineel opsporingswerk. Het was een exclusief gerechtelijk apparaat dat moeilijke gerechtelijke onderzoeken verrichtte. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde deze situatie. Bij de rijkswacht werden bijzondere opsporingsbrigades (BOB's) opgericht, die uitgroeiden tot volwaardige recherche-eenheden. Vanaf het midden van de jaren 1960 nam het Centraal Bureau voor Opsporingen (CBO) van de rijkswacht grotendeels het nationale criminaliteitsbeleid over van het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie. Zelfs de in 1988 opgerichte Nationale Brigade (BNB) (10), door toenmalig minister van Justitie Jean Gol uitgedacht om misdaadfenomenen als zwaar banditisme, terrorisme, drugshandel en valsmunterij aan te pakken, werd door de magistraten stelselmatig gepasseerd ten voordele van de rijkswacht wanneer ze geconfronteerd werden met ingewikkelde dossiers. Het rapport van de Bende-Commissie, dat in 1990 publiek werd gemaakt, bracht deze achtergestelde situatie duidelijk onder de aandacht. In haar bevindingen wees de parlementaire onderzoekscommissie op een gebrekkige organisatorische samenhang van de GPP: de brigades gingen op in de arrondissementele structuur van de rechterlijke organisatie, terwijl het commissariaat-generaal een wat zwevende centrale instantie was. Een andere vaststelling was dat de gerechtelijke politie op het vlak van personeel en uitrusting sterk benadeeld was ten opzichte van de rijkswacht, voornamelijk op het vlak van de ondersteunende tactische recherche (observatie, achtervolging,...). Meer en meer raakten politici ervan overtuigd dat de opheffing van de GPP en een samengaan met de rijkswacht noodzakelijk waren.
Op 23 mei 1998, in de nasleep van de Dutroux-affaire, sloten de acht democratische partijen het Octopusakkoord, waarin de hervorming van de politiediensten werd bevestigd. Dit akkoord werd vertaald in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (11). Met de inwerkingtreding van deze wet verdwenen de rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie bij de parketten. In de plaats ervan ontstond een nieuwe, tweeledige politiestructuur, met enerzijds de federale politie en anderzijds de lokale politie.
De gerechtelijke politie bij het parket was een bij uitstek repressieve politie. In tegenstelling tot de rijkswacht en de gemeentepolitie had zij nauwelijks preventieve of administratieve opdrachten. De gerechtelijke politie trad op wanneer de bestuurlijke politie, belast met de ordehandhaving en de misdaadpreventie, er niet in slaagde een misdrijf te voorkomen. Zij spoorde de misdaden en wanbedrijven op, verzamelde de bewijzen ervan en leverde de daders over aan de rechtbanken voor hun bestraffing. De gerechtelijke politie was ook belast met het monitoren van politieke en andere groeperingen die een gevaar vormden voor de veiligheid van de Staat. Deze taken werden uitgeoefend onder het gezag van de hoven van beroep en onder het toezicht van de procureur-generaal.
Onder het stelsel van de wet van 1919 oefenden de gerechtelijke officieren en agenten hun ambt uit binnen het ressort van het hof van beroep waartoe ze behoorden. Hun territoriale bevoegdheid kon uitgebreid worden tot het gebied van een ander hof van beroep indien zij hiertoe uitdrukkelijk gemachtigd werden door de procureur-generaal onder wiens toezicht zij stonden. De opdrachtgevende procureur-generaal moest zijn ambtsgenoot van dat ressort hiervan op de hoogte brengen. In 1947 werd deze verwittigingsregel echter dode letter. Bij wet van 6 juli 1964 werd deze beperking opgeheven en konden de gerechtelijke officieren en agenten hun ambt uitoefenen op het hele grondgebied van het Rijk (12).
Bij het vervullen van haar opdrachten kon de GPP inlichtingen inwinnen, gegevens van persoonlijke aard verwerken en documentatie bijhouden met betrekking tot gebeurtenissen, groeperingen en personen. Het archief dat in deze inventaris is beschreven, is vooral de neerslag van deze laatste handeling, namelijk het bijhouden van een bijzondere documentatie, de zogenaamde documentatie B (13).
Het beheer van de documentatie B was doorheen de jaren in handen van de afdeling die binnen de Antwerpse brigade bevoegd was voor het toezicht op verdachten, vreemdelingen, groeperingen en organisaties die een gevaar vormden voor de veiligheid van de Staat (14). De activiteiten van de leden van deze afdeling beperkten zich niet tot het gerechtelijk arrondissement, maar strekten zich vaak uit tot de hele provincie Antwerpen en zelfs daarbuiten (15). Naast het bijhouden van informatie over de in- en uitwendige veiligheid van de Staat, verrichtte de dienst ook onderzoek naar vreemdelingen, het vervoer en bezit van wapens, valse paspoorten, werkstakingen, aanslagen op eigendommen en schepen, smaad aan de koninklijke familie, bedrieglijke inscheping, beweging van schepen in de haven, e.d.m. Met het oog hierop werden regelmatig razzia's of huiszoekingen uitgevoerd op plaatsen waar zich verdachten bevonden en woonden leden van de afdeling meetings en betogingen bij.
Onmiddellijk na de bevrijding werd een aantal agenten en officieren van de gerechtelijke politie gedetacheerd naar de diensten van de Staatsveiligheid (16). Zij verhoorden geïnterneerden in opdracht van de consultatieve commissies, verrichtten onderzoek naar ondergrondse organisaties die incivieken verborgen of hielpen uitwijken, valse identiteitskaarten drukten en uitdeelden, ontsnapte Duitse krijgsgevangenen naar Duitsland repatrieerden, enz. (17) Na de afschaffing van de territoriale brigades van de Staatsveiligheid in augustus 1947 vervoegden zij opnieuw de rangen van de GPP. Andere leden van de GPP Antwerpen werden gedetacheerd naar het militair gerecht, waar ze in opdracht van de krijgsauditeur overgingen tot verhoor van verdachten, het verrichten van huiszoekingen, enz. De 17de afdeling, bestaande uit een eerstaanwezend commissaris en twee gerechtelijke officieren, was belast met het uitvoeren van opdrachten uitgaande van het militair gerecht (18). In 1948-1949 werd nog onderzoek gevoerd naar oorlogsmisdaden gepleegd door bepaalde leden van de Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst (Sipo-SD) Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog en werden opzoekingen verricht inzake willekeurige aanhoudingen, transporten naar concentratiekampen en de aanduiding en terechtstelling van gijzelaars (19).
Vanaf 1967 werd de gerechtelijke politie ook gevraagd informatie in te winnen over veroordeelde collaborateurs die een verzoek tot eerherstel hadden ingediend en om "op bescheiden, doch grondige wijze" na te gaan of de betrokkenen bijeenkomsten van collaborateurs of politieke meetings bijwoonden, contact hadden met bepaalde groeperingen en actief waren op sociaal, cultureel en politiek gebied (20).
De gerechtelijke politie bij het parket van Antwerpen was aanvankelijk verbonden aan het hof van beroep te Brussel en vanaf 1975 aan het hof van beroep te Antwerpen. De brigade stond onder het gezag en het toezicht van de bevoegde procureur-generaal en onder het bestuur van de procureur des Konings van Antwerpen. De dagelijkse leiding was in handen van de hoofdcommissaris voor gerechtelijke opdrachten, een functie die bij KB van 3 april 1929 werd gecreëerd (21). Hij voerde het bevel over de brigade onder de leiding van de procureur des Konings en was verantwoordelijk voor de goede werking van de dienst. De hiërarchie bestond verder, in aflopende volgorde, uit: eerstaanwezende commissarissen voor gerechtelijke opdrachten, commissarissen voor gerechtelijke opdrachten, gerechtelijke officieren, eerstaanwezende gerechtelijke agenten-inspecteurs, gerechtelijke agenten-inspecteurs en gerechtelijke agenten.
Het personeel van de gerechtelijke politie bij de parketten bestond uit drie categorieën: het gerechtelijk personeel (de gerechtelijke officieren en agenten), het technisch personeel van de laboratoria (22) en het administratief personeel. De administratieve taken werden toevertrouwd aan bedienden, opdat de gerechtelijke officieren en agenten zich volledig konden wijden aan hun opdracht van gerechtelijke politie. De administratieve medewerkers waren parketpersoneel dat ter beschikking werd gesteld door de procureur des Konings. Zij stonden onder meer in voor het bijhouden van de archieven en de documentatie (23).
Het personeelsbestand van de GPP was aanvankelijk heel beperkt. Het KB van 7 augustus 1919 voorzag in totaal 248 manschappen: 36 officieren en 90 agenten voor het ressort Brussel (waartoe GPP Antwerpen behoorde), 20 officieren en 39 agenten voor het ressort Gent en 21 officieren en 42 agenten voor het ressort Luik (24). In de volgende jaren werd het kader gestaag uitgebreid tot 407 in 1953, 636 in 1962, 803 in 1970, 1057 in 1980 en 1421 in 1994 (25). De brigade van GPP Antwerpen bestond in 1919 uit 7 officieren en 15 agenten. Daarnaast waren ook twee bedienden (klerken) in dienst (26). In 1946 was de personeelsformatie in Antwerpen samengesteld uit 16 officieren, 50 agenten, 1 laboratoriumchef, 3 opnemers, 7 klerken en 2 autobestuurders-werktuigkundigen (27). In Turnhout en in Mechelen waren op dat moment telkens 1 officier, 3 agenten en 1 klerk aan het werk. De afdeling te Mechelen werd kort hierop opgeheven en pas in 1967 opnieuw ingesteld (28). In 1975 telde het kader van de GPP Antwerpen 22 officieren, 60 inspecteurs, 7 labomedewerkers, 5 leden van de jeugdpolitie en 18 administratieve bedienden (29).
De brigade van de GPP Antwerpen was opgedeeld in een centrale afdeling, met het secretariaat van de hoofdcommissaris, en een doorheen de tijd variërend aantal gespecialiseerde afdelingen (moordzaken, autodiefstal, valsmunterij,...). De documentatie B ressorteerde aanvankelijk onder de 2de afdeling. Met de reorganisatie van de brigade in 1951 werd de pas opgerichte afdeling Havengebied belast met het beheer ervan. Deze afdeling bleef bestaan tot circa 1975. In de jaren 1980-1990 was de brigade opgedeeld in drie secties: K (criminele zaken), F (Financiën) en C (Centraal). C1 was het secretariaat van de hoofdcommissaris. C2 was de dienst waaronder de documentatie B ressorteerde (30). Aan het einde van de jaren 1990 werd de sectie C opgeheven en geïntegreerd in de sectie F.
Vanaf zijn benoeming tot gerechtelijk officier in 1934 stond Georges Block aan het hoofd van de 2de afdeling (31). In 1936 bestond die uit een gerechtelijk officier en drie inspecteurs. In 1948 telde de dienst zes leden: commissaris Block, een eerstaanwezend gerechtelijk inspecteur en vier gerechtelijke inspecteurs (32). Kort na de reorganisatie van de brigade in 1951 was de afdeling Havengebied met tien gerechtelijke officieren en agenten de grootste van de hele brigade (33). In 1958 resteerden nog één gerechtelijk officier en vier agenten (34). Na het overlijden in 1966 van Georges Block namen de impact en het belang van de dienst die instond voor de documentatie B af. Het aantal personeelsleden verminderde en aan de geprivilegieerde positie van de afdeling binnen de brigade kwam in de jaren 1970 een einde. Dit blijkt onder meer uit volgende verklaring van Alfred Van der Linden, de toenmalige hoofdcommissaris: "Wanneer ik mijn functie aanving heb ik direct al de zogenaamde 'havenafdeling' tot de orde moeten roepen, die zich in de loop der tijden (begonnen onder de leiding van EA Commissaris Block) tot een soort autonome afdeling had ontwikkeld, die over het hoofd van de hoofdcommissaris met uw ambt [de procureur des Konings van Antwerpen, nvda] betrekkingen onderhield (...)" (35). In 1974 stonden binnen de afdeling Havengebied een eerstaanwezend commissaris en een eerstaanwezend inspecteur aan het hoofd van de dienst. Tien jaar later telde de bevoegde dienst C2 een gerechtelijk officier, drie inspecteurs en een voltijds en een halftijds administratief personeelslid (36). Het bijhouden van de documentatie B was ondertussen een bijkomende, niet-prioritaire activiteit geworden. De afdeling liet zich vooral in met tuchtonderzoek naar leden van de rijkswacht en de politie, eerherstel en gewetensbezwaarden.
De wet van 7 april 1919 (art. 7) voorzag dat de gerechtelijke officieren hun kantoren hadden in de gebouwen van het justitiepaleis. Dat was ook in Antwerpen het geval. De GPP Antwerpen was van bij de oprichting gehuisvest in een deel van het gerechtsgebouw aan de Britselei. De documentatie B werd lange tijd bewaard in een lokaal waar de leden van de toenmalige 2de afdeling waren gehuisvest. Om te vermijden dat de Duitse bezetter bepaalde gevoelige dossiers in handen zou krijgen, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog een deel van de documentatie ingemetseld in de woning van Georges Block (37). De fiches werden begraven in de tuin van de Antwerpse parketmagistraat Fréderic Le Paige, die na de oorlog procureur des Konings van Turnhout werd.
In de jaren 1990 werd de documentatie B fysiek gesplitst: de oudere dossiers belandden in het rooklokaal van de poetsvrouwen op de derde verdieping van het gerechtsgebouw (lokaal 344), de recentere dossiers bleven op de afdeling bewaard.
In het licht van de politiehervorming verhuisde de GPP in 2000 van het gerechtsgebouw naar een gebouw aan de Mechelsesteenweg. Het archief in het rooklokaal bleef achter in het gerechtsgebouw. De (semi-)statische archieven van de brigade, waaronder het recentere deel van de documentatie B, vonden onderdak in een magazijn aan de Solvijnstraat, boven de garage van de GPP. Het archief van het gerechtelijk laboratorium, inclusief de historische fotocollectie, werd overgebracht naar het Regionaal Laboratorium voor Technische en Wetenschappelijke Politie in de Collegelaan te Borgerhout.
De documentatie B in het rooklokaal werd op 8 mei 2001 door ruim 10 personeelsleden van de brigade, onder toezicht van rijksarchivaris Karel Velle, in een honderdtal verhuisdozen gestopt en overgebracht naar het Rijksarchief te Beveren. Dit archiefblok, PK Antwerpen 2001 C, in omvang zo'n 60 strekkende meter, maakt de hoofdmoot uit van de in voorliggende inventaris beschreven documenten en kon pas na enkele jaren worden geïnventariseerd (zie beschrijvingsbeheer). Een aanzienlijk deel van het archief dat in de Solvijnstraat berustte, werd in de loop van 2002 geselecteerd en in 2003 door een archiefploeg, samengesteld uit leden van de gerechtelijke politie, beschreven, verpakt en in twee bewegingen overgebracht naar Beveren (archiefblokken PK Antwerpen 2003 A en B) (38).
De recentere dossiers van de documentatie B, een deel van de fichesystemen, de personeelsdossiers en de recentere onderzoeksdossiers kwamen in 2001-2003 niet in aanmerking voor overdracht. Omwille van de erbarmelijke bewaaromstandigheden in de Solvijnstraat werden deze archiefbestanddelen, waarvan de bewaartermijn nog niet was verstreken, overgebracht naar de Collegelaan. De dossiers van de documentatie B werden in een grote kelderruimte in rekken geplaatst, samen met de algemene onderzoeksdossiers (E- en X-reeks). De personeelsdossiers berustten in een aanpalend lokaal, in verhuisdozen opgestapeld tegen een muur (39).
Om de documentatie B in haar geheel te herstellen, werd op 13 november 2012 een verzoek gericht aan de gerechtelijke directeur van de Federale politie Antwerpen waarin de overdracht van het resterende deel van de documentatie B werd gevraagd. De toelating tot overbrenging volgde enkele dagen later en op 29 januari 2013 werd dit archiefblok naar het Rijksarchief te Beveren overgebracht.
Het archief bestrijkt nagenoeg de volledige bestaansperiode van de brigade van de GPP Antwerpen, van bij haar oprichting in 1919 tot de politiehervorming rond de eeuwwisseling. De recentste stukken dateren van 1999. Tot en met de Tweede Wereldoorlog heeft het archief betrekking op de hele provincie Antwerpen. Daarna is het grotendeels beperkt tot het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, hoewel het archief ook dossiers bevat die dit territorium overschrijden.
Het archief dat in deze inventaris is beschreven, is de zogenaamde Documentatie B. De GPP van Antwerpen stelde zelf talloze processen-verbaal, nota's, inlichtingenformulieren, lijsten van personen en rapporten op, maar ontving die ook van de gemeentepolitie, de rijkswacht en de Staatsveiligheid. Buitenlandse politiediensten en informanten deelden eveneens informatie, waarvan doorgaans een proces-verbaal werd opgesteld. Daarnaast werd de documentatie aangevuld met persknipsels, inbeslaggenomen documenten of kopieën van elders bewaarde documenten (40). De in deze inventaris beschreven documenten zijn dus vaak dubbels die in theorie ook elders worden bewaard. Aangezien veel van die originele documenten, zeker wat betreft de jaren 1920-1940, verloren zijn gegaan, vormen dit archief en deze documentatie een unieke informatiebron. Uit het onderzoek naar de moord op Lahaut blijkt bovendien dat de informatiedoorstroming niet altijd verliep zoals het hoorde en dat bepaalde informatie niet werd gedeeld met de bevoegde instanties (41).
De dossiers in de documentatie B handelen over de meest uiteenlopende zaken met betrekking tot de openbare veiligheid en de staatsveiligheid: stakingen, betogingen, wapensmokkel, bomaanslagen, sabotage aan schepen, communistische en anti-communistische bewegingen, joodse organisaties, collaboratie (VNV, DeVlag, SS Vlaanderen...), oorlogsmisdaden, diamantsmokkel, Vlaams-nationalistische agitatie (TAK, VMO, Volksunie, Vlaams Blok...), terrorisme (CCC...), enz.
Voornamelijk voor de periode 1934-1966, waarin Georges Block de dienst leidde, is dit archief van uitzonderlijke waarde. De dossiers werden van dan af veel lijviger en bevatten vaak uitgebreide processen-verbaal opgesteld door Block of zijn medewerkers, vertrouwelijke verslagen, rapporten van informanten, documenten van politie- of inlichtingendiensten in binnen- en buitenland, enz. De wapenfeiten van de afdeling kort voor de Tweede Wereldoorlog liegen er niet om: de wapensmokkel vanuit Antwerpen werd in de jaren 1936-1938 nagenoeg volledig lam gelegd en de daders geïdentificeerd (42), tijdens de grote stakingen in Antwerpen werden verschillende internationale agitatoren ontmaskerd en aangehouden en in de jaren 1938-1940 slaagde ze erin om een internationale communistische sabotagegroep, die bomaanslagen beraamde tegen schepen van de Asmogendheden, grotendeels te neutraliseren (43). Na het overlijden van Block in 1966 neemt de belangrijke informatiefunctie van de documentatie B geleidelijk aan af. De reorganisatie van de documentatie B door Alfred Van der Linden in de jaren 1973-1974 wijst in die richting. Halfweg de jaren 1980 werd de documentatie B weliswaar regelmatig geraadpleegd voor moraliteitsonderzoeken door leden van de Antwerpse GPP, maar verder werd hier meestal geen gebruik van gemaakt. De documentatiedossiers werden ook steeds vaker samengesteld op basis van persknipsels. François Meyers, die van 1985-1995 de dienst leidde waaronder de documentatie B ressorteerde, deelde mee dat de procureur des Konings dagelijks een persmap verwachtte met de relevante krantenartikels van die dag (44). Een kopie van elk knipsel werd in de documentatie B geïntegreerd. De dossiers in de reeks 'Vreemdelingen' (1852) zijn hier een mooie illustratie van. Deze reeks startte in het begin van de jaren 1950 waarbij de stukken inzake vreemdelingen al snel per land van afkomst werden gebundeld. De eerste dossiers handelen voornamelijk over communistische landen (Rusland, China, het Oostblok) en zijn vaak heel uitgebreid. Na verloop van tijd wordt deze reeks echter pro forma aangevuld. Aan het einde van de jaren 1980-begin jaren 1990 verscheen in de Gazet van Antwerpen een artikelenreeks over alle landen van de wereld met per land een kaart en een aantal basisgegevens (hoofdstad, oppervlakte, aantal inwoners, BNP, religie, taal, enz.). Een vlijtige medewerker van de documentatiedienst heeft tussen 1986 en 1994 al deze stukken uitgeknipt en op basis hiervan tientallen nieuwe dossiers aangemaakt. Deze knipsels werden ook gestoken in dossiers die al jaren waren afgesloten, vandaar de recente einddatering (doorgaans 1993-1996). Bij de opheffing van de gerechtelijke politie bij het parket in 2001 is de documentatie B dan ook niet meer dan een 'schaduw van zichzelf'.
De befaamde Documentatie B, aanvankelijk ook bekend als de documentatie van de 2de afdeling of de politieke afdeling, bestaat in wezen uit meerdere reeksen documentatiedossiers. In deze inventaris onderscheiden we vier grote series: de dossiers B, dossiers AH, dossiers D en dossiers PD.
Dossiers B
De eerste reeks documentatiedossiers die werd aangelegd, startte met een gewone doorlopende nummering. Vanaf nummer 600 werd een P gezet na het nummer, waarbij P waarschijnlijk staat voor 'politiek'. In de jaren 1930 werd afwisselend een P of B na het nummer geplaatst. Met de letter B beoogde men ongetwijfeld het onderscheid te maken met de algemene documentatie (45). Circa 1938 werd niet langer P achter het nummer gezet. De reeks stopt in 1974. Het laatste dossier in de reeks is nummer 6014. De bestaande dossiers werden wel nog aangevuld tot 1999. De reeks vertoont hier en daar hiaten. De eerste 500 dossiers ontbreken nagenoeg volledig en zijn waarschijnlijk verloren gegaan. De nummers 5486-6000 zijn nooit toegekend.
Dossiers AH (Afdeling Havengebied)
Deze reeks loopt van 1949 tot 1973 en bevat dossiers die betrekking hebben op de haven van Antwerpen, de organisaties en bedrijven die hier actief zijn, de beweging van schepen en personen, patrouilles in de haven, enz. De start van deze reeks correspondeert met de oprichting van de afdeling Havengebied, die in het organogram de rechtsopvolger was van de 2de afdeling.
Dossiers D
Deze reeks startte op 9 mei 1974 en zette eigenlijk de reeks dossiers B voort. Bepaalde dossiers die aanvankelijk in de reeks dossiers B zaten, kregen na verloop van tijd een D-nummer. Anderzijds zijn bepaalde dossiers D later geïntegreerd in de reeks dossiers B. Opmerkelijk is dat de eerste D-nummers chronologisch niet de eerste dossiers zijn.
Dossiers PD (Persoonsdossiers)
Deze reeks is gegroeid uit de reeks dossiers D. Sommige dossiers bevatten stukken met hetzelfde nummer met soms D, soms PD ervoor. Waarschijnlijk is pas rond 1976 beslist om de dossiers PD af te splitsen en te beperken tot persoonsdossiers (46). De dossiers zijn geordend op geboortedatum van de betrokkene volgens het stramien jjmmdd, waarbij de getallen verwijzen naar geboortejaar, -maand en -dag (47). Aan de hand van de datum van het oudste stuk in het dossier kan je de oorspronkelijke ordening reconstrueren en ongeveer situeren waar het dossier in de D-reeks thuishoort. Indien enkel het geboortejaar was gekend, werden maand en dag vervangen door 00, bijv. geboortejaar 1946 wordt dossiernummer 460000/1.
Gezien de privacygevoeligheid van deze dossiers, zijn ze op vraag van het parket-generaal niet nader beschreven en niet toegankelijk tot 2030.
In het verslag van zijn inspectiebezoek van 4 februari 1999 maakt rijksarchivaris Erik Houtman melding van kleine registers die een numerieke toegang vormen op de documentatie B voor de jaren 1945-1995 (48). Deze stukken hebben we niet aangetroffen in het archief en zijn waarschijnlijk verloren gegaan. Ook de eerste 500 dossiers van de documentatie B ontbreken.
De documentatie B (dossiers en toegangen) kwam integraal in aanmerking voor permanente bewaring en er werd bijgevolg geen selectie ter vernietiging uitgevoerd.
De documentatie B is integraal overgebracht naar het Rijksarchief. Mogelijk duikt er nog ergens een afgedwaald dossier op, maar normaliter is er geen aangroei meer te verwachten.
Dit archief werd in twee bewegingen naar het Rijksarchief overgebracht, in 2001 en 2013. Strikt gezien gaat het hier om twee archiefblokken. Met het oog op het gebruiksgemak is de overdracht van 2013 geïntegreerd in het blok PK Antwerpen 2001 C. Het archiefblok PK Antwerpen 2001 C was al definitief genummerd, geëtiketteerd en verpakt. Dit archief is de voorbije jaren door menig onderzoeker geraadpleegd en in diverse publicaties wordt verwezen naar de inventarisnummers van dit blok. Daarom is de oorspronkelijke nummering behouden. De nummers volgen bijgevolg niet altijd mooi op elkaar. Dit weegt ons inziens niet op tegen het voordeel dat de documentatie B in één inventaris is beschreven en opnieuw tot een geheel is samengevoegd. De overdracht van 2001 omvat de inventarisnummers 1-4270, de overdracht van 2013 de nummers 4271-6487.
Bij de inventarisatie hebben we ervoor geopteerd om de oorspronkelijke ordening te herstellen en de dossiers binnen elke reeks te ordenen volgens het dossiernummer. De dossiers werden genummerd in volgorde van opening. De stukken in de dossiers hebben eveneens een eigen nummer. Op de binnenkant van de dossierkaft staat bij elk nummer de datum, het onderwerp en vaak ook de redactionele vorm (bijvoorbeeld proces-verbaal) vermeld. Sporadisch groeit een nummer binnen een dossier uit tot een nieuw (sub)dossier. In bepaalde omvangrijke dossiers kan dat zelfs meermaals voorvallen.
Indien de archiefvormende dienst zelf dossiers binnen het klassement een andere plaats heeft gegeven, hebben we dit zo gelaten, maar met een kruisverwijzing aangegeven. Het klassement van de documentatie B is heel doordacht en consequent toegepast, zeker wat betreft de reeks dossiers B (tot 1974). Hierna werd de ordening minder nauwgezet gevolgd: nummers werden verkeerd toegekend, dossiers werden verplaatst en in een andere reeks ondergebracht (49), sommige dossiers werden opgesplitst, enz. Het dossiernummer is de sleutel waarmee een dossier kan gevonden worden. De archiefvormende dienst heeft zelf een systeem van kruisverwijzingen op de dossierkaften uitgewerkt die de mogelijkheid bieden de inhoud te controleren en snel de verwante dossiers op te sporen. Om de gebruiker de mogelijkheid te bieden zelf linken te leggen in dit uitgebreide en complexe dossierstelsel, is in de beschrijving van elk archiefbestanddeel het oorspronkelijke dossiernummer opgenomen in de hoofdbeschrijving en niet in het opmerkingenveld.
Om de numerieke orde te herstellen en vooral om na te gaan of er hiaten waren en of een dossier wel thuishoorde in de reeks dossiers B, was het repertorium (inventarisnummer 4295) heel belangrijk. Hierin zijn alle dossiers van de reeks B in numerieke volgorde ingeschreven. Dit repertorium werd pas in 2013 naar het Rijksarchief overgebracht. In het archiefblok dat in 2001 naar Beveren verhuisde, zaten ook onderzoeksdossiers uit de 'algemene documentatie'. Bij gebrek aan een toegang op de dossiers van de documentatie B konden we vóór 2013 niet nagaan of ze hiervan deel uitmaakten. In de inventaris van PK Antwerpen 2001 C kregen ze bijgevolg een inventarisnummer. Na de verwerving van het repertorium in 2013 stelden we vast dat deze (sub)dossiers verkeerd geklasseerd waren en geen deel uitmaakten van de documentatie B. De stukken zijn dan gereïntegreerd in de reeks onderzoeksdossiers waartoe ze horen in blok PK Antwerpen 2003 A, zonder dat de beschrijving in de reeds gedrukte inventaris moest worden aangepast (50).
Enkele dossiers hebben geen dossiernummer. Ook de fiche, die in het steekkaartensysteem zit of in het dossier zelf, vermeldt geen dossiernummer. Wij hebben die ongenummerde dossiers, die deel uitmaken van de documentatie B, in de inventaris op de meest logische plaats gezet, ons hierbij vooral baserend op de datum van de stukken en op de genummerde dossiers waarbij ze fysiek zaten.
Voor de raadpleging van de archiefdocumenten jonger dan 100 jaar is de schriftelijke toelating van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen vereist (51). Archiefdocumenten ouder dan 100 jaar zijn vrij raadpleegbaar.
Met toestemming van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen is het mogelijk om reproducties te maken. Hiervoor gelden de voorwaarden en tarieven van toepas-sing in het Rijksarchief.
Als toegang op de reeks dossiers B hield de bevoegde afdeling binnen de GPP Antwerpen een repertorium bij (inventarisnummer 4295). Hierin werden alle dossiers in numerieke volgorde ingeschreven met opgave van onderwerp. Deze index werd niet van bij de start van de reeks bijgehouden. Bij de inventarisatie troffen we bijvoorbeeld dossier 3851B aan tussen de subdossiers van dossier 3852B. Dit dossier was door de dienst verkeerd gerangschikt. In het repertorium is de inhoud van dossier 3851 blanco gelaten, wat erop wijst dat de registratie van de dossiers niet op het moment van de dossiervorming gebeurde.
De stukken in de dossiers hebben doorgaans een eigen nummer. De toegang hierop staat aan de binnenkant van het dossierkaft. Sporadisch groeit een nummer binnen een dossier uit tot een nieuw (sub)dossier. In bepaalde omvangrijke dossiers kan dat zelfs meermaals voorvallen. De toegang op deze subdossiers, in de vorm van een apart dossierkaft, zit doorgaans bij het eerste subdossier van de erin beschreven reeks. Deze toegangen staan steeds vermeld in de annotatie.
Wie in de documentatie B op zoek gaat naar een persoon, vereniging, firma, groepering of organisatie, kan best starten bij de diverse steekkaartensystemen. Normaliter werd van elke naam in de documentatiedossiers een fiche bijgehouden. Twee omvangrijke steekkaartensystemen bieden een toegang op deze namen. Het eerste heeft betrekking op de periode 1920-1954 (52), het tweede bestrijkt de jaren 1955-1980 (53). De steekkaarten vermelden het onderwerp (persoonsnaam, naam van de vereniging, firma of periodiek) en het dossiernummer. Doorgaans staat er een verduidelijking van het onderwerp bij (bijvoorbeeld maandblad). Bij natuurlijke personen worden meestal naam, geboorteplaats en -datum vermeld. Daarnaast zijn er nog bijkomende steekkaartensystemen die een toegang bieden op specifieke dossiers (vrijwilligers voor de Spaanse burgeroorlog, de verslagen van de Staatsveiligheid, wapensmokkel, Vlaamsgezinde organisaties, enz.). Het dossiernummer is de sleutel waarmee een dossier kan gevonden worden.
Bij de raadpleging van de dossiers kan men eveneens op relevante dossiernummers stuiten. Op de kaft wordt immers geregeld verwezen naar de nummers van andere dossiers die met de zaak verband houden.
In de meeste dossiers is aan de binnenkant van de kaft een inhoudstafel aanwezig, met een opsomming van alle genummerde stukken in het dossier.
Indien er indices aanwezig zijn voor meerdere dossiers, wordt dit in de inventaris in het opmerkingenveld vermeld van het archiefbestanddeel waarin deze toegang fysiek zit.
Op de dossierkaft en/of op de steekkaart heeft de documentatiedienst zelf een kwalificatie toegevoegd: 'Communisme', 'Anti-fascisme', 'Aanhanger van Hitler', 'Rexisme', 'Spionage', 'Terrorisme', 'Diamantsmokkel', enz. Dit gebeurde wel niet systematisch bij elk dossier. De lezer moet er zich ook van bewust zijn dat de kwalificatie niet altijd op dezelfde manier is toegekend en vrij arbitrair kan zijn. Gelet op dit alles hebben we deze informatie opgenomen in de annotatie, en niet in de eigenlijke beschrijving.
Op vraag van het parket-generaal zijn alle namen van natuurlijke personen van na 1970 geanonimiseerd. Enkel de initialen zijn vermeld.
De in deze inventaris beschreven documenten zijn vaak dubbels van documenten die elders berusten: verslagen afkomstig van de staatsveiligheid, van binnen- en buitenlandse politie- of inlichtingendiensten en van informanten, processen-verbaal die werden overgemaakt aan het parket van de procureur des Konings, de staatsveiligheid of het krijgsauditoraat, verslagen die door de GPP Antwerpen aan het Commissariaat-generaal of andere diensten zijn bezorgd, enz. In theorie is deze informatie dus eveneens aanwezig in andere archieven. Heel wat archieven hebben echter veel minder goed de tand des tijds doorstaan. Het vooroorlogse archief van de Staatsveiligheid is bijvoorbeeld in juni-juli 1940 vernietigd (54). Het archief van het Commissariaat-generaal is evenmin volledig.
De gerechtelijke politie bij de parketten 1919-1969, Nijvel, 1969.
DEPOORTERE R., Inventaire des archives du commissariat-général de police judiciaire. Dossiers du service de la documentation. Versement 2000, Brussel, 2001.
DROSSENS P., VELLE K., Inventaris van het archief van de gerechtelijke politie bij het parket van de procureur des Konings van Gent, Brussel, 2018.
GERARD E., MULLER F., 'De bijdrage van politionele en gerechtelijke bronnen in de oplossing van een "cold case" - De zaak Lahaut (1950)', in PONSAERS P., MEERSHOEK G., DE KOSTER M. (eds.), Herinneren en vergeten in de politie, Antwerpen, 2017, p. 219-234.
Jubileumuitgave 75 jaar gerechtelijke politie bij de parketten (1919-1994). Antwerpen, 1994.
MARTENS C., Inventaris van het archief van de gerechtelijke politie bij het parket van de procureur des Konings van Brussel 1921-1976, Brussel, 2016.
NIEMEGEERTS S., De gerechtelijke politie, Georges Block en het anti-communisme, Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 2007.
VAN DOORSLAER R., VERHOEYEN E., 'L'Allemagne nazie, la police belge et l'anticommunisme en Belgique (1936-1944)', in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1986, 1-2, p. 61-125.
VAN HAECKE L., 'Wegwijs in de archieven van het voormalige auditoraat-generaal en Militair Gerechtshof', in BOST M., DROSSENS P., HORVAT S. (eds.), Ressources et usages des archives de la justice militaire. Bronnen en onderzoeksperspectieven in verband met het militair gerecht, Brussel, 2016, p. 81-93.
VAN OUTRIVE L., CARTUYVELS Y., PONSAERS P., Sire, ik ben ongerust. Geschiedenis van de Belgische politie 1794-1991, Leuven, 1992.
VELLE K. m.m.v. DROSSENS P., Inventaris van het archief van het parket van de procureur des konings te Antwerpen. Diverse overdrachten, Brussel, 2007.
VERHOEYEN E., 'De zaak Block en Celis'. De moeizame relatie van de Antwerpse gerechtelijke politie met de Gestapo (1938-1941)', in Cahiers Inlichtingenstudies-Cahiers d'études du renseignement, 2, 2012, p. 15-72 en 3, 2013, p. 111-136.
VERHOEYEN E., 'Les achats d'armes de la Cagoule en Belgique (1936-1937) : chronique d'un échec annoncé', in COOLS M ., DEVROE E., e.a. (eds.), Tegendraadse criminologie. Liber Amicorum Paul Ponsaers, Antwerpen, 2012, 473-482.
WELTER F., 'Quand l'intérêt public se heurte aux obstacles institutionnels et matériels. Une police judiciaire près les parquets, solution aux défis de la police judiciaire en Belgique (1830-1922)?', in Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 2011, 24, p. 35-63.
WELTER F., 'Sources et perspectives pour une histoire de la police judiciaire près les parquets (1919-1952)', in DE KOSTER M., ROUSSEAUX X., VELLE K. (red.), Sources et perspectives: Histoire socio-politique de la justice en Belgique (1795-2005) / Bronnen en perspectieven: Sociaal-politieke geschiedenis van justitie in Belgie (1795-2005), Brussel, 2010, p. 129-148.
De ontsluiting van het archiefblok PK ANTWERPEN 2001 C was een werk van lange adem, waaraan meerdere personen een bijdrage hebben geleverd. Karel Velle realiseerde de overdracht van het archief in 2001 en beschreef in 2003 de eerste duizend nummers. Annelies Coppieters zette in 2004 onder begeleiding van Paul Drossens de beschrijving van de overige dossiers verder. Met haar vertrek eind 2004 viel de inventarisatie stil. Op dat moment waren nagenoeg alle archiefbestanddelen beschreven in de volgorde waarin ze waren uitgepakt en in de rekken gezet. Vanaf de zomer van 2005 heeft Paul Drossens aan de hand van deze plaatsingslijst de oorspronkelijke orde hersteld, de archiefbeschrijvingen gecorrigeerd, dossiers die bijeen hoorden in dezelfde reeks ondergebracht, indien nodig bestanddelen geplitst en kruisverwijzingen aangebracht. In het voorjaar van 2006 was de inventarisatie afgerond. Alle archiefbestanddelen waren beschreven en geordend volgens het archiefschema, doorlopend genummerd, geëtiketteerd en verpakt in zuurvrije omslagen en dozen. De inventaris was dan wel in orde, de raadplegingsmodaliteiten waren dit allerminst. Om uitsluitsel te krijgen inzake de manier waarop deze toegang aan het publiek ter beschikking gesteld kon worden, werd een vraag gericht aan de Commissie Bescherming Persoonlijke Levenssfeer (CBPL). Een antwoord over de manier waarop deze toegang publiek kon worden gemaakt, kregen we echter niet. De inventaris van PK Antwerpen 2001 C werd bijgevolg nooit publiek gemaakt of verspreid en kon enkel 'offline' in Beveren worden geraadpleegd na schriftelijke toelating van de procureur-generaal van Antwerpen.
In het najaar van 2012 kwam er opnieuw schot in de zaak. In het kader van het onderzoek naar de moord op de communistische partijleider Julien Lahaut wenste prof. dr. Emmanuel Gerard bepaalde documentatiedossiers te raadplegen die nog niet naar het Rijksarchief waren overgebracht. De zoektocht naar deze ontbrekende dossiers resulteerde uiteindelijk in de vondst van het resterende deel van de documentatie B in het gebouw van de federale politie aan de Collegelaan (66). Om de documentatie B in haar geheel te herstellen, werd op 13 november 2012 een verzoek gericht aan de gerechtelijke directeur van de Federale politie van Antwerpen om deze stukken over te brengen naar het Rijksarchief. De goedkeuring van dhr. Stanny De Vlieger volgde enkele dagen later en op 29 januari 2013 werd dit archiefblok naar het Rijksarchief Beveren overgebracht. Paul Drossens heeft dit archiefblok geïnventariseerd in het voorjaar van 2013. Tita Maquiling heeft de stukken geschoond en in zuurvrij materiaal verpakt van augustus 2013 tot januari 2014. De afwerking van de inventaris en de redactie van de inleiding vond plaats in de loop van 2014 en de eerste maanden van 2015. De inventaris werd in juni 2015 ter validering overgemaakt aan de wnd. Operationeel Directeur Vlaanderen. In juli 2015 werd een schrijven gericht aan de procureur-generaal van Antwerpen met de vraag in welke vorm deze inventaris mocht publiek gemaakt worden. Dit resulteerde in een constructief overleg met de heer advocaat-generaal Franky Dekeyser in december 2016 in Antwerpen en in februari 2017 in Beveren. In een schrijven van de procureur-generaal van Antwerpen van 6 april 2017 werd finaal de toelating gegeven om voorliggende inventaris zowel in papieren als in digitale vorm te publiceren, mits een aantal restricties, waar rekening mee is gehouden. De laatste controle van een aantal beschrijvingen en de afwerking van de inventaris vonden plaats in het voorjaar van 2018.
Télécharger l'inventaire publié- Download de gepubliceerde inventaris
4258 - 4259 | Omzendbrieven en onderrichtingen betreffende de toepassing van de strafwetgeving. 1932-1958. | ||||||||
4258 | A-Me (Aanplakking-Melkdistributie). | 1 pak | |||||||
4259 | Mo-V (Mobilisatie-Vreemde publicaties). | 1 pak | |||||||
4271 - 4274 | Omzendbrieven en onderrichtingen betreffende de toepassing van de strafwetgeving. 1975-1984. | ||||||||
Bevat een alfabetische index van de 67 onderwerpen. | 4271 | A-Di (Aanplakking-Diefstal). | 1 pak | ||||||
4272 | Do-P (Documentatie-Posterijen). | 1 pak | |||||||
4273 | R-Va (Radio-Valsmunterij). | 1 pak | |||||||
4274 | Ve-Z (Verdovende middelen- Zigeuners). | 1 pak | |||||||
4275 - 4291 | Omzendbrieven van de procureur des Konings en dienstorders van de hoofdcommissaris. 1948-1953, 1970-1978. | ||||||||
4275 | 1948. | 1 pak | |||||||
4276 | 1949. | 1 pak | |||||||
4277 | 1950. | 1 pak | |||||||
4278 | 1951. | 1 pak | |||||||
4279 | 1952. | 1 pak | |||||||
4280 | 1953. | 1 pak | |||||||
4281 | 1970. | 1 pak | |||||||
4282 | 1971. | 1 pak | |||||||
4283 | 1972. | 1 pak | |||||||
4284 | 1973. | 1 pak | |||||||
4285 | 1974. | 1 pak | |||||||
4286 | 1975 jan.-juni. | 1 pak | |||||||
4287 | 1975 juli-dec. | 1 pak | |||||||
4288 | 1976 jan.-april. | 1 pak | |||||||
4289 | 1976 mei-dec. | 1 pak | |||||||
4290 | 1977. | 1 pak | |||||||
4291 | 1978. | 1 pak | |||||||
Betreft o.m. de Communistische Partij (KP), Vriendenkring van de Belgische Partizanen, Belgische Transportarbeidersbond en Sovjet-Russische spionagediensten. | 4260 | Verslagen en memoranda van de officier-commissaris bij de rechterlijke opdrachten gericht aan de procureur des konings te Antwerpen. 1946. | 1 omslag | ||||||
4292 | Dossier inzake een vraag van het Navorsings- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog aan de procureur des Konings tot raadpleging van de dossiers van zonder gevolg geklasseerde zaken betreffende het verzet. 1974. | 1 omslag |