Name: Sint-Jacobskerk en -kapittel Antwerpen. Oud archief
Period: 1304-1802 [1974]
Inventoried scope: 25,3 linear meters
Archive repository: State archives in Antwerp
Heading : Chapters
Authors: Jos van den Nieuwenhuizen — Maarten Coppens
Year of publication: /
Code of the inventory: T13/031
Kerkfabriek, parochie en kapittel van Sint-Jacobs te Antwerpen.
Turfdragersambacht.
Caffa- of zijdestofbewerkersambacht.
Volgens het Liber Memorialis van de kerk gaat de stichting van de kapel van Sint-Jacobs terug tot de aankoop van een stuk grond in 1404, met het oog om er een kapel op te bouwen. De kapel zou voltooid zijn geweest in 1413, en de eerste mis werd er gezongen in 1416, op de dag van de processie waarin het beeld van Sint-Jacob werd rondgedragen. Vanaf 1422 werd er jaarlijks een kapelmeester aangesteld.
Tot 1477-1479 was er officieel maar één parochie in Antwerpen, de Onze-Lieve-Vrouwekerk. De andere kerken waren kapellen en dochterkerken. Vele Antwerpse burgers streefden naar het toekennen van officiële parochierechten voor Sint-Joris, Sint-Walburgis en Sint-Jacobs. De politieke opstand van 1477 zorgde voor een doorbraak, en in 1479 werd officieel de parochie van Sint-Jacobs opgericht, mede op vraag van het Antwerpse stadsbestuur. In 1491 werd de eerste steen gelegd van de toren van de nieuwe kerk. De bouwwerken werden uitgevoerd onder leiding van Herman de Wagemaekere en later zijn zonen Domien en Herman, bijgestaan vanaf 1525 door Rombout Keldermans. De bouw leidde tot ernstige financiële problemen, die leidden tot de oprichting van een keizerlijke commissie in 1533. Tussen 1534 en 1540 lagen de werken stil.
In 1566 werd het kerkinterieur sterk beschadigd door de Beeldenstorm. Tijdens de Calvinistische Republiek werden in 1580 de beelden en schilderijen verwijderd, een groot deel hiervan werd verkocht. De kerk werd gewit, en het schip van de kerk werd toegewezen aan de Calvinisten, de katholieken behielden het kruiswerk. In juli 1581 werd de uitoefening van de katholieke religie verboden in Antwerpen.
De kerk werd opnieuw gewijd in 1585. In 1602 werd de eerste steen gelegd van het huidige Koor. Vele 17de-eeuwse kerkmeesters van Sint-Jacobs kwamen uit rijke koopliedenfamilies, die mee instonden voor de financiering van de kerk. De kerk fungeerde in de 17de eeuw als parochiekerk van de elite, en groeide uit tot één van de rijkst gestoffeerde kerken van de stad. In 1619 schreef het stadsbestuur dat het 'een soo principale parochiekercke [was] dye naer dye van ons lieve vrouwen alle de andere kercken van dese stadt in fraicheyt, proportie ende begryp van structure is te boven gaende'. Vanaf 1630 konden families er begrafenisrechten krijgen, op voorwaarde dat ze de voltooiing en de decoratie van een hun toegewezen kapel financierden. De kerk werd de laatste rustplaats van vele personen uit de Antwerpse elite. De bekendste is natuurlijk Pieter-Paul Rubens, die begraven werd in de Rubenskapel. Verschillende ambachten hadden hun altaar in de kerk. Vele broederschappen werden opgericht en kenden een grote bloei in de tweede helft van de 17de eeuw.
In deze kerk werd in 1656 door bisschop Ambrosio Capello een kapittel opgericht, opnieuw met de financiële steun van heel wat Antwerpse families, die de prebenden stichtten en het benoemingsrecht van de kanunniken behielden.
De pastoors van de Sint-Jacobskerk uit de 17de en 18de eeuw waren vaak goed geschoolde en sterke figuren. Zo was er bijvoorbeeld de assertieve Jacobus Chanon, die vele processen voerde om de belangen van zijn kerk te verdedigen, of Petrus-Ludovicus Danes, die het tot professor en zelf rector van de universiteit van Leuven zou brengen.
Op 5 september 1797 werd verplicht aan de clerus om de eed van haat tegen het koningschap af te leggen. De oorspronkelijke tekst daarvan luidde: "Ik Zweere haet aen het Koningdom en aen de regeerings-loosheyd, aengekleeftheyd en de Getrouwigheyd aen de Republiek en aen de Constitutie van het Jaer Dry". Omdat de pastoor van Sint-Jacobs, Mathias-Franciscus Van Camp, weigerde om deze eed af te leggen, werd de kerk gesloten op 27 september 1797. Begin februari 1798 legde priester Jan-Baptist Mortelmans deze eed wel af, waarna de kerk aan hem werd toegewezen. Hierdoor bleef de kerk intact, hoewel men wel de klokken moest afstaan in 1799. Tussen 1798 en 1802 werd de Sint-Jacobskerk de officiële parochiekerk van Antwerpen, aangezien vele anderen gesloten bleven. Na het Concordaat tussen paus Pius VII en Napoleon werd de kerk terug toegewezen aan de in 1797 afgezette Mathias-Franciscus Van Camp.
Een eerste ordening van het archief gebeurde door Theodoor Van Lerius (1819-1880) en vooral Victor Van Grimbergen (1810-1859). In 1844 besliste het bureau van de kerkfabriek om de archieven te laten klasseren en inventariseren door Van Grimbergen. Hij bracht een ordening aan gebaseerd op type documenten en onderwerp, waarbij de onderlinge samenhang werd doorbroken en archief van de kerkfabriek, de parochie en het kapittel vermengd raakte. Rond 1850 voltooide hij zijn 'Algemene index der registers bewaerd in het archief der parochiale kerk van den H. apostel Jacobus', van 224 nummers. De documenten werden ingebonden. Zijn opvolgers vulden de inventaris aan, niet alleen met archief, maar ook met documentatie.
In 1979-1980 werden de 19de-eeuwse banden doorbroken, om het archief te herordenen en te inventariseren. Dit gebeurde door Maarten Coppens. Hij herstructureerde het archief in drie grote delen, volgens de archiefvormer: kerkfabriek, parochie en kapittel. Vervolgens maakte hij zeer gedetailleerde beschrijvingen op stukniveau, met aandacht voor de redactionele vormen en het ontwikkelingsstadium. Zijn analyses werden vervolgens samengevat door Jos Van den Nieuwenhuizen in een zogenaamde 'Beknopte inventaris' van 4795 nummers, met een aparte nummering voor de rekeningen (R1-R88) en de broederschappen (B1 - B87). In bijlage nam hij ook de oude inventaris op van Van Grimbergen en zijn opvolgers, en een lijst van documenten die niet waren terug gevonden bij de herinventarisering van 1979-1980. De eigenlijke 'beknopte inventaris' (zonder de bijlagen) vormt de basis van deze voorliggende inventaris. Bij de retroconversie in 2024-2025 bleef de structuur van de inventaris bewaard, maar werden beschrijvingen van individuele archiefbestanddelen soms aangepast aan de hedendaagse archivistische standaarden (zie hieronder onder 'Ordening').
Sommige stukken waren in de loop van de 19de en 20ste eeuw op een onduidelijke manier afgedwaald van het hoofdbestand, en waren terechtgekomen in het Rijksarchief Antwerpen. Deze stukken werden in de vroege 20ste eeuw gegroepeerd in twee bestanden: het 'kerkarchief Sint-Jacobs' (dertien archiefbestanddelen, waarvan er twee bleken te ontbreken) en het 'archief van het kapittel Sint-Jacobs' (acht nummers). Daarnaast werden drie charters van de kerk bewaard in de algemene charterverzameling van het Rijksarchief Antwerpen. De stukken uit deze drie deelverzamelingen werden geïntegreerd in het geheel van het archief en beschreven in de voorliggende inventaris, met nieuwe nummers (zie de concordantietabel).
Het archief van Sint-Jacobs werd in de jaren zeventig ondergebracht bij de archiefdienst van het bisdom Antwerpen. Tussen 1990 en 2014 werd dit bewaard samen met het conglomeraat 'kathedraalarchief' in de Centrale Bibliotheek van de toenmalige UFSIA, nu de Bibliotheek Stadscampus van de Universiteit Antwerpen, aan de Prinsstraat. In 2009 ondertekenden vertegenwoordigers van de kerkfabriek van Sint-Jacobs een overeenkomst van bewaargeving van het archief met de Algemeen Rijksarchivaris. Het archief werd overgebracht naar het Rijksarchief in 2014.
Deze inventaris bestaat uit drie grote delen, en één bijlage. Deel 1 ontsluit het archief van de kerkfabriek, deel 2 dat van de parochie en deel 3 het kapittel.
In het archief van de kerkfabriek zit een mooie reeks rekeningen (voor 1465-1795), en stukken over renten, huizen en grondbezit, die soms teruggaan tot de 14de eeuw. De bouw en de stoffering van de kerk wordt in detail gedocumenteerd. Ook de fundaties in de kerk, de aanstelling en betaling van het personeel en de processen van de kerkfabriek hebben aanleiding gegeven tot heel wat archiefvorming.
Het archief van de parochie bevat veel archief over kapelanieën en altaren, de eredienst, begrafenissen en uitvaarten, kapellen en broederschappen. Vanuit een artistiek standpunt moeten zeker de registers van de broederschappen worden vermeld, die vaak door professionele tekenaars of 'schrijfmeesters' verlucht werden met kaligrafie en tekeningen. Deze registers (meestal met de namen van de hoofdmannen of 'prefecten', maar ook soms rekeningen) vormen echte kunstwerken op zich en verdienen het om gedigitaliseerd te worden. (1)Het archief van het kapittel bevat o.a. veel gegevens over de prebenden en fundaties, waarbij schenkingen door leken goed gedocumenteerd worden, net als de geschiedenis van het kapitaal voordat het bij het kapittel terechtkwam. Hier is veel informatie te vinden over kapitaalbezit van vele families. Ook de processen en het personeel van het kapittel komen uitgebreid aan bod.
De bijlage bij deze inventaris bevat enkele stukken van andere archiefvormers, die slechts een beperkte band hadden met de kerk. Zo wordt een deel van het archief van het turfdragersambacht en de caffa- of zijdestofbewerkersambacht bewaard onder de nummers 4796-4814. Floris Prims schrijft dat het archief van de turfdragers bij de ontbinding van hun vereniging in 1863 openbaar werd verkocht op de Vrijdagmarkt. Dit werd de eigendom van Theodoor Van Lerius (1819-1880), kerkmeester en secretaris van het kerkbestuur, die het schonk aan de kerkfabriek van Sint-Jacobs, omdat de turfdragers in de kerk een eigen altaar hadden vanaf de vroege 16de eeuw. (2)
De stukken zijn opgesteld in het Nederlands, Frans en Latijn.
In dit bestand werd niet geselecteerd.
De structuur van de inventaris werd opgesteld door Maarten Coppens in 1979-1980 en is gebaseerd op de drie grote archiefvormers: de kerkfabriek, de parochie en het kapittel. Daarnaast beschreef hij individuele archiefbestanddelen in groot detail, vaak op stukniveau. Jos Van den Nieuwenhuizen stelde daarop de 'Beknopte inventaris' op, waarin hij de beschrijvingen van Coppens samenvatte. Deze was een belangrijke stap vooruit in vergelijking met de oudere, 19de-eeuwse inventaris. Toch waren er ook nog enkele gebreken. Door te werken op stukniveau vervaagde soms de samenhang tussen de stukken onderling. Afschriften of kopieën van eenzelfde stuk kregen in de vorige versie van de inventaris zo vaak aparte nummers, terwijl deze samen horen. Problematisch was vooral dat stukken uit eenzelfde procesdossier uit elkaar waren getrokken en apart waren beschreven, terwijl essentiële informatie zoals de namen van de partijen, het onderwerp van de betwisting en de behandelende rechtbank dikwijls niet werden vermeld. In de samenvattende 'Beknopte inventaris' gingen ook soms een aantal nuances verloren, die nog wel in de beschrijvingen van Coppens zaten, bijvoorbeeld in verband met de redactionele vorm, het ontwikkelingsstadium of de datering. Ook voornamen werden afgekort tot initialen.
In de voorliggende inventaris bleef de structuur van de 'Beknopte inventaris' behouden, maar werden vele beschrijvingen van individuele archiefbestanddelen aangepast aan de huidige archivistische standaarden. De logische en inhoudelijke eenheid van de procesdossiers werd hersteld. De stukken uit eenzelfde procesdossier werden opnieuw samengevoegd en beschreven op dossierniveau. Sommige vrijwel identieke stukken (kopieën, afschriften, die toch aparte nummers hadden gekregen), werden samengevoegd. Dit alles impliceert dat meer dan 350 oude nummers werden opgeheven, en samengevoegd bij andere. Tegelijk werden ook 17 nieuwe nummers toegekend voor de stukken die uit de oude deelbestanden 'kerkfabriek', kapittel' en 'charterverzameling' van het Rijksarchief Antwerpen kwamen. Voor deze nieuwe beschrijvingen werden nummers toegekend die eerder waren geschrapt. Al deze veranderingen worden in detail weergegeven in de concordantietabel.
Heel wat beschrijvingen werden beknopter geformuleerd, bij anderen werd de informatie dan weer verrijkt, vooral door het toevoegen van redactionele vormen, ontwikkelingsstadia of namen van personen. Chronologische inconsistenties of foutjes werden rechtgezet. Initialen werden waar mogelijk vervangen door volledige voornamen. Sommige archiefbestanddelen die louter als 'varia' waren beschreven, werden nader geïnventariseerd. Zo werden enkele nieuwe nummers toegevoegd, voorzien van een sub nummer.
De documenten zijn vrij raadpleegbaar. Voor de raadpleging gelden de regels van toepassing in de leeszalen van het Rijksarchief.
Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief.
Deze inventaris vervangt de toegang COPPENS M. en VAN DEN NIEUWENHUIZEN J., 'Beknopte inventaris van het oud archief van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen', onuitgegeven manuscript, s.d.
Wie een oude referentie heeft uit de 'Beknopte inventaris van het oud archief van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen' van Coppens en van den Nieuwenuizen kan dit nummer voor het overgrote deel nog steeds gebruiken. De nummers bleven in de voorliggende inventaris immers in principe behouden. Een uitzondering vormen de reeksen met betrekking tot de rekeningen en de broederschappen. In de 'Beknopte inventaris' hadden die een aparte nummering gekregen, voorafgegaan door een "R' en een "B". In de voorliggende inventaris zijn die reeksen opgenomen in de doorlopende nummering (zie de concordans voor de nieuwe nummers). Ook zijn een aantal archiefbestanddelen samengevoegd met andere, maar ook dit kan worden gevolgd via de concordans.
Wie nog zou beschikken over een referentie uit de 19de eeuw, kan de nieuwe nummers opzoeken in COPPENS M. en VAN DEN NIEUWENHUIZEN J., 'Beknopte inventaris van het oud archief van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen', onuitgegeven manuscript, s.d., waar deze oude nummers worden vermeld.
Vooral in de oudste stukken wordt Latijn gebruikt. Het geschrift uit de 16de en 17de eeuw is moeilijk leesbaar voor het ongeoefende oog.
COPPENS M. en VAN DEN NIEUWENHUIZEN J., Beknopte inventaris van het oud archief van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen, onuitgegeven manuscript, s.d.
DIERCXSENS J.C., Antverpia Christo nascens et crescens, dl. III, Antwerpen 1773.
JACOBS H., Archief van het Departement van de Twee Neten en van de provincie Antwerpen, Blok A, Rijksarchief Antwerpen (online beschikbaar).
MARINUS M.J., De contrareformatie te Antwerpen (1585-1676). Kerkelijk leven in een grootstad, Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, 57, 1995, nr. 155, Brussel, 1995.
MULLER J., St Jacob's: Antwerp Art and Counter Reformation in Rubens's Parish Church (Brill's Studies in Intellectual History, 253; Brill's Studies on Art, Art History, and Intellectual History, 13), Boston en Leiden, 2016.
PERÉ A.M., 'De St.-Jakobskerk te Antwerpen. Plan en bronnen voor een Museologische studie van de kunstschatten, ongepubliceerde licentiaatsverhandeling Archeologie en Kunstwetenschap', KU Leuven, 1971.
PRIMS F., Geschiedenis van het Antwerpsche turfdragersambacht (1447-1863), Antwerpen, 1923.
PRIMS F., 'De opening der Sint-Jacobskerk op 11 februari 1798', Antwerpiensia, 8ste reeks, Antwerpen, 1934, p. 275-279.
PRIMS F., 'De constitutioneele kerk van Antwerpen. De geheime registers (1798-1802), Antwerpiensia, 8ste reeks, Antwerpen, 1934, p. 280-286.
PRIMS F., 'Hoe Sint-Jacobs een parochie werd', Antwerpiensia, 11de reeks, Antwerpen, 1938, p. 91-97.
PRIMS F., 'De ontwijding van Sint-Jacobskerk', Antwerpiensia, 15de reeks, Beelden uit den Cultuurstrijd I, Antwerpen, 1941, p. 350-361.
PRIMS F., 'Heer Peeter Collier, Pastoor van Sint-Jacobs. 1579-1581', Antwerpiensia, 16de reeks, Beelden uit den Cultuurstrijd II, Antwerpen, 1943, p. 170-177.
PRIMS F., Geschiedenis van Antwerpen VIII. - Met Spanje (1555-1715) 3de boek - De geestelijke orde, Antwerpen, 1947.
PRIMS F., Geschiedenis van Antwerpen IX. - Met Oostenrijk en onder de Franschen (1715-1814) 3de boek - De geestelijke orde, Antwerpen, 1948.
PRIMS F., 'Het guldenboek der XIV-daagse berechting van Sint-Jacobs', Antwerpiensia, 18de Reeks, Antwerpen, 1948, p. 252-255.
ROOSES M., 'Overlaet, Antoine', Biographie Nationale, 16, Brussel, 1901, kolom 409-415.
TIMMERMANS B., Patronen van patronage in het zeventiende-eeuwse Antwerpen. Een elite als actor binnen de kunstwereld, Amsterdam, 2008.
VAN LERIUS T., Notice sur les oeuvres d'art de l'église paroissiale et ci-devant insigne collégiale de St. Jacques à Anvers, précédé d'une introduction historique et rédigée d'apres les documents authentiques, Borgerhout, 1855.
Verzameling der graf- en gedenkschriften van de provincie Antwerpen. Arrondissement Antwerpen. Tweede deel. Antwerpse parochiekerken. 1e afdeeling, Antwerpen, 1863.
Een eerste, zeer uitgebreide versie van de inventaris werd opgesteld door Maarten Coppens in 1979-1980. Deze werd bewerkt en samengevat door Jos Van den Nieuwenhuizen in de vroege jaren tachtig tot de zogenaamde 'Beknopte inventaris'. Deze vormt de basis van de voorliggende inventaris. Hij werd in het nieuw inventarismodel van het Rijksarchief ingevoerd door Katelijne De Graef (2018-2019) en Ansje Spaepen (2023). De oude aparte nummeringen van de rekeningen van de kerkfabriek (R1-88) en van het archief van de broederschappen (B1-87) werden daarbij opgeheven en geïntegreerd in de doorlopende nummering van de inventaris (zie de concordantietabel). Bij de definitieve retroconversie in 2024-2025 werden de stukken opnieuw ter hand genomen en geverifieerd door Harald Deceulaer. Hij paste meerdere beschrijvingen aan naar de hedendaagse archivistische standaarden (zie hoger onder 'Ordening') en stelde deze beknopte inleiding op.
1479: Huge Witten
1484-1486: Meester Dieric
1493-149?: Jan Willemszoen (Johannes Wilhelmi)
149?-149?: Symon [Van Vilere?]
1496-1514: Cornelis Buyserogge
? - 1524: Nicolaes [Van der Noot?]
1537-1539 (?): Peter Lenaerts (Leonardi)
1539 (?) - 1544 (?): Jan Van Heze
1545-155?: Jan van Eynde
Na 1552-1557: Jan Goossens (Goswinus)
1558-1561: Jan-Jacob van Asten
1561-1570/71: Daneel-Marten Van den Bussche (Daniel-Martinus Busschius)
1571-1579: Ambrosius Charels/Carels van Mechelen
1579-1582: Peter Collier
1585-1597: Steven Van Langeren (Stephanus Langritius)
1597-1607: Philips de Clerck (Philips Clerici).
1607-1620 : Steven Inghels (Ingels)
1621-1627 : Joannes-Gratianus Goris (Gregorii)
1627-1628 : Jan Van der Gouwen
1629-1640 : Antonius Piper (Anthonius Piperus)
1640-1674 : Franciscus Van den Bossche
1674-1680 : Joannes Van den Bossche
1680-1714 : Jacobus Chanon
1714-1718 : Petrus-Ludovicus Danes
1718-1736 : Joannes-Baptista Van der Staack
1736-1779: Gaspar Wouters
1780-1797: Mathias-Franciscus Van Camp
1797-1802: Jan-Baptist Mortelmans
1802-1810: Mathias-Franciscus Van Camp
1 | Lijst van de kerkmeesters. 1426-1725. | 1 stuk | |||||||
2 | Lijst van de schatbewaarders. 1413-1834. | 1 stuk | |||||||
3 | Authentieke afschriften door notaris A. Grapheus van de eed van de kerkmeesters uit het eedboek van de stad. 1552. | 2 stukken |