Inventaris van het archief van het departement van de Twee Neten en de provincie Antwerpen, reeksen J en K, (1615) 1794-1910 (vnl. 1794-1860).

Archive

Name: Provincie Antwerpen. Reeks J en K.

Period: 1794-1910

Inventoried scope: 238,55 linear meters

Archive repository: State archives in Antwerp

Heading : Provincial institutions

Inventory

Authors: Willems, Bart

Year of publication: 2013

Code of the inventory: N001.26

...

Archiefvormer

Naam

Departement van de Twee Neten, reeksen J en K
Parallelle naam
: departement van de Twee Nethen; departement van de Beide Net(h)en, département des Deux-Nèthes
Provincie Antwerpen, reeksen J en K

Institutionele geschiedenis

Ontstaan en ontwikkeling

Na de nederlaag in de slag bij Fleurus op 26 juni 1794 werden de Oostenrijkse Nederlanden samen met het prinsbisdom Luik en het abtsdom Stavelot-Malmédy door de Franse troepen ingelijfd. Hiermee kwam ook een einde aan het oude hertogdom Brabant dat in vier kwartieren was opgedeeld: Brussel, Leuven, Antwerpen en Mechelen. (1) Dit gebied werd omgedoopt tot het arrondissement Brabant. (2) Het besluit van het Comité de Salut Public van 14 Fructidor jaar III (31 augustus 1795) legde vanaf 6 oktober 1795 een nieuwe administratieve structuur op. Naar het voorbeeld van de Franse departementen werden ook onze gewesten in negen departementen ingedeeld. Het arrondissement Brabant werd opgesplitst in het departement van de Dijle en het departement van de Twee Neten. (3) Het departement van de Twee Neten, met als hoofdplaats Antwerpen, omvatte heel het grondgebied van de huidige provincie Antwerpen. (4) Nadat de Fransen in 1814 waren verdreven, werd het bestuur tijdelijk door de geallieerden overgenomen. Veel veranderde er niet aan de administratieve organisatie, zelfs de benaming van het departement bleef dezelfde. Enkel de prefect werd vervangen door een intendant, maar die had in wezen dezelfde taken en bevoegdheden.
Na de Franse nederlaag werden de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden herenigd. De grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden van 24 augustus 1815 herdoopte de departementen in provincies. Het departement van de Twee Neten werd voortaan de provincie Antwerpen genoemd, maar de departementsgrenzen bleven behouden. (5) Ook na de onafhankelijkheid van België in 1830, bleven de provinciegrenzen omzeggens ongewijzigd. Wel waren er in de nasleep van de revolutie territoriale contestaties met betrekking tot de grenzen van de provincie Antwerpen. Zo bezetten de Nederlanders nog tot 23 december 1832 de citadel van Antwerpen. Ook de forten van Lillo en Liefkenshoek bleven tot 1839 in Nederlandse handen. (6) Beide forten werden pas ontruimd nadat Willlem I het Verdrag van de XXIV artikelen had ondertekend.
Het territorium van de provincie Antwerpen is sinds de Franse Tijd weinig veranderd. De belangrijkste grenswijziging vond plaats in 1923, toen de gemeenten Zwijndrecht en Burcht van de provincie Oost-Vlaanderen naar de provincie Antwerpen werden overgeheveld. (7) De gemeentelijke fusieoperatie in 1977 voegde de voorheen Brabantse gemeente Muizen bij de provincie Antwerpen. De fusies van 1977 en 1983 (stad Antwerpen) brachten het aantal gemeenten terug tot zeventig.

Bevoegdheden en activiteiten

De voornaamste taken van de departementen werden vastgelegd in de wet van 8 januari 1790. Hierin werd bepaald dat de departementen geen zelfstandige administratieve entiteiten waren, maar vertegenwoordigers van het centrale bestuur. Het departementale bestuur was voornamelijk bevoegd voor: 1. de uitvoering van de republikeinse wetten, de regionale administratie van algemeen belang zoals de verdeling van de belastingen, de openbare veiligheid, de armenzorg, het openbaar onderwijs, het bevorderen van de economie en het beheer van de nationale domeinen, 2. het toezicht op de lokale administraties (municipaliteiten) en 3. de afhandeling van administratieve geschillen. (8) De regerings-commissaris van het Directoire die aan de departementale administratie was toegevoegd, was belast met het toezicht op de departementale en municipale administraties en zag toe op de uitvoering van de door Parijs uitgevaardigde wetten. Tevens oefende hij toezicht uit op de huizen van arrest en van justitie en de gevangenissen en was hij betrokken bij de omslag en de inning van de directe belastingen. (9)
Artikel 3 van de wet van 17 februari 1800 (28 Pluviôse jaar VIII) bepaalde dat de prefect van het departement het hoofd was van de departementale administratie. Onder zijn bevoegdheid vielen onder meer de financiën, de openbare onderstand, het openbaar onderwijs (10), de aanmoediging van de landbouw, de nijverheid en de handel, de nationale en domaniale goederen, de bossen, de rivieren en wegen, de openbare werken, de openbare orde, het toezicht op de lagere administraties, de bestuurlijke organisatie en militaire aangelegenheden en, na het Concordaat van 1801, het toezicht op de erediensten. (11) Door dit uitgebreide bevoegdheidspakket was de prefect ontegensprekelijk dé spil van de departementale administratie. De Conseil de préfecture hield zich vooral bezig met de jurisdictie in administratieve geschillen. (12) De Conseil général kwam slechts eenmaal per jaar samen ter controle van de rekeningen, de omslag van de belastingen over de arrondissementen, het vastleggen van de opcentiemen, het registreren van de wensen en grieven in verband met het bestuur van het departement en het uitbrengen van verslagen en rapporten aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Met de grondwet van 24 augustus 1815 werd aan de provincies de bevoegdheid gegeven om ook een eigen beleid uit te stippelen en niet enkel uit te voeren van wat er op centraal niveau was beslist. Op die manier kon de provincie maatregelen nemen in elke materie van provinciaal belang. De gouverneur was de sleutelfiguur van de provincie. Hij stond in voor de handhaving van de openbare orde en controleerde praktisch alle andere overheidsinstellingen zoals scholen, gevangenissen, ambtenaren van ministeries en ondergeschikte besturen op het provinciale grondgebied. Volgens de Instructie voor de Gouverneurs van de Provincie van 15 december 1820 (13), diende de gouverneur binnen de eerste drie maanden van het jaar een omstandig rapport aan de koning voor te leggen over de domeinen waarover hij toezicht uitoefende. Artikel 25 geeft een goed beeld van de vele bevoegdheidsterreinen van de gouverneur. (14) Voorts bepaalde deze instructies dat de gouverneurs belast waren met het toezicht op de juiste uitvoering van alle wetten, reglementen en verordeningen van het centraal bestuur. Tevens was hij verplicht om eens in de vier jaar alle plaatsen in de provincie te bezoeken en van deze reizen verslag uit te brengen bij de provinciale staten en de minister van Binnenlandse Zaken. De gouverneur kon gemeentelijke ambtenaren schorsen, hij hield toezicht op en had recht van voordracht bij de benoeming van rijksambtenaren in de provincie. Provinciale ambtenaren werden door de gouverneur benoemd en ontslagen, uitgezonderd de griffier van de provinciale staten, die door de koning werd benoemd. Wanneer de gouverneur een door de provinciale staten genomen besluit in strijd achtte met de nationale wetten of het algemeen belang, dan kon hij (tijdelijk) weigeren het besluit met zijn handtekening te bekrachtigen. Voor de handhaving van de openbare orde had hij de beschikking over de marechaussee, de schutterijen en in geval van oproer beschikte hij over militair gezag.
Vanaf 1 januari 1824 werd de gouverneur belast met het beheer van en het toezicht op de administratie van en de inning van de rijksmiddelen onder het algemeen toezicht van de Generale Directie van Ontvangsten. Volgens de instructie van 16 november 1823 hadden dit beheer en toezicht betrekking op 1. de registratie en domeinen, 2. de directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen, 3. de posterijen en 4. de loterijen. (15) Een Raad van de Gouverneur stond de gouverneur hierin bij. In deze raad zetelden de directeuren van de registratie en de belastingen (op 1 januari 1826 werden deze directeuren vervangen door provinciale inspecteurs), de administrateur van de schatkist, de procureur crimineel en de hoofdingenieur van de Waterstaat. Secretaris van de Raad van de Gouverneur was de griffier van de provinciale staten. Tot 1 januari 1826 veranderde er betrekkelijk weinig in de administratie van de rijksmiddelen, van dan af kwam die onder het directe beheer van de gouverneur. (16)
De provinciale staten stelden de begroting op die aan de koning werd voorgelegd. Artikel 145 van de grondwet legde de bevoegdheden van de provinciale staten vast. Ze waren onder meer bevoegd voor de erediensten, het onderwijs, de openbare onderstand en de steun aan de landbouw, de handel en de nijverheid. Ze beslechtten geschillen tussen ondergeschikte besturen en controleerden hun begrotingen. Ze mochten beslissingen nemen en reglementen opstellen met betrekking tot alle kwesties die het interne bestuur en de economie van de provincie aanbelangden. Zo mochten ze ook zelf openbare werken opstarten. De beslissingen die door de provinciale staten werden genomen mochten evenwel niet ingaan tegen de nationale wetgeving of het algemeen belang. Ook was de voorafgaande goedkeuring van de koning vereist. (17)
De grondwet van 1815 legde tevens de bevoegdheden van de gedeputeerde staten vast. Alles wat betrekking had op het dagelijks bestuur van de provincie en de uitvoering van de algemene wetten behoorde tot hun takenpakket. (18) In het algemeen kan gesteld worden dat de gedeputeerde staten zich vooral bezig hielden met het bestuurlijke en financiële toezicht op de lagere bestuursniveaus. In veel zaken fungeerde het provinciaal bestuur dus als intermediair tussen de lokale instanties en de centrale overheid, soms met een adviserende taak, soms alleen als een soort doorgeefluik. In de periode 1815-1819 spraken de gedeputeerde staten ook recht in belastingszaken, tot deze bevoegdheid op 1 januari 1820 aan de gewone rechter werd overgedragen. Wel behielden ze het toezicht over de gemeentelijke belastingen, terwijl de gouverneur vanaf 1824 de inning van de rijksbelastingen controleerde.
De Belgische grondwet van 7 februari 1831 verlengde tot nader order de bevoegdheden en de organisatie van de provincies zoals die onder Willem I vorm hadden gekregen. Pas met de invoering van de provinciewet van 30 april 1836 werd de organisatie van de provincie bij wet geregeld. (19) De bevoegdheden van de provincies situeren zich op twee terreinen. Enerzijds is er de verdediging van de algemene belangen van de Staat, anderzijds het behartigen van de louter provinciale belangen. Maar de grondwet noch de provinciewet van 1836 gaven een concrete omschrijving van wat onder 'provinciaal belang' diende begrepen te worden. Het was de provincie alleszins toegestaan om eigen initiatieven te ontplooien, zolang deze niet indruisten tegen het nationale belang. In de loop van haar geschiedenis heeft de provincie dan ook op zeer verscheiden domeinen initiatieven genomen, onder meer ter bevordering van de economie, zowel op het vlak van de landbouw, de nijverheid als de handel, de inrichting van het onderwijs, het onderhouden en het beheer van (water)wegen, het ontginnen van heidegronden, het bestrijden van epidemieën en veeziekten, de oprichting van weldadigheidsinstellingen, interventies op sociaal vlak zoals sociale huisvesting, steun aan gehandicapten en de bevordering van het cultureel leven. (20) Als voorbeeld van de behartiging van algemene belangen ten behoeve van de Staat kan worden gewezen op het toezicht of de voogdij die de provincie uitoefende op de plaatselijke besturen.
Ook de bevoegdheden van de provincieraad situeerden zich op twee niveaus. Enerzijds oefent de raad een aantal bevoegdheden van het algemeen rijksbestuur uit en anderzijds dient hij een beleid uit te stippelen ter behartiging van de provinciale belangen. Als beraadslagende en beslissende vergadering beslist de provincieraad over alle zaken van provinciaal belang. Artikel 44 van de provinciewet van 1836 bepaalt dat de provincieraad eenmaal per jaar bijeenkomt. De gewone zitting duurt veertien dagen. Daarnaast kan de raad ook op initiatief van de koning in een buitengewone zitting bijeenkomen. De raad stemt de begroting en sluit elk jaar de rekeningen van de provincie van het vorig dienstjaar af. Daarnaast is de provincieraad belast met een aantal taken van algemeen belang zoals de verkiezing van de provinciale senatoren en de voordracht van de kandidaten van gerechtelijke ambten, onder wie de raadsheren van de hoven van beroep, de voorzitters en de ondervoorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg. (21) Dat dubbele belang van de provincieraad weerspiegelde zich eveneens in de uitgaven van de provincie: enerzijds betaalde zij het onderhoud van gebouwen van de centrale overheid zoals gevangenissen, scholen en assisenhoven, anderzijds besteedde zij haar budget aan eigen initiatieven, bijvoorbeeld inzake openbare werken en instellingen van openbaar nut. Aangezien de provincieraad slechts gedurende een korte periode vergaderde, werd de zorg voor het dagelijks bestuur van de provincie overgedragen aan de bestendige deputatie. Die heeft bevoegdheden op drie grote domeinen. 1. bevoegdheden van provinciale belangen, zoals de uitvoering van de begroting, openbare werken en de benoeming van provinciaal personeel, 2. de opdrachten van algemeen belang zoals het recht van toezicht op handelingen van de plaatselijke besturen en 3. rechtsbevoegdheid waarbij de bestendige deputatie optreedt als volwaardig administratief rechtscollege, bijvoorbeeld bij bezwaren tegen de gemeentebelastingen. (22) De reglementen en verordeningen van de provincieraad en de bestendige deputatie werden bekendgemaakt in het Bestuursmemoriaal (mémorial administratif) van de provincie. (23)
De taak van de gouverneur was tweevoudig: enerzijds was hij de vertegenwoordiger van de regering en diende hij de belangen van de Staat. In die hoedanigheid zag hij toe op de naleving van de wetten en besluiten van het centraal bestuur in de provincie. Hij was stemgerechtigd voorzitter van de bestendige deputatie. Hij was tevens verantwoordelijk voor de openbare orde en de veiligheid en kon daarvoor een beroep doen op de rijkswacht, de burgerwacht en het leger. Samen met de bestendige deputatie oefende de gouverneur het administratief toezicht uit op de lokale besturen.

Organisatie

In het besluit van het Comité de Salut Public van 14 Fructidor jaar III (31 augustus 1795) werd bepaald dat het departement van de Twee Neten in 23 kantonmunicipaliteiten werd ingedeeld (zie bijlage B). Het departement van de Twee Neten bestond uit de administratieve arrondissementen Antwerpen, Mechelen, en Turnhout (zie bijlage C). Het arrondissement Breda behoorde nadat het Koninkrijk Holland door de Fransen was geannexeerd, van 24 april 1810 tot 15 december 1813 eveneens tot het departement van de Twee Neten. (24) De arrondissementen waren opgericht bij wet van 17 februari 1800. Hun oprichting kaderde in een algemene staatshervorming waarbij kantonmunicipaliteiten werden ontbonden en de gemeenten hun zelfstandigheid herkregen. De toename van het aantal gemeentelijke administraties maakte de vorming van een bestuursniveau tussen dat van de departementen en de gemeenten noodzakelijk. Sinds hun oprichting in 1800 bleven de administratieve arrondissementen Antwerpen, Mechelen en Turnhout ononderbroken bestaan. (25) Tijdens het Koninkrijk der Nederlanden werden de arrondissementen op 23 juli 1825 tot districten omgevormd. Het ambt van onderintendant werd vervangen door dat van een districtscommissaris. De oorspronkelijke benaming van arrondissementen werd heringevoerd bij wet van 30 april 1836, net zoals de functie van arrondissementscommissaris. (26)
Onder het Directoire (1795-1799) (27) had elk departement een college van vijf beheerders en een centraal bestuur(Administration centrale), waarvan de leden getrapt en censitair werden verkozen. Iedere beheerder stond aan het hoofd van één of meer bureaus. Het centraal bestuur verkoos elk jaar een voorzitter, maar de eigenlijke macht lag in de handen van een door Parijs benoemde regeringscommissaris(Commissaire du Directoire exécutif). Deze laatste was de vertegenwoordiger van de centrale overheid die controle uitoefende en toezag op de toepassing van de wetten. Het departementsbestuur fungeerde derhalve als een administratieve schakel tussen Parijs en de lokale autoriteiten.
Na de staatsgreep van Napoleon Bonaparte werd op 13 december 1799 een nieuwe grondwet van kracht. (28) De grondwet van het jaar VIII en de wet van 17 februari 1800 plaatsten prefecten aan het hoofd van de departementen. Per departement werd voortaan een algemene raad (Conseil général)ingesteld, die jaarlijks vergaderde en een beperkte fiscale bevoegdheid had. Daarnaast verstrekte de Conseil général adviezen over de toestand van het departement. De leden van de Conseil général werden aanvankelijk door de eerste consul voor een termijn van drie jaar uit een lijst van betrouwbare notabalen verkozen. Vanaf 1801-1802 mochten de leden vijftien jaar zetelen. Elke vijf jaar werd één derde van de leden vervangen. De leden werden aangeduid door Napoleon uit een lijst van departementale notabelen die vanaf 1802 na getrapte verkiezingen was opgemaakt. Voorts benoemde Napoleon in elk departement een prefectorale raad (Conseil de préfecture), die dagelijks vergaderde onder leiding van de prefect. De algemene raad en prefectorale raad waren onmachtig in vergelijking met de prefect. Hij was de centrale figuur bij uitstek en had verregaande bevoegdheden. (29) De prefecten bleken echter vooral marionetten te zijn van het staatshoofd in zijn drang om een volkomen centralistische staatsstructuur uit te bouwen. Omdat het centraal bestuur inlichtingen wenste over de toestand in de departementen werden vaak omstandige rapporten, verslagen en statistieken opgesteld over de meest diverse aspecten. (30) Tussen het prefectoraal bestuur en de gemeentebesturen (municipaliteiten) werd een nieuw bestuursniveau in het leven geroepen: de arrondissementen. Deze stonden onder leiding van een onderprefect (sous-préfet), die op zijn beurt werd bijgestaan door een Conseil d'arrondissement.
De departementale administratie bleef tijdens het hele Franse bewind georganiseerd in bureaus. Het aantal en de functies van deze bureaus varieerde in de tijd (zie bijlage D). In het reglement betreffende de departementale administratie van 14 december 1795 (24 Frimaire jaar IV) werd de centrale administratie van het departement van de Twee Neten ingedeeld in zeven bureaus. Het algemeen secretariaat hield een register bij dat dienst deed als algemene aanwijzer (indicateur général) voor ingekomen stukken. Na inschrijving werden de stukken doorgestuurd naar het bevoegde bureau. Op de stukken werd, conform het reglement, in rode inkt het inschrijvingsnummer opgetekend. (31) Het bureau d'enrengistrement diende een zevental registers bij te houden: 1. de processen-verbaal, 2. algemene besluiten, 3. besluiten op verzoekschriften, 4. briefwisseling met ondergeschikte besturen (municipaliteiten), 5. briefwisseling met andere overheden in het departement, 6. briefwisseling met de uitvoerende macht en het wetgevend lichaam en 7. algemene briefwisseling. Deze werkwijze werd echter niet lang aangehouden vermits op 11 december 1796 (21 Frimaire jaar V) al wijzigingen werden aangebracht. Uit efficiëntie-overwegingen werd het aantal registers gereduceerd en alle briefwisseling samen geregistreerd. (32)
De grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden droeg het beheer van de provincies (de voormalige departementen) over aan de provinciale staten, de gedeputeerde staten en de gouverneur. (33) De provinciale staten waren samengesteld uit drie geledingen: de adel (ridderschap), de steden en het platteland. In de provincie Antwerpen behoorden 15 leden tot de adel verkozen door de edelen van de provincie, 24 werden verkozen door de stedelijke gemeenteraden en 21 plattelandsvertegenwoordigers werden via een getrapt en censitair kiessysteem aangeduid. De provinciale staten vergaderden tenminste eenmaal per jaar, stelden een begroting op en verkozen ook een aantal leden van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. De gedeputeerde staten stonden in voor het dagelijks bestuur van de provincie en werden verkozen door de provinciale staten. Het voorzitterschap van provinciale en gedeputeerde staten kwam toe aan een door de vorst benoemde gouverneur. (34) Hij beschikte als vertegenwoordiger van de centrale overheid over zeer ruime bevoegdheden. Als zodanig kan hij als de opvolger aanzien worden van de regeringscommissaris onder het Directoire en van de prefect onder het Consulaat en het Keizerrijk.
Ook na de Belgische onafhankelijkheid bleven de provincies als territoriale eenheid behouden. De provincies werden bestuurd door de gouverneur, de provincieraad en de bestendige deputatie. (35) De provincieraad werd voor vier jaar verkozen door cijnskiezers. Provincieraadsleden mochten in tegenstelling tot gemeenteraadsleden geen lid zijn van Kamer of Senaat. Slechts eenmaal per jaar kwam de raad gedurende vijftien dagen in gewone zitting bijeen. De provincieraad beschikte enerzijds over bevoegdheden inzake de bescherming van het algemeen belang. Anderzijds besliste de raad autonoom over eigen initiatieven van provinciaal belang, waarbij in bepaalde gevallen wel de goedkeuring van de koning vereist was. De zes leden van de bestendige deputatiewerden voor vier jaar verkozen door de provincieraad. Zij functioneerden als dagelijks bestuur van de provincie. De gouverneur was de sleutelfiguur. Benoemd door de koning, was hij de controlerende en rapporterende vertegenwoordiger van het centrale niveau. Hij was stemgerechtigd voorzitter van de bestendige deputatie en opende en sloot de zittijden van de provincieraad. De provinciegriffier werd benoemd door de koning op voordracht van de bestendige deputatie. Hij leidde de provinciale administratie en woonde als secretaris de vergaderingen van de provincieraad en de bestendige deputatie bij.

Archief

Geschiedenis

Vóór de overdrachten van (delen) van het provinciearchief van Antwerpen naar het Rijksarchief Antwerpen werd het archief bewaard in de voormalige zetel van het bisdom Antwerpen, die toentertijd dienst deed als provinciegebouw. In de periode 1851-1852 werd een nieuw archiefgebouw in de Geefsstraat opgericht, dat naar de toenmalige normen modern te noemen was. Zo was het gebouw o.a. voorzien van metalen vloeren en trappen. Op het einde van de negentiende eeuw kreeg de provinciearchivaris H. Jacobs de opdracht van het provinciebestuur om het archief te inventariseren. Zijn opzet was om de stukken volgens periode te ordenen: het ancien régime, de Franse, Hollandse en de Belgische periode. (36) De archieven uit het ancien régime betroffen volgens de auteur stukken afkomstig van de afgeschafte kloosters, de ambachten en andere burgerlijke en geestelijke instellingen. Door te beschrijven op stuksniveau, sleepte het inventariseren echter zeer lang aan en raakte slechts een deel van het archief uit het ancien régime en de Franse periode ontsloten. (37) De delen II tot IV van Jacobs' inventaris handelen over de Franse Tijd. Deel II beschrijft stukken betreffende de administratieve organisatie, financiën en de nationale goederen, deel III stukken betreffende de erediensten en in deel IV werden stukken beschreven betreffende het gerecht, de politie en de volksopstand van het jaar VII. De archieven die in de delen II tot IV worden beschreven, vormen samen reeks A van het archiefbestand 'Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen' van het Rijksarchief Antwerpen. Vermits de inventarissen van Jacobs niet voorzien waren van archiefnummers werd in 1999 een aangevulde en herwerkte inventaris (her)uitgegeven. (38) De inleiding en de bewerking waren van de hand van H. Coppens.
Op basis van welke criteria Jacobs de stukken heeft geordend, is niet helemaal helder. In plaats van de oorspronkelijke ordening te respecteren kreeg het bestand een op onderwerpen geïnspireerde structuur. In het voorwoord van zijn inventaris van de archieven van het ancien régime maakt Jacobs melding van een inventaris 'volgens den aard der stof opgesteld'. (39) Deze inventaris vormde kennelijk de basis voor zijn verdere opdeling van de hedendaagse archieven. Alleszins werd de chronologische cesuur niet aangehouden, vermits niet alle bescheiden uit de Franse Tijd in Jacobs' inventarissen werden opgenomen. Om die reden treft men ook in de reeksen B tot R stukken uit de Franse Tijd aan. (40) Door te ordenen volgens onderwerp, was het bovendien niet duidelijk welke stukken van welke bureaus of diensten afkomstig waren. Wellicht werden documenten afkomstig van verschillende diensten met elkaar vermengd. Het resultaat is hoe dan ook dat in de verschillende reeksen stukken zonder klaarblijkelijk verband te vinden zijn. Zo bevat reeks K eveneens stukken betreffende 'Wegen' en 'Onderwijs'.
Bij de overdrachten die tussen 1959 en 1964 plaatsvonden, waren overdrachtslijsten gevoegd. (41) Deze lijsten waren opgemaakt door J. Soons, ambtenaar van het provinciebestuur. De staat waarin sommige stukken van het provinciearchief verkeerden, werd in 1959 al als 'erbarmelijk' omschreven. (42) De griffier wenste daarom de stukken te ontstoffen, vooraleer over te gaan tot de overdracht. Blijkens een mededeling aan de conservator van het Rijksarchief van Antwerpen werd hiervan door J. Soons afgezien. (43) De overdrachtslijsten werden door de rijksarchivarissen E. Houtman en H. Coppens letterlijk overgenomen en uitgeven als plaatsingslijst van de reeksen B tot M. (44) Mettertijd werden, voornamelijk door vrijwilligers van het Rijksarchief Antwerpen, nadere toegangen gemaakt op archiefbestand-delen uit de reeksen J en K. Deze vaak lijvige toegangen werden voornamelijk opgesteld met het oog op genealogisch onderzoek. (45)
Een recent bezoek aan het Provinciearchief in februari 2009 bracht aan het licht dat, naast de reeds bestaande overdrachtslijsten, er zich daar nog steekkaarten bevonden die betrekking hadden op het reeds in de jaren 1950 en 1960 naar het Rijksarchief van Antwerpen overgedragen archief. Meer zelfs, ze vormden de basis voor de ordening van de overdrachtslijsten. Deze steekkaarten bevatten daarenboven veel gedetailleerdere beschrijvingen (vaak op stuksniveau) dan de overdrachtslijsten. Waarom deze steekkaarten niet samen met het archief werden overgedragen, blijft onopgehelderd. Op basis van het schrift kunnen we stellen dat de steekkaarten vermoedelijk door Jacobs (of zijn opvolgers?) werden vervaardigd ter voorbereiding van de nog uit te geven delen van de inventaris. Zo ver is het evenwel nooit gekomen. Feit is dat van deze steekkaarten geen gebruik meer is gemaakt, terwijl ze zeker bij het opstellen van de later gemaakte nadere toegangen goede diensten hadden kunnen bewijzen.
De kunstmatige reeksen die door het inventariseringswerk van Jacobs zijn ontstaan, maken een herstel van de oude orde zo goed als onmogelijk, onder meer omdat sommige dossiers en reeksen over een langere periode lopen. Toch werd in deze inventaris een onderverdeling gemaakt tussen de stukken afkomstig uit de Franse Tijd en die dus door de administratie van het departement van de Twee Neten zijn opgemaakt en/of ontvangen en de stukken die vanaf 1814, na het vertrek van de Fransen, door de provinciale administratie werden opgemaakt en/of ontvangen. In de negentiende eeuw hanteerde de provinciale administratie een registratuurnummering die teruggaat tot de Hollandse Tijd. In de twintigste eeuw werden de meeste dossiers volgens onderwerp gebundeld en zo overgedragen aan het Rijksarchief Antwerpen. (46)

Verwerving

In de periode 1959-1964 werd een eerste reeks bestanden van het archief van de provincie Antwerpen die op dat ogenblik ouder waren dan 100 jaar, conform de archiefwet van 24 juni 1955, naar het Rijksarchief Antwerpen overgebracht. Vandaar dat de cesuur van de eerste overgebrachte reeksen op ca. 1860 werd vastgelegd. De reeksen J en K werden respectievelijk in juli en september 1962 en september 1963 overgedragen. De reeksen J en K telden samen 1.085 pakken en acht registers. (47) De letterbenamingen werden door de archivarissen van de provincie Antwerpen aan de reeksen gegeven. Volgende reeksen werden eveneens aan het Rijksarchief Antwerpen overgedragen:
-
Reeks A, 1794-1814, 28,00 m, overgedragen in oktober-november 1959. Deze reeks bevat stukken betreffende de administratieve organisatie, de financiën, de nationale domeinen, de erediensten, het gerecht, de politie en de volksopstand van het jaar VII.

-Reeks B, 1797-1813, 9,00 m, overgedragen in april 1960. Deze reeks bevat voornamelijk stukken betreffende de verkoop van nationale domeinen.
-Reeks C, 1794-1867, 11,50 m, overgedragen in juni-september 1960. In deze reeks worden enkel registers bewaard met een zeer diverse inhoud en datering: o.a. documenten betreffende bedelaarsgestichten, belastingen, bestuurlijke documenten, domeinen, financiën, landbouw, liefdadigheidsinstellingen, militaire zaken, studiebeurzen, toezicht op gemeenten en kerkelijke instellingen.

-Reeks D, 1795-1865, 112,25 m, overgedragen in september 1960. Deze reeks bevat voornamelijk militieregisters en documenten betreffende militaire aangelegenheden.

-Reeks E, 1795-1859, 23,50 m, overgedragen in november 1960. Deze reeks bevat voornamelijk documenten betreffende militaire aangelegenheden en oorlogsgebeurtenissen en stukken betreffende de openbare orde.

-Reeks F, 1795-1861, 14,50 m, overgedragen in september 1961. In deze reeks zijn stukken te vinden betreffende de politie en de openbare gezondheid.

-Reeks G, 1793-1863, 41,00 m, overgedragen in september 1861. In deze reeks zijn stukken te vinden betreffende het toezicht op de gemeentebesturen (o.a. gemeenterekeningen, begrotingen).

-Reeks H, 1784-1866, 28,00 m, overgedragen in september 1861. In deze reeks zitten stukken betreffende het toezicht op instellingen voor sociale zorg (o.a. Weldadigheidsburelen, Burgerlijke Godshuizen, weeshuizen, Bergen van Barmhartigheid).

-Reeks L, 1795-1860, 46,20 m, overgedragen in september 1964. In deze reeks zitten documenten van zeer verscheiden aard: o.a. betreffende de administratie van de provincie, feesten, het waterbeheer, de openbare werken, de polders en de nijverheid.

-Reeks M, 1808-1865, 31,80 m, overgedragen in augustus 1964. deze reeks bevat begrotingen van gemeenten, rekeningen van gemeenten, begrotingen en rekeningen van Weldadigheids-burelen.

-Reeks N, (1600) 1794-1927, 41,00 m, overgedragen in juni 1997. In deze reeks zitten stukken van zeer diverse aard: o.a. betreffende de bijstandswoonst, gerechtelijke jury's, notarissen, gerecht en gevangenissen, onlusten, samenscholingen en stakingen, politiepersoneel, burgerwacht, rijkswacht, maten en gewichten, spaarkassen, posterijen, vroedvrouwen, openbare gezondheid, adel en eretekens, bouwaanvragen langs rijks- en provinciewegen, kanalen en spoorwegen, scheepvaart, personeel van het provinciebestuur, visserij, nationale domeinen, handelsrechtbanken, onderwijs, enzovoort.

-Reeks P, 1866-1913,100,50 m, overgedragen in juni-december 1997. Rekeningen en begrotingen van ondergeschikte besturen (Weldadigheidsburelen, kerkfabrieken, gemeenten, onderwijsbegrotingen van gemeenten, enzovoort).

-Reeks Q, 1817-1920, 24,00 m, overgedragen in maart 1999. Deze reeks bevat, net als reeks C, enkel registers met een zeer diverse inhoud (o.a. alfabetische naamlijsten van provincieraadsleden en magistraten, aanwijzers op inkomende en uitgaande briefwisseling, verzoekschriften, repertoria van akten verleden door de gouverneur (aankopen, verkopen, onteigeningen, toewijzingen van openbare werken, borgtochten, pachtovereenkomsten en lastenboeken, besluiten van de gouverneur, notulen van de zittingen van de Provincieraad, besluiten van de Provincieraad, notulen van de zittingen van de Bestendige Deputatie, besluiten van de Bestendige Deputatie, jaarrekeningen, grootboeken, journalen, betalingsmandaten, leningen, belastingen, benoemingsbrieven van consuls, subsidies voor de aanleg van wegen, onderwijs en cultuur: subsidies, personeel, enquête over het lager onderwijs (1864), notulen van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen, emigratiecommissie, kiezerslijsten, rekeningen van het Bedelaarsgesticht van Hoogstraten-Merksplas, repertoria van uitgereikte industriële, landbouw- en speciale eretekens, aanvragen voor uitvindersbrevetten.

-
Reeks R, 1861-1939, 21,60 m, overgedragen in januari 2001. Deze reeks bevat stukken van zeer diverse aard: o.a. betreffende de conservatoria, de muziekscholen, de fanfares, de academies en de tekenscholen, de Provinciale Commissie van Monumenten en Landschappen, musea, theaters, tentoonstellingen, monumenten, geesteszieken, gegevens en statistieken over de Burgerlijke Stand en de bevolking, burgerlijke en industriële eretekens, enzovoort.

-Reeks Z, 1861-1941, 50,10 m, overgedragen in juli 2006. Militieregisters.

Inhoud

Het archief heeft geografisch betrekking op diverse plaatsen uit de provincie Antwerpen en haar rechtsvoorganger, het departement van de Twee Neten. De archiefstukken dateren voornamelijk uit de periode van het einde van de 18de tot het einde van de 19de eeuw.
Doordat het departement van de Twee Neten en de provincie Antwerpen als schakel fungeerden tussen de centrale overheden en de plaatselijke besturen werden er ten behoeve van die centrale overheden massa's gegevens met lokale inslag verzameld. De bevoegdheid van de provincie is wettelijk nooit exact omschreven waardoor de provincies wegens het provinciaal belang zeer ruime bevoegdheden hadden. De archieven van de departementale en provinciale administraties hebben dus zeer grote waarde, ook voor lokaal historisch onderzoek. Vermelden we, zonder volledig te willen zijn, een aantal bronnenreeksen: (minuten van de) notulen van de vergaderingen van de provinciale staten en de provincieraad, van de gedeputeerde staten en de bestendige deputatie, staten met inlichtingen over de bevolking, de landbouw, de handel en de nijverheid, stukken betreffende de organisatie van de administraties van het departement van de Twee Neten en de provincie Antwerpen. Voorts handelen heel wat archiefstukken over de financiën en fiscaliteit en het kadaster. Deze bronnen hebben met demografische bronnen gemeen dat ze uiterst geschikt zijn voor sociaal-historisch onderzoek. De provincie heeft in het verleden ook heel wat initiatieven ontplooid op het vlak van de openbare werken. In deze inventaris zijn daarom heel wat stukken te vinden betreffende de bouw en het onderhoud van bruggen, wegen, en sluizen. De registers met de mercurialen zijn dan weer geschikt voor de studie van de prijzen van allerhande levensmiddelen. De vergunningsaanvragen voor gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven en uitvindersbrevetten zijn uiterst bruikbaar voor wie in de economische geschiedenis van de provincie of de gemeenten geïnteresseerd is. Inlichtingen over de plaatselijke en internationale handelsbetrekkingen, over markt- en beursnoteringen, maten en gewichten, handelsrechtbanken en makelaars bieden ongetwijfeld heel wat aanvullende economische gegevens. Daarenboven bevat het archief gegevens over de haven van Antwerpen en de daaraan gelieerde activiteiten (stapelhuizen, scheepvaartdiensten, handelsvloot, havenbewegingen, enzovoort). Voor de studie van de armoede in de samenleving of deviant gedrag, bijstandswoonst, arbeidsomstandigheden, gevangeniswezen, armoede, emigratie, financiële of materiële hulp aan weduwen, blinden- en doofstommen en geesteszieken (Geel). Op het vlak van cultuur en onderwijs zijn verschillende documenten bruikbaar voor historisch onderzoek. Zo heeft de provincie dossiers aangelegd over de schoolbevolking, de personeelsbezetting en de materiële inrichting van scholen.

Taal en schrift van de documenten
De stukken zijn hoofdzakelijk in het Frans en in het Nederlands opgesteld.

Selecties en vernietigingen

Er werden, voor zover bekend, geen selecties en vernietigingen uitgevoerd.

Toekomstige aangroei/aanvullingen

De archiefwet van 6 mei 2009 wijzigde de bepaling dat openbare instellingen, en dus ook de provincies, hun archieven in plaats van na 100 jaar (archiefwet van 24 juni 1955) na 30 jaar aan het Rijksarchief dienen over te dragen. Aangenomen mag worden dat er in de komende jaren nog overdrachten volgen. In afwachting van een Vlaams archiefdecreet heeft het provinciebestuur evenwel beslist de voor 2011 voorziene overbrenging uit te stellen.

Ordening

Zoals hiervoor is aangestipt was een (her)inventarisering volgens het basisprincipe van de archivistiek, de oude orde, door eerdere ingrepen van H. Jacobs zo goed als onmogelijk geworden. Wegens de omvang van het archiefbestand en het tijdsbestek waarbinnen de opdracht diende uitgevoerd te worden, zou het onverantwoord zijn om op een al te gedetailleerde wijze te beschrijven. Gelet op de opeenvolgende archiefvormers werd het archiefbestand in twee grote perioden onderverdeeld. Aldus werd het archief van het departement van de Twee Neten afgescheiden van de stukken afkomstig van de provincie Antwerpen (vanaf 1814). Hierbij rees de vraag volgens welke organisatiestructuur het bestand diende geïnventariseerd te worden. In de loop van de behandelde periode varieerde niet alleen het aantal afdelingen en diensten, ook de onderscheiden bevoegdheden verschoven meermaals van de ene dienst naar een andere (zie organogrammen). Een ordening op basis van de oude organisatiestructuur was dus geen optie. Vandaar dat de keuze voor een verdere indeling op basis van bevoegdheden en taken van de respectieve archiefvormers, in casu de administraties van het departement van de Twee Neten en de provincie Antwerpen, zich opdrong. De archiefstukken werden vervolgens ingepast in een archiefschema. (48)
De functies werden onderverdeeld in interne of ondersteunende functies. Dit zijn bevoegdheden die gericht zijn op het bestaan en in stand houden van de instelling zelf (de organisatie van het personeel, het beheer van goederen, het beheer van financiën, het beheer van gebouwen en infrastructuur, enzovoort). (49) Externe bevoegdheden vloeien voort uit de specifieke taken die de provinciebesturen krachtens de wet zijn toebedeeld. Dit kunnen door de centrale overheid gedelegeerde taken zijn (o.a. het toezicht op de organisatie van de burgerlijke stand, de bevolking, verkiezingen, militaire zaken, enzovoort). Anderzijds namen de provinciebesturen op allerhande maatschappelijke terreinen (sociaal, economisch en cultureel) initiatieven die zich specifiek op de provincie toespitsten. Een ordening op basis van functies vangt logischerwijze aan met archiefbestanddelen en series die over meerdere functies handelen. Deze stukken worden ondergebracht in de afdeling 'Algemeen'. Een voordeel van een ordening naar functies is dat ze ongevoelig is voor wijzigingen in de organisatorische structuur. (50) Ook eventuele latere overdrachten of de herinventarisering van andere reeksen (bijvoorbeeld de reeksen C en Q) kunnen dan makkelijker in de structuur van deze inventaris worden ingepast.

I. ALGEMEEN
A. Jaarverslagen en notulen
B. Algemene briefwisseling
C. Wetgeving, afkondiging van verordeningen en besluiten

II. ORGANISATIE
A. Het departement / de provincie als administratieve eenheid
B. Organisatie van de administratie en het bestuur

III. Personeelsbeheer

IV. Beheer van het patrimonium
A. Beheer van roerende goederen
B. Beheer van onroerende goederen

V. Financiën en fiscaliteit
A. Algemeen
B. Boekhouding
C. Belastingen
D. Kadaster
E. Tolheffing op bruggenen wegen
F. Beheer van domaniale goederen
G. Loterijen en posterijen

VI. Burgerlijke stand
A. Onderrichtingen en regelgeving
B. Statistische gegevens m.b.t. de burgerlijke stand
C. Tienjaarlijkse tafels op de registers van de burgerlijke stand
D. Nationaliteitsverklaringen
F. Toezicht op de lagere overheden m.b.t. de registers van de burgerlijke stand

VII. Bevolking
A. Algemeen
B. Bevolkingsstatistieken
C. Emigratie

VIII. Verkiezingen
A. Algemeen
B. Kiezerslijsten

IX. Justitie
A. Gerechtelijke organisatie
B. Vredegerechten
C. Politierechtbanken
D. Notarissen
E. Deurwaarders
F. Politie en gendarmerie
G. Bedelarij en landloperij
H. Gevangeniswezen

X. Economie
A. Landbouw
B. Veeteelt
C. Visserij
D. Nijverheid
E. Handel
F. Scheepvaart

XI. Openbare werken
A. Aanleg en onderhoud van bruggen en wegen
B. Werken aan en toezicht op bruggen en wegen
C. Werken m.b.t. openbare nutsvoorzieningen

XII. Onderwijs
A. Algemeen
B. Lager onderwijs
C. Voortgezet onderwijs
D. Normaalscholen
E. Hoger onderwijs
F. Studiebeurzen

XIII. Cultuur
A. Bevordering van kunst en cultuur
B. Beeldende kunsten
C. Muziek
D. Boek- en bibliotheekwezen
E. Culturele genootschappen

XIV. Sociale voorzieningen
A. Algemeen
B. Armenzorg
C. Pensioenen
D. Hulp aan blinden, doven en doofstommen
E. Geesteszieken
F. Onderstand voor oud-strijders
G. Hulp bij rampen

XV. Erediensten
A. Algemeen
B. Rooms-katholieke eredienst
C. Protestantse eredienst
D. Anglicaanse eredienst
E. Joodse eredienst

Voorwaarden voor de raadpleging

Alle stukken beschreven in deze inventaris zijn openbaar.

Voorwaarden voor de reproductie

Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief (cfr. Belgisch Staatsblad, 05/06/2009, p. 40.133-40.138).

Toegangen

Deze inventaris vervangt voor de reeksen J en K de plaatsingslijst van HOUTMAN H. en COPPENS H., Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen. Beknopte plaatsingslijsten van de blokken B tot M (ca. 1794 - ca. 1860) (Rijksarchief te Antwerpen, Toegangen in beperkte oplage, 20), Brussel, 1999, p. 64-108. Als bijlage werd een concordantie met de oude nummers toegevoegd.
Er bestaan diverse gedrukte en digitale nadere toegangen voor verschillende reeksen en bestanddelen uit dit bestand. De verwijzing naar de nadere toegangen werd als secundair beschrijvingselement opgenomen bij de nummers in kwestie (Hulpverlening bij calamiteiten, J5-16; Onderstandswoonst, J 57-69; Tentoonstellingen J 235-238; Uitvindersbrevetten J239-242; Vergunningsaanvragen voor bouwwerken langs rijks- en provinciewegen, K127-158; Benoeming van notarissen K 321-323; Toekenning van studiebeurzen K 478-481, Lager onderwijs, personeel, K 485-499; Middelbaar onderwijs, personeel K 548-555). De gedrukte nadere toegangen verwijzen nog naar de oude nummers. De digitale versies van de nadere toegangen werden omgezet naar de nieuwe nummering, voor de gedrukte nadere toegangen dient men de concordantielijst te gebruiken.
In het archief van de provincie worden steekkaarten bewaard die vermoedelijk werden opgesteld door Jacobs tijdens zijn inventariseringswerk. De fiches zijn veelal beschrijvingen op stuksniveau. Ze hebben nog weinig nut aangezien de ordening verstoord is; bovendien zijn ze zeer moeilijk leesbaar.

Toelichtingen bij het gebruik

Het archief gevormd door het departement van de Twee Neten en de provincie Antwerpen is verdeeld over verschillende reeksen. Jammer genoeg zijn van de stukken die in deze inventaris werden opgenomen, zeer gelijkaardige stukken uit dezelfde periode in andere reeksen te vinden. Dit heeft voor gevolg dat wie naar een bepaald onderwerp op zoek is, steeds de andere reeksen systematisch moet doorlopen. Voor de Franse Tijd dient daarom ook gebruik gemaakt te worden van de inventaris van JACOBS H., Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen. Inventaris van blok A. H. Jacobs, inventaris der archieven van het provinciaal bestuur van Antwerpen II-IV (1794-1814). Aangevulde uitgave (Rijksarchief te Antwerpen, Toegangen in beperkte oplage, 19), Brussel, 1999. Het gaat voornamelijk om bescheiden betreffende het administratieve beheer, de financiën, de erediensten, het gerecht, de politie en de volksopstand van het jaar VII. Te onderstrepen is dat voor andere onderwerpen ook de andere reeksen te raadplegen zijn. De reeksen B, C (registers), D, E, F, G, H, L, en M zijn ontsloten via de hierboven vermelde plaatsingslijst van Houtman en Coppens. De reeksen N, P, Q en R vormen eerder een aanvulling voor de stukken vanaf 1815, maar ze bevatten niettemin enkele 'vergeten' stukken uit de Franse Tijd. De reeksen N, P, Q en R zijn raadpleegbaar via de plaatsingslijst HOUTMAN E., Plaatsingslijsten van het archief van de provincie Antwerpen. Reeksen N, P, Q en R. (1600) 1794-1939, 1996-2001 (te consulteren in de leeszaal van het Rijksarchief Antwerpen). In deze inventaris zal tevens via secundaire beschrijvingen verwezen worden naar gelijkaardige archiefstukken die in andere reeksen te vinden zijn.

Documenten met een verwante inhoud

In de vorige paragraaf werd verwezen naar de documenten met verwante inhoud in de andere reeksen van het archiefbestand 'Departement van de Twee Neten en de provincie Antwerpen' in het Rijksarchief. Gezien de huidige stand van de ontsluiting van het archief van de provincie Antwerpen valt het zeker niet uit te sluiten dat in het archief van de provincie zelf nog bescheiden berusten die uit dezelfde reeksen komen als de in deze inventaris behandelde stukken. Een bezoek in 2009 aan het archiefdepot van de provincie bracht alleszins aan het licht dat heel wat archieven summier werden beschreven via depotlijsten en dat sommige reeksen direct aansluiten bij de hier beschreven stukken.
De archieven van de centrale overheden uit de Franse Tijd worden in de Archives nationales te Parijs bewaard (www.archivesdefrance.culture.gouv.fr) en voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Nationaal Archief in Den Haag (www.nationaalarchief.nl/collectie). Zowel het bestuur van het departement van de Twee Neten als dat van de provincie Antwerpen stond in veelvuldig contact met de centrale overheid. Een goede introductie met een overzicht van de bruikbare archiefseries bieden FRANCOIS L. en ONGENA O., De 'Franse Tijd' en het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1794-1830), in VAN DEN EECKHOUT P. en VANTHEMSCHE G. (eds.), Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19de-21ste eeuw, Brussel, 2009, p. 687-704. Ook in de archiefbestanden van de Belgische ministeries, bewaard in het Algemeen Rijksarchief te Brussel, is informatie over de provincie Antwerpen te vinden (www.arch.be). De archieven van de arrondissements-commissariaten van Mechelen en Turnhout, die momenteel nog worden bewaard in het Rijksarchief te Beveren, bevatten eveneens bruikbare gegevens.

Bibliografie

CEURVELS G., Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen. Blok J nrs. 5-16. Stukken betreffende de hulpverlening bij calamiteiten 1798/1799 (jaar VII)-1863. Inventaris en nadere toegangen (Rijksarchief te Antwerpen, Toegangen in beperkte oplage, 22), Brussel, 2001.
COPPEJANS-DESMEDT H., Het archief van de provinciebesturen en van de plaatselijke overheden, in DE SCHEPPER H. (red.), Bronnen voor de geschiedenis van de instellingen in België. Handelingen van het colloquium te Brussel 15-18.IV.1975, Brussel, 1977, p. 525-540.
HEYLEN S., DE NIL B. en D'HONDT B., Geschiedenis van de provincie Antwerpen. Een politieke biografie, 2 dln., Antwerpen, 2005.
HOUTMAN E., Overzicht van de archieven en verzamelingen van het Rijksarchief Antwerpen (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, Archieven-overzichten, 6), 3 dln., Brussel, 2006.
HOUTMAN H. en COPPENS H., Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen. Beknopte plaatsingslijsten van de blokken B tot M (ca. 1794 - ca. 1860) (Rijksarchief te Antwerpen, Toegangen in beperkte oplage, 20), Brussel, 1999.
HOUTMAN E., Plaatsingslijsten van het archief van de provincie Antwerpen, reeksen N, P, O, Q en R (1600) 1794-1939, s.l., 1996-2001.
JACOBS H., Het bestuur der provincie Antwerpen van 1836 tot 1900, Antwerpen 1903.
JACOBS H., Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen. Inventaris van blok A. H. Jacobs, inventaris der archieven van het provinciaal bestuur van Antwerpen II-IV (1794-1814). Aangevulde uitgave (Rijksarchief te Antwerpen, Toegangen in beperkte oplage, 19), Brussel, 1999.
KEERSMAEKERS A., Honderdvijftig jaar provincieraad van Antwerpen, 1836-1986, Antwerpen, 1986.
KENNIVÉ D. en SCHILDERS M., Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen. Blok K nrs. 127-158 en blok N nrs. 152-228. Vergunningsaanvragen voor bouwwerken langs rijks- en provinciewegen (1799/1800) 1814-1897 indices op aanvragers en op plaatsnamen (Rijksarchief Antwerpen, Toegangen in beperkte oplage, 23), 3 dln., Brussel, 2001.
SCHEPENS L., De provincieraad van West-Vlaanderen 1836-1921. Socio-politieke studie van een instelling en haar leden met 501 biografieën van Westvlaamse notabelen, Tielt/Amsterdam, 1976, p.22.
THIELEMANS M.-R., Inventaire des archives de l'administration d'arrondissement du Brabant, Brussel, 1964.
VAN DEN EECKHOUT P., De provincies, in VAN DEN EECKHOUT P. en VANTHEMSCHE G. (reds.), Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19de-21ste eeuw, Brussel, 2009, p. 105-138.
VAN DER EYCKEN M., Inventarisatie van provinciale en lokale archieven (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, Miscellanea archivistica. Maunale, preprint, 18), Brussel, 1988.
WITTE E., Onderschat en verwaarloosd archief van de nieuwste geschiedenis: de bronnen afkomstig van gemeentelijke en provinciale overheden, in DE SCHEPPER H. (red.), Bronnen voor de geschiedenis van de instellingen in België. Handelingen van het colloquium te Brussel 15-18.IV.1975, Brussel, 1977, p. 541-556.

Beschrijvingsbeheer

De ordening gebeurde op basis van COPPENS H., Richtlijnen voor de inhoud en de vormgeving van een archiefinventaris, Brussel, juni 2008. Het voorbereidend onderzoek, de analyse van de archiefbestanddelen, de definitieve ordening, de beschrijving en de afwerking werd in het najaar van 2009 en het voorjaar van 2010 uitgevoerd door Bart Willems. Er werd gestart met een verkennend onderzoek van het archiefbestand en van de archieven die zich nog in de provincie bevinden. Op basis van dit onderzoek bleek dat er een oude toegang op steekkaarten bestond. Dit werd bevestigd tijdens een controlebezoek op 19 februari 2009 aan het provinciearchief van Antwerpen. Voor het deel dat werd geïnventariseerd, werden de steekkaarten door de provinciearchivaris uitgeleend. Tijdens de maanden april tot november 2009 en februari tot maart 2010 werd voornamelijk aan de beschrijving van de archiefbestanddelen gewerkt. In de periode april-mei 2010 werden de beschrijvingen geordend volgens het archiefschema. Aansluitend volgden het uitschrijven van de inleiding en de eindredactie van de inventaris. Theo Van Geystelen en Ann Boets zorgden voor de verpakking van het archief. Bart Maes bood hulp bij het opstellen van de concordans en het invoeren in archeion


Bijlagen

Bijlagen

1Kopie van de wet van 1 oktober 1795 uitgevaardigd door de représentans du peuple commissaires du gouvernement dans les pays réunis  betreffende de constitutionele hervorming. 1795.1 stuk
2Stukken betreffende de costumen van Befferen. 1810.1 omslag
 320 mei-20 juni 1814.1 deel
 420 juni-2 aug. 1814.1 deel
 52 aug.-27 okt. 1814.1 deel
 627 okt.-3 dec. 1814.1 deel
 73 dec. 1814-14 jan. 1815.1 deel
 814 jan.-23 feb. 1815.1 deel
 923 feb.-10 apr. 1815.1 deel
 1010 apr.-12 juli 1815.1 deel
 1113 juli-21 aug. 1815.1 deel
 1223 aug.-23 okt. 1815.1 deel