Inventaris van de vereniging Volksopbeuring afdeling Mechelen, 1916-1918.

Archive

Name: Vereniging Volksopbeuring afdeling Mechelen

Period: 1916-1918

Inventoried scope: 5,11 linear meters

Archive repository: State archives in Antwerp

Heading : Associations

Inventory

Authors: /

Year of publication: /

Code of the inventory: W003

...

Archiefvormer

Naam

Volksopbeuring, arrondissement Mechelen.
Kolenverdeeling voor Vlaanderen, bijkantoor Willebroek
Verdeelingsmagazijnen, arrondissement Mechelen.
Vlaamsch Propagandabureel voor het arrondissement Mechelen.
Vlaamsche Kring voor Taal en Volk Willebroek.
Gewestelijke Groenigherwacht van Willebroek en omstreken.
Waakt Vlaanderen Mechelen.
Documenten uit gerechtelijke dossiers van leden en sympathisanten van Volksopbeuring, Verdeelingsmagazijnen, Kolenverdeeling, Propangandabureel en andere activistische organisaties in het arrondissement Mechelen.
Aerts F.
Aspers J.
Bedeschi J.
Bernabé F.
Boeren K.
Bogaerts A.
Bogaerts F.
Bosserez E.
Burssens G.
Ceurremans J.
Delvaen F.
De Rooy L.
De Vogelaere V.
Gepts E.
Gillis K.
Huygens A.
Huygens L.
Keyser E.
Moeremans K.
Morel T.
Otquet J.
Paaps K.
Pasteyn W.
Peeters L.
Reyniers J.
Smet B.
Smets L.
Somers J.
Thijs L.
Van Acker A.
Van Der Haegen H.
Van der Zeypen P.
Van Hilst A.
Van Hoogembert E.
Vercammen A.
Vervloet A.

Geschiedenis

Algemeen

Het bestand vormt een conglomeraat van min of meer verwante archiefvormers. Het bestand kreeg oorspronkelijk de naam "Volksopbeuring (en ondergeschikte besturen) Mechelen" als benaming. Maar deze vlag dekt veel meer lading. De eigenlijke archiefvormers zijn:
1) de afdelingen van Volksopbeuring in het arrondissement Mechelen,
2) Kolenverdeeling voor Vlaanderen, bijkantoor Willebroek,
3) de afdelingen van de Verdeelingsmagazijnen in het arrondissement Mechelen, en
4) het Vlaamsch Propagandabureel voor het arrondissement Mechelen.
De eerste drie archiefvormers zijn nauw met elkaar verbonden. Kolenverdeeling voor Vlaanderen en de Verdeelingsmagazijnen zijn immers zelfstandige afdelingen van de activistische organisatie Volksopbeuring. In oktober 1918 worden de Verdeelingsmagazijnen helemaal zelfstandig ten opzichte van Volksopbeuring. Het Vlaamsch Propagandabureel daarentegen staat institutioneel wel volledig los van deze organisatie. Daarnaast bevat dit conglomeraat nog enkele stukken van verenigingsarchieven: de Vlaamsche Kring voor taal en volk Willebroek, De gewestelijke Groeningherwacht van Willebroek en Omstreken en Waakt Vlaanderen Mechelen. Ten slotte zijn er de vele bewijsstukken uit de gerechtelijke dossiers van leden en sympathisanten van Volksopbeuring, Verdeelingsmagazijnen, Kolenverdeeling, Propagandabureel en andere activistische verenigingen in het arrondissement Mechelen.

Volksopbeuring, arrondissement Mechelen

De oprichting, uitbreiding en het einde van Volksopbeuring (1)
Volksopbeuring, "Vereniging tot stoffelijke en zedelijke volksverheffing" was een caritatieve vereniging die tijdens de Eerste Wereldoorlog actief was. Ze vormde de Vlaamse (activistische) versie van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité. Dit comité werd gesteund en gefinancierd door de Belgische regering, en de leiding was grotendeels in handen van de Waalse en Fransgezinde burgerij. De flaminganten richtten met Volksopbeuring in 1915 een alternatieve organisatie op. De arts August Doussy was de stuwende kracht achter het initiatief. (2) Al vóór de oorlog was hij in Kortrijk met de organisatie gestart. Vanuit Gent, waar Reimond Speleers het boegbeeld was, verspreidde de vereniging zich verder over Vlaanderen. (3) Hippoliet Meert zocht later steun bij de Duitse bezetter. (4) In 1916 werd Volksopbeuring door de Duitse overheid erkend en gesteund. (5) De Duitsers wilden immers maar al te graag de invloed van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité indammen. In de ogen van velen werd Volksopbeuring zo een activistisch propaganda-instrument. (6)
In de meeste steden begon Volksopbeuring met de uitbouw van een afdeling 'Soldatentroost'. Deze afdeling zond hulppakketten en lectuur naar Vlaamse krijgsgevangenen in Duitsland. Daarnaast zette Volksopbeuring in op caritatief werk zoals kinder- en zuigelingenbescherming, volksvoeding en bijstandverlening aan oorlogsweduwen. Ook lieder- en voordrachtavonden, leergangen en kinderuurtjes stonden op het programma. Onder de noemer "Volksontwikkeling" konden deze initiatieven zelfstandig georganiseerd worden, ofwel als plaatselijke afdeling van Volksopbeuring.
Al deze liefdadige initiatieven werden mogelijk gemaakt door financiële steun vanuit Nederland. Het Hollandsch steuncomité zamelde deze steun in en was de stuwende kracht achter de oprichting en werking van de vereniging. Het Hollandsch steuncomité was de vrucht van de samenwerking tussen de Vlaming Leo Meert en de Nederlander Leo Simons, directeur van de Wereldbibliotheek.
In de nazomer van 1917 werd Volksopbeuring omgevormd tot een samenwerkende vennootschap met aandeelhouders. Ondertussen had Volksopbeuring ook een interessante troef in handen gekregen. Van de Duitse bezetter had ze het monopolie op de Kolenverdeeling in Vlaanderen gekregen. Daarna verwierf ze nog andere monopolies, zoals dat op de suiker- en honingverdeling. Kolenverdeeling en de Verdeelingsmagazijnen functioneerden op zelfstandige basis. Op die manier wilde de bezetter het activisme versterken ten aanzien van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité.
Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende meteen ook het einde van de collaborerende organisatie. De actieve leden werden gerechtelijk vervolgd voor landverraad.
Karel Angermille en Leo Meert bouwden Volksopbeuring uit. (7) Onder hun impuls werden verschillende afdelingen opgericht. Afdelingen in grote steden leverden financiële steun voor de oprichting van afdelingen in kleinere steden. De afdeling Antwerpen ondersteunde actief de oprichting van verschillende afdelingen, bijvoorbeeld in Diest, Leuven, Lier, Mechelen, Turnhout, Vilvoorde, Kapellen, Ekeren, Kontich, Willebroek en Boom. Zo kreeg Volksopbeuring Mechelen in oktober 1916 haar eerste voorschot. (8)
Al deze afdelingen, met elk hun eigen invulling, maakten een centraal bureau noodzakelijk. In 1917 werd in de Wetstraat in Brussel het hoofdkantoor opgericht met Leo Meert aan het hoofd. Jef Hellemans en Ruth Klop jr. namen later de leiding van de liefdadige instelling, die naast de samenwerkende vennootschap Volksopbeuring kwam te staan.
Volksopbeuring Puurs en Heist-op-den-Berg zijn later, onder impuls van Mechelen, opgericht. Door het centrale bestuur werden de verschillende afdelingen in het district Mechelen gegroepeerd. Heist-op-den-Berg, Puurs, Willebroek, Lier en Mechelen bleven autonoom bestaan, maar het bestuur van afdeling Mechelen kreeg een delegerende en controlerende functie.
Onafhankelijk van elkaar bestonden in 1916 en 1917 de afdelingen van Volksopbeuring in Willebroek, Lier en Mechelen. In 1918 kwamen daar de afdelingen Puurs en Heist-op-den-Berg (9) bij. Lier en Mechelen startten beide met een afdeling Soldatentroost, en hun werking breidde gauw uit. Volksopbeuring Willebroek ontstond parallel met de oprichting van Kolenverdeeling voor Vlaanderen. (10)
Onderafdelingen in het arrondissement Mechelen
Mechelen: Mechelen, Bonheiden, Heffen, Hombeek, Leest, Rijmenam, O.L.V. Waver, Walem.
Lier: Lier, Berlaar, Kessel, Nijlen.
Heist-op-den-Berg: Heist-op-den-Berg, Beersel, Booischot, Itegem, Schriek, Wiekevorst.
Puurs: Puurs, Bornem, Ruisbroeck, Mariekerke, Sint-Amands, Liezele.
Duffel: Duffel en Sint-Katelijne Waver
Willebroek: Willebroek, Blaasveld en Tisselt.
In Mechelen, Lier, Heist-op-den-Berg, Puurs en Willebroek is een afdeling van Volksopbeuring. In Rijmenam (Peulis) en in Schriek zijn vertrouwensmannen voor Volksopbeuring aangeduid en winkels van de afdeling handel geopend."
(minuut uitgaande brief van 20 mei 1918 van Frans Delvaen, voorzitter Volksopbeuring Mechelen, aan het hoofdbestuur in Brussel, RAA, VO Mechelen, nr. 1)
In Lier bestond al sinds 20 september 1916 een lokale afdeling van Volksopbeuring, met Felix Timmermans als boegbeeld. (11) In oktober 1916 richtte de Jong-Vlaming Lode Peeters een plaatselijke afdeling van Volksopbeuring in Mechelen op. De meeste afdelingen van Volksopbeuring waren in handen van gematigde 'unionistische' activisten. Peeters was echter erg anti-Belgisch en bovendien pro-Duits. In 1917 moest hij de fakkel doorgeven aan de meer gematigde Frans Delvaen. (12) In Willebroek waren het J. Reyniers, Karel Moeremans en J. Smets die in 1917 initiatief namen tot de oprichting van de vereniging Volksopbeuring.

Kolenverdeeling voor Vlaanderen, bijkantoorWillebroek

(13)De Duitse regering richtte in september 1917 de Landeskohlenverteilungsstelle op. Zij moest de steenkool rantsoeneren en verdelen over de bevolking. Brandstof was immers zeer belangrijk. De kolenschaarste in de winter van 1916 maakte duidelijk dat er iets moest worden gedaan. Met de Landeskohlenverteilungsstelle voorzag de Duitse regering een oplossing voor de winter van 1917. De Landeskohlenverteilungsstelle werd een centraal organisme in Duitsland en de bezette gebieden, waarbij de distributie werd uitbesteed aan plaatselijke instellingen. Het Vlaamse luik werd toevertrouwd aan het bestuur van Volksopbeuring, met de opdracht een instelling op te richten voor de verdeling van steenkool. Leo Meert kreeg de leiding over wat Kolenverdeeling voor Vlaanderen ging heten.
Dat net Volksopbeuring deze taak toebedeeld kreeg, was evident. Op die manier kon het Nationaal Comité immers worden tegengewerkt. Om evident propagandistische redenen moest de invloed van dat Nationaal Comité worden teruggedrongen. (14) De Duitse bezetter keek daarom uit naar medewerkers die de belangrijke taak van de steenkolenverdeeling op zich kon nemen. De Flamenpolitik had ondertussen een hoogtepunt bereikt en de keuze van de Duitsers viel dan ook op Volksopbeuring.
Leo Meert en andere vertrouwensmannen werden uitgenodigd om samen rond de tafel te zitten. (15) Uiteindelijk werd in september 1917 Kolenverdeeling voor Vlaanderen opgericht. De instelling was verbonden aan Volksopbeuring, maar kon wel een zelfstandige werking ontplooien. Leo Meert werd aangesteld als 'afgevaardigde-beheerder'.
Velen zagen in Kolenverdeeling voor Vlaanderen een instrument om het activisme te financieren. Dankzij de monopoliepositie die Kolenverdeeling voor Vlaanderen verwierf, kregen de activisten een machtsmiddel in handen. Kolenverdeeling voor Vlaanderen was bijgevolg een ideale aanvulling van Volksopbeuring. In zijn bijdrage over Leo Meert verwoordde Luc Vandeweyer het als volgt: "Via een door de bezetter toegekende monopoliepositie werd dit een apparaat waardoor hij duizenden mensen aan het activisme kon binden en grote winsten kon boeken die hij voor zijn politieke doeleinden hoopte aan te wenden". (16)
Leo Meert had van Volksopbeuring een uitgebreid netwerk gemaakt en ook Kolenverdeeling voor Vlaanderen was van bij aanvang een groot netwerk, want kolen had bijna iedereen nodig. De gemeenten fungeerden als tussenschakel in het systeem. De gemeenten betaalden aan de Kolenverdeeling de nodige rantsoenen vooruit en moesten daarna zelf deze kosten terugvorderen. Een boycot door de bevolking werd op die manier een stuk minder eenvoudig. Vanuit Brussel werden opzichters gestuurd die per Kreits moesten toezien op de goede gang van zaken. Per kanton werd een leider aangesteld en per gemeente een correspondent. Daarnaast werden overal kolenhandelaars en schippers aangenomen die moesten instaan voor het transport van de kolen. Deze werden zorgvuldig gekozen en waren bij voorkeur Vlaamsgezind.
Toch ondervond het systeem heel wat tegenwind. Het waren vooral de Belgische steenkoolmijnen die de Kolenverdeeling voor Vlaanderen dwarsboomden. Zij gingen over tot een efficiënte boycot. De Waalse steenkoolmijnen leverden enkel kolen van minder goede kwaliteit af. Daarom moest de bezetter Duitse kolen invoeren om Kolenverdeeling te redden, wat natuurlijk een nadeel betekende voor Duitsland.
Op 17 september 1917 werd in het district Mechelen een omzendbrief verzonden naar alle 'vertrouwenslieden' van Volksopbeuring. Per kanton werd een leider voor Kolenverdeeling voor Vlaanderen gezocht. J. Reyniers was vertrouwensman van Volksopbeuring Willebroek en reageerde op de omzendbrief. Hij stelde zich kandidaat als leider van het bijkantoor Willebroek. Hij kreeg uiteindelijk de opdracht om de verdeling in het kanton Willebroek in goede banen te leiden. Zijn werkgebied omvatte de gemeenten Willebroek, Blaasveld, Bornem, Breendonk, Heindonk, Hingene, Puurs, Lippelo, Mariekerke, Oppuurs, Liezele, Ruisbroek, Sint-Amands, Tisselt en Weert. 'Kanton Willebroek' was hier dus ruim opgevat: ook het kanton Puurs ressorteerde onder de omschrijving Willebroek. In oktober had Reyniers al voor elke gemeente een correspondent gevonden. De raderen van de machine konden beginnen draaien. Reyniers leidde tot november 1918 de Kolenverdeeling voor Vlaanderen in Puurs en Willebroek. (17)

Verdeelingsmagazijnen, arrondissement Mechelen

(18)Vanaf juni 1918 kreeg Volksopbeuring van de Duitse bezetter het beheer over de bedelingen die voorheen door de gemeentemagazijnen werden uitgevoerd. Het ging over de verdeling van suiker, kunsthoning en confituur. Om deze waren te verkrijgen, moest je geen lid zijn van Volksopbeuring. Tot dan toe gebeurde de bedeling van deze gerantsoeneerde waren door de Verdeelingsmagazijnen van de stad in samenwerking met het Nationaal Hulp- en Voedingscomité. Onder de nieuwe regeling bleef het gemeentebestuur verplicht om het kapitaal te leveren voor de bevoorrading. Het verbaast geenszins dat deze regeling in de steden op heel wat protest stuitte. Maar de Duitse bezetter was vastbesloten en belegde samen met Volksopbeuring enkele vergaderingen om alles in goede banen te leiden.
De werking van Volksopbeuring situeerde zich voornamelijk in de steden. Met het beheer van deze magazijnen, kreeg Volksopbeuring een hoogst interessante troef in handen. De verdeling van de goederen in kwestie gold immers voor elke gemeente.
De organisatie van de Verdeelingsmagazijnen kwam maar moeizaam op gang. In iedere gemeente stelde Volksopbeuring vertrouwensmannen aan die de verdeling moesten regelen. Dat vergde een hele organisatie. Het was vooral de afdeling Handel van Volksopbeuring die zich hiermee bezig hield en ervoor zorgde dat de verantwoordelijken en de vertrouwensmannen werden benoemd (zie bijlage 1).
De winst van de Verdeelingsmagazijnen was, net als de winst van de afdeling Handel, bestemd voor de liefdadigheidswerken van de vereniging Volksopbeuring. Om bij de afdeling Handel te kopen moest men evenwel lid zijn van Volksopbeuring, terwijl het niet nodig was lid te zijn om de goederen van de Verdeelingsmagazijnen te verkrijgen. De bevolking had recht op deze waren.
In de maanden juni tot september 1918 was de vermenging tussen Volksopbeuring en Verdeelingsmagazijnen zeer reëel. Om de bevolking tevreden te stellen, verdeelden de leiders van Volksopbeuring waarschijnlijk aan de ganse bevolking goederen die oorspronkelijk uitsluitend voor leden bestemd waren, zoals lucifers en boter. Toch hield het hoofdbestuur vast aan een duidelijk administratief onderscheid tussen de afdeling Handel en de Verdeelingsmagazijnen. De lokale bestuurders namen dat echter niet altijd zeer nauw. (19)
In september 1918 kwam er echter een duidelijkere scheiding en op 1 oktober 1918 werden de Verdeelingsmagazijnen zelfs volledig zelfstandig. (20) Het kapitaal van de Verdeelings-magazijnen werd vanaf oktober 1918 ook niet langer door de gemeenten verstrekt. Voortaan kwam de financiële steun van de "Verwaltungschef für Flandern". Aangezien de Verdeelingsmagazijnen voortaan 'neutraal' stonden tegenover Volksopbeuring, konden de leiders niet in beide organisaties actief zijn. Zo nam Frans Delvaen, als beheerder van de Verdeelingsmagazijnen in het arrondissement Mechelen, ontslag in Volksopbeuring Mechelen. Vanaf oktober werden de verdelingen ook strikter vastgelegd. Volksopbeuring mocht lucifers, tabak en havervlokken verdelen, terwijl de magazijnen suiker, "broodsmeersel", carbuur en haver verspreidden.
Aan het hoofd van de Verdeelingsmagazijnen in Mechelen kwam vanaf oktober 1918 een beheerraad te staan. Deze was samengesteld uit personen die al verantwoordelijk waren in Mechelen, Puurs, Duffel, Heist-op-den-Berg, Willebroek en Lier. De algemeen beheerder werd ook F. Delvaen. De beheerraad kwam tweemaal per maand samen. De hoofden van elke afdeling leidden hun afdeling op een zelfstandige manier. Zij rekenden op het einde van de maand af met F. Delvaen en vervolgens ging de winst naar de Zivilkommissar. Ook de wedden werden door de Zivilkommissar samengesteld.
Deze nieuwe zelfstandigheid duurde niet lang. Het einde van de oorlog betekende immers meteen het einde van de vereniging. Bovendien waren al vele leiders gevlucht, waardoor de verdelingen in oktober en november in het gedrang kwamen.

Vlaamsch Propagandabureel voor het arrondissement Mechelen

(21)Het Centraal Vlaamsch Propagandabureel werd in augustus 1917 opgericht door de Raad van Vlaanderen. Het Propagandabureel in Brussel vormde het centrum en het secretariaat van de activistische propaganda. De Brusselse, katholieke flamingant Arthur Faingnaert coördineerde de dienst. (22) Het Propagandabureel werd gefinancierd door de bezetter. Met die steun betaalde Faingnaert de drukkers- en personeelskosten en was hij in staat een uitgebreid netwerk van propagandaburelen in Vlaanderen op te zetten.
Bij het Centraal Vlaamsch Propagandabureel waren vier afdelingen actief: Documentatie, Propagandaschriften, Volksvergaderingen en Verweer. Het Centraal Propagandabureel, het 'middencomiteit', onderhield nauwe contacten met elk provinciaal comité. Die stuurden op hun beurt per arrondissement of kanton een aantal plaatselijke burelen aan. De plaatselijke burelen waren relatief vrij in hun organisatie. De acties en resultaten varieerden dan ook van plaats tot plaats.
Op 9 september 1917 vroeg Alfred Bogaerts (23), de propagandist van het Propagandabureel voor het arrondissement Mechelen, een onderhoud met Lode Peeters (24) over de stichting van een Mechelse afdeling. Het Propagandabureel voor het arrondissement Mechelen was namelijk in Lier gevestigd. Lode Peeters trommelde daarop de activistische verenigingen in Mechelen - Jong Vlaanderen, de Vlaamsch Landsbond en Groeningherwacht - op voor een gesprek. Al op 16 september was het Mechels Propagandabureel een feit en werd Lode Peeters als voorlopige voorzitter aangesteld. Een week later werd het definitieve bestuur gekozen, met Frans Delvaen (25) als voorzitter en F. Bedeschi (26) als secretaris.
Het Mechels Propagandabureel was in het begin afhankelijk van het arrondissementeel bureel in Lier. Het Mechels bureel verzorgde de propaganda in Mechelen en Puurs, terwijl het Lierse bureel instond voor Lier, Heist-op-den-Berg, Willebroek en Duffel. Vanaf december 1917 wilden enkele leden van het Mechels bureel een meer autonome koers varen en richtten de Arrondissementsbond op. Pas in februari erkende Brussel H. Deckers als propagandist van deze afdeling. Vermoedelijk groeiden de Arrondissementsbond en het Mechels Propagandabureel naar elkaar toe en vormden zij samen het Vlaamsch Propagandabureel voor het arrondissement Mechelen. In 1918 werd Jan-Baptist Bellefroid (27) leider van het Arrondissementsbureel en Antoon Wolfs secretaris. (28) Het Mechels bureel was afhankelijk van de Vlaamsche Propagandabureel Centrale voor de provincie Antwerpen en van het centrale bureel in Brussel.

Verenigingen (Vlaamsche Kring voor Taal en Volk Willebroek, Gewestelijke Groenigherwacht van Willebroek en Omstreken, Waakt Vlaanderen Mechelen)

(29)De Vlaamse Kring voor Taal en Volk Willebroek en De Gewestelijke Groeningherwacht van Willebroek en omstreken valt moeilijk te duiden zonder twee belangrijke activisten in Willebroek te vermelden: Karel Moeremans en Louis Smets.
Karel Moeremans was leraar in Willebroek, Antwerpen en Boom. In de Eerste Wereldoorlog werd hij samen met Louis Smets activistisch propagandist in Willebroek. Hij was leider van het plaatselijke kantoor van Volksopbeuring, maar was daarnaast ook zeer actief in de activistische Willebroekse verenigingen Vlaamsche Kring voor Taal en Volk en de Groeningherwacht. (30) Moeremans volgde in de Vlaamsche Kring voor Taal en Volk Julius De Wit op als voorzitter om vanaf dan een nauwe samenwerking aan te gaan met Volksopbeuring. De Vlaamse Kring verzorgde leergangen voor 'beschaafde uitspraak van het Nederlandsch' en richtte 'ontwikkelingsavonden' in. De Vlaamsche Kring schaarde zich op politiek vlak duidelijk achter de Raad van Vlaanderen. (31)
In Willebroek Moeremans was ook lid van de Groeningherwacht, waarvan Louis Smets secretaris was. De Groeningherwacht was opgericht in Antwerpen in 1909. Het was een levensbeschouwelijk neutrale "Vlaamsgezinde jongemannenvereniging". (32) Tijdens de oorlog ontstond het geografisch veel uitgebreidere Verbond van Groeningherwachten. (33) De afdeling in Willebroek werkte nauw samen met het propagandacomiteit van Mechelen en Antwerpen. Ze deelde brochures uit en richtte meetings in.
In december 1916 richtten enkele studenten in Mechelen de vereniging Waakt Vlaanderen op. (34) Deze naamkeuze was waarschijnlijk gebaseerd op de oproep van August Borms in Het Handelsblad van 23 januari 1915 onder de titel "Vlamingen waakt". Op 17 februari herhaalde hij zijn waarschuwing in Het Vlaamsche Nieuws. (35) In de vereniging Waakt Vlaanderen konden de leden vrij voor hun activistisch gedachtegoed uitkomen. In de statuten van hun vereniging stelden de oprichters hun structuur en werking vast. De vereniging bestond uit een voorzitter, een ondervoorzitter, een schrijver en een penningmeester. Deze bestuursleden werden gekozen onder de leden van de vereniging. Tussen december 1916 en februari 1917 was Jaak Ceurremans voorzitter. (36) Daarna nam Hendrik Van Der Haeghen het van hem over. Waakt Vlaanderen was dus vooral een gesloten discussiegroep voor gelijkgestemde studenten. (37) Jozef Otquet maakte als afgevaardigde van Waakt Vlaanderen deel uit van het Propagandabureel Mechelen. (38)

Bewijsstukken bij de gerechtelijke dossiers van leden en sympathisanten van Volksopbeuring, Verdeelingsmagazijnen, Kolenverdeeling, Propangandabureel en andere activistische organisaties in het arrondissement Mechelen

Toen Duitsland zich op 18 november 1918 overgaf, betekende dat meteen ook het einde van het activisme. (39) Reeds voor de oorlog bestond er een wettelijke basis om het incivisme te bestraffen. Deze wettelijke basis werd tijdens de oorlog door de regering in Le Havre herwerkt en verruimd. (40) De besluitwetten van 11 oktober 1916 maakten het Krijgsgerecht bevoegd. Het was bij voorbeeld verboden "dagbladen, vlugschriften, geschriften, tekeningen, prenten, uit te geven [...] van aard om de vijand voordeel bij te brengen of een ongelukkige invloed uit te oefenen op de troepen en de bevolking. De regering is er toe gemachtigd de omloop van zulke geschriften te beletten". De voorziene straf bedroeg drie maanden tot een jaar opsluiting. De belangrijkste besluitwet was deze van 8 april 1917, volledig afgestemd op bestraffing van het activisme. Aan het strafwetboek werd een artikel 118bis toegevoegd: "wordt gestraft met dwangarbeid van 15 tot 20 jaren, al wie met een kwaad opzet 's vijands politieke plannen in de hand heeft gewerkt, heeft deelgenomen aan het vervormen door de vijand van wettelijke instellingen of inrichtingen, de getrouwheid der burgers jegens de Koning en de Staat in oorlogstijd aan het wankelen heeft gebracht".
Volgens M. Deckers, die de strafrechtelijke repressie van het activisme onderzocht, had de regering bij het opstellen van deze besluitwetten een concreet vervolgingsbeleid voor ogen: "Aangaande het activisme: de ambtenaren die van de Duitsers een bevordering zouden hebben aangenomen en zij die aan de oprichting van de Gentse Universiteit hadden meegewerkt, zouden uit de nationale orden worden geschrapt. Zij die aan de bestuurlijke scheiding geholpen hadden, zouden strenge hechtenisstraffen of de doodstraf krijgen. Aangaande de economische collaboratie: enkel zij die buiten het bezet gebied met de Duitsers handel dreven, zouden met een gevangenisstraf bestraft worden. De opgelegde straffen zijn betrekkelijk, doch niet overdreven, zwaar (...) met haar vooropgesteld vervolgingsbeleid wilde de overheid de vervolging in de breedte te beperken. Slechts de meest ernstige gevallen zouden gerechtelijk vervolgd worden." (41)
Na de oorlog werd de vervolging toch iets omvattender opgevat. Onder invloed van de bevolking zag de regering zich gedwongen om strenger op te treden. Huizen werden geplunderd en activisten werden aangevallen. Ook vanuit Vlaamsgezinde hoek werd de repressie verdedigd. In januari 1919 werden de eerste voorschriften betreffende de vervolging van de activisten in de dagbladen bekend gemaakt. (42) De voorschriften waren door de Waalse socialistische minister Emile Vandervelde in overleg met de procureurs-generaal en de auditeur-generaal opgesteld en moesten als leidraad dienen bij de aanhouding van de activisten. M. Deckers verduidelijkt hierbij: "Belangrijk is dat in de richtlijnen duidelijk werd gesteld dat de repressie in omvang moest beperkt worden. Zo werd gevraagd enkel de auteurs van defaitistische pamfletten en krantenartikels te vervolgen. De uitgevers en de medeondertekenaars van dergelijke stukken moesten niet vervolgd worden. Wat de meetings betreft, vroeg men enkel de sprekers en de voorzitter te vervolgen. Het bijwonen van zulke meetings, net zoals het deelnemen aan de verkiezingen voor de Raad van Vlaanderen als gewone kiezer, was een onvoldoende reden om in beschuldiging te worden gesteld. Er werd zelfs geboden de leden van de gouwraden en van Volksopbeuring voorlopig met rust te laten". Ondanks deze richtlijnen ging het krijgsgerecht met ongewone ijver te werk om activisten aan te houden. Minister Vandervelde pleitte dan ook voor de herinstelling van de burgerlijke rechtbanken. Vanaf 30 april 1919 gebeurde dat ook. Vanaf augustus 1919 werden de strafmaatregelen sterk verminderd. In 1920 klonk de eis voor amnestie alsmaar luider en steeds meer veroordeelde activisten werden op vrije voeten gesteld.
De aanhouding van activisten bleek in Mechelen in handen van de politie. In de notitieregisters staat wel degelijk bij de aanduiding van de vervolger: "auditeur mil.", dus de aanklager bij het militaire gerechtshof. Bij de huiszoekingen werden alle verdachte papieren aangeslagen, bij het dossier gevoegd als bewijsmateriaal en aan de onderzoeksrechter overgemaakt. De Rechtbank van Eerste Aanleg in het arrondissement Mechelen oordeelde vanaf mei 1919 over de activisten. Voor het arrondissement Mechelen werd dus geen assisenjury bijeen geroepen.

Bevoegdheden en activiteiten

Volksopbeuring

Volksopbeuring had geen eenduidige structuur: de organisatie veranderde voortdurend. In de meeste steden begon Volksopbeuring met de afdeling Soldatentroost, om daarna uit te breiden. De belangrijkste organisatiewijzigingen zijn enerzijds de aanstelling van een centraal bestuur in 1917 en anderzijds de oprichting van een samenwerkende vennootschap van Volksopbeuring, naast de algemene Volksopbeuring in de nazomer van 1917. De samenwerkende vennootschap, met beperkte aansprakelijkheid, Volksopbeuring staat naast de liefdadigheidsinstelling Volksopbeuring. In de regionale en plaatselijke afdelingen werd die samenwerkende vennootschap meestal gewoon 'afdeling Handel' genoemd. Het doel van de vennootschap was: "het drijven van handelszaken met het oog op de belangen der Vennooten en met behartiging der algemeene Volksopbeuring". (43) In april 1918 stelde een omzendbrief aan de afdelingen dat de splitsing tussen "liefdadigheid" en "handel" totaal hoorde te zijn: "De Samenwerkende Vennootschap is echter organisch volkomen gescheiden van de Liefdadigheidsvereniging". (44) Aangezien deze tweedeling pas goed functioneerde tegen het einde van de bezetting, zijn in de voorliggende inventaris de archieven van beide archiefvormers samengehouden. Meestal immers nam de bestuurder van de liefdadigheidsinstelling ook het bestuur van de afdeling Handel in handen. De documenten van beide zijn dan zodanig sterk vermengd dat een opsplitsing niet wenselijk was. Zelfs kasverslagen van beide afdelingen kunnen in hetzelfde register zijn opgenomen.
Alle winst uit de afdeling Handel ging naar de liefdadigheidsafdelingen. (45) Om de voordelen van de afdeling Handel te kunnen genieten, moest men lid zijn van Volksopbeuring. Ieder lid van Volksopbeuring stortte in het begin van het jaar een geldelijke steun van minimaal 1 frank. Bovendien kon men aandelen van de Samenwerkende Vennootschap kopen. Dat de verkoop van die aandelen in Mechelen nogal eens stokte, blijkt uit de omzendbrieven van het hoofdbestuur waarin erop werd aangedrongen om meer aandelen aan de man te brengen. (46)
Voor elke afdeling werd een verantwoordelijke aangesteld. Het was ook mogelijk dat een leider verantwoordelijk was voor meerdere afdelingen. Naarmate de vereniging uitbreidde, ontstond in de afdelingen de nood aan een magazijnier, een boekhouder, winkeljuffrouw, enz.
Volksopbeuring, arrondissement Mechelen volgde enerzijds de instructies op van Leo Meert en het centraal bureau in Brussel, maar ressorteerde anderzijds onder de provincie Antwerpen. Algemeen aangestelde opzichter voor alle activiteiten van Volksopbeuring in heel de provincie Antwerpen was L. Stevens.
Uiteraard hield de bezetter de vereniging nauwlettend in de gaten. Een goede werking was slechts mogelijk met het fiat van de bezetter. De handel in eetwaren, de volksvoordrachten en de verzending van pakketten moesten de goedkeuring krijgen van, zoniet überhaupt mogelijk gemaakt worden door, de Duitsers. Vooral de Zivilkommissar Reg. Assessor Von Abel hield een stevige greep op de vereniging.
"Tot leniging van den stoffelijken en zedelijken nood door den oorlogstoestand ontstaan, wordt opgericht de Vereeniging Volksopbeuring" (47), schreef Volksopbeuring Willebroek in haar omzendbrief ter kennisgeving van de oprichting van de vereniging. Daartoe werd per geografische afdeling een programma samengesteld. In iedere stad besliste, zeker in het begin, de vereniging autonoom over de invulling van de taken en de inrichting van de afdelingen. Naarmate Volksopbeuring zich meer ging organiseren, ontvingen de plaatselijke afdelingen meer richtlijnen over de praktische organisatie van hun bevoegdheden en taakuitvoering. Grosso modo bestond Volksopbeuring in de meeste steden uit vier afdelingen, die welswaar veelal naar eigen goeddunken werden ingevuld (zie bijlage 2). (48)

Kolenverdeeling voor Vlaanderen

(49)De kerntaak van de Kolenverdeeling voor Vlaanderen was uiteraard het verdelen van de steenkolen over de bevolking. "In uitvoering der Verordening van de Heer Generaal Gouverneur werd, met zetel te Brussel, 115 Jozef II straat de Kolenverdeeling voor Vlaanderen gelast met de verdeeling der beschikbare Belgische steenkolen in het Vlaamsche gedeelte van het Generaal-Gouvernement" (zie bijlage 3). (50)
Om de goede werking van de Kolenverdeeling voor Vlaanderen te verzekeren, was elke Kreits ingedeeld in bijkantoren. Aan het hoofd van de Kreits stond een bestendig opzichter die de communicatie verzorgde tussen het hoofdkantoor, de Zivilkommissar en de leiders van de bijkantoren (zie bijlage 4). Voor de Kreits Mechelen was dat J. Ursi en vanaf maart 1918 K. Boeren. Zij waren gevestigd in het kantoor van Kolenverdeeling voor Vlaanderen in Mechelen, waar ook het bijkantoor Mechelen zich bevond. (51)
De dagelijkse werking was in handen van de leider van het bijkantoor. Per bijkantoor was een aantal losplaatsen aangeduid waarvoor telkens een vertegenwoordiger was aangesteld. (52) In de gemeenten stond een correspondent in voor de contacten met de gemeente, de kolenhandelaars en de leider van het bijkantoor. Daarnaast was er nog een onbeperkt aantal opzichters voor toezicht op de goede gang van zaken. In het bijkantoor Willebroek was Jan Reyniers belast met de coördinatie. De namen van de correspondenten zijn opgenomen in bijlage 5.
De verdeling van de kolen gebeurde in samenwerking met het gemeentebestuur en de kolen-handelaars. Het rantsoen kolen werd door de gezinshoofden betaald aan het gemeentebestuur, dat over 'betalingskantoren' beschikte. De eigenlijke verdeling van de steenkolen gebeurde door de kolenhandelaars, van wie elk een lijst met cliënten bezat. Voor de verdeling stelde hij de gezinshoofden op de hoogte van datum en uur waarop de kolen konden afgehaald worden. De gezinshoofden hadden kolenkaarten waarop hun rantsoenen afgestempeld werden en waarop werd aangeduid of ze betaald hadden.

Verdeelingsmagazijnen

De voornaamste taak van de Verdeelingsmagazijnen was de verdeling van een aantal etenswaren over de bevolking. Per gemeente was er een verantwoordelijke voor de praktische organisatie. Daartoe gebruikte men per gezin een kaart, die bij elke verdeling werd afgestempeld. Bij de afdeling Handel van Volksopbeuring was hetzelfde systeem in voege, zij het dat daar in plaats van gezinskaarten winkelkaarten werden gebruikt. Wanneer de waren geleverd werden, volgde kort nadien een verdeling. Deze werd aangekondigd via affiches met plaats, dag en uur van de verdeling. Op diezelfde affiches werden ook verdelingen van goederen door de afdeling Handel aangekondigd. Deze waren echter voorbehouden voor leden van Volksopbeuring. Het was de bedoeling dat er iedere maand een verdeling plaatsvond. De vertrouwensmannen maakten achteraf een verslag op en stuurden dat naar de kantonverantwoordelijke (zie bijlage 1).

Archief

Geschiedenis

Van de Commissie voor het Oorlogsarchief naar het Rijksarchief Antwerpen

(53)Op aandringen van de Belgische Koninklijke Commissie voor Geschiedenis werd op 15 november 1919 bij Koninklijk Besluit een Commissie van het Oorlogsarchief opgericht, met negen provinciale comités. Deze commissie moest alle documenten betreffende de Eerste Wereldoorlog verzamelen en ordenen. Henri Pirenne werd benoemd tot voorzitter. Al van bij de start werkte Pirenne nauw samen met het Rijksarchief. Toen de commissie in 1928 werd opgeheven, kwam het oorlogsarchief onder het beheer van het Rijksarchief. (54)
De collectie Oorlogsarchief bestaat uit zeer uiteenlopende verzamelde, aangekochte en geschonken documenten. Algemeen Rijksarchivaris Jozef Cuvelier heeft in zijn archievenoverzicht (1930) alle aanwinsten opgesomd. Het bestand 'Volksopbeuring' werd in 1920 door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Mechelen aan het Oorlogsarchief afgestaan. (55) De registratie in het archiefdossier van 'Volksopbeuring' in het Algemeen Rijksarchief verduidelijkt dat het om overtuigingsstukken ging: "Dossiers reçus en 1920 du Greffe du Tribunal de Ière instance à Malines. Ce sont les dossiers de pièces à conviction, tels qu'ils ont été constitués par la justice". (56) Over het aantal overgeleverde portefeuilles bestaat echter een aanzienlijke verwarring. Volgens Cuvelier (1930) zijn er 40 portefeuillesovergebracht, volgens zijn opvolger D. Brouwers (1937) waren het er 62 en P. Hospel (1955) heeft het over 52 portefeuilles. Bij de overbrenging naar het Rijksarchief Antwerpen in 1989 bestond het bestand uiteindelijk uit 57 nummers.
Het Oorlogsarchief werd meerdere malen verhuisd. De commissie begon haar werk in de lokalen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, verhuisde vervolgens naar een gebouw in de Nieuwlandstraat om uiteindelijk, in 1925, in het "hotel Pereboom" in Anderlecht te belanden. (57) Toen het archief onder beheer van het Rijksarchief kwam, bevond het zich in een gebouw aan het Dapperheidsplein (Place de la Vaillance) in Anderlecht. (58) Daarna verhuisde het van het ene depot naar het andere in functie van de door het Algemeen Rijksarchief gedefinieerde prioriteiten. Uiteraard werd het Oorlogsarchief op deze manier niet optimaal behandeld en geraakten sommige deelbestanden zelfs enigszins in de war. (59)
De collectie van het Oorlogsarchief werd in drie delen opgesplitst: 1. Het fonds van archieven, 2. De diverse en speciale collecties en 3. De bibliotheek. Het archiefbestand 'Volksopbeuring' werd ondergebracht in het fonds van archieven, onder serie B (Belgische archieven in België gevormd).
Sekwesterarchieven
Diverse archivarissen hebben tijdens het interbellum getypte of handgeschreven inventarissen gemaakt van een groot deel van de bestanden van de Commissie van het Oorlogsarchief. Deze inventarissen werden niet gepubliceerd omdat het oorlogsarchief geen raadpleegbaar archief was, vermits de stukken jonger dan 100 jaar waren. Rijksarchivaris Jos. De Smet heeft een dergelijke getypte inventaris van het bestand 'Volksopbeuring' gemaakt van 57 nummers. (60) Deze inventaris is jammer genoeg verloren gegaan bij een verhuis van het bestand. Naast de zogenaamde gerechtelijke nummers staan er op de documenten ook oude inventarisnummers. Van geen van beide viel evenwel te achterhalen waarna zij precies verwijzen. De voorliggende inventaris bevat niettemin een concordantielijst van de nieuwe inventarisnummers met de gerechtelijke en de oude inventarisnummers.
In 1960 besloot toenmalig Algemeen Rijksarchivaris Etienne Sabbe om in Saint-Hubert een zogenaamd "tussendepot" te voorzien voor de grote toevloed aan archieven. In Brussel was te weinig ruimte. In principe zouden alle recente en dus niet-raadpleegbare bestanden daar bewaard worden. Het bestand 'Volksopbeuring' werd in 1961 naar Saint-Hubert verzonden. (61)
Er werd ook overwogen om bestanden van het Oorlogsarchief van regionale oorsprong te bestemmen voor de Rijksarchieven in de provincie (Gent, Hasselt, Kortrijk, Antwerpen, Luik, Namen en Bergen). (62) Ook die bestanden strandden echter in Saint-Hubert. (63)
Afgaande op de gewezen vestigingsplaats van het bestand 'Volksopbeuring, afdeling Mechelen', hoorde het fonds dus in principe thuis in het Rijksarchief Antwerpen. De inrichting van een hulpdepot in Beveren-Waas in 1964 maakte het mogelijk 'Vlaamse' archiefbestanden uit Saint-Hubert naar het noorden van het land over te brengen. Pas in 1988 gaf Algemeen Rijksarchivaris Ernest Persoons opdracht het bestand 'Volksopbeuring' naar het Rijksarchief Antwerpen te verzenden. Samen met bestanden die bestemd waren voor Rijkarchief Hasselt en Gent, werd het bestand in 1989 overgebracht naar het hulpdepot te Beveren. (64) Lang werd het daar niet bewaard. Op 13 december 1990 bereikte het bestand 'Volksopbeuring' zijn eindbestemming: het Rijksarchief Antwerpen. (65) Eind 2007 werd het samen met de andere bestanden van dit depot opnieuw verhuisd naar Beveren, in afwachting van de renovatie van het Rijksarchief Antwerpen aan de Door Verstraeteplaats.

Herkomst en aard van de stukken

Alle hier beschreven archiefbescheiden zijn na de Eerste Wereldoorlog geconfisqueerd door de bevoegde gerechtelijke instanties. Hiervoor is al aangegeven dat zij in 1920 als "overtuigingsstukken" aan de Oorlogscommissie geschonken zijn door de Rechtbank van Eerste Aanleg in Mechelen. De stukken werden vervolgens gezamenlijk geklasseerd onder de benaming 'Volksopbeuring, afdeling Mechelen'. Het is aannemelijk dat de documenten van Volksopbeuring en van de Verdeelingsmagazijnen in beslag genomen zijn in de kantoren of bij verantwoordelijke personen, al zijn op geen enkele omslag hieromtrent aantekeningen te vinden. De documenten van Kolenverdeeling werden aangeslagen in het bijkantoor aan de Kasteelstraat 11 in Willebroek, deze van het Propagandabureel in de kelder van het pand in de Grondwetstraat 5 te Mechelen. Het is niet duidelijk waar de stukken van de activistische verenigingen in Willebroek geconfisqueerd zijn. De documenten van Waakt Vlaanderen zijn aangeslagen bij voorzitter H. Van Der Haeghen in Mechelen.
Van de archieven van personen kwamen enkel de bewijsstukkenen de documenten zonder belang bij het Oorlogsarchief terecht. Alle stukken waren ingepakt en verwezen naar de persoon bij wie ze aangeslagen waren. Met behulp van de toegangen op het archief van de Rechtbank van Eerste Aanleg in Mechelen, is geprobeerd om de precieze herkomst van het geconfisqueerd materiaal te achterhalen. (66) De notitieregisters bevatten de registratie van alle personen van wie documenten werden aangeslagen. (67) Het ten laste gelegde feit werd systematisch omschreven als "Activisme-Poursuites à l'ennemi". De klachten werden in mei 1919 in een proces-verbaal genoteerd en behandeld door het parket. De aanklager bij het militair gerechtshof werd aangeduid als vervolger. Tevens bleek dat de meesten uiteindelijk in het najaar van 1919 buiten vervolging werden gesteld. Slechts enkelen werden veroordeeld door de correctionele rechtbank. (68) De uitgesproken gevangenisstraffen varieerden van zes maanden tot vijf jaar. Bovendien werd aan de veroordeelden een boete opgelegd. Anderen, zoals J. Ceurremans, werden alsnog vrijgesproken. Sommigen waren gevlucht. Zo werd L. Peeters bij verstek veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en drieduizend frank boete.
De rechtsplegingsdossiers van de activisten bij de correctionele rechtbank te Mechelen ontbraken steevast in de reeks. (69) Naar verluidt werden deze dossiers vernietigd bij de Duitse inval in 1940. De Belgische minister van Justitie wilde hiermee vermijden dat vroegere activisten en de nieuwe generatie Duitsgezinde Vlamingen weerwraak zouden nemen op de personen die betrokken waren bij hun vervolging na de Eerste Wereldoorlog. (70)

Inhoud

Algemeen

Het conglomeraat bevat zeer uiteenlopend en fragmentarisch materiaal. Dat is uiteraard goeddeels te wijten aan het feit dat het om inbeslaggenomen stukken gaat, met (delen van) verenigings-, persoons- en zelfs bedrijfsarchieven. Briefwisseling en boekhoudkundige stukken vormen de hoofdbrok van de verenigingsarchivalia. De persoonlijke dossiers bevatten vooral dagboeken, persoonlijke aantekeningen en briefwisseling. Maar zelfs tussen de stukken zonder aanwijsbaar verband zitten enkele originele en interessante registers.
Het bestand bevat behalve archiefstukken heel wat documentatie, met name activistische vlugschriften, kranten en tijdschriften. Het is bijzonder interessant te weten welke vereniging en welke personen over bepaalde informatie beschikten. Met het oog op de integriteit van het gerechtelijk dossier en de eigenheid van deze "overtuigingsstukken", is de documentatie telkens beschreven bij de bijbehorende stukken. In een bijlage is alleen de documentatie opgenomen die niet eenduidig dossiergebonden was.
Het is jammer dat het archief van Volksopbeuring, arrondissement Mechelen zeer lacuneus is. In feite betreft het vooral registers, maar brievenboeken en kasboeken zijn natuurlijk wel zeer bruikbaar om de interne verhoudingen binnen Volksopbeuring en de opvattingen van de leidende figuren te achterhalen. Verder zijn er, behalve heel wat boekhoudkundige documenten, ook inschrijvings¬formulieren, aantekeningen en ingekomen brieven.
Het archief van Kolenverdeeling, bijkantoor Willebroek, in hoofdzaak opgemaakt door J. Reyniers, oogt daarentegen vrij volledig. Zo zijn er minuten van uitgaande brieven, ingekomen brieven, vrachtbrieven, financiële stukken en lijsten van afnemers van de kolenhandelaars.
Ook van het archief van Verdeelingsmagazijnen, arrondissement Mechelen resten slechts fragmenten, met enkel nog archiefstukken betreffende Puurs, Willebroek en Mechelen. Bovendien is er een onmiskenbare, maar tevens onomkeerbare, vermenging gebeurd met het archief van de Afdeling Handel van de Volksopbeuring. Inhoudelijk gaat het vooral om boekhoudkundige bescheiden en stukken betreffende de verdeling van de goederen. De briefwisseling vormt eens te meer de voornaamste bron om inzicht te krijgen in het reilen en zeilen van de organisatie.
De archiefstukken afkomstig van het Vlaamsch Propagandabureel zijn van uiteenlopende aard, maar opnieuw erg fragmentarisch. Zij dragen niet alleen de sporen van bewaring in een kelderruimte, met brieven, nota's, brochures en andere documenten in slechte staat, maar heel wat bescheiden waren verfrommeld en nadien door het gerecht platgestreken. Een deel van de stukken is zelfs verknipt of half verbrand. Onderzoek wordt hier dus puzzelwerk, want de snippers vormen wel degelijk een geheel. Het bestand bestaat vooral uit briefwisseling met andere activistische verenigingen in de omgeving betreffende voordrachten en andere propagandistische activiteiten. De archivalia bestrijken de laatste maanden van de oorlog, toen de leiding van het Propagandabureel in handen was van voorzitter Jan-Baptist Bellefroid en secretaris Antoon Wolfs.
Wat rest van de verenigingsarchivalia is uiterst miniem: niet meer dan vijf stukken voor drie archiefvormers. Niettemin zijn deze weinige stukken inhoudelijk waardevol: de kopieboeken van uitgaande brieven leren veel over de werking en de verhouding met andere verenigingen. Van de vereniging Waakt Vlaanderen in Mechelen zijn er bovendien ledenlijsten, kasverslagen en statuten, en van voorzitter H. Van Der Haeghen is er een opstelboek.

Persoonsdossiers

In de diverse persoonsdossiers is geen duidelijke structuur aanwezig. Eens te meer moet worden gewezen op het feit dat het gaat om losse stukken of fragmenten van verdachte personen die aangeslagen zijn door het parket van Mechelen. Inhoudelijk hebben deze stukken uiteraard vooral betrekking op de activistische activiteit van de personen in kwestie. Dat verklaart mede waarom in het bestand opvallend veel documentatie aanwezig is. Bij de inventarisatie is ervoor gekozen om deze activistische documentatie (kranten, propagandabladen, vlugschriften) te beschrijven bij de archivalia. De aangeslagen documentatie maakte immers intrinsiek deel uit van een dossier met bewijslast tegen de betrokkenen. Vanzelfsprekend bezaten nogal wat activisten dezelfde documentatie. Bij dubbels in één en hetzelfde dossier hebben we slechts één stuk bijgehouden. Daarnaast zijn ook zeer persoonlijke stukken aanwezig, waarbij dagboeken en brieven het leeuwendeel uitmaken. Meer dan eens zijn die afkomstig van studenten en kunstenaars. Hun persoonlijke aantekeningen vormen dan ook een uiterst belangwekkende bron.
Ten slotte bewaarden deze personen geregeld nogal wat archiefstukken van de organisaties en verenigingen waarin ze actief waren. Omdat duidelijk was aangegeven dat deze stukken aangeslagen werden bij personen en om hun dossier intact te laten, zijn zij in deze inventaris beschreven op de plaats waar zij werden aangetroffen. Dat impliceert wel dat de persoonlijke archivalia een aanvulling vormen op de andere hier beschreven archiefbestanden.

Taal en schrift van de documenten

De meeste stukken zijn in het Nederlands opgesteld. Daarnaast zijn er ook stukken in het Duits en het Frans.

Ordening

Algemeen

Deze inventaris ontsluit bescheiden en documentatie die, zij het langs een omweg, afkomstig zijn van diverse archiefvormers. Dit bepaalt meteen de structuur of de hoofdindeling ervan. In de eerste drie geledingen worden de archieven van 'Volksopbeuring, arrondissement Mechelen', 'Kolenverdeeling voor Vlaanderen, bijkantoor Willebroek' en de 'Verdeelingsmagazijnen, arrondissement Mechelen' beschreven. Het betreft immers drie afzonderlijke archiefvormers, met een eigen naam en een specifieke functie, die zelfstandig handelden en er een eigen systeem van documentbeheer op nahielden. Zij vormden daarmee autonome entiteiten van de vereniging Volksopbeuring. De verdere onderverdeling sluit aan bij de geografische omschrijving van de afdelingen. De vierde geleding ontsluit het bestand 'Vlaamsch Propagandabureel, arrondissement Mechelen'. In het vijfde en zesde onderdeel komen respectievelijk de stukken van de activistische verenigingen en de bewijsstukken bij de gerechtelijke persoonsdossiers aan bod. Het laatste onderdeel lijst de stukken op zonder aanwijsbaar verband met een van de hiervóór genoemde archiefvormers. In een bijlage wordt tot slot de documentatie opgenomen waarvan niet duidelijk is van welke vereniging of persoon ze afkomstig is.
Wordt de hoofdstructuur van de inventaris aldus bepaald door de onderscheiden archiefvormers, dan moet meteen worden aangestipt dat de scheidingslijn tussen die verschillende organisaties soms flinterdun was. Vooral tussen Volksopbeuring en de Verdeelingsmagazijnen was de toewijzing van de afzonderlijke stukken niet altijd eenvoudig. Het waren immers telkens weer dezelfde personen die instonden voor de administratie en het archiefbeheer.
Er is getracht de bewijsstukken bij de respectievelijke gerechtelijke dossiers van leden en sympathisanten van Volksopbeuring, Verdeelings-magazijnen, Kolenverdeeling, Propagandabureel en andere activistische verenigingen in het arrondissement Mechelen zo goed mogelijk samen te brengen.

Volksopbeuring

De archiefstukken zijn gerangschikt per archiefvormer-afdeling in het arrondissement Mechelen. Verder zijn ze geordend naar organisatievorm. Na de algemene stukken, zijn de stukken gerangschikt volgens de werkgroepen (afdelingen). De documentatie en de stempels van de vereniging worden naast de archiefstukken bewaard.

Kolenverdeeling

J. Reyniers had een mappensysteem opgezet om zijn klassement bij te houden. Hij hanteerde een onderwerpssysteem, waarvan sommige mappen zelfs numeriek op elkaar volgden. In deze inventaris is de systematische rangschikking weliswaar gerespecteerd, maar dan wel in combinatie met een aangepaste indeling, gebaseerd op het klassieke schema van een bedrijfsarchief. In het eerste deel komen aldus de stukken terecht betreffende de organisatie en in een tweede deel die betreffende de taakuitoefening van Kolenverdeeling voor Vlaanderen. Op het onderliggende niveau bepaalt het onderwerp van de aanwezige mappen (en bijkomend de vorm van de stukken), de ordening.

Verdeelingsmagazijnen

De archiefstukken zijn vooreerst gerangschikt per afdeling. Omdat F. Delvaen van Mechelen als beheerder fungeerde voor het ganse arrondissement en J. Beullens voor Mechelen en zijn gemeenten, was het in de praktijk omzeggens ondoenbaar om een opsplitsing door te voeren. Na Mechelen volgen de kantons Puurs en kanton Willebroek; van de andere kantons (Lier, Heist-op-den-Berg en Duffel) bleven geen stukken bewaard.
Het archief is geordend volgens organisatie en taakuitoefening. Onder de hoofding 'Organisatie' zijn op de eerste plaats de algemene briefwisseling en de centrale boekhouding ondergebracht. In het luik 'Taakuitoefening' is het goederenbeheer onderscheiden van de verdelingsadministratie.
Te onderstrepen is nogmaals dat het archief van Volksopbeuring, afdeling Handel, zodanig vermengd was met Verdeelingsmagazijnen, dat een onderscheid vaak zeer moeilijk, zoniet onmogelijk was. Hiervoor is al aangehaald dat de Verdeelingsmagazijnen waarschijnlijk aan alle inwoners goederen hebben uitgedeeld, die eigenlijk voorbehouden waren voor de leden van Volksopbeuring.

Propagandabureel

Hoewel het archief in hoofdzaak bestaat uit losse stukken of fragmenten, heeft de bevoegde gerechtelijke instantie blijkbaar een zekere structuur en nummering aangebracht. Het is echter niet helemaal duidelijk waarop deze indeling steunt. De stukken werden samengebracht onder de nummers 2902/10, 2902/19, 2902/20. Ten slotte waren ook in nummer '2902: Collection d'imprimés dossier exposition' archiefstukken van het Propagandabureel aanwezig. De indeling gebeurde zo te zien nogal willekeurig. Voor wat betreft de werking van het Propagandabureel wordt hier een onderscheid gemaakt tussen briefwisseling en adresgegevens en aantekeningen, knipsels en drukwerk.

Archivalia van verenigingen

Wegens hun geringe aantal zijn de documenten geografisch en per vereniging gerangschikt.

Bewijsstukken bij de gerechtelijke dossiers

De ordening van de gerechtelijke dossiers is geïnspireerd door het schema voorgesteld door COPPENS H., De ontsluiting van archieven. Richtlijnen en aanbevelingen voor de ordening en beschrijving van archieven in het Rijksarchief, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, Miscellanea Archivistica. Manuala, 21, Brussel, 1997, p. 475. Wel is een onderscheid gemaakt tussen de persoonlijke dossiers die zowel archiefbescheiden als documentatie bevatten, en de diverse verzamelde documentatie, die bij bepaalde personen in beslag is genomen.

Stukken zonder aanwijsbaar verband met het bestand

Een aantal stukken van diverse aard kon niet met absolute zekerheid bij één van de voorgaande delen worden ondergebracht. De ordening is bepaald door de materiële vorm van de stukken. Vermoedelijk maakten de registers deel uit van de persoonlijke dossiers. De registers zijn evenwel apart bijgehouden, zodat niet meer uit de context valt af te leiden tot welk bestand ze behoren. Van enkele losse stukken is helemaal onduidelijk hoe ze in dit archiefbestand zijn terechtgekomen. Dat doet niettemin weinig af aan hun belang voor het historisch onderzoek. Het register met de uitgaande correspondentie van de studieprefecten van het Atheneum van Mechelen aan het stadsbestuur is uiterst interessant, net zoals het kopieboek van de Manufacture Belge de Textilose.
Tot slot wordt de documentatie, bestaande uit foto's, tijdschriften, vlugschriften en boeken, die in het geheel niet aan een bepaald dossier kon worden toegewezen, in alfabetische orde opgelijst.

Voorwaarden voor de raadpleging

Aangezien de stukken in dit archiefbestand ouder zijn dan 30 jaar, zijn ze vrij raadpleegbaar. De onderzoeker dient evenwel een verklaring op erewoord te ondertekenen waarin hij er zich toe verplicht geen gegevens te publiceren die een schending van de persoonlijke levenssfeer zouden kunnen inhouden.
Verder zijn bij de raadpleging van dit archiefbestand ook de bepalingen van het leeszaalreglement van het Rijksarchief (Ministerieel Besluit van 19 september 2011 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van de leeszalen van het Algemeen Rijksarchief en het Rijksarchief in de Provinciën) van toepassing.

Voorwaarden voor de reproductie

Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Rijksarchief.

Fysieke kenmerken en technische vereisten

Enkele bescheiden zijn in slechte staat, ingevolge vocht.

Toegangen

Deze inventaris vervangt een oude toegang van J. De Smet (zie archiefgeschiedenis). De concordantie met de oude nummers is opgenomen als bijlage. De (vermoedelijke) gerechtelijke nummers die aanwezig waren, zijn aangeduid in het overzicht van de archiefvormers.

Aanwijzingen voor het gebruik

Tussen de verscheidene archiefvormers was er sprake van een grote verwevenheid en interferentie. Het archief van 'Volksopbeuring, arrondissement Mechelen' bijvoorbeeld, wordt best aangevuld met het archief van de 'Verdeelingsmagazijnen, arrondissement Mechelen' en met diverse persoonlijke dossiers. In de inventaris is telkens een verwijzing opgenomen.

Documenten met een verwante inhoud

In de beschrijving van de archieven wordt het verwante materiaal specifiek aangeduid. In het algemeen zijn er enkele belangrijke aanvullingen bij onderstaande archieven te signaleren in het Algemeen Rijksarchief Brussel, in het Letterenhuis in Antwerpen en in het ADVN in Antwerpen. Daar gaat het om archiefstukken afkomstig van private personen.
In het Algemeen Rijksarchief te Brussel wordt het conglomeraatsarchief van de Raad van Vlaanderen, het Propagandabureel, Nationaal Verweer, de Nationalen Bond voor de Belgische Eenheid, Jacques Pirenne en Henri Pirenne bewaard. Dat is in detail geïnventariseerd en toegankelijk via: VANDEWEYER L., Inventaris van het conglomeraatsarchief van de Raad van Vlaanderen, het Propagandabureau, Nationaal Verweer, de Nationalen Bond voor de Belgische Eenheid, Jacques Pirenne en Henri Pirenne 1908-1939, Algemeen Rijksarchief, Inventaris 530, Brussel, 2012, 636 p. Deze inventaris is digitaal beschikbaar en kan bijgevolg op trefwoord doorzocht worden.

Kolenverdeeling

Het archiefbestand Kolenverdeeling voor Vlaanderen, bijkantoor Willebroek kan worden aangevuld met verwante bestanden. In het Algemeen Rijksarchief wordt eveneens een archiefbestand met de naam Kolenverdeeling voor Vlaanderen bewaard. Dat bestand hoorde binnen het Oorlogsarchief oorspronkelijk tot dezelfde reeks als Volksopbeuring. Het is een klein restbestand, met slechts 25 nummers. Raadpleeg hiervoor de inventaris: SABBE E., TALLIER P., Inventaire des archives de la Kolenverdeeling voor Vlaanderen, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1998, 6 p.
In het Letterenhuis in Antwerpen kunnen de persoonlijke documenten van Leo Meert (algemeen voorzitter), Karel Angermille (secretaris) en Leo Augusteyns (lid) worden geraadpleegd. Vooral het persoonlijke archief van Leo Meert bevat heel wat interessant materiaal voor onderzoek naar Kolenverdeeling voor Vlaanderen. Daarnaast is ook een klein archiefbestand van Kolenverdeeling voor Vlaanderen bewaard. Het gaat om ingekomen of uitgaande brieven van het centrale bureau in Brussel, documentatie, knipsels en voorwerpen (identificatie K709).

Bibliografie

Archivalische literatuur

Album Archivaris Jos. De Smet, Brugge, 1964.
BERVOETS J., BOS-ROPS J. en MARCELIS T., Het conglomeraat ontward. Aanwijzigingen voor het inventariseren van familiearchieven, in Nederlands Archievenblad, 1984, LXXXVIII, 3, p. 193-232.
BROUWERS D., Uittreksel uit het Belgische Staatsarchief van 1930 tot 1936, in Verslagen uitgegeven onder de leiding van D. Brouwers. Algemeen Rijksarchivaris, Tongeren, 1937.
BUYCK J., Inventaris van het archief van het parket bij de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen (1795-1969), Brussel, 2002.
BUYCK J., CLEYS B., DEVOS L. en DHONT J., Inventaris van de archieven van de correctionele rechtbank te Mechelen (1795-1796)-1959, Brussel, 2002.
COPPENS H., Archiefterminologie. Archieftermen voor gebruik in het Rijksarchief, Brussel, 1997.
COPPENS H., De ontsluiting van archieven. Richtlijnen en aanbevelingen voor de ordening en beschrijving van archieven in het Rijksarchief, Brussel, 1997.
COPPENS H., Richtlijnen voor de inhoud en vormgeving van een archiefinventaris, Brussel, 2007.
CUVELIER J., Les Archives de l'Etat en Belgique de 1919 à 1930, Gent, 1930.
Documents officielles. Rattachement des Archives de la Guerre aux Archives Générales du Royaume.-Texte de l'arrêté royal
, in Archives et Bibliothèques de Belgique. Bulletin Mensuel de l'association des Conservateurs d'Archives, de Bibliothèques et de musées, 1927, IV, p. 91-92.
HOSPEL P., Oorlogsarchief Brussel, in VAN HAEGENDOREN M., Het Algemeen Rijksarchief te Brussel. Overzicht van de fondsen en inventarissen, Brussel, 1955, p. 39-364.
ISAD(G), Algemene Internationale Norm voor Archivistisch beschrijven, Antwerpen, Leuven, Amsterdam, 2004.
Les Archives de l'état dans les Provinces Aperçu des fonds et collections II. Les Provinces Wallonnes
, Brussel, 1975.
SABBE E. en TALLIER P., Inventaire des archives de la Kolenverdeeling voor Vlaanderen, Brussel, 1998.
TALLIER P., Etat de l'ouverture à la recherche. X. Département I. Archives de la Première Guerre mondiale et fonds associés (Miscellanea Archivistica Studia, 130), Brussel, 2000.
TALLIER P., Inventaire des archives de la commission des archives de la guerre (puis archives de la guerre) 1919-1945, Brussel, 1997.
VANDEN BOSCH H., Inventaris van het Hulpkantoor te Mechelen van het Belgisch Inlichtingsbureel voor krijgsgevangen en geïnterneerden. 1915-1919, Brussel, 2007.
VANDEWEYER L., Inventaris van het conglomeraatsarchief van de Raad van Vlaanderen, het Propagandabureau, Nationaal Verweer, de Nationalen Bond voor de Belgische Eenheid, Jacques Pirenne en Henri Pirenne 1908-1939 (Algemeen Rijksarchief, Inventaris 530), Brussel, 2012.
VAN HONACKER K., Inventarissen van de archieven van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen. Correctionele rechtbank (1907-1979), Brussel, 2003.
VAN HONACKER K., Het archief van de families Blommaert, Verachter, Van Beynstorp- Van Tongeren en van Honsem (met archief van N. en J.-B. vander Steen) (1473-1871), Brussel, 2004.
VAN HONACKER K., Het archief van Adriaan Janssens en de familie Legrelle. Met inbegrip van de archieven van de katoendrukkerij van Dambrugge en de suikerraffinaderij Huysmans&Cie, Brussel, 2001.

Historische literatuur

ANGERMILLE K., De lotgevallen van een Activist. Van Antwerpen naar Antwerpen! 1914-1929, Antwerpen, 1931.
BRANTS M., Activisme en activisten te Antwerpen (1914-1918). Analyse van houdingen en motieven, UGent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 1980.
BURSSENS A., Getuigenissen over het wedervaren van G. Burssens als activist, in Wetenschappelijke Tijdingen,1982, XLI, p. 4.
COOL K., Het leven van de Vlaamse krijgsgevangenen in Duitsland in de Eerste Wereldoorlog, Brussel, 2002.
DECKERS M., De strafrechtelijke vervolging van het activisme, in Wetenschappelijke Tijdingen. 2002, LXI, p.3-4.
DEDEURWAERDER J., Professor Speleers. Een biografie, Gent, 2002.
DOLDERER W., Twee propagandaverslagen over het activisme in Heist-Op-Den-Berg, in Wetenschappelijke Tijdingen, 1984, XLIII, p. 4.
FAINGNAERT A., Verraad of zelfverdediging? Bijdrage tot de geschiedenis van de strijd voor de zelfstandigheid van Vlaanderen tijdens de oorlog 1914-1918, Antwerpen, 1932.
GEUENS D., Van Vernielde Pallieterstad naar verzuilde Zimmerstad. Het culturele leven in Lier in het Interbellum, KULeuven, onuitgegegeven eindverhandeling, Leuven, 2002.
MOMMAERTS H., Herinneringen aan de afwikkelingen van het Vlaams activisme in 1918 en daarna, in Wetenschappelijke Tijdingen, 1968, XXVII, p. 5.
Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging
, Tielt, 1998.
SEBERECHTS F., Er was Vlaamsch leven... Vlaamse beweging en Vlaams nationalisme in Beerzel, Grasheide, Peulis en Putte (1914-1940), Putte, 2004.
SOMERS M., Timmermans en het Liers activisme, in Jaarboek 1991 van het Felix Timmermans genootschap, 1991.
VANACKER D., Het activistisch avontuur, Gent, 1991.
VANDEWEYER L., Kolenverdeeling voor Vlaanderen en de financiering van het activisme, in Wetenschappelijke Tijdingen, 1991, L, p. 1.
VANDEWEYER L., Taalstrijd en Volksgezondheid, De Eerste Wereldoorlog als breekpunt in de Vlaamse artsenwereld, in Wetenschappelijke Tijdingen, 2007, LXVI, p. 2.
VAN HOORICK K., Het activisme te Mechelen 1914-1918. Een microstudie over de organisatie en de impact op lokaal niveau, UGent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 1993.
VAN HOORICK K., Het activisme te Mechelen (1914-1918), in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1993, XXIV, p. 508-512.
VAN HOORICK K., De"humanitaire" kant van het activisme: de vereniging Volksopbeuring te Mechelen, in Wetenschappelijke Tijdingen, 1994, LIII, p. 99-112.
VRINTS A., Bezette Stad: Vlaams-nationalistische collaboratie in Antwerpen tijdens de Eerste Wereldoorlog, Brussel, 2002.
WATERSCHOOT E., Memorandum van den Oorlog 1914-1918. Uit het dagboek van E. Waterschoot (Studium Generale vzw), 2006.

Beschrijvingsbeheer

De ordening en beschrijving van dit bestand werd uitgevoerd in het kader van mijn stage en eindverhandeling binnen de ManaMa-opleiding Archivistiek en Hedendaags Erfgoed- en Documentbeheer aan de Vrije Universiteit Brussel. De werkzaamheden vonden plaats in het academiejaar 2006-2007. Erik Houtman en Joke Verfaillie van het Rijksarchief Antwerpen volgden de werkzaamheden op. Prof. Dr. Gustaaf Janssens was promotor van de verhandeling. Gilbert De Lille en Mariette Backs ordenden de inschrijvingsformulieren van de Volksopbeuring alfabetisch. In oktober-december 2007 werd de inventaris nagekeken en herwerkt volgens de nieuwe richtlijnen voor de inhoud en vormgeving van een archiefinventaris van H. Coppens (Brussel, augustus 2007).
In 2017 gebeurde een laatste nazicht en aanvulling door Luc Vandeweyer en Michel Oosterbosch.
De ordening en beschrijving gebeurden daarnaast op basis van de richtlijnen uit H. Coppens, De ontsluiting van archieven. Richtlijnen en aanbevelingen voor de ordening en beschrijving van archieven in het Rijksarchief, Brussel, 1997. Voor de richtlijnen van de International Council on Archives werd een beroep gedaan op de Nederlandse vertaling van ISAD(G): Algemene Internationale Norm voor Archivistisch beschrijven, Antwerpen, Leuven, Amsterdam, 2004.
Het artikel van BERVOETS J., BOS-ROPS J. en MARCELIS T., Het conglomeraat ontward. Aanwijzingen voor het inventariseren van familiearchieven, in Nederlands Archievenblad, 1984, LXXXVIII, p. 193-232, bevat bijzonder interessante informatie. Het heeft ons niet alleen geïnspireerd voor de ordening van de privéstukken in deze inventaris; het heeft ons ook beïnvloed betreffende de opstelling van de archiefschema's van de andere bestanden.
Verder hebben wij ons gespiegeld aan de structuur van de inventarissen van Karin Van Honacker en Hendrik Callewier. (71) Vooral de inventarissen van familiearchieven van Karin Van Honacker waren een goede richtlijn. Zij toonde aan hoe een conglomeraat van archiefvormers best kon ontward worden.
Wij danken de archivarissen Erik Houtman, Gustaaf Janssens, Michel Oosterbosch, Luc Vandeweyer en Joke Verfaillie voor de ondersteuning bij de totstandkoming van deze inventarissen.

Télécharger l'inventaire publié- Download de gepubliceerde inventaris

Bijlage 1: Vertrouwensmannen en plaatselijke leiders van Verdeelingsmagazijnen, arr. Mechelen

Bijlage

Bijlage 2: Volksopbeuring - afdelingen

Bijlage

Bijlage 3: Structuur van koolenverdeeling voor vlaanderen

Bijlage

Bijlage 4: Taakuitoefening en verhouding tussen de verschillende functies

Bijlage

Bijlage 5: Correspondenten van Kolenverdeeling voor Vlaanderen, bijkantoor Willebroek

Bijlage

CONCORDANS DOSSIERS RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG MECHELEN

Concordans

CONCORDANS OUDE – NIEUWE NUMMERS

Concordans

1Kopieboek van Louis Peeters, secretaris en bestuurder, Frans Delvaen, bestuurder en Arthur Gooris, bediende, van Volksopbeuring Mechelen. Oktober 1916 - november 19181 deel
2Journaal. Oktober 1916 - november 19181 deel