Inventaris van het archief van het Ministerie van Financiën. Vast comiteit voor de overdrachtstaxe, 1927-1934

Archive

Name: Ministerie van Financiën. Vast comiteit voor de overdrachtstaxe - Ministère des Finances. Comité permanent de la taxe de transmission

Period: 1927 - 1934

Inventoried scope: 0,24 linear meters

Archive repository: National Archives of Belgium

Heading : Finance

Inventory

Authors: C. Vroman — L. Vandeweyer

Year of publication: 2025

Code of the inventory: I 728

...

Archiefvormer

Naam

Ministerie van Financiën. Vast comiteit voor de overdrachtstaxe
Ministère des Finances. Comité permanent de la taxe de transmission
Alternatieve naam:
Ministerie van Financiën. Vaste commissie voor de overdrachtstaks

Geschiedenis

De moeilijke geboorte van de overdrachtstaks

Op de ministerraad van 4 april 1921 schetste de katholieke minister van Financiën Georges Theunis de rampzalige financiële toestand van België. De financiële wonden die de Eerste Wereldoorlog naliet, waren niet geheeld door het gloednieuwe stelsel van inkomstenbelastingen. Aan dat systeem wilde de minister niet meer raken, want de parlementaire kruisweg lag iedereen nog vers in het geheugen. Theunis moest dus op zoek naar nieuwe inkomsten. De minister zag zijn heil in nieuwe indirecte belastingen - een 'taxe sur le chiffre d'affaires' - en verhogingen van de bestaande, zoals de successie- en registratierechten. Hij wenste daarover binnenkort aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetsontwerp voorleggen. Aan Theunis' voorstel van een omzetbelasting werd reeds gewerkt op het Ministerie van Financiën sinds de zomer van 1920 onder toeziend oog van secretaris-generaal Zéphir Henin. (1) Het ging initieel om een belasting gebaseerd op het brutobedrag van alle verkopen, invoerwaarden en commissies die werd verminderd met de betaalde belastingen, met andere woorden een belasting op de omzet. In het voorstel waren reeds verschillende tarieven en vrijstellingen opgenomen. (2) Het systeem was bijzonder complex, dus werd al snel gekeken naar het principe van een omzetbelasting op de verkoop van producten en diensten, wat uiteindelijk de overdrachtstaks - de voorganger van de belasting over de toegevoegde waarde - zou worden. De socialistische minister van Justitie Emile Vandervelde uitte onmiddellijk zijn ongenoegen, want hij meende dat een omzetbelasting de levensduurte voor de arbeidersklasse aanzienlijk zou verhogen. Theunis verdedigde zich door een ongeziene belastingopbrengst in het vooruitzicht te stellen. Hij voegde toe dat de arbeidersklasse in het gloednieuwe belastingstelsel al genoeg ontzien werd en dat zij ook hun steentje moesten bijdragen. De liberale minister van Koloniën Franck stelde voor om het tarief te halveren, maar Theunis wenste zelf zijn wetsvoorstel met de afgevaardigden van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) te bespreken. De socialistische minister van Verkeerswezen Edward Anseele kwam met een plan op de proppen: de minister van Financiën zou met de afgevaardigden afspreken en hun een schijnbare toegift doen door het tarief te halveren. De socialistische ministers zouden zich in tussentijd terughoudend opstellen. De katholieke minister van Buitenlandse Zaken Jaspar besloot met de vaststelling dat een begroting in evenwicht onmogelijk zou blijven zonder Duitse herstelbetalingen. Hij constateerde dat ondanks de slechte financiële situatie toch veel weelde werd geëtaleerd in het land. De belastingen troffen dus niet diegenen bij wie de rijkdom zich bevond. Hij hintte daarmee op de invoering van een bijzondere belasting op luxeproducten, wat later de weeldetaks zou worden. (3)
Een week later, op de ministerraad van 11 april 1921, verheugde minister van Financiën Theunis zich dat hij geen principiële weerstand had ondervonden tijdens zijn contacten met de leden van de Kamercommissie Financiën en de vertegenwoordigers van de socialistische parlementaire fractie. Hij verdeelde het wetsontwerp onder zijn collega's. Vandervelde benadrukte dat Theunis zich zeker aan een hevige weerstand mocht verwachten bij de parlementaire besprekingen. De Algemene Raad van de BWP had zich nog niet over het voorstel uitgesproken, dus Vandervelde stelde niet zomaar akkoord te kunnen gaan. Minister Franck hekelde dat enkel de socialistische fractie zich had kunnen uitspreken over het voorstel. De katholieke minister van Economische Zaken Van de Vyvere trad hem bij en wenste dat ook de liberale én katholieke fracties zich over het voorstel konden uitspreken. Theunis ging akkoord en het wetsontwerp belandde zo op tafel van de socialistische, liberale en katholieke volksvertegenwoordigers. (4) In de daaropvolgende ministerraden werden nieuwe voorontwerpen bekeken. Op 13 mei 1921 besliste de ministerraad om het wetsontwerp voor te leggen aan de Wetgevende Kamers. Minister Vandervelde uitte nogmaals zijn onvrede over het principe van een omzetbelasting. (5)
Op 25 mei 1921 legde minister Theunis zijn wetsontwerp 'houdende invoering van nieuwe fiscale middelen' voor aan de Kamer. Eind juli verklaarde hij dat hij bij zijn voorstellen rekening had gehouden met twee criteria: een eenvoudige inning en een hoge opbrengst, niets meer en niets minder. Als extraparlementair minister - Theunis was geschoold als militair en werkte als ingenieur voor de groep Empain - beriep hij zich op de apolitieke houding van het voorstel: "Je ne fais pas de politique et ceux qui me connaissent diront qu'il ne serait pas juste de m'attribuer des idées de ce genre. J'agis, poussé par la nécessité. Ce que je veux, ce n'est pas un impôt de tendance, un impôt théorique, c'est me procurer des ressources suffisantes." Hoewel zowel links en rechts hem verweten de een of de ander voor te trekken, zette hij door. (6)
De socialistische ministers ondernamen op de ministerraad van 23 juli nog een laatste poging om hun achterban te ontzien: de omzetbelasting zou primaire levensmiddelen en coöperatieven moeten vrijstellen. Theunis kon akkoord gaan met de eerste eis, maar van een inwilliging van die tweede kon geen sprake zijn. (7)
Op 29 juli 1921 verdedigde minister Theunis nogmaals zijn wetsontwerp voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hij bood het hoofd aan de vele interpellaties van de socialistische parlementsleden. Theunis herinnerde aan de nieuwe sociale lasten die de overheid moest dragen, zoals de ouderdomspensioenen, ziekte- en werkloosheidsverzekeringen en subsidies voor woningbouw. Het kon de gemoederen deels bedaren, maar het bleef onduidelijk of de overdrachtstaks uit het wetsontwerp zou worden goedgekeurd. (8)
Op de ministerraad van 1 augustus 1921 kwam de aankomende stemming van de nieuwe belastingwet op tafel. Eerste-minister Carton de Wiart riep de ministeriële solidariteit in en riep zijn collega's op om niet tegen te stemmen. Een tegenstem of onthouding van de ministers zou voor hem de val van de regering betekenen. Na een ongetwijfeld felle discussie ging minister Theunis ermee akkoord dat de socialistische regeringsleden zich zouden onthouden bij de stemming van artikel 43 van de wet, die de principes van de overdrachtstaks bepaalde. Zolang zij maar vóór stemden bij de stemming over de volledige wet. Dat voorstel kon Vandervelde wel bekoren, maar over zijn stem voor de volledige wet moest de 'patron' van de BWP zich nog beraden. (9)
Minister Theunis zal die nacht wellicht slecht geslapen hebben, want de dag erna, op 2 augustus 1921, zou de Kamer het wetsontwerp stemmen. De commissie Financiën van de Kamer voegde aan het wetsontwerp nog een verhoogd tarief toe van 5 procent voor luxeproducten, een toegift waarmee men hoopte de linkerzijde over de streep te trekken. Theunis dreigde kort voor de stemming in het parlement nog om op te stappen als minister van Financiën wanneer het artikel over de overdrachtstaks geen meerderheid zou behalen. Uiteindelijk was het 72 stemmen vóór en 55 tegen, waarvan de meerderheid van de socialistische parlementsleden. Bij de stemming van de volledige wet stemden opnieuw 72 leden voor, 5 leden tegen en 37 parlementsleden onthielden zich, merendeels socialisten. De overdrachtstaks was een feit. (10)

De overdrachtstaks en de 'met het zegel gelijkgestelde taksen'

Het principe van een omzetbelasting was onder publieke druk al snel ingeruild voor een 'taxe de transmission' of 'overdrachtstaks', waarvoor op het Ministerie van Financiën al sinds de zomer van 1920 voorstellen waren uitgewerkt. Het departement zelf verkoos een overdrachtstaks van één procent boven de complexere 'taxe sur le chiffre d'affaires' omdat die minder werklast voor hen betekende en uiteindelijk transparanter zou zijn voor de belastingplichtigen. Naast de overdrachtstaks moest er volgens de administratie nog een verblijfs- en verbruikstaks komen in restaurants, hotels en banketbakkerijen. Beide taksen moesten worden betaald door middel van fiscale plakzegels. (11)
Wat hield de overdrachtstaks in? Het was een belasting van een bepaald percentage (aanvankelijk 1 procent) op "elke verkoop of elke ruil van koopwaren, elke overdracht onder de levenden, ten bezwarenden titel, van roerende goederen uit hunnen aard [...]". (12) De belasting was voor veel producten cumulatief: er werd dus in elke stap van de productieketen overdrachtstaks geheven. (13) De socialistische achterban vreesde dat de consument die opstapeling van belastingen zou betalen. Om de correcte toepassing van de overdrachtstaks te kunnen controleren, waren handelaars voortaan verplicht om factuurboeken bij te houden en hun aankoop- en verkoopfacturen te bewaren. Uit middenstandskringen kwam vanzelfsprekend weerstand tegen deze verregaande controle op hun handelsbetrekkingen. Bovendien werden verkopen 'in het zwart' hierdoor in theorie onmogelijk.
De invoering van de overdrachtstaks lag de socialisten duidelijk zwaar op de maag. In oktober 1921 verlieten zij dan ook de regering over een bagatel. (14) De misnoegdheid van de socialistische achterban over de verhoogde fiscale lasten en de verkiezingen op 20 november 1921 waren de echte oorzaak geweest voor het vertrek. De nieuwe katholiek-liberale regering Theunis I verfijnde in het voorjaar van 1922 de wetgeving met betrekking tot de indirecte belastingen. Het verhoogde tarief van de overdrachtstaks op de aankoop van bepaalde luxeartikelen kwam bekend te staan als de 'taxe de luxe' of de 'weeldetaks'. (15) Er kwamen vrijstellingen voor invoer en uitvoer van bepaalde producten. De wet van 10 augustus 1923 vervolledigde het gamma van taksen die met plakzegels konden worden betaald. Er kwam een taks op de verhuur van brandkasten door banken, een vervoertaks, een factuurtaks op de werkaannemingen en een factuurtaks op de lichamelijke roerende goederen die niet aan de overdrachts- of weeldetaks waren onderworpen. (16) Samen met de bestaande taks op de betalingen van honoraria, taks op de beursverrichtingen en de reporten, taks op de rekeningen van voorschotten in banken, jaarlijkse taks op de ter beurs genoteerde titels, jaarlijkse taks op de effecten aan toonder, jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten, taks op de jacht en de aanplakkingstaks vormden deze de zogenaamde 'met het zegel gelijkgestelde taksen'. (17)
De 'met het zegel gelijkgestelde taksen' waren voortdurend onderhevig aan wijzigingen, zowel wat betreft de toepassingscriteria als de tarieven. De wettelijke bepalingen waren bovendien over tientallen wetten, koninklijke en ministeriële besluiten verspreid. Met het koninklijk besluit van 2 maart 1927 werden daarom het 'Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen' en de 'Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen' in het leven geroepen. (18) Het betrof een codificatie om uniformiteit en eenvoud te bekomen, maar die eerste grote herziening bevatte eveneens gunstmaatregelen ten behoeve van de Belgische export. Voor wat betrof de weeldetaks werden tarieflijsten en classificaties van producten opgesteld - die eind 1929 alweer zouden worden ingetrokken nadat zij ineffectief en volstrekt onlogisch bleken te zijn. (19) De daaropvolgende jaren werden de tarieven van de met het zegel gelijkgestelde taksen geleidelijk verhoogd en de toepassingsvoorwaarden aangepast. De overdrachtstaks bleef gedurende bijna vijftig jaar met stip de belangrijkste indirecte belasting in België. Pas op 1 januari 1971 werd de overdrachtstaks vervangen door de belasting over de toegevoegde waarde.

Het 'Vast comiteit voor de overdrachtstaxe' van minister Houtart

De katholieke minister van Financiën Maurice Houtart was in zijn nopjes met de codificatie van de met het zegel gelijkgestelde taksen in 1927 en de grote vereenvoudiging van de handelsbetrekkingen erdoor. Als figuur uit de haute finance had hij aandacht voor de impact van bepaalde toepassingen van de overdrachtstaks op het bedrijfsleven en de Belgische economie. Op 23 april 1927 nam het kabinet van de minister van Financiën contact op met secretaris-generaal Zéphir Henin over de wens van minister Houtart om een klein comité op te richten bestaande uit hoge ambtenaren dat bepaalde vragen over de toepassing van de overdrachtstaks en de daarmee verwante taksen - zoals de weeldetaks - moest beoordelen. De leden van het comité werden gekozen uit de experten op het gebied van de 'met het zegel gelijkgestelde taksen', wat in de praktijk betekende dat het vooral ging om ambtenaren van de Administratie der Registratie en Domeinen. Twee weken later vond reeds de eerste vergadering plaats. Eind mei 1927 liet de minister aan secretaris-generaal Henin weten dat hij van plan was om een officieel oprichtingsbesluit uit te vaardigen voor het 'Vast comiteit voor de overdrachtstaxe'. Een officieel karakter moest zorgen voor meer transparantie. Wat betrof de vergaderingen en beslissingen van het comité, wenste de minister dat zij gebeurden met "une certaine publicité". Het moest de indruk wekken dat bij wetswijzigingen rekening werd gehouden met de belangengroepen, die hun grieven voortaan aan het comité konden overmaken. (20) Voor Houtart leek het comité ook een handig 'democratisch' vehikel om de weerstand tegen de overdrachtstaks in de publieke opinie te doen verminderen.
Op 13 juni 1927 werd het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe officieel opgericht. Het bestond enkel uit vertegenwoordigers van verschillende ministeriële departementen en stond onder het voorzitterschap van secretaris-generaal Henin. Het comité had reeds vóór de officiële oprichting enkele vergaderingen achter de rug. Minister van Financiën Houtart nam duidelijk de vlucht vooruit, aangezien hij eind juni 1927 de begroting van het departement van Financiën moest verdedigen. Op 21 juni 1927 werd hem in de Senaat het vuur aan de schenen gelegd. Senatoren van linker- en rechterzijde vonden de taksen te hoog en de wetgeving te complex. Houtart erkende de hoge belastingdruk en de negatieve impact ervan op de Belgische in- en uitvoer. Hij had echter een troef achter de hand: een week daarvoor had hij precies daarom het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe in het leven geroepen. In haar maandelijkse vergaderingen moest het comité zich buigen over de vragen van Belgische bedrijven en belangenorganisaties over eventuele wijzigingen van de 'met het zegel gelijkgestelde taksen'. Houtart kon de Senaat overtuigen van zijn goede wil om naar de belanghebbenden te luisteren. De Algemeen Christelijk Werknemersverbond-vleugel van de katholieke fractie plaatste echter nog vraagtekens bij Houtarts bewering dat vooral de middenklasse en hogere klasse werden getroffen door de overdrachtstaks. Ondanks de scepsis over de cijfers die Houtart ter verdediging aanbracht, was het zoveelste debat over de overdrachtstaks daarmee afgesloten. (21)
Op 16 mei 1927 om 15u15 opende voorzitter Zéphir Henin de eerste vergadering van het 'Comité permanent de la taxe de transmission'. De eerste vraag kwam van de bandenfirma O. Englebert Fils et C° uit Luik. Het bedrijf wenste een vrijstelling van de overdrachttaks op de aankoop van stoffen en ruw rubber voor de productie van auto- en fietsbanden. Een tweede kwam van de beroepsorganisatie van Portlandcement-fabrikanten over de afschaffing van de overdrachtstaks bij de export van hun product. Een derde en laatste vraag kwam van het Centraal Nijverheidscomité over de verlaging van de overdrachtstaks voor schrootijzer. Voorzitter Henin voegde bij de opening van de zitting onmiddellijk een punt toe aan de agenda: de vraag van General Motors Continental om een vrijstelling te bekomen voor de overdrachtstaks op geïmporteerde auto-onderdelen bestemd voor de productie van wagens voor de uitvoer. De vraag van Englebert werd beantwoord met een verlaging van de taks tot één procent op ruw rubber. De afschaffing van de taks op cement voor de uitvoer werd bekrachtigd en het Centraal Nijverheidscomité bekwam een vermindering van vier naar drie procent (hoewel zij twee hadden gevraagd). General Motors bekwam hun vrijstelling, als compensatie voor de douanerechten die zij reeds betaalde op de ingevoerde onderdelen. Enkel autobanden vielen niet onder de vrijstelling, aangezien men de Belgische producenten wilde ondersteunen. De Belgische economische belangen bleken gevrijwaard. Om 18u eindigde de vergadering. (22) Elke vergadering verliep volgens hetzelfde stramien: vragen werden ingestuurd, soms werden bepaalde personen of organisaties ontvangen en gehoord, het comité besprak de voorstellen en stemde ermee in of stelde een compromis voor. Het was vervolgens aan de minister van Financiën om de nodige wetswijzigingen door te voeren. Het comité bleef zeker tot eind 1932 regelmatig samenkomen.

Bevoegdheden en activiteiten

Het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe was belast met de studie van alle economische vraagstukken die voortkwamen uit de toepassing van de overdrachtstaks en de daarmee verwante taksen (o.a. weeldetaks). (23) Het comité hield toezicht op het rendement van die taksen en de impact ervan op de Belgische industrie en handel. (24) Het comité onthield zich grotendeels van de interpretatie van de wet- en regelgeving en de correcte toepassing ervan, dat behoorde tot het domein van de belastingadministratie. Over de vorm van de beslissingen van het comité en de bindende kracht ervan ontbraken richtlijnen. De meeste voorgestelde wijzigingen aan het Wetboek en de Algemene Verordening der met het zegel gelijkgestelde taksen gebeurden nadien door de minister van Financiën middels een koninklijk of ministerieel besluit. In bijzondere gevallen stemde het parlement een wetswijziging. Het comité was het geesteskind van minister Houtart en de activiteit doofde uit na diens vertrek in 1932. De bevoegdheden werden in 1936 overgenomen door de nieuwe Hoge Raad van Financiën. (25)

Organisatie

Het koninklijk besluit van 13 juni 1927 richtte het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe op. (26) In het besluit werden geen bijzondere organisatorische bepalingen opgenomen. Het was een autonoom orgaan binnen het Ministerie van Financiën. Ondanks de wens van minister van Financiën Houtart om diverse departementen vertegenwoordigd te zien in het comité, werden enkel leden op naam benoemd. De voorzitter werd Zéphir Henin, secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën. Emile Genin, hypotheekbewaarder, werd ondervoorzitter en onderdirecteur René Symoens werd secretaris. Bureelhoofd Edouard Thiry werd ondersecretaris. Thiry, Genin en Symoens werkten allen voor de Administratie der Registratie en Domeinen. (27) L. Magnette, inspecteur-generaal bij de Administratie der Douane en Accijnzen vervolledigde de afvaardiging van het Ministerie van Financiën. Verder zetelden nog Gérard, inspecteur-generaal bij het Ministerie van Handel, Nijverheid en Maatschappelijke Voorzorg, Fernand Vanlangenhoven van het Ministerie van Buitenlandse Zaken - en tevens kabinetschef van minister Vandervelde - en Hector van Orshoven, directeur van de afdeling Tuinbouw van het Ministerie van Landbouw. (28) Een aantal van de leden werd geregeld vervangen bij afwezigheid of detachering naar een ministerieel kabinet.
De oprichting van de Hoge Raad van Financiën op 31 januari 1936 bezegelde het lot van het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe. Vanaf 1 februari 1936 nam de fiscale afdeling van die raad de taken over. (29) In de praktijk was het comité ingedommeld, aangezien steeds meer vragen rechtstreeks bij de bevoegde administratie terechtkwamen. (30) De vertegenwoordigers in het Vast comiteit waren bijna allen ambtenaren die op de dienst bevoegd voor de met het zegel gelijkgestelde taksen van de Administratie der Registratie en Domeinen werkten. Het archief van die dienst getuigt dat de contacten met andere diensten zoals de Douane en Accijnzen of departementen zoals Buitenlandse Zaken via administratieve weg gebeurden, in plaats van via het Vast comiteit. Steeds meer vonden ook particulieren hun weg naar de administratie zelf. (31)

Archief

Geschiedenis

De stukken in dit archiefbestand werden aangetroffen in de voormalige drukkerij en bijhorende archiefmagazijnen van de FOD Financiën aan de Willebroek- en Akenkaai. Die locatie diende reeds jarenlang als opslagplaats voor het 'dode archief' van het departement. De dossiers bevonden zich tussen andere dossiers afkomstig van de voormalige directie 'Met het zegel gelijkgestelde taksen' van de Administratie der Registratie en Domeinen. De stukken waren ondergebracht onder het dossiernummer 'ET 17.760' binnen het klassement van de Administratie der Registratie en Domeinen. Afgaande op de registratuurkenmerken en ondertekening van de stukken, gaat het hier om documenten die werden opgesteld en bewaard door onderdirecteur Edouard Thiry, werkzaam bij de 1ste directie van de Administratie der Registratie en Domeinen en adjunct-secretaris van het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe. (32) Het archief werd aanvankelijk bewaard in het Hotel van Financiën aan de Wetstraat 12, alwaar het hoofdbestuur van de Administratie der Registratie en Domeinen tot de jaren 1980 was gehuisvest.

Verwerving

Het archief van het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe werd in 2004 aangetroffen in de archiefmagazijnen van de FOD Financiën aan de Willebroek- en Akenkaai te Brussel. De stukken werden in de loop van 2005 beschreven, ingepakt en in 2006 aan het Algemeen Rijksarchief overgedragen. In 2025 werden enkele losse stukken teruggevonden in het North Galaxygebouw en toegevoegd aan de bijhorende dossiers bewaard in het Algemeen Rijksarchief. (33)

Inhoud

Het archief van het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe bevat een reeks processen-verbaal van de vergaderingen van het comité tussen 16 mei 1927 en 15 november 1930. Er is slechts één vergaderverslag aanwezig uit 1934. De verslagen werden opgesteld door secretaris-verslaggever Symoens en adjunct-secretaris Thiry. Daarnaast zijn enkele losse dossiers aanwezig opgesteld door Thiry, werkzaam bij de 1ste directie van de Administratie der Registratie en Domeinen, voor het Algemeen Secretariaat onder leiding van secretaris-generaal Zéphir Henin.

Taal en schrift van de documenten

De stukken zijn zo goed als allemaal opgesteld in het Frans. De vergaderverslagen zijn getypt en vlot leesbaar. Slechts een minderheid van de stukken is handgeschreven en vereist geen bijzondere paleografische vaardigheden.

Selecties en vernietigingen

In de loop der jaren zijn wellicht verschillende dossiers en vergaderverslagen van het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe verloren gegaan. Er is slechts één proces-verbaal aanwezig uit de periode na 1930 (15 januari 1934), ondanks het comité pas begin 1936 officieel werd opgeheven en vervangen door de Hoge Raad van Financiën.

Toekomstige aangroei/aanvullingen

Dit archiefbestand wordt als gesloten beschouwd.

Ordening

Bij de administratie was het dossier ondergebracht in de hoofdreeks van de directie 'Met het zegel gelijkgestelde taksen' onder nummer 'ET 17.760'. Er was geen verdere onderverdeling binnen dat nummer. Na overdracht is dit archiefbestand onderverdeeld in drie delen. Ten eerste de stukken met betrekking tot de oprichting van het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe en de keuze en benoeming van de leden. Vervolgens komen de processen-verbaal van de vergaderingen van het Vast comiteit, geordend op vergaderdatum. Tot slot volgen er dossiers die werden aangetroffen bij de vergaderverslagen. Deze zijn eveneens chronologisch geordend.

Voorwaarden voor de raadpleging

De stukken in die archiefbestand zijn vrij raadpleegbaar.

Voorwaarden voor de reproductie

Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Algemeen Rijksarchief.

Fysieke kenmerken en technische vereisten

Het archief bevat enkel papieren stukken, die daarenboven doorgaans in goede staat zijn. Om de materiële conservatie van de stukken te garanderen, zijn paperclips, nietjes en andere schadelijke materialen waar mogelijk verwijderd. De gebruiker wordt verzocht om de bestaande volgorde van de ongebonden stukken te respecteren.

Toegangen

Deze inventaris vormt de eerste en enige toegang op dit kleine archiefbestand.

Aanwijzingen voor het gebruik

Gelet op de bescheiden omvang van dit archiefbestand is het vrij eenvoudig om bepaalde beslissingen van het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe terug te vinden door te zoeken via de onderwerpen besproken in elke vergadering. Zo moet er voor meer informatie over de verzoeken van bijvoorbeeld de firma Englebert, ooit de grootste producent van autobanden in België, gezocht worden naar het onderwerp 'rubber'.

Bestaan en bewaarplaats van originelen en kopieën

In het archief van de voormalige directie 'Met het zegel gelijkgestelde taksen' van de Administratie der Registratie en Domeinen bevinden zich in bepaalde dossiers gestencilde verslagen van het Vast comiteit of omzendbrieven die door het comité werden opgesteld. Dit gebeurde wanneer het onderwerp of de aanvragende organisatie van het dossier ter sprake kwamen op de vergaderingen. Dat archief werd in 2006 overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief. (34) Bij de centrale diensten van de BTW werden in het voorjaar van 2024 nog stukken aangetroffen van de secties Wetgeving en Documentatie van de voormalige directie 'Met het zegel gelijkgestelde taksen'. Hierin zijn eveneens beslissingen van het Vast comiteit terug te vinden. (35)

Documenten met een verwante inhoud

In 1936 nam de Hoge Raad van Financiën de taken over van het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe. In het archief van de fiscale afdeling van de Hoge Raad van Financiën werd één dossier teruggevonden dat getuigt van die rol. Het dossier behandelde een studie van verschillende molens en maalderijen, wellicht voor het bepalen van de belastingdruk op die bedrijven en een aanpassing van het tarief van de overdrachtstaks. (36) Verder kan worden verwezen naar de oude archiefbestanden van het Ministerie van Financiën bewaard in het Algemeen Rijksarchief. Deze zijn voornamelijk afkomstig van het Algemeen Secretariaat van het departement. (37) Daar worden eveneens de personeelsdossiers bewaard van de verscheidene deeladministraties van het ministerie. (38) Ondanks het Rijksarchief in de jaren 1950 reeds selectiecriteria bepaalde voor de controle- en ontvangkantoren bevoegd voor de overdrachtstaks, zijn vandaag slechts een klein aantal archiefbestanden van die buitendiensten bewaard. (39)

Bibliografie

Administratieve bronnen

Annuaire administratif et judiciaire de Belgique - Administratief en gerechtelijk jaarboek voor België, Bruxelles, 1908-2014.
Belgisch Staatsblad, 1831-heden.
Chambre des Représentants - Annales Parlementaires, 1920-1921.
Sénat - Annales Parlementaires, 1926-1927.

Secundaire literatuur

BETERAMS, F.G.C., De l'utilité des archives de la taxe de transmission, in Archives, Bibliothèques et Musées de Belgique. Halfjaarlijks tijdschrift der Vereniging van Archivarissen, Bibliothecarissen en Conservators van Musea, 1952, XXIII, nr. 1, p. 3-12.
BOURGEOIS, P., Le ministère des finances. Étude de l'administration centrale et répertoires des services publics et commissions. Deuxième partie : 1946-1994 (Miscellanea Archivistica. Studia, 75), Brussel, 1995.
DESMAELE, B., Le ministère des finances. Étude de l'évolution structurelle de l'administration centrale et de ses organes consultatifs. Première partie : 1831-1945 (Miscellanea Archivistica. Studia, 9), Brussel, 1990.
HARDEWYN, A., Tussen sociale rechtvaardigheid en economische efficiëntie. Een halve eeuw fiscaal beleid in België (1914-1962), Brussel, 2003.
WATTEYNE, S., Lever l'impôt en Belgique : Une histoire de combats politiques (1830-1962), Brussel, 2023.

Beschrijvingsbeheer

Het archief van het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe werd beschreven en verpakt door Luc Vandeweyer tussen 2004 en 2006. De indeling, beschrijvingen en inleiding van de inventaris werden aangevuld en bijgewerkt door Ciel Vroman. Enkele losse stukken werden teruggevonden in het archief van de secties Wetgeving en Documentatie van de voormalige directie 'Met het zegel gelijkgestelde taksen' bewaard door de Algemene Administratie van de Fiscaliteit in het North Galaxygebouw. De stukken zijn bij de betreffende verslagen en dossiers gevoegd.

1Dossier inzake de oprichting van het Vast comiteit voor de overdrachtstaxe en de benoeming van de leden. 1927.1 omslag
2Lijsten van de leden van het comité. 1927-1928.1 omslag