Name: Nationaal Geografisch Instituut (NGI) (Overdrachten 2019-2020)
Period: 1815 - 2014
Inventoried scope: 192 linear meters
Archive repository: National Archives of Belgium
Heading : Colonies (African Affairs)
Authors: W. Sweetlove
Year of publication: 2023
Code of the inventory: I 705
Nationaal Geografisch Instituut - Institut Géographique National (NGI) (1976-heden)
Vroegere namen:
Krijgsdepot - Dépôt de la Guerre (DLG) (1831-1878)
Militair Cartografisch Instituut - Institut Cartographique Militaire (MCI) (1878-1947)
Militair Geografisch Instituut - Institut Géographique Militaire (MGI) (1947-1976)
Verwante instellingen:
Brigade Topographique du Génie (BTG) (1847-1880)
Het Nationaal Geografisch Instituut is de rechtstreekse erfgenaam van het in 1831 opgerichte Krijgsdepot, voornamelijk bekend onder Dépôt de la Guerre (DLG). Sinds die oprichting zijn de doelstellingen van de instelling echter grondig veranderd. Oorspronkelijk was de instelling bedoeld als een logistiek instrument voor het leger, maar doorheen de jaren is het gaandeweg geëvolueerd naar een wetenschappelijke organisatie ten dienste van de samenleving.
Het Dépôt de la Guerre et de la Topographie werd opgericht op 26 januari 1831 bij decreet van het Voorlopig Bewind met als opdracht de buitengrenzen vast te leggen en het nieuwe land van militaire kaarten te voorzien. In de praktijk stelde deze militaire divisie onder het Commissariaat-generaal van Oorlog weinig voor en waren er weinig middelen om kaarten zelf te vervaardigen. Het weinige personeel was voornamelijk van Franse afkomst en men steunde op reeds bestaande data en kaarten, zoals de triangulatiemetingen van Erzey en de topografische kaarten van Philippe Vandermaelen. Pas op 30 september 1843 wordt de concrete opdracht van het DLG geformuleerd: het vervaardigen van een officiële topografische kaart van het Koninkrijk België. (1) In 1844 wordt generaal Nerenburger aangesteld als hoofd van het DLG. Hij beoordeelt dat de reeds bestaande informatie (triangulatie van Erzey uit de Hollandse periode) en kaarten (op schaal 1:20.000 van Vandermaelen) van onvoldoende kwaliteit zijn om te gebruiken als basis voor een nieuwe kaart. Hij beslist daarop dat de nieuwe topografische kaart van België volledig van nul zou beginnen en op schaal 1:40.000 zou worden gemaakt. De kaart zou bestaan uit 72 kaartbladen. Bij het opstellen van de minuut-kaartbladen op schaal 1:20.000 in de jaren 1860 besliste men om ook een topografische kaart op deze schaal uit te geven. Het budget voor het vervaardigen van de topografische kaart wordt pas in 1860 toegekend, waardoor er tussen 1844 en 1860 vooral een hoop voorbereidend werk wordt gedaan.
In 1847 wordt een speciaal onderdeel van het Geniekorps opgericht met als doelstelling het opstellen van exacte en uniforme plannen van versterkte posities en hun omgeving in België. Deze sectie heet de Brigade Topographique du Génie (BTG). De plannen die zij gecreëerd hebben werden samen met alle bijhorende archiefdocumenten bewaard in de archieven van het DLG. (2) In 1880 wordt de BTG opgenomen in het Militair Cartografisch Instituut, de opvolger van het DLG (zie hieronder). Daar worden dezelfde activiteiten verdergezet tot ongeveer 1914. Daarna is er geen spoor meer van de BTG te vinden in de schriftelijke neerslag en is ze dus vermoedelijk opgehouden met te bestaan. De BTG is dus oorspronkelijk een zelfstandig onderdeel van het leger. Toch was het onlosmakelijk verbonden met het DLG en het MCI en zou het er uiteindelijk in worden opgenomen.
Op 30 juni 1878 wordt het Militair Cartografisch Instituut (MCI) opgericht, de opvolger van het DLG. Deze instelling viel rechtstreeks onder de bevoegdheid van de minister van Oorlog en was dus niet langer vastgebonden als divisie van het leger. Zo kreeg het MCI meer armslag om een meer maatschappelijke rol te gaan vervullen naast de militaire hoofdtaak. (3)
Na WOII draagt het MCI bij tot het opmeten van de schade aan de infrastructuur en moet het wederom de netten heropbouwen. Daarnaast wordt er beslist om over te schakelen van de Bonne naar de Lambertprojectie. Daarvoor werd voor de topografische basis van de kaart ook meteen overgeschakeld naar de fotogrammetrische methode, op basis van luchtfoto's, die tijdens de oorlog een steile opmars had gemaakt. Om aan deze vernieuwingen tegemoet te komen, werd de instelling wederom omgevormd. Op 5 maart 1947 werd bij besluit van de Regent het Militair Geografisch Instituut (MGI) opgericht waarbij de dubbele opdracht duidelijk in de verf werd gezet: militair-industrieel (productie van kaarten) en wetenschappelijk (permanent onderzoek). Deze omvorming betekende ook de eerste intrede van civiel, wetenschappelijk personeel. Met de overgang naar de fotogrammetrische methode wordt ook meteen besloten om een nieuwe basiskaart op schaal 1:25.000 te maken die de aloude 1:20.000 moet vervangen. Dit sluit ook aan bij een nauwe Europese en internationale (NAVO & VN) samenwerking en uitwisseling.
De verwetenschappelijking van de instelling zette zich in de jaren '50 en '60 voort. Er werd beslist om een demilitarisering door te voeren en zo de instelling volledig in dienst van de staat en bevolking te zetten. De wet van 8 juni 1976 richt het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) op, een parastatale instelling type B onder voogdij van de minister van Defensie. De bijkomende doelstellingen zijn om een spilfiguur te spelen voor geografische informatie binnen de verschillende overheden, een centrale gegevensdatabank op te stellen en te onderhouden, en het land volledig te bedekken met actuele luchtfoto's. In de jaren '90 komt de digitalisering volop op gang met de start van de eerste volledig digitale uitgaven (1:10.000 en 1:20.000). De geografische data zelf wordt gedigitaliseerd en kan volgens gespecialiseerde werkprocessen naar een volledige andere schaal worden omgezet (generalisatie).
Hier worden de actuele bevoegdheden van het NGI uiteengezet. Het NGI heeft in de eerste plaats de opdracht om topogeografische referentiegegevens van homogene kwaliteit te produceren voor het Belgisch grondgebied. Het NGI is hierbij de normerende instantie, die onder meer de geografische projectie voor België vaststelt, ingebed in het internationaal kader. Om de inventaris van topogeografische referentiegegevens op te bouwen maakt het NGI voor een beperkt deel gebruik van eigen productiecapaciteit. Belangrijke delen van de productie worden uitbesteed aan de private sector. Daarnaast worden ook meer en meer authentieke bronnen geïntegreerd in de databank. Zo is er een structurele samenwerking met Infrabel rond spoorinfrastructuur, met Elia voor het hoogspanningsnet, met AAPD en Statbel rond de administratieve grenzen en met de gewesten voor de luchtfoto's en om zoveel als mogelijk gegevens uit de grootschalige karteringsinspanningen van de gewesten te kunnen integreren.
De inventaris wordt beschikbaar gesteld aan de gebruikers onder verschillende vormen, zowel in analoog als digitaal formaat. Via webservices wordt toegang gegeven tot zo recent mogelijke informatie. Sommige diensten en data zijn gratis, voor andere wordt een betaling gevraagd, onder meer voor het commercieel hergebruik. De meest bekende vorm waaronder deze inventaris bij het brede publiek gekend is zijn de topografische kaarten. De referentiegegevens worden echter veel breder ingezet, onder meer in toepassingen voor omgevingsanalyse, als basis voor het ontwerp van openbare infrastructuur, als referentie voor thematische kartering of in apps die door de private sector worden ontwikkeld voor de buitensporter of de city-tripper. Het NGI voert ook, op verzoek van derden, werken uit in alle domeinen waarop het actief is. De belangrijkste partner hierbij is Defensie maar het NGI maakt bijv. ook toeristische kaarten en wandelkaarten in samenwerking met verschillende toeristische diensten.
Het NGI is niet enkel een producent en integrator van topogeografische referentiegegevens maar wil ook in zijn rol als geo-broker verder evolueren tot de spil van de nationale geografische informatievoorziening. Dit betekent onder andere:
de federale ambtenaar voorzien van de geografische informatie die hij nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken;
de federale overheidsinformatie die een geografische component bevat ontsluiten voor de overheid, de private sector en de samenleving;
expertise beschikbaar stellen op het gebied van geografische informatie;
de samenwerking tussen de verschillende bestuursniveaus ondersteunen, aanmoedigen en versterken en de ontbrekende schakels uitbouwen.
Het NGI is hierbij belast met de uitbouw van de nationale geografische informatie-infrastructuur, die onder meer de garantie moet bieden dat de Europese wetgeving inzake geo-informatie (INSPIRE) correct wordt omgezet op federaal niveau. Deze opdracht houdt in dat het NGI ook verantwoordelijk wordt voor het verspreiden van geografische gegevens die het niet zelf heeft geproduceerd.
Dit onderdeel bespreekt de organisatie van het NGI op het moment van de creatie van deze inventaris. Het NGI wordt geleid door een administrateur-generaal en kent, naast een heleboel ondersteunende diensten, de volgende technische diensten: Geodesie & kwaliteit: verantwoordelijk voor het verzamelen van ruwe data en het garanderen van hun kwaliteit; Productie & integratie: verantwoordelijk voor het verwerken van de ruwe data in functie van het opstellen van kaarten en datasets; Cartografie: verantwoordelijk voor het creëren van kaarten en Spatial Data Infrastructure: verantwoordelijk voor het creëren van digitale geografische producten
De inventarisatie van het archief van het NGI en haar rechtsvoorgangers is uitgevoerd tussen 2018 en 2020. Het NGI was toen gehuisvest in de Abdij Ter Kameren in Elsene en stond op het punt om te verhuizen naar de Koninklijke Militaire School, een 4-tal kilometer verderop.
Het archief bevatte stukken verspreid over een periode van ongeveer 200 jaar. Het archief zelf had ook al meerdere verhuizen, twee Duitse bezettingen en de overgang van een militaire naar een civiele organisatie meegemaakt. Daardoor zijn doorheen de jaren vele archiefstukken verhuisd, ontvreemd, vernietigd en kwijtgeraakt. Dit archief is dus zeker geen volledig archiefbestand maar bevat wel een duidelijke, coherente kern. Van oorsprong was het NGI een militaire instelling en viel het onder het ministerie van Defensie en haar rechtsvoorgangers. Het leeuwendeel van het administratieve deel van het archief van deze militaire periode (1831-1976) werd dan ook vermoedelijk door Defensie beheerd en bewaard. Dit archiefbestand bevat dus voor die periode relatief weinig administratieve stukken.
De geplande verhuis van 2020 vormde uitstekende gelegenheid voor het uitvoeren van een selectie op basis van de archiefselectielijst, gevolgd door een overdracht naar het Algemeen Rijksarchief.
Het archief werd in drie delen overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief tussen november 2019 en oktober 2020. Daar werden de drie overdrachten samengevoegd met het oog op het uitbrengen van de inventaris.
Ondanks de verschillende organisatievormen die het NGI heeft gekend doorheen haar geschiedenis, is de kerndoelstelling steeds dezelfde gebleven: het opstellen van kaarten. Gezien de (meeste) kaarten gepubliceerd werden, worden deze in de KBR bewaard. Dit archief bevat dus alle stukken die voorafgaan aan gepubliceerde kaarten. Zoals eerder besproken, in de rubriek 'Geschiedenis' van het onderdeel 'Archief', is het administratieve deel van het archief tijdens de militaire periode afwezig op enkele uitzonderingen na.
Om een topografische kaart op te stellen is een wetenschappelijke en wiskundige onderbouw nodig. Het oppervlak van Belgische grondgebied moest opgemeten worden aan de hand van een triangulatie of driehoeksmeting. Dit hield in dat men, vertrekkende van een gekende basislijn en met behulp een punt in het landschap dat goed waarneembaar is vanuit beide uiteindes van de basislijn, de afstanden van die uiteinden naar dat goed waarneembaar punt ging bepalen. Elk van deze opgemeten afstanden konden dan op hun beurt weer dienen als basislijn voor het opmeten van nieuwe afstanden. Door het steeds herhalen van deze methode kon men op basis van slechts één daadwerkelijk gemeten lijn, de zogenaamde basis, een heel netwerk van driehoeken over grote afstanden berekenen en opmeten. Dit werd het triangulatienet van de 1ste orde genoemd. Vervolgens ging met binnen die grote driehoeken nieuwe punten observeren en kleinere driehoeken vormen om kleinere afstanden op te meten: het triangulatienet van de 2de orde. Deze oefening werd nogmaals herhaald om het triangulatienet van de 3de orde te creëren. Deze netwerken vormden de basis voor de afstanden in België die op de kaart moesten weergegeven worden.
Het plan van Nerenburger uit 1847 was om drie basissen te meten voor het creëren van de triangulatienetten. In 1851 werd een eerste basis opgenomen in Lommel, in 1852 volgde de tweede basis in Oostende. Het opmeten van een derde basis in Habay-Etalle was ook gepland, maar wegens de terugvordering van de daarvoor nodige instrumenten heeft dit moeten wachten tot 1927. Toch heeft men het triangulatienet kunnen opmeten tot in de provincie Luxemburg vertrekkende van die twee basissen en de driehoeken die eruit voort vloeiden. Die opname van de triangulatienetten heeft een dikke 20 jaar geduurd, van 1853 tot 1874.
Dit correct opgemeten triangulatienetwerk moest nu nog een plaats krijgen in de realiteit: de coördinaten van de triangulatiepunten werden bepaald om ze te kunnen koppelen aan een geografische locatie. Daarvoor waren referentiecoördinaten nodig: op reeds gekende punten werden astronomische waarnemingen uitgevoerd die als ijkpunten konden dienen. Deze astronomische waarnemingen werden uitgevoerd in Lommel, Nieuwpoort en Brussel tijdens de jaren 1855-1856. Om de driehoeken op een kaart te kunnen weergeven, moesten ze nog platgemaakt worden. Deze projectie op het vlak gebeurde volgens de Bonne-projectie die de oppervlakte respecteert, maar niet de hoeken. De aard-ellipsoïde van Delambre werd gekozen om de vorm van de aarde voor te stellen.
Naast informatie over het vlak heeft een topografische kaart ook nood aan informatie over de hoogte of het reliëf. Daarvoor moest gesteund worden op een waterpassingsnet dat op een gelijkaardige manier werd opgemeten als de triangulatie: alleen ging het hier over horizontale vlakken in plaats van verticale vlakken. Bij de waterpassing gebruikte men de termen mazen en polygonen in plaats van driehoeken. De eerste waterpassing werd uitgevoerd van 1857 tot 1873. Het waterpassingsnet moest geijkt worden op basis van een referentiepunt, het zogenaamde nulpunt. Dit nulpunt werd bepaald als het gemiddelde van de laagwaterstand in de haven van Oostende, gemeten tussen 1834 en 1853.
De wetenschappelijke onderbouw voor een topografische kaart is met de net besproken punten gegarandeerd. Vervolgens moest de realiteit nog gevisualiseerd worden. Hiervoor baseerde men zich op de reeds bestaande perceelkadasterplannen opgesteld tijdens de Hollandse periode en de eerste jaren van de nieuwe Belgische staat. Deze plannen worden overigens ook in het Rijksarchief bewaard ("primitief kadaster"). Die plannen werden opgesteld door het Kadaster, onderdeel van Financiën, op grote schaal (bijvoorbeeld 1:1.250). Men verkleinde deze plannen tot schaal 1:20.000 en ging ermee op het terrein observeren om eventuele topografische aanvullingen bij te tekenen.
De wetenschappelijke onderbouw en de topografie werden samen verwerkt tot een minuut-kaartblad, de minuut van de eigenlijke topografische kaart. Vervolgens werd na evaluatie een net-versie gedrukt en gepubliceerd. De kaartbladen op schaal 1:20.000 in kleur werden uitgebracht tussen 1865 en 1880. De editie op schaal 1:40.000 in zwart-wit, verkregen door het verkleinen van de kaartbladen op schaal 1:20.000, werd uitgebracht tussen 1861 en 1883. Het uitgeven van de volledige topografische kaart van België heeft dus, vertrekkende van het uiteenzetten van het plan door Nerenburger in 1847, zo'n 35 jaar in beslag genomen.
Het hierboven beschreven werkproces veranderde weinig tot aan de vooravond van WO II. De informatie van de triangulatie, waterpassing en topografie werd wel zo actueel mogelijk gehouden door middel van nieuwe metingen of herzieningen op het terrein. De minuten op schaal 1:20.000 bleven echter steeds de basis, ze werden simpelweg aangevuld met de actuele informatie om zo tot nieuwe kaartedities te bekomen. Er werden wel nieuwe topografische kaarten uitgebracht in deze periode: op schaal 1:10.000, 1:100.000 en 1:160.000, maar ze werden steeds afgeleid van de minuten op schaal 1:20.000. Thematische kaarten zoals de administratieve kaart, wegenkaarten, geologische kaarten, etc. werden in deze periode ook uitgegeven.
WO I had voor ervoor gezorgd dat een groot deel van het fysieke triangulatie- en waterpassingsnet vernietigd was en dit dus heropgebouwd moest worden. Naar het einde van de jaren '30 toe begon men ook te onderzoeken of luchtfoto's een belangrijke rol zouden kunnen spelen in het cartografische proces, iets wat na WOII in snel tempo realiteit zou worden. Na WO II schakelde men over naar de fotogrammetrische methode: luchtfoto's vervingen de gereduceerde kadasterplannen als topografische basis voor de kaarten. Door middel van stereorestitutie, een methode waarbij luchtfoto's overlapt worden en men een 3D beeld krijgt, worden objecten en beelden in 3D opgemeten. Eventueel ging men ook nog met de luchtfoto op het terrein voor topografische aanvullingen. Met de overgang naar de fotogrammetrische methode wordt ook meteen besloten om een nieuwe basiskaart op schaal 1:25.000 te maken die de aloude 1:20.000 moet vervangen. Dit sloot ook aan bij een nauwe Europese en internationale (NAVO & VN) samenwerking en uitwisseling.
Het merendeel van de stukken is in het Frans. Na 1945 begint Nederlandse stukken meer en meer voor te komen. Naarmate we meer en meer opschuiven naar het heden worden tweetalige stukken meer voorkomend. Vaak is de taal echter afhankelijk van de taalrol van auteur.
Het recente archief (ongeveer na WO II) werd onderworpen aan de archiefselectielijst, opgemaakt in 2013 in door het Rijksarchief. De niet-geselecteerde archiefstukken werden vernietigd met toestemming van de Algemeen Rijksarchivaris op basis van een vernietigingslijst. De oudere stukken (ongeveer voor WO II) werden zoveel mogelijk bewaard. Enkel indien na evaluatie geoordeeld werd dat er geen enkele historische, juridische of symbolische waarde vasthing aan een stuk werd het vernietigd. In geval van meerdere exemplaren of kopieën werden maximum 3 exemplaren bewaard. Voor bepaalde archiefstukken met betrekking tot het produceren van de kaartbladen van de kaart van België werd beslist om slechts een steekproef ervan te bewaren. De steekproef werd in samenspraak met het Algemeen Rijksarchief uitgewerkt op basis van locatie. Enkel de archiefstukken van kaartbladen 1, 7, 15, 22, 31, 39, 46, 52, 57 en 62 zijn in dat geval bewaard als representatieve stukken voor de hele reeks.
Op basis van de selectielijst zal er om de 10 jaar archief overgedragen worden. Het is ook mogelijk dat er bij Defensie nog delen van dit archief opduiken.
Een oorspronkelijke ordening op vlak van het volledige archiefbestand was niet aanwezig of te reconstrueren. Voor enkele specifieke reeksen was dit wel het geval (bijvoorbeeld voor de nummers 1935-2009) en is die ordening bijgevolg behouden binnen de reeks. Het archiefbestand is geordend per organisatievorm gevolgd door de tweedeling ondersteunende en technische taakuitvoering. Daarbinnen is een thematische ordening aangebracht met de voornaamste activiteiten: geodesie, waterpassing, topografie en productie van kaarten. Stukken die per definitie geen archiefstukken van het NGI zijn maar wel relevantie tot het archiefbestand vertonen, bevinden zich in het onderdeel 'Documentatie'. De uitzondering hierop is II. Brigade topographique du Génie (1847-1880), een onafhankelijke sectie van de Genie binnen het leger die nauw samenwerkte met het DLG en uiteindelijk is opgegaan in het MCI. Daarin is enkel een thematische ordening aangebracht.
De in deze inventaris beschreven archieven zijn slechts ten dele raadpleegbaar. Stukken bevatten persoonsgegevens (van nog niet overleden personen) en zijn dus niet vrij raadpleegbaar. Het gaat om de nummers 2651-2653 en 2774.
Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Algemeen Rijksarchief. De reeks gereduceerde kadasterplannen zijn commerciële producten van het NGI en mogen niet gereproduceerd worden zonder expliciete toestemming. Het gaat om de nummers 159-216.
Bepaalde 19e-eeuwse plannen en registers zijn in een fragiele staat waarvan er stukjes kunnen afscheuren. Sommige stukken bestaan uit een fragiel kalkpapier dat zeer voorzichtig moet geraadpleegd worden om verdere scheuren te voorkomen.
Voor enkele reeksen of dossiers bestaat een toegang die in het archief zelf is opgenomen. Dit staat steeds vermeld in de beschrijving van de reeks of het dossier.
Bij het raadplegen van kaartmateriaal moet voorzichtig omgesprongen worden met de datering. De datum van productie, publicatie of verificatie komt niet altijd overeen met de datum van de situatie op de kaart. De situatie op het terrein werd opgenomen en herzien, maar het kon enkele jaren duren vooraleer de kaart effectief getekend en gepubliceerd werd.
De reeks historische luchtfoto's, gebruikt voor het opstellen van de topografische kaartreeksen na WO II, worden nog door het NGI zelf bewaard in een klimatologisch aangepaste ruimte. De expertise over deze stukken berust nog bij het NGI en ze worden nog steeds gebruikt en bewerkt met het oog op toekomstige ontsluiting en valorisatie (ortho-rectificatie, georeferering).
De gereduceerde kadasterplannen zijn gedigitaliseerd door het NGI en worden daar verkocht als commerciële producten. Daarnaast zijn ook nog enkele reeksen van minuutkaarten gescand door het NGI waar ze bewaard worden voor eigen gebruik.
BAYERS, E. L'Institut Cartographique Militaire (1878-1947) au service de l'Armée belge. Onuitgegeven MA-Thesis, Université catholique de Louvain (UCL), 2020.
Het Militair Geografisch Instituut. Brussel, 1958.
LEMOINE-ISABEAU, C. La Brigade Topographique du Génie et les plans des places fortes Belges (1847-1914). In: Belgisch tijdschrift voor militaire geschiedenis, 23-2. Brussel, 1979.
LEMOINE-ISABEAU, C. La carte de Belgique et l'Institut Cartographique Militaire (Dépôt de la Guerre) 1830-1914. Brussel, 1988.
MAZY, E. Historique de l'Institut Géographique Militaire - Livre I - Historique général, édition provisoire limitée à 1914. Brussel, 1963.
SELIGMANN, H. Notice sur le rôle et les travaux de l'Institut Cartographique Militaire (Depuis sa création jusqu'à ce jour). Brussel, 1921.
SUES, G. Mémoire concernant la Brigade Topographique du Génie 1848-1858.Verviers, 1877.
De inventaris en Algemene Beschrijving van het Archief van het NGI zijn opgemaakt door William Sweetlove, archivaris van het NGI, met ondersteuning van Michaël Amara, diensthoofd "Hedendaagse Archieven" in het Algemeen Rijksarchief.
Télécharger l'inventaire publié- Download de gepubliceerde inventaris
1 | Verslag aan de minister van oorlog over de werking, materialen en methodes van het Franse Dépôt de la Guerre te Parijs. 1853. | 1 stuk | |||||||
2 | Register van ontvangen en verzonden stukken. 1872-1875. | 1 deel |