Name: Ministerie van Binnenlandse Zaken. Dienst Vreemdelingenzaken. Dienst Grensinspectie
Period: 1832 - 1999
Inventoried scope: 25 linear meters
Archive repository: National Archives of Belgium
Heading : Interior
Authors: F. Strubbe
Year of publication: 2025
Code of the inventory: I 727
- Ministerie van Justitie. Bestuur der Openbare Veiligheid. Tweede Directie, derde bureel (1919-1948)
- Ministerie van Justitie. Bestuur der Vreemdelingenpolitie. Grensinspectie (1949-1977)
- Ministerie van Justitie. Dienst Vreemdelingenzaken. Eerste Directie. Dienst Grensinspectie (1978-1993)
- Ministere van Binnenlandse Zaken. Dienst Veemdelingenzaken. Eerste Directie. Dienst Grensinspectie (1994-2001)
België kende de voorbije eeuw een bewogen migratiegeschiedenis. (1) Rond 1900 werd België een immigratieland en kende het dus meer nieuwkomers dan emigranten. In de nasleep van de Eerste Wereldoorlog ging de overheid het toezicht op deze migratiestromen wel drastisch verscherpen. Het internationaal wantrouwen leidde tot hernieuwde grenscontroles en de herinvoering van de paspoort- en visumplicht, maatregelen die zowel tegen Duitsland en zijn voormalige bondgenoten, als tegen aanhangers van het communisme waren gericht. Tijdens het interbellum veranderde de Belgische samenleving in sneltempo. De democratisering van het politieke bestel met de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen ging gepaard met een groeiende overheidsinterventie in het dagelijks leven. Deze evolutie, bij uitstek belichaamd in de invoering van de identiteitskaart in 1919, markeerde een groeiende kloof tussen de rechten van Belgen en de steeds talrijkere groep migranten. De economische crisis in de jaren 1930 versterkte de breuklijn tussen Belg en buitenlander. De Belgische overheid kwam tegemoet aan de roep van de arbeidersbeweging om een gereguleerd migratiebeleid en meer controle over de arbeidsmarkt: vreemdelingen werden voortaan ook geviseerd als economische actoren, wiens immigratie onderworpen was aan een voorafgaande overheidstoelating.
De bevrijding van het Belgisch grondgebied in september 1944 confronteerde de Belgische autoriteiten met de erfenis van vier jaar bezetting: oorlogsschade en bovenal menselijk leed veroorzaakt door talloze deportaties. Pas in september 1945, na de grote repatriëringsacties van ontheemden naar of doorheen België, werd de grensbewaking terug opgedreven. Het migratiebeleid richtte zich op vreemdelingen die konden bijdragen aan de heropbouw van het land, vooral in de steenkoolsector die synoniem stond met de energiebevoorrading. In regeringskringen koos men voor de stelselmatige immigratie van laagopgeleide maar goedkope arbeidskrachten. Aanvankelijk was de mijnsector de belangrijkste afnemer van gastarbeiders, maar vanaf eind jaren 1950 volgden steeds meer bedrijfssectoren het voorbeeld van de mijnpatroons. In tegenstelling tot zijn buurlanden rekruteerde België geen gastarbeiders uit zijn kolonie. Wel deed ons land achtereenvolgens beroep op Italiaanse, Griekse, Spaanse, Turkse en Marokkaanse migranten. Voor de landen van herkomst was emigratie een welgekomen manier om werkloosheid en politieke instabiliteit te verminderen. Vanaf eind jaren 1960 werden merkbaar minder arbeidsvergunningen uitgereikt, wat niet belette dat de (legale en illegale) arbeidsmigratie ook na de migratiestop van 1974 onverminderd verder ging.
De migratiestop was immers enkel van toepassing op gastarbeiders uit derde landen, (uitgezonderd voor enkele knelpuntberoepen), niet op werknemers uit landen van de Europese Gemeenschap. (2) Het vrije verkeer van deze laatsten en hun familieleden binnen de EEG-landen werd stevig gestimuleerd, onder meer door het Europese vestigingsverdrag van 13 december 1955 en de EEG-verordening van 15 oktober 1968. Begin jaren 1970 telde België ongeveer 700.000 buitenlanders, een verdubbeling ten opzichte van 1945. Bovendien kreeg deze bevolkingsgroep een stem in het opkomend maatschappelijk debat rond het migratiebeleid, dat stilaan de nodige media-aandacht opeiste. Doorheen de jaren 1970 sleutelden politici aan de tekst van een nieuwe vreemdelingenwet, tot op 15 december 1980 de "Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen" eindelijk groen licht kreeg. Het is de eerste wettekst die het verblijfs- en vestigingsrecht toekent aan een ruime waaier van migranten (EU-burgers, derdelanders, studenten en vluchtelingen), rekening houdend met huwelijksmigratie of gezinshereniging.
De Europese integratie ging in de jaren 1980 onverwijld verder. In 1986 werd de Europese Akte gesloten door de twaalf toenmalige leden van de Europese Gemeenschap: vanaf 1993 voorzag deze in een interne Europese markt met vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en personen. Op 14 juni 1985, ondertekenden de regeringsleiders van de Benelux, Duitsland en Frankrijk het eerste Verdrag van Schengen, waarbij de personencontrole aan hun gemeenschappelijke grenzen werd afgeschaft. Zo ontstond een gebied zonder binnengrenzen dat bekendstaat als Schengenruimte. De uitvoeringsovereenkomst van Schengen, die de voorwaarden en garanties voor deze ruimte zonder binnengrenzen bepaalde, werd op 19 juni 1990 door dezelfde vijf lidstaten ondertekend en trad op 26 maart 1995 in werking. De Schengenlanden voeren voortaan een gemeenschappelijk visumbeleid en houden doeltreffende controles aan de buitengrenzen. Controles aan de binnengrenzen kunnen slechts gedurende een beperkte periode worden verricht indien de openbare orde of de nationale veiligheid dit vereisen.
Het einde van de 20ste eeuw werd gekenmerkt door een snelle groei van de wereldeconomie. Dalende transportkosten en performantere communicatiemiddelen zorgden voor een sterke toename van de internationale mobiliteit. Het einde van de Koude Oorlog effende het pad voor een verbreding van de Europese Unie, maar ging ook gepaard met een explosieve groei van het aantal asielverzoeken, voornamelijk uit Oost-Europa. Vanaf de eeuwwisseling wagen steeds meer migranten uit het Zuiden hun kans in Europa. Zowel de principes van het vluchtelingenrecht als het institutionele landschap van nationale en internationale asielinstanties zijn grondig geëvolueerd sinds de jaren 1980. In België is het huidige Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen sinds februari 1988 de bevoegde instelling voor de behandeling van asielaanvragen. In diezelfde periode werd het toepassingsgebied van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens uitgebreid naar het migratie- en asielbeleid, een duidelijke indicator dat naast de uitvoerende ook de rechterlijke macht op het migratiebeleid weegt.
De Dienst Grensinspectie binnen de vreemdelingenadministratie heeft een gevarieerd takenpakket, dat grosso modo uit vier onderdelen bestaat.
De controle op de toegang tot het Belgisch grondgebied vormt de basistaak. In de eerste decennia na de Belgische onafhankelijkheid gebeurde deze vooral door grenssteden, op basis van een paspoort. De bouw van een wijdvertakt spoorwegnetwerk en de invoering van het bevolkingsregister in 1846 maakten echter dat identiteitscontroles al snel naar het binnenland verschoven. (3) Als gevolg van vrijhandelsakkoorden met buurlanden werden in 1861 ook de paspoortverplichtingen opgeheven. (4) Pas in 1919, in de nasleep van het internationaal wantrouwen gewekt door de Eerste Wereldoorlog, werden grenscontroles, paspoorten en visumplicht opnieuw ingevoerd. (5) Wat de naoorlogse periode betreft, werd de grenscontrole stevig verankerd in het wettelijk kader: artikels 2 en 3 van de wet op de vreemdelingenpolitie van 28 maart 1952 en de gelijknamige artikels in de vreemdelingenwet van 15 december 1980. De Dienst Grensinspectie oefent toezicht uit op de instanties belast met de controles zelf, die in de Belgische luchthavens, de zeehavens en aan de landsgrenzen plaatsvinden. (6) Doorheen de twintigste eeuw gebeurden de controles door de Rijkswacht, de Zeevaartpolitie en de Douane. Van deze drie instanties was de Rijkswacht veruit de belangrijkste: diens brigades waren actief in de grensstations van het spoorvervoer, langs de voornaamste assen van internationale hoofdwegen en in de lucht- en de zeehavens. De controles van paspoorten in havens was in eerste instantie de taak van de Zeevaartpolitie, maar ze oefende deze wel uit namens het Bestuur van de Openbare Veiligheid. De Douane was tenslotte belast met paspoortcontroles langs secundaire wegen. (7) Sinds 2001 zijn de taken van de voormalig Rijkswacht overgenomen door de Federale Politie.
In de praktijk zijn de drie uitvoeringsdiensten belast met het politioneel toezicht op reisdocumenten, identiteitsbewijzen, reis- of transitvisa en de bestaansmiddelen van buitenlanders die zich aanbieden aan de landsgrenzen. (8) De Dienst Grensinspectie communiceert hen instructies vanwege de bevoegde minister, de vreemdelingenadministratie of het departement Buitenlandse Zaken en waakt over hun uniforme en correcte toepassing. De uitvoeringsdiensten dienen regelmatig verslag uit te brengen aan de voogdijadministratie en uiteraard incidenten te rapporteren. (9) De Dienst Grensinspectie oefent echter ook zelf beslissingsbevoegdheid uit inzake de toegang tot het grondgebied. Zo kunnen buitenlandse zeelui die via een korte doorreis (heen en terug) België aandoen van de Grensinspectie een transitvisum bekomen om niet telkens weer een apart visum te moeten aanvragen. Op basis van een administratief verslag van de Federale Politie (voordien: de Rijkswacht) kan de dienst ook beslissen om vreemdelingen die niet in het bezit zijn van een vereist transit- of reisvisum uitzonderlijk toe te laten op Belgisch grondgebied. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen vrijgesteld van visumplicht die niet in het bezit zijn van een vereist paspoort of identiteitsbewijs: ook hier kan de Dienst Grensinspectie besluiten om de betrokkene uitzonderlijk toe te laten, op basis van een aantal voorwaarden. (10)
Heel wat vreemdelingen worden onmiddellijk de toegang geweigerd bij een grenscontrole aan één van de buitengrenzen van het (Schengen-)grondgebied. Dat is doorgaans het geval wanneer immigranten niet beschikken over een vereist identiteitsdocument, paspoort of visum of wanneer vervalste reisdocumenten worden aangeboden. In sommige gevallen beschikken buitenlanders niet over voldoende bestaansmiddelen of staan zij internationaal geseind. Bij een negatieve beslissing staat de Federale Politie (voor 2001: de Rijkswacht) in voor de eigenlijke uitvoering van de verwijdering. Na de verwijdering zal de Dienst Grensinspectie de kosten van de verwijdering (terugdrijving) van een niet-toegelaten vreemdeling verhalen op de verantwoordelijke vervoerder (dikwijls een luchtvaartmaatschappij) die de vreemdeling naar de Belgische grens heeft gebracht. De dienst is in dit opzicht dus bevoegd om administratieve boetes op te leggen. Als de zeelui bijvoorbeeld problemen veroorzaken of in de illegaliteit verdwijnen, dan zal de Belgische Staat zich richten tot de verantwoordelijke rederij.
De procedure voor de terugdrijving of uitwijzing van vreemdelingen maakt doorgaans het voorwerp uit van een overnameakkoord met de landen van herkomst. De Dienst Grensinspectie coördineert de correcte naleving van deze (bilaterale) verdragen. Voor de invoering van de Schengenzone oefende de dienst ook toezicht uit op controleposten in treinstations aan de grens: deze waren bemand door de Rijkswacht en stonden in nauw contact met gelijkaardige grensburelen van de buurlanden. Tenslotte zetelt de Dienst Grensinspectie in verschillende internationale commissies, waarin de Europese/multilaterale wetgeving wordt uitgestippeld en geïnterpreteerd. Deze internationale dimensie van het grensbeleid kende een stroomversnelling vanaf de jaren 1960, met de invoering van de Benelux en de verordeningen omtrent het personenverkeer binnen de toenmalige Europese Gemeenschap.
Sinds 1 oktober 1993 behandelt de Dienst Grensinspectie ook verzoeken tot internationale bescherming aan de grens, in de praktijk veelal ingediend op de nationale luchthaven. Hij verzorgt ook de terugdrijving van kandidaat-vluchtelingen wiens aanvraag onontvankelijk werd verklaard.
Het duurt lang eer er in het organogram van het voormalig Bestuur der openbare Veiligheid sporen opduiken van een dienst belast met grenscontroles. Pas met de herinrichting van grensbewaking en visumplicht meteen na de Eerste Wereldoorlog moet een bureel belast met deze materie binnen de administratie zijn opgericht. Een verslag over de historiek van de Openbare Veiligheid, opgesteld rond 1940, vermeldt hoe de Vreemdelingenpolitie (de tweede directe binnen de Openbare Veiligheid) destijds bestond uit drie burelen, waarvan het derde het toezicht op de rijksgrens verzekerde, naast de opvolging van vervolgde/veroordeelde vreemdelingen en nomaden. (11) In de naoorlogse periode duikt de Dienst Grensinspectie steevast op in het organogram van de Vreemdelingenpolitie. Vanaf 1949 vormt hij een aparte tak binnen Vreemdelingenpolitie, naast twee directies belast met het interne migratiebeheer en een dienst voor algemene zaken.
Deze opdeling bleef tot diep in de jaren 1970 ongewijzigd. Uit interne verslagen blijkt dat de Grensinspectie in de jaren 1950-1960 uit slechts drie ambtenaren bestond: een directeur, een onderbureelhoofd en een opsteller. (12) Pas toen de Vreemdelingenpolitie in 1977 werd omgedoopt tot de Dienst Vreemdelingenzaken werd het organogram van de instelling gaandeweg complexer. In 1978 telde de administratie vijf directies, waarbij de Dienst Grensinspectie samen met het Bureel Visa de eerste directie vormden. (13) Rond die periode werd ook het effectief van de dienst een beetje verhoogd: in 1979 telde de Grensinspectie vijf beambten. Vanaf 1993, net voor zijn overheveling van het departement Justitie naar Binnenlandse Zaken, telde de Dienst Vreemdelingenzaken zeven directies. De Dienst Grensinspectie was ondergebracht binnen de Directie Inspectie, samen met o.m. het Bureau "Opsporingen" en het Bureau "Controle Gemeenten". In 2007 werd de dienst omgedoopt tot "Bureau Grenscontrole", evenwel zonder grote wijzigingen in het organogram van de Dienst Vreemdelingenzaken.
Het archief dat het voorwerp uitmaak van onderhavige inventaris heeft geen complexe geschiedenis gekend. Het werd steeds als eenvormig dossierklassement bewaard door het Dienst Grensinspectie binnen de voormalige Vreemdelingenpolitie (vanaf 1977: de Dienst Vreemdelingenzaken). Het archief berustte met andere woorden telkens op de verschillende locaties waar de archiefvormer in de loop der jaren gevestigd was. Tijdens het interbellum was de vreemdelingenadministratie achtereenvolgens gevestigd in de Regentschapsstraat nr. 45, de Hertogstraat nr. 57 (vanaf 1934) en op het Poelaertplein nr. 4 (vanaf 1938). In 1963 verhuisde ze naar de Wolstraat nr. 8 en in 1977 naar het Meeûssquare nr. 8. In 1995 werd de Dienst Vreemdelingenzaken ondergebracht in het North Gate II-gebouw aan de Emile Jacqmainlaan nr. 152. Van daaruit verhuisden de meeste diensten rond de eeuwwisseling naar het WTC II-gebouw aan de Antwerpsesteenweg nr. 59b. (14)
Eind 2008 werden de oudste dossiers (d.i. de periode voor 1975) door het huidige Bureau Grenscontrole naar het Algemeen Rijksarchief overgedragen, in het zog van een veel ruimere overbrengingsoperatie van ca. drie kilometer individuele vreemdelingendossiers. In het voorjaar van 2018 werd een minder omvangrijk, recenter dossierklassement van ca. 5,5 strekkende meter overgedragen, vlak voor de verhuis van de Dienst Vreemdelingenzaken uit de WTC II toren naar de Pachecolaan 40.
Het archief van de Dienst Grensinspectie vormt een uitgelezen bron voor de studie van het migratiebeleid vanaf de periode na WO I. Grenscontroles vormen immers de speerpunt, de eerste concrete uitvoering van de migratiepolitiek, de omkadering van het internationale personenverkeer en het verwijderingsbeleid. Als dusdanig documenteert dit archiefbestand de controles op transportmiddelen ter land, ter zee en - vanaf de jaren 1920 - de luchtvaart. Aangezien een efficiënte grenscontrole ook op contacten met buitenlandse grensinstanties steunt (b.v. in het kader van terugdrijvingen en uitwijzingen), zijn bilaterale akkoorden en hun uitvoering eveneens goed gedocumenteerd. Uiteraard komen multilaterale betrekkingen in het kader van de Benelux-unie en de geleidelijke uitbouw van de Europese Gemeenschap aan bod voor wat betreft hun impact op de controle van het personenverkeer. Het archief bevat tevens een uitgebreide dossierreeks inzake de administratieve voorwaarden waaraan onderdanen uit landen over vijf continenten moesten voldoen bij betreding van het Belgisch grondgebied. Tenslotte documenteert het archief van de Grensinspectie de talrijke incidenten en moeilijkheden aan de grensposten, voornamelijk bemand door rijkswachtbrigades.
Vrijwel alle documenten zijn opgesteld in het Frans en het Nederlands.
Tijdens de inventarisatie werd vrijwel geen selectie toegepast: slechts enkele dossierkaften met alleen maar uittreksels uit het Belgisch Staatsblad werden vernietigd, naast een dossier inzake de distributie van vrijkaarten voor de NMBS, bestemd voor de uitvoeringsdiensten. Enkele nummers werden ook geschoond, daar waar het ging om exemplaren van dienstinstructies of wetteksten die in veelvoud voorkwamen.
Sinds begin 21ste eeuw bewaren de diverse bureaus en cellen binnen de Dienst Vreemdelingenzaken hun eigen thematische dossiers, doorgaans in afzonderlijke mappen op de server(s) van de administratie. Dat is ook het geval bij de Dienst Grensinspectie. Toekomstige aanvullingen dus hoofdzakelijk via digitale weg verlopen en "in verspreidde slagorde" gebeuren.
Tijdens de inventarisatie van het archief werd er geen overzicht van een ordeningsstelsel in het archief aangetroffen, al wijzen de vele codes op dossierkaften wel op een rubriekenstelsel dat de archiefvormer - al dan niet consistent - moet hebben gehanteerd. Deze codes dienden als een ruwe leidraad bij de ordening van het archief, die als volgt verloopt:
- I. Het eerste onderdeel betreft de algemene werking en interne organisatie van de Grensinspectie binnen de Vreemdelingenpolitie/Dienst Vreemdelingenzaken.
- II. Het wettelijk kader, zowel internationaal, Europees als Belgisch, tekent de krijtlijnen uit waarbinnen de grenscontrole plaatsvond.
- III. De meer praktische omkadering van de grenscontrole vormen een derde luik, met o.m. de voorwaarden voor de toekenning/controle van paspoorten en visa, alsook de samenwerking met de uitvoeringsdiensten (Rijkswacht, Douane en Zeevaartpolitie).
- IV. Een vierde luik is gericht op de concrete controle van de transportmiddelen: landverkeer (voornamelijk treinen), luchtverkeer en mobiliteit via zeehavens.
- V. Het omvangrijkste luik betreft het zgn. "landenklassement" van de Dienst Grensinspectie, met daarin de voorwaarden voor binnenkomst in België voor vrijwel alle landen. Wat Europa betreft, werd een onderscheid gemaakt tussen buurlanden en de overige Europese regio's. De overige dossiers en stukken werden gegroepeerd per continent, vervolgens per regio en tenslotte alfabetisch op landsnaam.
- VI. Het archief eindigt met een beperkt aantal dossiers die gerangschikt werden onder de noemer "Openbare Veiligheid" en tenslotte met documentatie van diverse aard (VII).
Archieven ouder dan 30 jaar overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief zijn in principe vrij raadpleegbaar krachtens artikel 3 van de archiefwet van 24 juni 1955 (gewijzigd bij wet van 6 mei 2009). De raadpleging van de dossiers van minder dan 100 jaar oud met delicate persoonsgegevens is evenwel onderworpen aan een voorafgaande toestemming op grond van de kaderwet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. Deze wet geeft voor wat België betreft uitvoering aan de GDPR of de Algemene Verordening Gegevensbescherming (Verordening EU 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016). De toegang tot die archieven kan slechts worden verleend indien de betrokkenen hun voorafgaande toestemming geven, indien hun overlijden kan worden aangetoond of wanneer het tenslotte gaat om een onderzoek met wetenschappelijke doeleinden. In dat laatste geval kan een afwijking worden bekomen in de vorm van een onderzoeksverklaring waarin de nummers van de te raadplegen documenten duidelijk worden opgesomd en ter evaluatie voorgelegd aan de Algemeen Rijksarchivaris of diens gemachtigde. Het archief bevat ook enkele tientallen stukken die, op het ogenblik van de inventarisatie, minder dan 30 jaar oud zijn. Tot zolang is de raadpleging van deze stukken onderworpen aan de voorafgaandelijke toestemming van de functionaris voor gegevensbescherming van de Dienst Vreemdelingenzaken.
Drie inventarisnummers kunnen niet ter inzage worden gegeven omwille van de Belgische classificatiewetgeving: het gaat specifiek om nrs. 611, 619 en 964. Overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 maart 2000 tot uitvoering van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, alsook de wet van 11 september 2022 tot invoering van een algemene declassificatieregeling van de geclassificeerde stukken gelden de volgende regels: nummer 964 is vrij raadpleegbaar vanaf 1 januari 2037, nummers 611 en 619 pas na declassificatie door de bevoegde instanties. Tot zolang kunnen enkel de instanties die de classificatie hebben aangebracht beslissen om de stukken vrij te geven, dan wel om individuele onderzoekers machtiging tot inzage te verlenen.
Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Algemeen Rijksarchief.
Het archief van de Dienst Grensinspectie bevat geen oude toegangen (registers, rubriekenstelsels, enz.) die als leidraad kunnen dienen. Deze lacunes zijn echter opgevangen door de onderhavige inventaris. Dit archief was gedurende lang tijd toegankelijk via een voorlopige inventaris [F 1644].
Sommige thematische dossiers in het klassement van de Dienst Grensinspectie zijn nauw verbonden met de behandeling van individuele vreemdelingendossiers (zgn. "jurisprudentiegevallen"). Hierdoor duiken flink wat namen van personen op in nota's en verslagen, stukken die in meerdere exemplaren werden opgesteld en die bijgevolg ook in de individuele dossiers van de betrokkenen zijn beland.
CAESTECKER F., Alien Policy in Belgium, 1840-1940. The Creation of Guest workers. Refugees and Illegal Aliens. Oxford, Berghahn, 2000, 330 p.
CAESTECKER F., "Belgisch immigratiebeheer: veranderende doelstellingen, resultaten en statistische presentaties (1861-2005)", in EGGERICKX T. & SANDERSON J.P., Histoire de la population de la Belgique et de ses territoires. Actes de la Chair Quetelet 2005. Louvain-la-Neuve, Presse Universitaire de Louvain, 2010.
CAESTECKER F., VANHEULE D., "Een geïnstitutionaliseerd vluchtelingenbeleid in volle beweging (1944-2010)", in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 3, Gent, 2010, pp. 450-488.
GATRELL P., The Making of the Modern Refugee. Oxford, Oxford University Press, 2015.
MARTENS A., Les Immigrés: Flux et reflux d'une main-d'œuvre d'appoint. La politique belge de l'immigration de 1945-1970s. Leuven, 1976.
MORELLI A. (red.), Histoire des étrangers et de l'immigration en Belgique de la préhistoire à nos jours. Brussel, Couleur Livres, 2004.
PLISNIER F., Inventaire des archives du ministère de la Justice. Administration de la Sûreté publique (Police des étrangers). Dossiers généraux: deuxième versement 1930-1960 [1814-1986]. Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, (Inventarissen, 417), 2008, 181 p.
PUT E., Het Ministerie van Justitie (1831-1988). Deel I. Organisatiestructuur van de centrale administratie en de adviesorganen. Brussel, Algemeen Rijksarchief (Miscellanea Archivistica. Studia, 6), 1990.
Recueil des circulaires, instructions et autres actes émanés du Ministère de la Justice ou relatifs à ce département. Verzameling van omzendbrieven, dienstvoorschriften en andere bescheiden door het Ministerie van Justitie uitgegeven of dit departement betreffende. Brussel, 1795-1973.
STRUBBE F., Inventaris van het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Dienst Vreemdelingenzaken. Studiebureau: Algemene dossiers (derde reeks) (Overdracht 2010) (1882-2005). Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, (Inventarissen, 711), 2024.
VERVAECK S., Inventaire des Archives du Ministère de la Justice, Administration de la Sûreté publique, (Police des Étrangers), Dossiers généraux (Régime français - 1914). Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, (Inventarissen, 160), 1968, 96 p.
WILLEMS B., STRUBBE F., HEYNSSENS S., Migratiegeschiedenis 1830-1960: Zoekwijzer. Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën (Zoekwijzers, 45), 2017.
De inventarisatie werd begin 2024 aangevat door Filip Strubbe. Eind augustus 2025 werd een ontwerpversie gelezen en goedgekeurd door diensthoofd Michaël Amara, waarna de definitieve verpakking, nummering en etikettering kon gebeuren door administratief medewerkster Chantal Windels.
| Bevat statistische gegevens van terugdrijvingen over de jaren 1961, 1965-1967. | 1 | "Inspection frontières", verzameldossier inzake de interne werking (diensturen, wedden, brandbeveiliging) en de algemene activiteiten (trimestriële verslagen van bijgewoonde vergaderingen en tabellen van terugdrijvingen) van de Grensinspectie [12A19 GEN/Ia/S.I.F.]. (1950) 1960-1974. | 1 pak | ||||||
| 2 | Dossiers inzake de organisatie en bevoegdheden van de Dienst Grensinspectie, met het activiteitenverslag voor het dienstjaar 1965. 1965-1966. | 1 omslag | |||||||
| 3 | Trimestrieel activiteitenrapport van het Bestuur der Openbare Veiligheid en de "Dienst Visa". 1968-1976. | 1 omslag | |||||||
| 4 | Concept van een verslag betreffende de organisatie, bevoegdheden en werking van de Grensinspectie. 1972. | 1 stuk | |||||||
| 5 | Dossier inzake het ontwerp van een publicatie betreffende de organisatie van de personencontrole aan de grens: bevoegdheden van de Rijkswacht, de Dienst vreemdelingenzaken en de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf in België. [1977]. | 1 omslag | |||||||