Inventaris van het archief van het Belgisch Inlichtingsbureel voor krijgsgevangenen en geïnterneerden in Brussel, 1914-1919

Archive

Name: WO 1. Belgisch Inlichtingsbureel voor krijgsgevangenen en geïnterneerden in Brussel

Period: 1914 - 1919

Inventoried scope: 15 linear meters

Archive repository: National Archives of Belgium

Heading : Associations

Inventory

Authors: H. Vanden Bosch — Publ. 4759

Year of publication: 2009

Code of the inventory: I 432

...

Archiefvormer

Naam

Belgisch Inlichtingsbureel voor krijgsgevangenen en geïnterneerden in Brussel

Geschiedenis

In augustus 1914 overrompelde de geoliede Duitse militaire machine het onvoorbereide Belgische leger. Naarmate de Duitsers meer Belgisch grondgebied veroverden, groeide de chaos. Talrijke ambtenaren sloegen op de vlucht en de Belgische Posterijen staakten hun activiteiten. Bij de bevolking bestond grote ongerustheid over het lot van hun zonen en echtgenoten die ingelijfd waren bij het Belgisch leger of die zich uit patriottisme vrijwillig aangemeld hadden. Communicatie met de soldaten aan het front was quasi onmogelijk. Via de dagbladen was het krijgsverloop wel op de voet te volgen, maar de bevolking was in de eerste plaats geïnteresseerd in het wel en wee van de eigen familieleden en dorpsgenoten. Men bleef vaak weken of maanden in het ongewisse en moest voortgaan op weelderig circulerende geruchten. Leefde hun dierbare zoon nog of was hij gesneuveld? Was hij gewond geraakt tijdens de gevechten of krijgsgevangen gemaakt en naar Duitsland gevoerd? Volgens de Conventie van Den Haag waren de oorlogvoerende partijen verplicht de krijgsgevangenen menswaardig te behandelen. Bovendien hadden de krijgsgevangenen recht op hulp vanuit hun thuisland en konden ze gratis brieven verzenden. Artikel 14 voorzag dat er in elk oorlogvoerend land een 'bureau de renseignements sur les prisonniers de guerre' werd opgericht. Dit bureau moest alle inlichtingen over de krijgsgevangenen en geïnterneerden centraliseren en doorgeven aan wie daarom vroeg. Voor elke gevangene moest een fiche opgesteld worden met vermelding van zijn nummer, naam en voornaam, leeftijd, woonplaats, graad, regiment, verwondingen en de datum en de plaats van de gevangenneming (of overlijden). Het Internationaal Comité van het Rode Kruis in Genève zou het doorgeefluik worden voor de onderlinge uitwisseling van de gegevens (1). Gezien het grote belang van deze informatie voor de ongeruste bevolking, namen Édouard Rolin-Jacquemyns, een gerenommeerde jurist gespecialiseerd in internationaal recht en dus goed op de hoogte van deze bepalingen, en gravin de Merode, indertijd schatbewaarder van het Belgische Rode Kruis, reeds in september 1914 het initiatief een dergelijk bureel op te richten in het bezette Brussel. Na bemiddeling door de Zwitserse consul in Brussel onderhandelde Rolin-Jacquemyns hierover met veldmaarschalk Von Der Goltz. Met diens akkoord op zak trok Rolin-Jacquemyns op 20 september, na een tumultueuze reis via Namen, Luik en Maastricht naar Antwerpen waar de Belgische regering verbleef. Minister van Oorlog de Broqueville ging akkoord met de wederzijdse uitwisseling van de eerste Belgische en Duitse lijsten (en met de samenstelling van de Beheerraad van de nieuwe organisatie). Vice-voorzitter Rolin-Jacquemyns kreeg steeds de nieuwe lijsten toegestuurd (2).

Eind september 1914 keurde de Belgische regering de oprichting van het 'bureau de renseignements pour les prisonniers de guerre' officieus goed. Ook de Algemene Raad van het Belgische Rode Kruis kende haar steun toe. Op 4 oktober 1914 ging men officieel van start. Gravin Jean de Merode (3) werd voorzitster, Rolin-Jacquemyns (4) vice-voorzitter en Maurice Despret (advocaat bij het Hof van Cassatie) nam het ambt van secretaris waar. De Beheerraad was verder samengesteld uit J. Borel (de consul van Zwitserland in Brussel), de professoren Depage, Héger en Prins, Alfred Goldschmidt (secretaris van het medisch comité van het Rode Kruis), Sauveur (Secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken) en Terlinden (Procureur-generaal van het Hof van Cassatie) (5). In 1917 werden ook mevr. Ch. Janssen, E. De Le Court en C. L. Le Bœuf lid van de Beheerraad (6).

In principe vergaderde de Beheerraad maandelijks, maar in de beginperiode waren de vergaderingen frequenter (7). Op de eerste vergadering van de Beheerraad werd dhr. Wodon, ere-directeur-generaal van de Posterijen, aangesteld tot Directeur-generaal (8). Wodon werd belast met de dagelijkse leiding van het Inlichtingsbureel, maar moest de instructies van de Beheerraad opvolgen en maandelijks verantwoording afleggen. De zoektocht naar een geschikt lokaal was vlug afgelopen want de Caisse de Reports stelde haar oude burelen aan de Houtmarkt nummer 12 gratis ter beschikking. Albert Tiberghien, hulpconservator van de Koninklijke Bibliotheek, werd verantwoordelijk voor het opstellen van de individuele fiches op basis van de verkregen lijsten. Na enkele maanden hernam hij zijn oude betrekking en werd hij vervangen door dhr. Fonteyn. De eerste weken werden allerhande praktische problemen opgelost. Vrijwilligers en het nodige personeel werden aangetrokken -vooral werkloze ambtenaren van de spoorwegen en posterijen- en bureelbenodigdheden aangeschaft. De bezetter hield een oogje in het zeil en vaak moest onderhandeld worden om één of andere gunst te bekomen (9).

Na de val van Antwerpen overschreden circa 35.000 Belgische soldaten de grens met het neutrale Nederland waar ze terstond geïnterneerd werden. Ook deze lijsten werden doorgespeeld aan het inlichtingenbureel waarvan de naam omgedoopt werd tot Belgisch Inlichtingsbureel voor krijgsgevangenen en geïnterneerden / Agence belge de renseignements pour les prisonniers de guerre et les internés. Eind november had men reeds 16.096 namen van Belgische militairen en burgers doorgekregen die opgesloten waren in Duitse kampen en 14.291 namen van Belgische militairen die geïnterneerd waren in Nederland. Het Inlichtingsbureel telde toen reeds 88 medewerkers, waarvan een groot deel vrijwilligers.

Intussen had gravin d'Assche samen met een aantal dames uit de Brusselse burgerij een 'Comité de secours' opgericht om giften in te zamelen voor de krijgsgevangenen (schoenen, ondergoed, broeken, kousen, zakdoeken, sjaals, tabak en chocolade). Conform artikel 15 van de Conventie van Den Haag kon men deze goederen verzenden naar de Duitse krijgsgevangenkampen. Er werd besloten beide organisaties samen te smelten. Vanaf 28 december 1914 omvatte het Inlichtingsbureel aldus ook een Hulpafdeling (section de secours) die evenwel een relatieve autonomie genoot en gecontroleerd werd door een eigen bestuurscomité. Gravin E. d'Assche, dr. Robinet en Édouard Gilbert waren respectievelijk voorzitster, vice-voorzitter en secretaris. Charles Demeure (advocaat-generaal bij het Brusselse Hof van Beroep), dhr. Brunet (Directeur-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken), senator Dupret en A. Van Schelle waren de overige leden. De Hulpafdeling was gevestigd in de lokalen van de Vrije Universiteit van Brussel aan de Hogeschoolplaats (10).

Hoewel het Inlichtingsbureel aanvankelijk enkel tot doel had de inwoners van de Brusselse regio te helpen, werd het in samenspraak met de bezetter in de loop van 1915 omgevormd tot een centrale hulporganisatie met een netwerk van lokale correspondenten en bijkantoren in de grote steden. Vanuit Brussel werden de nodige instructies en lijsten doorgespeeld aan de filialen. Geleidelijk werden bijkantoren opgericht (vaak in de stadhuizen) of sloten bestaande lokale initiatieven zich aan. Zo waren er bijhuizen verspreid over het hele bezette land: in Kasteelbrakel, Diest, Halle, Leuven, Nijvel, Tienen, Waver, Antwerpen, Mechelen (11), Turnhout, Bergen, Charleroi, Châtelet, La Louvière, Doornik, Luik, Verviers, Hasselt, Tongeren, Sint-Truiden, Aarlen, Namen, Gembloux, Maubeuge, Gent, Oudenaarde, Kortrijk en Dendermonde (12). Het Gouvernement-generaal moest evenwel steeds zijn toestemming geven en kon de filialen ook opdoeken (wat te pas en te onpas gebeurde). Het Inlichtingsbureel ging er na de oorlog evenwel prat op nooit samengewerkt te hebben met het door de bezetter gesteunde werk 'Soldatentroost'.

Hoewel het Inlichtingsbureel erkend was door de bezetter, koesterden de Duitsers de nodige argwaan. Het doen en laten van het Inlichtingsbureel werd nauwlettend in de gaten gehouden. De Duitse censuur zorgde ervoor de er geen informatie met strategisch nut werd doorgespeeld via deze weg (het gebruik van open briefkaarten was verplicht). Het bureel moest op geregelde tijdstippen verslag uitbrengen van zijn werking en de commissaris van het Gouvernement-generaal (majoor Von Albert en zijn adjunct dr. Smith) had het recht om alle documenten in te zien en alle nodige inlichtingen te verkrijgen. Enkel het centraal bureel in Brussel kon communiceren met de Duitse instanties (Gouvernement-generaal, commandanten van de kampen,...) en alle communicatie met de Belgische regering in Le Havre was uitdrukkelijk verboden. Bovendien lijkt het erop dat de bezetter de nodige stokken in de wielen stak om de gelijkaardige, activistische hulporganisatie Soldatentroost te bevoordelen (13). Op 17 maart 1916 beperkte de Gouverneur-generaal de verzendingen naar de krijgsgevangenen in Duitsland vermits deze 'goed en ruimschoots' te eten kregen en bijgevolg geen nood hadden aan bijkomende ravitaillering. Bovendien stelde de bevoorrading van de Belgische bevolking de nodige problemen zodat geen voorraden meer konden worden uitgevoerd. Vanaf 1 april 1916 kon maandelijks nog slechts één pak van 5 kg. verzonden worden. Dit pakket mocht geen vlees, vetstoffen, suiker, brood of beschuiten meer bevatten. Geconserveerd fruit en groenten, chocolade, tabak en boeken bleven wel toegelaten. In geval van overtreding kon een boete tot 1.000 Mark worden opgelegd en bij niet-betaling kon men veroordeeld worden tot maximum twee maanden gevangenisstraf. Bovendien werd de verzending vanuit België enkel toegelaten via het Inlichtingsbureel (14). Gravin de Merode en vice-voorzitter Rolin-Jacquemyns startten meteen gesprekken om deze maatregel te verzachten. De verzending van brood en beschuiten was immers van levensbelang volgens de krijgsgevangenen. Er kwam een compromis uit de bus waardoor de bevoorrading vanuit het neutrale Nederland en Zwitserland kon worden verder gezet. Het Inlichtingsbureel werkte, in samenwerking met 'Le colis belge' in Den Haag, het Hulpbureau voor Krijgsgevangenen in Bern en de Katholieke Missie in Genève, een systeem uit waardoor men de gevangenen kon abonneren op broodverzendingen. De betalingen gebeurden via de Nationale Bank van België. De bedragen bleven op een geblokkeerde rekening staan vermits geen deviezen het land mochten verlaten. De Belgische Regering en de Belgische Middendienst voor de Krijgsgevangenen stelden zich garant. Rolin-Jacquemyns reisde tweemaal naar Zwitserland om alles te regelen (15). Toen ook Nederland te kampen kreeg met bevoorradingsproblemen en de uitvoer beperkt werd, gebeurde de bevoorrading hoofdzakelijk via Zwitserland. In juli 1916 startten de verzendingen via Nederland (11.337 colli's verzonden tot eind 1917) en Zwitserland (225.356 colli's verzonden tot eind 1917) (16).

Op 11 april 1916 kreeg het Inlichtingsbureel een andere zware klap te verwerken door het overlijden van Directeur-generaal Wodon. Zijn rechterhand Lemaire nam de leiding over met de titel van secretaris-generaal. In februari 1917 werd Lemaire echter opgepakt door de bezetter en opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis. Alexandre Lava, afdelingsoverste bij het Middenbestuur der Posterijen, werd in allerijl aangesteld tot algemeen bestuurder. Henning, de secretaris van de Hulpafdeling, gaf zijn ontslag in januari 1917 en werd opgevolgd door de heer Hody (17).

Na de wapenstilstand hernamen de personeelsleden en de bestuursleden hun oude job (vaak in de ambtenarij). Na de oorlog kregen de vrijwilligers en medewerkers trouwens de medaille van koningin Elisabeth of van Koning Albert voor hun verdiensten (18). Het Ministerie van Oorlog installeerde een eigen 'Bureau de renseignements' in het Belle-Vue-hotel op het Koningsplein in Brussel om inlichtingen over vermiste militairen en gevangenen te verstrekken. Bovendien verhuisde de Belgische Middendienst voor de Krijgsgevangenen van Le Havre naar de Kruidtuinlaan nr. 41 in Brussel. De verzendingen werden stopgezet. Het Inlichtingsbureel verloor haar bestaansreden en werd afgeschaft. Officieel werden de deuren gesloten op 19 december 1918, maar het duurde nog tot maart 1919 vooraleer alle financiële zaken afgehandeld waren. Informatiezoekende burgers werden doorverwezen naar de bovenvermelde instellingen en de archieven werden doorgegeven aan de Belgische Middendienst voor de Krijgsgevangenen die er een rijke informatiebron aan overhield. De repatriëring van de krijgsgevangenen had nog heel wat voeten in de aarde. Veel gerepatrieerden zouden ook na de wapenstilstand moeilijke tijden doormaken op zoek naar erkenning, genezing en/of tewerkstelling.

Bevoegdheden en activiteiten

Eind 1915 was het Inlichtingsbureel professioneel georganiseerd in vier diensten (19). De Inlichtingendienst verstrekte - schriftelijk of aan de loketten - inlichtingen over de verblijfplaats van de Belgische (krijgs)gevangenen en geïnterneerden op basis van de officiële lijsten die doorgespeeld werden door het Zentral Nachweisebureau. Om het belang van deze dienst voor de bevolking aan te tonen, geven we de volgende cijfers mee. Gedurende de eerste dagen -op 26 oktober 1914 gingen de loketten open voor het grote publiek- overrompelden gemiddeld 6.600 mensen de inlichtingendienst. Op recorddagen bezochten meer dan 10.000 personen de dienst. Na verloop van tijd zakte dit aantal, omwille van een aantal factoren, tot gemiddeld 400 à 500 bezoekers per dag. Men kan zich inbeelden welke emotionele scènes zich afspeelden aan de loketten wanneer men het goede of slechte nieuws vernam. In de periode oktober 1914 tot december 1915 werden in totaal 99.207 fiches opgemaakt. In de periode van 26 oktober tot 31 december 1914 ontving men 452.332 vragen om inlichtingen. In 1915 steeg dit aantal tot 692.492. In 1916 kreeg men 88.913 vragen binnen en dit aantal daalde tot 41.848 vragen in 1917 (20). Inlichtingen betreffende de gedeporteerde Belgische arbeiders konden niet verstrekt worden wegens een uitdrukkelijk verbod van het Generaal-gouvernement.

De correspondentiedienst hielp ongeletterde landgenoten met het opstellen van de voorgedrukte briefkaarten, gaf advies over de inhoud zodat de Duitse censuur de briefkaart niet in beslag zou nemen en zorgde voor de verzending. Op 31 december 1915 waren reeds 347.070 briefkaarten van het Inlichtingsbureel verzonden. Ook de brieven die de (krijgs)gevangenen verstuurden naar het thuisfront werden via het lokaal netwerk gedistribueerd. Vanaf april 1915 gingen de Belgische postdiensten terug aan het werk en verloor deze dienst haar belang.

De bezetter gaf de toelating om geld over te maken aan de (krijgs)gevangenen zodat zij aankopen konden verrichten in de kantines van de kampen. De overschrijvingendienst maakte deze postmandaten over aan de juiste gevangene. Bovendien was het bieden van enige hulp bij het invullen van de inschrijvingsformulieren niet overbodig gezien de hoge graad van ongeletterdheid onder de Belgische bevolking. In de periode van 1914-1917 werden in totaal 105.695 overschrijvingen gedaan naar de krijgsgevangenen voor een bedrag van 2.011.016 fr. (21).

De Hulpafdeling verzond pakjes met levensmiddelen of kleding. Familieleden konden deze colli's gratis laten afleveren. Deze pakjes mochten kleding, linnen, levensmiddelen, tabak, snoepgoed, toiletgerei of speelkaarten bevatten. Alcohol, wapens, messen, werktuigen die gebruikt konden worden bij ontsnappingen, munitie en explosieven konden om evidente redenen niet verstuurd worden (22). Deze dienst kende een enorm succes: in 1915 waren 141.911 colli's verzonden, in 1916 135.645 colli's en in 1917 daalde het aantal verzendingen tot 54.801 als gevolg van een aantal maatregelen getroffen door de bezetter en door de problematische bevoorrading in België.

Ook in de filialen werden pakjes ingezameld die dan gezamenlijk verzonden werden. De colli's gingen vooral naar de kampen in Soltau, Holzminden en het zgn. Sennelager maar we moeten benadrukken dat er tevens pakjes afgeleverd werden aan de burgers die door de bezetter opgesloten werden in de gevangenissen van Sint-Gillis, Diest en Vilvoorde. Zij genoten immers hetzelfde statuut als de krijgsgevangenen. Omdat er veel klachten binnenkwamen over pakjes die niet ter bestemming geraakten, kon de afzender vanaf eind 1917 een verzekering tegen verlies afsluiten (slechts een 2000-tal colli's werden verzekerd, 27 hiervan kwamen niet terecht).

Behoeftige krijgsgevangenen die geen hulppakketten kregen vanuit België werden niet in de steek gelaten maar kregen levensmiddelen via de zogenaamde collectieve verzendingen (in de periode 1914-1917 werden 22.409 dergelijke colli's verzonden (23)). Om dit te bekostigen kreeg men maandelijks subsidies van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité en (in)direct van de Belgische regering. Vanaf midden 1916 werd ook kledij naar de geïnterneerden in Zwitserland gestuurd. Bovendien bood het Inlichtingsbureel vanaf 1917 eveneens financiële steun aan een aantal vrouwen die hun geïnterneerde echtgenoot wilden vervoegen met hun gezin (24).

Archief

De archieven van het Belgisch Inlichtingsbureel in Brussel werden in eerste instantie door directeur-generaal Lava (thuis?) bewaard. In 1921 droeg Lava ze over aan de Belgische Middendienst voor de Krijgsgevangenen die ze op haar beurt op 17 november 1924 aan de Commissie voor de Oorlogsarchieven schonk (E1455).

Inhoud

Dit archiefbestand kan dienen voor onderzoek omtrent de hulpverlening aan de Belgische krijgsgevangenen en geïnterneerden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Genealogen kunnen beknopte biografische informatie vinden over de krijgsgevangenen in de serie steekkaarten (nrs. 407-423).

Taal en schrift van de documenten


Frans en Nederlands (1%).

Ordening

Er was reeds een summiere plaatsingslijst - die slechts 98 nummers telde - voorhanden, maar deze voldeed niet aan de huidige normen (BE37). Voor de ordening van de bestanddelen hebben we getracht de interne organisatiestructuur van het Inlichtingsbureel zoveel mogelijk te respecteren (25). De inventaris werd gestructureerd in vier onderafdelingen: de beheerraad, de vice-voorzitter, het algemeen secretariaat en de hulpafdeling. Het algemeen secretariaat bestond uit de directeur-generaal, de personeelsdienst, de financiële dienst, de dienst der overschrijvingen en de inlichtingendienst (26). In werkelijkheid bestond er ook een correspondentiedienst die ervoor zorgde dat de families brieven konden opsturen naar Duitsland, die hulp bood bij het opstellen van de brieven, enz. Deze correspondentiedienst verloor haar belang toen de Belgische Posterijen hun werk hernamen in 1915. De correspondentiedienst liet echter geen archieven na (omdat de brieven doorgestuurd werden?). Vermits er veel documenten van de Directeur-generaal bewaard bleven, opteerden we ervoor deze verder op te delen op basis van zijn voornaamste taakgebieden: rapportering, erkenning en samenwerking met de bijkantoren, inlichtingen verstrekken, hulpverlening en personeels- en financieel beleid.

De Hulpafdeling functioneerde relatief autonoom en werd geleid door een apart directiecomité (waarvan echter geen notulen of andere archieven bewaard bleven). Wel bleven een aantal archieven bewaard van Charles Demeure, afgevaardigd door het directiecomité om de werking te controleren. De Hulpafdeling omvatte een eigen secretariaat, een verzendingsdienst, een financiële dienst en een magazijn voor de opslag van de goederen. Met betrekking tot het magazijnbeheer werden echter geen archieven teruggevonden. Wat het secretariaat betreft, werd een onderverdeling gemaakt op basis van de voornaamste taken: beheer, opvolgen van de instructies van de Directeur-generaal en samenwerking met de bijkantoren of andere humanitaire organisaties. De verzendingsdienst werd onderwerpsgewijs onderverdeeld in bestellingen, verzending, klachten en verzekerde verzendingen, collectieve verzending van levensmiddelen en kleding.

Voorwaarden voor de raadpleging

Het archiefbestand van het Belgisch Inlichtingsbureel voor krijgsgevangenen en geïnterneerden in Brussel is vrij raadpleegbaar.

Voorwaarden voor de reproductie

Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven van toepassing in het Algemeen Rijksarchief.

Documenten met een verwante inhoud

Onderzoekers kunnen deze archieven combineren met bronnen uit de volgende archiefbestanden:

- Belgisch Inlichtingenbureel voor Krijgsgevangenen en Geïnterneerden in Luik (Rijksarchief Luik).
- Belgisch Inlichtingenbureel voor Krijgsgevangenen en Geïnterneerden in Mechelen (Rijksarchief Antwerpen).
- Belgische Middendienst voor de Krijgsgevangenen (Algemeen Rijksarchief [Inv I 436] en Legermuseum (steekkaarten)).
- Dienst voor Geïnterneerden van het Belgisch Gezantschap in Bern (Algemeen Rijksarchief [Inv. I 450]).
- Archief van Edouard Rolin-Jacquemyns (27) (Algemeen Rijksarchief [Inv. T 423]).
- Belgische Hulpcomités in de krijgsgevangenkampen in Hamelen en Soltau (Algemeen Rijksarchief [Inv. I 466 en I 479]).
- Internationaal Liefdeswerk voor Gewonden en Krijgsgevangenen in Maastricht (Algemeen Rijksarchief [Inv. I 433]).
- Belgische Rode Kruis (Eerste Wereldoorlog) (Algemeen Rijksarchief [Inv. I 629]).
- Nationaal Hulp- en Voedingscomité (NHVC) (Algemeen Rijksarchief [Inv. I 446]).
- Internationaal Agentschap voor de Krijgsgevangenen van het Rode Kruis (Genève).

Bibliografie

Agence belge de renseignements pour les prisonniers de guerre et les internés, Accords internationaux des 15 mars et 26 avril concernant les prisonniers de guerre et du 22 mars 1918 concernant les prisonniers civils belges, Brussel, z.d.
Agence belge de renseignements pour les prisonniers de guerre et les internés, Règlement d'ordre intérieur, Brussel, 1917.
BECKER A., Oubliés de la grande guerre. Humanitaire et culture de guerre. Populations occupées, déportés civils, prisonniers de guerre, Parijs, 1998.
Bulletin officiel de la Croix-Rouge de Belgique / officieel tijdschrift van het Rood Kruis van België, Brussel, 1915-1917.

COOL K., Het leven van de Vlaamse krijgsgevangenen in Duitsland in de Eerste Wereldoorlog, Brussel, 2002 (Algemeen Rijksarchief, Studies over de eerste wereldoorlog, nr. 8).
DE MUNCK L., De grote moeder tijdens de Eerste Wereldoorlog. De hulpverlening van het Rode Kruis tijdens de Eerste Wereldoorlog, Ieper, 2000.
DE MUNCK L.,"Het Belgische Rode Kruis en de eerste wereldoorlog. Bronnenoverzicht en recent onderzoek", in: TALLIER P.-A. en BOIJEN R., La Belgique et le Première Guerre mondiale. État des sources- État de la recherche, Brussel, 2002, 191-210.
L'effort de la Belgique occupée pour les prisonniers de guerre. Notice sommaire de l'œuvre accomplie par l'agence belge pour les prisonniers de guerre et les internés et ses succursales en territoire belge occupé
(1914-1918), Brussel, 1918.
INFORMATIEBUREAU VAN HET NEDERLANSCHE ROODE KRUIS, Beknopt overzicht der werkzaamheden in verband met den oorlog 1914-1918, 's Gravenshage, 1921.
Nouvelles de l'Agence International des prisonniers de guerre
, Genève, 1916-1918.
Œuvre d'assistance aux prisonniers belges en Allemagne. Comité central : Le Havre. Rapport présenté à l'assemblée générale du 26 février 1916, Parijs, 1916, 25-39.
Œuvre d'assistance aux prisonniers belges en Allemagne. Comité central : Le Havre. Rapport présenté à l'assemblée générale du 9 décembre 1916, Parijs, 1917, 26-43.
Office centrale belge pour les prisonniers de guerre. Troisième rapport annuel, présenté à l'assemblée générale du 10 janvier 1918, Brussel, 1918.
Office centrale belge pour les prisonniers de guerre. Quatrième et dernier rapport septembre 1917 - mars 1924, Brussel, 1924, 56-70.
VANDEN BOSCH H., Inventaris van de archiefbestanden betreffende in Zwitserland opgerichte humanitaire organisaties ten behoeve van de Belgische oorlogsslachtoffers, Brussel, 2009.
VAN SAN P., De briefwisseling van de Belgen gedurende de eerste wereldoorlog, Brussel, 1999.
VERHAEGHE J., "Documenten over Belgen, tijdens de eerste wereldoorlog in Duitsland gevangen of in neutrale landen geïnterneerd", in: Belgisch Tijdschrift voor Militaire Geschiedenis, 1982 (24), nr. 8, 745-750.

Ook een aantal bijkantoren publiceerde na de oorlog een verslag over hun werking zie: LEFEVRE P. en LORETTE J., België en de eerste wereldoorlog: bibliografie, Brussel, 1987, 121-124.

Beschrijvingsbeheer

De auteur van deze inventaris is Hans Vanden Bosch, archivaris bij het Algemeen Rijksarchief.

 11914.1 omslag
 21915.1 omslag
 31916.1 omslag
 41917.1 omslag
 51918.1 omslag
61915 Brochure getiteld 'Règlement concernant l'Agence belge de renseignements pour les prisonniers de guerre et les internés' .2 stukken
7Brochure getiteld 'Règlement concernant l'Agence belge de renseignements pour les prisonniers de guerre et les internés'. 1916.2 stukken