Inventaris van het archief van de Grote Raad voor de Nederlanden te Mechelen. Reeks Procesdossiers in Eerste Aanleg (nrs. 1-500), 1457-1511

Archive

Name: Grote Raad voor de Nederlanden te Mechelen. Processen. Eerste aanleg

Period: 1457 - 1794

Inventoried scope: 18 linear meters

Archive repository: National Archives of Belgium

Heading : Spanish or Austrian Netherlands

Inventory

Authors: D. Leyder — M. Oosterbosch

Year of publication: 2025

Code of the inventory: I 729

...

Archiefvormer

Naam

Grote Raad voor de Nederlanden te Mechelen

Geschiedenis

De geschiedenis van de Grote Raad van Mechelen (1) begint bij de Bourgondische hofraad, die was samengesteld uit edellieden en juristen. Als gevolg van de gestage territoriale uitbreiding van het Bourgondische statencomplex werd de bestuurslast steeds zwaarder en nam ook het aantal te behandelen rechtszaken steeds toe. Daardoor trad er onder de raadsleden geleidelijk aan een zekere taakverdeling (of specialisatie) op. Zo ontwikkelde één afdeling, bestaande uit juristen, zich spontaan tot een (ambulant) gerechtshof dat Grote Raad (Magnum Consilium, Grand Conseil) werd genoemd. Circa 1445 kwam deze nieuwe instelling naast de oorspronkelijke hofraad te staan.
Eind 1473 vormde Karel de Stoute (1467-1477) de Grote Raad om tot een soeverein parlement, met een eigen kanselarij en vaste residentie te Mechelen (edict van Thionville, 8 december 1473). De oprichting van het Parlement van Mechelen kadert in de eenmaking van de West-Europese statencomplexen tijdens de 15de eeuw (Rex est Lex). Diende het uiteraard de macht van de vorst te versterken, dan drukte de oprichting van het Parlement van Mechelen nog een andere politieke doelstelling van de Bourgondische hertogen uit: autonoom worden, zich losmaken van Frankrijk (Lodewijk XI) én van het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie (Frederik III). Zo werden Vlaanderen en Artesië, die als leengoederen van de Franse vorst afhankelijk waren van het Parlement van Parijs, onttrokken aan die instelling.
De dood van Karel de Stoute (Nancy, januari 1477) maakte echter al snel een einde aan de activiteiten van het Parlement van Mechelen. Onder druk van de (Brabanders en Henegouwers in de) Staten-Generaal, die de instelling beschouwden als een al te duidelijke emanatie van de centralisatiepolitiek van de Bourgondische hertogen, werd het parlement door Karels dochter, Maria van Bourgondië (1477-1482), immers afgeschaft (Groot Privilege, 11 februari 1477). Daarop keerde men in vele opzichten terug naar de toestand van vóór 1473. Zo werd de ambulante Grote Raad opnieuw opgericht en werd, op eis van Lodewijk XI, het gezag van het Parlement van Parijs hersteld.
Bij ordonnantie van 22 januari 1504 werd de Grote Raad door Filips de Schone opnieuw en deze keer definitief te Mechelen gevestigd. Van 1504 tot 1795 bleef de Grote Raad voor de Nederlanden quasi permanent te Mechelen. Door oorlogsomstandigheden zagen de raadsheren zich in die lange periode wel twee keer verplicht uit te wijken naar andere, veiligere steden, maar telkens keerden ze nadien terug naar de Dijlestad. Zo verhuisden ze halfweg 1580 naar Namen omdat Mechelen kort tevoren door de calvinisten was ingenomen. Pas na de Val van Antwerpen keerden ze naar Mechelen terug (september 1585). Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog, toen de troepen van Lodewijk XV Mechelen naderden, verhuisden de raadsleden opnieuw naar Namen (1746-1747), om vervolgens door te trekken naar de abdij van Echternach in het hertogdom Luxemburg (1747). Daar resideerden ze tot na de Vrede van Aken (15 februari 1749).
Onder keizer Jozef II kwam de instelling in een turbulente sfeer terecht. De gerechtelijke hervorming die hij nastreefde, en die de gelijkschakeling beoogde van onze gewesten met zijn andere bezittingen, bracht immers mee dat de Grote Raad - net als alle andere "Belgische" rechtbanken (2) - werd afgeschaft. De nieuwe gerechtelijke organisatie zou voortaan bestaan uit 64 rechtbanken van Eerste Aanleg, twee Hoven van Beroep (Brussel en Luxemburg) en 1 Soevereine Raad van Justitie (Conseil Souverain de Justice) (te Brussel), die fungeerde als revisie-instantie (in geval de vonnissen gegeven in eerste en tweede aanleg van elkaar afweken) en als centrale zetel van de rechterlijke macht. Bij deze ingrijpende hervorming schijnt de Grote Raad zich vrij snel te hebben neergelegd, wellicht in de hoop te overleven in de nieuwe Soevereine Raad van Justitie. De vertegenwoordigers van Jozef II (Maria-Christina en Albert Casimir van Saksen-Teschen) moesten het edict eind mei 1787 echter al opschorten. De omvang van het protest tegen de hervorming was - buiten Luxemburg - immers veel te groot.
Werden de werkzaamheden van de Grote Raad daardoor maar gedurende enkele maanden onderbroken, dan bracht de Brabantse Omwenteling (december 1789) een hele periode zonder rechtszittingen mee. Pas met de terugkeer van de Oostenrijkers (november/december 1790) - deze keer onder leiding van keizer Leopold II (3) - kon de instelling haar activiteiten hervatten. De nieuwe machthebber trok alle hervormingen van zijn voorganger in, en knoopte institutioneel terug aan bij de traditie.
Nadat de Franse revolutionaire legers de Nederlanden begin november 1792 hadden "bevrijd" van de dwingelandij (Jemappes) week de Grote Raad samen met de regering in oostelijke richting uit. Tot aan de slag bij Neerwinden (18 maart 1793), die een Tweede Oostenrijkse Restauratie mogelijk maakte, verbleef de instelling te Roermond. In juli 1793 kwam ze terug naar Mechelen.
Toen de Fransen zich met hun overwinning te Fleurus andermaal toegang verschaften tot de Zuidelijke Nederlanden (26 juni 1794), vluchtten de Oostenrijkers opnieuw oostwaarts. Ook enkele raadsheren van de Grote Raad (waaronder de president, de procureur-generaal en diens substituut) weken toen uit naar het keizerrijk.
Op 1 oktober 1795 werden onze gewesten bij de Franse republiek ingelijfd. Op 27 november van datzelfde jaar beslisten de Fransen de oude gerechtelijke instellingen hier af te schaffen. Toch zetten de uitgeweken raadsheren hun activiteiten nog enige tijd voort (Regensburg, Augsburg). Hieraan kwam pas een einde met het verdrag van Campo Formio (17 oktober 1797). Terwijl de Oostenrijkse keizer officieel afstand deed van onze gewesten, werd ook de Grote Raad van Mechelen definitief afgeschaft.

Bevoegdheden en activiteiten

Het geheel van bevoegdheden van de Grote Raad werd nooit wettelijk (omstandig en limitatief) vastgelegd. Specialisten proberen er dan ook een overzicht van te geven op basis van de (ontsloten) rechtspraak. Hierbij dient dadelijk te worden opgemerkt dat het studiewerk zich tot nu toe vooral op de 15de en de 16de eeuw heeft toegespitst.

Als bestuursorgaan

Zoals de andere justitieraden in de Nederlanden voerde de Grote Raad een aantal bestuurlijke taken uit. Zo verstrekte de instelling allerhande adviezen aan de centrale overheid, en stond ze - na goedkeuring en registratie - in voor de publicatie van de wetgeving in de heerlijkheid Mechelen (een enclave in het hertogdom Brabant).

Als rechtbank

In eerste aanleg
Ratione personae was de Grote Raad in eerste en laatste aanleg bevoegd voor al wie op grond van zijn titel of functie het privilegium fori kon inroepen. Dat waren alle personen die rechtstreeks met de vorst verwant waren, of die een hoge functie bekleedden in het bestuur van het land: prinsen van den bloede, ridders van het Gulden Vlies, leden van de hofhouding (zelfs de laagste bedienden en dienstknechten), de hoogste ambtenaren, en natuurlijk ook de leden van de Grote Raad (en hun familie). Verder was de Grote Raad bevoegd voor personen en instellingen onder vorstelijke sauvegarde: buitenlandse diplomaten, vreemde kooplieden, bepaalde ambachten, caritatieve instellingen, en zelfs weduwen en wezen (die als miserabiles personae de bijzondere bescherming van de vorst genoten). Misdrijven gepleegd door vorstelijke ambtenaren (machtsmisbruik, willekeur, verwaarlozing van hun plicht) kwamen eveneens in eerste aanleg voor de Grote Raad.
Ratione materiae was de Grote Raad in eerste en laatste aanleg bevoegd voor tal van zaken. Zo kunnen bijvoorbeeld de cas réservés worden aangestipt. De voorbehouden gevallen of casus reservati waren zaken die rechtstreeks voor de vorst (of zijn rechtbank) werden gebracht (en dus niet ter kennis werden gegeven aan lagere schepenbanken en leenhoven) omdat hijzelf, zijn gezag, zijn domein of de openbare orde erbij in het geding waren (e.g. majesteitsschennis, valsemunterij, ordeverstoring, censuurdelicten, etc.). Geschillen die vorstelijke beslissingen (in de ruimste zin van het woord) betroffen, werden eveneens in eerste instantie voor de Grote Raad gebracht (ordonnanties, decreten, privileges, benoemingen, mandementen [die een bepaald verbod of gebod bevatten], schenkingen, kapersbrieven, etc.). Verder sprak de Grote Raad zich in eerste aanleg uit over geschillen inzake vorstelijke rechten (beden en andere belastingen, tolheffingen, etc.), over bezitsvorderingen, over betwistingen inzake de interpretatie van zijn eigen vonnissen en over bevoegdheidsconflicten tussen lagere overheden en rechtbanken. Tenslotte werden een aantal processen in eerste aanleg als een vorm van rechtspraak bij preventie getypeerd.

In beroep
In principe was beroep aantekenen alleen mogelijk in burgerlijke zaken.
Oorspronkelijk werd het beroep tegen vonnissen van gewone rechtbanken toevertrouwd aan de provinciale justitieraden. Boven de provinciale raden vormde zich echter op centraal vlak al snel de hertogelijke Grote Raad, die vanaf ongeveer 1450 een tweede vorm van beroep mogelijk maakte: namelijk het beroep tegen vonnissen van de provinciale justitieraden. Aangezien de vonnissen van de provinciale justitieraden zélf in beroep konden zijn gegeven, ontstond aldus ook de mogelijkheid van dubbel beroep (e.g. eerst van de schepenbank naar de Raad van Vlaanderen, en daarna van de Raad van Vlaanderen naar de Grote Raad van Mechelen).
Verder kon beroep worden aangetekend tegen vonnissen van schepenbanken en leenhoven. Ofwel gebeurde dit rechtstreeks, wanneer die lagere rechtbanken niet onder enige provinciale raad ressorteerden (e.g. het Debattenland, de zogenaamde Vrije Gebieden, de heerlijkheid Mechelen). Ofwel gebeurde dit omisso medio, "zonder middel" of "sans moyen", d.w.z. zonder een intermediaire beroepsprocedure bij de provinciale justitieraad waaronder de bewuste lagere rechtbank normaliter ressorteerde.

Reformatie
Reformatie was een rechtsmiddel dat vonnissen van bepaalde geprivilegieerde schepenbanken rechtstreeks bij de Grote Raad deed belanden, met een tweede behandeling ten gronde volgens de procedure van eerste aanleg.

Evocatie
Bij evocatie werd een zaak - lite pendente (terwijl ze hangende was) - onttrokken aan een lagere rechtbank, en aanhangig gemaakt bij de Grote Raad. Sinds 1531 kon dit in principe alleen gebeuren na persoonlijke interventie en op uitdrukkelijk bevel van de vorst.

Revisie
Revisie (of proposition d'erreur) was een techniek die onder bepaalde voorwaarden kon worden ingeroepen bij betwisting van een uitspraak van de Grote Raad zelf. De betwiste sententie werd dan onderzocht door een college van raadsheren van de Grote Raad (die over hun eigen vonnis uitspraak moesten doen), aangevuld met leden van provinciale justitieraden en leden van de Geheime Raad. In possessoire zaken en van tussenvonnissen die "reparabel" waren "ten diffinitive" was er echter geen revisie mogelijk. Bij revisie werd het oorspronkelijke vonnis (althans tijdens de 16de eeuw) wel uitgevoerd (en niet geschorst).

Vrijwillige rechtspraak
Naast de rechtspraak op tegenspraak (i.e. al het voorgaande) behandelde de Grote Raad ook zaken in vrijwillige rechtspraak. Door een willige condemnatie lieten partijen zich veroordelen tot naleving van een akkoord, al dan niet in het kader van een geschil.

Territoriale competentie als beroepshof

Het ressort van de Grote Raad en zijn rechtsvoorgangers is doorheen de tijd sterk geëvolueerd, en dit zowel in positieve als in negatieve zin.
Zo had de ambulante Grote Raad onder Filips de Goede en Karel de Stoute de exclusieve bevoegdheid van opperste gerechtshof voor het hele Bourgondische statencomplex, terwijl het Parlement van Mechelen "slechts" bevoegd was voor de hoogste rechtsbedeling in de Landen van Herwaarts over. Was het Parlement van Mechelen met andere woorden bevoegd voor de elf "Nederlandse" vorstendommen en provincies die in 1473 in het bezit waren van Karel de Stoute, dan verloor de (terug rondreizende) Grote Raad bij zijn overlijden Vlaanderen en Artesië. Beide laatste vorstendommen deden vanaf 1477 immers terug beroep op het Parlement van Parijs. (4)
Toen de Grote Raad voor de Nederlanden definitief te Mechelen werd gevestigd (1504), werd niet aan competentie of ressort geraakt. In de eerste helft van de 16de eeuw groeide het ressort van de Grote Raad sterk aan door veroveringen en wapenfeiten van Karel V: Doornik en het Doornikse in 1521, Friesland in 1523, Utrecht in 1529, Gelre in 1547. In 1522/1526 voegde de keizer ook Vlaanderen en Artesië opnieuw toe aan het bevoegdheidsgebied van de instelling (Vrede van Madrid).
Tegelijk leed de Grote Raad toen echter ook gevoelige territoriale verliezen. Zowel de Raad van Henegouwen als de Raad van Brabant deed namelijk aanspraak op soevereiniteit, en beide verkregen daarvan al snel de erkenning (Henegouwen in 1515; Brabant in 1515 en in 1530). Beroep aantekenen tegen hun uitspraken bij de Grote Raad werd daardoor onmogelijk.
De Opstand en de scheiding der Nederlanden bracht opnieuw verlies van bevoegdheid in beroep mee voor de Grote Raad. Met uitzondering van Spaans Gelre gingen in de jaren 1580-1585 alle Noordelijke gewesten verloren (Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland en het grootste deel van Gelre). Samen met het Noordelijk gedeelte van Vlaanderen werden zij voorgoed aan het gezag van de Grote Raad onttrokken.
Ook de oorlogen van Lodewijk XIII en XIV tegen de Spaanse vorsten brachten in de 17de eeuw belangrijk bevoegdheidsverlies mee. Artesië ging al in 1643 verloren, terwijl de Franse expansie in het laatste derde van de eeuw delen van het graafschap Vlaanderen (Rijsel en Douai, Kassel, Broekburg, Sint-Winoksbergen, Duinkerken, Belle), Henegouwen (Valenciennes, Maubeuge, Avesnes) en Luxemburg (Thionville) opslorpte (1668-1700).
Andere streken, die slechts gedurende een tijdje door de Fransen werden bezet, ontsnapten dan weer tijdelijk aan de bevoegdheid van de Grote Raad. Zo werd het hertogdom Luxemburg in 1684 bij Frankrijk ingelijfd en werd de bevoegdheid van de Grote Raad toen afgeschaft ten voordele van het Franse Parlement van Metz. In 1699 keerden echter de krijgskansen en werd het beroep naar Mechelen hersteld (op de streek rond Thionville na, die, zoals gezegd, definitief bij Frankrijk werd ingelijfd). In de periode 1711-1714 was dan weer een stelsel van wederzijds beroep ingevoerd tussen de Raden van Namen en Luxemburg.
Op het einde van de 18de eeuw werd het bereik van de Grote Raad nog een stuk kleiner doordat ook de Raad van Luxemburg en deze van Doornik en het Doornikse er in slaagden zich aan het gezag van de Grote Raad te onttrekken. De eerste kreeg het statuut van soeverein hof (ordonnantie van 1 augustus 1782). De tweede werd in beroep onderworpen aan de soevereine Raad van Henegouwen (ordonnantie van 22 november 1782).
Toen de Raad van Brabant in juni 1789 door keizer Jozef II werd afgeschaft, werd de Grote Raad opnieuw bevoegd voor het bewuste hertogdom. Deze uitbreiding van het ressort was echter maar van korte duur, want met het uitbreken van de Brabantse Omwenteling (december 1789) werd de Raad van Brabant hersteld.
Op het einde van het Oostenrijks bewind was de territoriale competentie van de Grote Raad gereduceerd tot Vlaanderen, Namen, Oostenrijks Gelre en de heerlijkheid Mechelen. (5)

Organisatie

Tijdens de 15de eeuw en in het begin van de 16de eeuw ondergingen organisatie en samenstelling van de Grote Raad herhaaldelijk veranderingen. Pas na 1559 kwam er op dit vlak meer stabiliteit (ordonnantie van 8 augustus 1559).
De voorzitters stonden in voor de orde en de discipline in de Grote Raad. Zeker tijdens de 18de eeuw hadden ze echter ook een duidelijke politieke functie. Hun belangrijkste opdracht was toen namelijk het vrijwaren van de rechten van de vorst binnen hun ressort.
De raadsheren waren in de eerste plaats belast met het afhandelen van de processen die voor de Grote Raad kwamen. Soms was het nodig, alvorens tot een vonnis te komen, een getuigenverhoor (enquête) te houden of een onderzoek ter plaatse in te stellen. Ook met deze taak werden de raadsheren (als raadsheren-commissarissen) belast. Had men alle benodigde gegevens verzameld, dan maakte één van hen een korte samenvatting van het proces. Aan de hand daarvan nam de Grote Raad een beslissing. Waarschijnlijk gebeurde dat van bij het begin bij meerderheid van stemmen, maar pas in 1559 werd deze regel expliciet bepaald.
Aanvankelijk werden alle processen behandeld in een plenaire vergadering, maar in 1531 werd een systeem ingesteld met twee kamers. Van dan af functioneerden er in de Grote Raad twee kamers naast elkaar, waarin telkens minstens 5 raadsleden zitting hadden. Gewichtige of zeer moeilijke aangelegenheden werden echter nog steeds in verenigde kamers ("les deux chambres réunies") behandeld. In 1627 werd door Filips IV nog een derde kamer gecreëerd. Daarvoor dienden toen ook vijf extra raadsheren te worden benoemd. Deze ingreep werd ingegeven door het grote aantal zaken die behandeld moesten worden, én door de afwezigheid van tal van raadsheren. In 1632 werd de derde kamer echter al terug opgeheven.
Het aantal raadsheren evolueerde doorheen de tijd. In 1473 werden bijvoorbeeld 20 raadsheren en 6 rekestmeesters aangesteld. Bij de afschaffing van het Parlement van Mechelen (1477) werd dat aantal teruggebracht tot 13 raadsheren-rekestmeesters. In 1504 werden dan weer 14, in 1509 en in 1515 15, en in 1531 12 raadsheren aangesteld. Het aantal raadsheren steeg in 1627 tijdelijk tot 19, maar werd kort daarop terug herleid tot 14. Dat aantal werd in de 17de en de 18de eeuw behouden, niettegenstaande het grote verlies aan territoriale bevoegdheid in deze eeuwen. De procureur-generaal werd, ondanks enige betwistingen in de 16de eeuw, tot de raadsheren gerekend.
De griffiers - drie in 1473 en twee vanaf 1522 - hielden de rol bij, woonden de pleidooien bij, notuleerden de zittingen van de raadkamer en hielden diverse registers bij. Verder bestond een belangrijk deel van hun taak uit de redactie van de vonnissen, meer bepaald de "geëxtendeerde" sententies, waarvoor het concept - het zogenaamde dictum - door de raadsheer-rapporteur werd vervaardigd. Meestal lazen zij die geëxtendeerde sententies ook voor in de volledige raad. Zeker is ook dat zij meer dan eens optraden als adjunct van een raadsheer-commissaris.
Sinds 1504 waren ze ook expliciet belast met het innen van de "épices" of rapportgelden die direct na het rapporteren en concluderen van het proces door het hof werden vastgesteld, en door de partijen aan de raadsheer-rapporteur (die echter voor de partijen geheim bleef) moesten worden betaald. Tevens waren ze belast met de zorg voor geldsommen of goederen die tijdens een proces ter griffie werden gedeponeerd. Bovendien maakten de griffiers meestal de taxaties van de proceskosten op.
De griffiers stonden ook in voor (een deel van) het archief van de Grote Raad. Ze hielden namelijk de processtukken bij die door de procureurs ter griffie werden ingediend, en controleerden die dossiers bij ontvangst op hun volledigheid. Voor het beheer van de vele proceszakken werden ze sinds 1559 bijgestaan door een klerk, de garde-sac.
De taak van de secretarissen - een tiental vanaf 1504 - omvatte alles wat met de behandeling van de rekesten te maken had. Daarnaast verzorgden ze de correspondentie van de Grote Raad. Ze traden ook vaak op als adjunct van een raadsheer-commissaris. In dat geval waren ze belast met het notuleren van enquesten, getuigenverhoren en verbalen.
De ontvanger der exploten inde de boeten die door de Grote Raad werden opgelegd, bijvoorbeeld wegens fol of frivol appel en bij afwijzing van proposition d'erreur. Verder incasseerde hij de inkomsten uit de openbare verkoop van geconfisqueerde goederen, evenals de opbrengst van composities die gesloten werden met de overheid, etc. Daarnaast deed de ontvanger der exploten ook allerhande betalingen: leveringen van hout en kaarsen, reparaties, kosten voor het opdragen van missen, dienstreizen in opdracht van de Grote Raad, etc.
De deurwaarders, althans minstens twee van hen, waren aanwezig tijdens de rechtszittingen. Zij bewaakten de orde en het decorum in de rechtszaal. Zij begeleidden de president van de Grote Raad bij aankomst en vertrek, en weerden onbevoegden uit de vergaderzaal. De belangrijkste opdracht van de deurwaarders was echter het dagvaarden van partijen of getuigen, en de executie (de tenuitvoerlegging) van vonnissen en andere mandementen van de Grote Raad. Daarnaast werden hun nog andere taken gegeven, zoals de arrestatie van verdachten, de confiscatie van goederen, het innen van boetes, en de overbrenging of bewaking van gevangenen. Tenslotte konden zij ook bij een getuigenverhoor worden ingeschakeld.
Het aantal "gewone" deurwaarders schommelde tijdens de 15de eeuw een beetje, maar bij de definitieve vestiging van de Grote Raad te Mechelen (1504) werd hun aantal vastgelegd op twaalf. (6) Naast deze ordinarii waren er, vooral buiten de stad, nog veel "buitengewone" deurwaarders (deurwaarders die benoemd werden terwijl er geen vacature was).
De procureurs vertegenwoordigden de partijen in rechte. Ze stonden in voor het (goede) verloop van het proces, en stelden daartoe de noodzakelijke procedurehandelingen. Na de instructiefase van het proces leverde de procureur het dossier van zijn partij in bij de griffie. Op dat moment maakte hij de inventaris op van alle stukken, en ondertekende hij dat document.
Advocaten stonden de partijen bij met juridisch advies en stelden de pleitstukken op (memoriën, advertissementen, reprochen, salvatiën, etc). Zij hielden ook de eigenlijke pleidooien. Geregeld werden zij ook door een raadsheer-commissaris tot adjunct gekozen.
Voor de processen waarin de rechten of de belangen van de vorst (in de ruimste zin van het woord) op het spel stonden, werd aanvankelijk een procureur ad hoc aangetrokken. Ten laatste in 1447 werd er echter een permanente functie van procureur-generaal gecreëerd. In de genoemde (burgerlijke of straf-)zaken vertegenwoordigde hij de vorst.
Door het grote aantal zaken dat de procureur-generaal voerde, werd het al snel nodig een substituut procureur-generaal in het leven te roepen. Deze had als taak de procureur-generaal bij te staan en hem bij afwezigheid te vervangen. Vanaf 1465 was de functie van substituut quasi permanent.
De procureur-generaal was slechts de vertegenwoordiger van de vorst. Hij was niet zijn advocaat. In de periode van het Parlement van Mechelen (1473-1477) en opnieuw vanaf 1531 werd deze laatste functie vervuld door de advocaat-fiscaal. De "advocaat van de vorst" moest enerzijds advies en bijstand verlenen aan de procureur-generaal, en was anderzijds belast met het opstellen van de pleitstukken en het houden van de pleidooien.

Burgerlijke procedure

De verschillende technieken waardoor een zaak voor de Grote Raad kon worden gebracht - eerste en laatste aanleg, evocatie, reformatie en hoger beroep - vonden in de rechtspleging hun weerslag in twee soorten van procedure. Namelijk de procedure voor zaken van eerste en laatste aanleg, die ook gebruikt werd voor zaken in evocatie en zaken in reformatie, en daartegenover de procedure in beroep, die strikt beperkt bleef tot de echte beroepszaken.

Eerste instantie: de rol

In eerste aanleg begon de procedure met een eenzijdig verzoekschrift (rekest van venue en cour), waarin gevraagd werd de tegenpartij te bevelen datgene te doen (of te laten) waarop de verzoeker recht meende te hebben. Dat rekest werd ingediend bij een secretaris, die het doorgaf aan de president. Op zijn beurt gaf die het rekest ter behandeling door aan een raadsheer-rekestmeester. Deze laatste onderzocht of de eis die in het rekest werd geformuleerd door de Grote Raad behandeld kon worden. Hij apostilleerde het rekest en bezorgde het vervolgens terug aan de secretaris.
Daarop volgde een mandement aan een deurwaarder, met de opdracht de eis te betekenen aan de tegenpartij en deze voor de Grote Raad te dagvaarden indien zij er niet wilde op ingaan (lettres de commission). Van de dagvaarding werd een verslag opgesteld.
Door presentatie van de partijen (of hun procureurs) werd de zaak op de rol ingeschreven. Daarop moest de eiser (demandeur) zijn eis formuleren, en kreeg de verweerder (défendeur) de gelegenheid hierop te antwoorden. Desgevallend kon deze laatste een tegeneis indienen.
Na de mondelinge pleidooien nam het Hof een beschikking (appointement dispositif) waarin aan beide partijen bevolen werd hun eisen en argumenten schriftelijk te bevestigen, hun bewijsstukken voor te leggen, en hun pleitstukken (memoriën of advertissement) in te dienen (acte dispositif).
Het eigenlijke onderzoek (enquête) werd gevoerd door raadsheren-commissarissen die daarvoor door de rechtbank werden aangesteld. Om de betwiste elementen vast te stellen, werd voor elk van een door een partij aangevoerd feit of argument aan de tegenpartij gevraagd het feit te aanvaarden of te ontkennen (procedure per verbum credit vel non credit). De partijen moesten zelf hun bewijsmiddelen aanvoeren. Het indienen van bepaalde bewijsstukken en de oproeping van bepaalde getuigen konden door de tegenpartij betwist worden, hetgeen aanleiding gaf tot nieuwe pleitstukken (e.g. reprochen of contreditz, waarop gerepliceerd kon worden door salvatiën). Soms moesten de commissarissen een reis ondernemen om ter plaatse tot onderzoeksdaden over te gaan.
Wanneer het onderzoek afgesloten was, werden alle processtukken in aanwezigheid van alle partijen (of hun vertegenwoordigers) geïnventariseerd, hetzij ten overstaan van de raadsheren-commissarissen, hetzij op de griffie. Daartoe stak elke partij haar stukken in een juten of linnen zak, waarop een perkamenten etiket (evangelie) werd genaaid met de vermelding van de procespartijen. Daarop leverden alle partijen hun zak(ken) in op de griffie (i.e. furneren).
Door de conclusie in rechte vroegen beide partijen de Grote Raad vervolgens "recht te spreken".
Daartoe stelde de president een raadsheer-rapporteur aan (i.e. distribueren), die de zaak bestudeerde en op basis van het dossier een verslag opstelde. Als het verslag het toeliet, werd over de zaak in vergadering beraadslaagd. Het vonnis werd in openbare rechtszitting uitgesproken.

Eerste instantie: procedure voor commissarissen

De procedure voor commissarissen is bij de huidige stand van het onderzoek nog lang niet helemaal uitgeklaard. Daarbij verschenen de partijen of hun vertegenwoordigers voor de raadsheer-commissaris. Zij zetten mondeling hun standpunten uiteen, produceerden documenten (die gemarkeerd werden als "geëxhibeerd ten verbale" - exhibé au verbal) en wachtten vervolgens op de beschikking. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat een zaak op de rol kon beginnen, om vervolgens naar commissarissen te worden verwezen, en eventueel weer terug op de rol kon worden gebracht.

Eerste instantie: de communicatoire procedure ("differenten")

Deze zaken startten eveneens met een rekest. Anders dan bij de processen op de rol bevatte de apostille op het rekest hier echter geen dagvaarding maar een opdracht om het rekest te tonen aan de tegenpartij ("soit [icelle requeste] monstrée à partie"), en het antwoord af te wachten. Daarop werd als het ware geprocedeerd per post (via de rekestmeesters), waarbij de stukken (antwoord, repliek, dupliek, tripliek, etc.) over en weer werden gezonden. De partijen verschenen dus niet voor het hof, en werden ook niet met elkaar geconfronteerd.
Wanneer de zaak voldoende ingeleid was, werd het dossier overgemaakt aan de president die een raadsheer-rapporteur aanstelde. Deze laatste bracht dan verslag uit voor de gehele raadkamer.
Deze procedure is in de stukken gemakkelijk te herkennen omdat de partijen er systematisch suppliant en rescribent heten, terwijl de zaken zelf dus als differenten ("différents") worden betiteld.

De procedure in beroep

Bij beroepen tegen vonnissen werd door de Grote Raad een onderscheid gemaakt tussen de beroepen tegen de zogenaamde processen bij geschrifte (proces par escript) en de beroepen tegen vonnissen die geen processen bij geschrifte waren. In het eerste geval werd de klassieke beroepsprocedure gebruikt. In het tweede geval werden de beroepen behandeld alsof het ging om zaken in eerste aanleg, en dus volgens de procedure van eerste aanleg.
Wanneer ging het nu om een proces bij geschrifte? Indien het proces in de voorgaande instantie(s) niet schriftelijk geïnstrueerd was, was er uiteraard geen schriftelijk dossier. Bijgevolg diende de zaak - volgens de procedure van eerste aanleg - ten gronde te worden hernomen voor de Grote Raad. Indien het proces in de voorgaande instantie(s) wél schriftelijk geïnstrueerd was (met inbegrip van een appointement dispositif (waarbij aan de partijen bevolen was schrifturen neer te leggen), en van een acte de conclusion waarin partijen verklaarden dat de zaak voor hen voldongen was en ze zich verlieten op de rechter voor een uitspraak), dan moest de Grote Raad nog uitdrukkelijk beslissen of het proces ontvangen zou worden als een proces par escript of niet. De bedoelde beslissing werd genomen na de pleidooien.
Indien de vorige instantie niet als een proces bij geschrifte werd ontvangen, dan werd de zaak zelf opnieuw behandeld (volgens de procedure van eerste aanleg). Indien de Grote Raad besliste dat een beroep tegen een vonnis wél ontvangen werd als een proces bij geschrifte, dan moest het dossier van het proces voor de lagere rechters overgebracht worden naar Mechelen. De Grote Raad oordeelde dan op grond van dit dossier (ex eisdem actis) of het vonnis van de geappelleerde rechter al dan niet correct was (an bene vel male iudicatum), zonder dat nog nieuwe feiten of bewijsmiddelen mochten worden aangebracht. Van oorsprong was het beroep immers een geschil tussen de appellant en de rechters in voorgaande instantie - geappelleerden of gedaagden (appelés of adjournés) - die gedagvaard werden om hun vonnis voor de Grote Raad te komen verdedigen.
De voornaamste procedurehandelingen in beroep, wanneer het ging om een proces bij geschrifte, worden hieronder beschreven. Telkens wordt daarbij ook hun "archivalische neerslag" vermeld, opdat onderzoekers de bewuste stukken des te gemakkelijker zouden herkennen in hun procesdossiers, en sneller verbanden zouden kunnen leggen met de registers uit het kernarchief. Daarbij wordt voorzichtigheidshalve nog opgemerkt dat de huidige stand van het onderzoek niet toelaat om alle vragen betreffende de procedure te beantwoorden.

Instellen van een zaak
Wie zich door een beslissing van een rechtbank benadeeld voelde, mocht daartegen beroep aantekenen. Ofwel deed men dat onmiddellijk na de uitspraak van het vonnis, ofwel binnen de tien dagen. Het instellen van appel gebeurde bij de Grote Raad door het indienen van een rekest vanwege de appellant. Dat rekest was steeds gericht aan de vorst, en bevatte (naast de beknopte uiteenzetting van wat was voorafgegaan) een klacht tegen het vonnis en vervolgens een verzoek om een adequate beschikking. Het rekest werd overgemaakt aan de president, die het ter behandeling doorgaf aan een raadsheer-rekestmeester. De beschikking werd onderaan geapostilleerd en linksboven in de kantlijn nog eens gekopieerd.
Het volstond niet het beroep gewoon aan te tekenen. Men moest het ook formeel verheffen of releveren, en executeren of betekenen aan de tegenpartij en de rechter(s) in lagere instantie. Dat alles moest gebeuren binnen de drie maanden na de appellatie. Bovendien moest ook de eerste procesdag binnen deze termijn vallen. Concreet betekende dit in de eerste plaats dat er open brieven van (verhef van) appel (lettres patentes de relief d'appel) moesten worden uitgevaardigd. Deze brieven werden door een secretaris op perkament geschreven, en waren, in naam van de vorst, gericht au premier huissier ou sergeant d'armes sur ce requis. Gewapend met de open brieven betekende de bewuste deurwaarder vervolgens het bevel dat er in vervat was (mandement tot dagvaarding in beroep). Dit hield in dat de rechters a quo gedagvaard werden als geappelleerden (appelez, adjournez) om hun vonnis te komen verdedigen, en dat de tegenpartij - die de zaak in eerste aanleg had gewonnen - werd geïntimeerd. Dat laatste betekende dat de tegenpartij op de vastgestelde dag voor de Grote Raad mocht verschijnen als het haar raadzaam leek. Hoewel zij daar dus niet toe verplicht was, stond menige tegenpartij in het beroepsproces tegenover de appelant(en).
Indien de appellant verzuimde zijn beroep te verheffen, dan kon de tegenpartij het initiatief nemen en door middel van een rekest vragen het beroep verlaten te verklaren (acte de congé de court), of de nalatige appellant te dagvaarden (lettres patentes en matière d'anticipation). Verkreeg zij brieven van anticipatie, dan verwisselden de partijen van plaats: de geïnthimeerde - impétrant en matière d'anticipation - werd eiser, en de appellant - anticipé - werd verweerder.

Dagvaarding
Ten behoeve van het hof stelden de deurwaarders korte verslagen op over hun tussenkomst. In de bundel van de appellant steken de originele open brieven van appel met daaraan vastgehecht de deurwaardersexploten, die doorgaans op papier zijn geschreven. In de bundel van de geïntimeerde steekt meestal een (ingekorte) kopie van beide.

Presentatie/Verstek
Als de appellant niet verscheen op de vastgestelde dag, dan werd het beroep verlaten verklaard. De geappelleerde kreeg dan "oorlof van hove" (acte de congé de court), en de verstek gevende appellant zag zich veroordeeld tot een boete voor fol appel en tot de kosten. Het vonnis a quo werd in dat geval tevens bevestigd.
Als de geappelleerde of de geïntimeerde niet verscheen op de vastgestelde dag, dan werd overgegaan tot herdaging, en werd de procedure voortgezet.

Instructie/Pleidooien
Als de partijen wel verschenen op de vastgestelde dag, dan begonnen de pleidooien. Daarbij waren de partijen in de regel vertegenwoordigd door hun respectieve procureurs, die hun procuratie ter griffie neerlegden. De pleidooien of rolzittingen werden voorgezeten door één of twee raadsheren-rekestmeesters.
Vooraleer van wal te steken, werd van de appellant nog een borgstelling gevraagd voor het geval zijn appel onontvankelijk of ongegrond zou worden verklaard (en hij dus veroordeeld zou worden tot de boete voor fol appel).
De appellant diende vervolgens de open brieven van (verhef van) appel voor te leggen, evenals de dagvaarding met het exploot van de deurwaarder, en het vonnis a quo (of een kopie ervan). Wat dat laatste betreft, nam men vaak genoegen met een kopie van het dictum (de beknopte tekst van het vonnis).
Daarop zette (de advocaat van) de appellant zijn grieven uiteen en concludeerde hij dat het vonnis a quo "quaet ende abusivelijck" was gewezen en zijn appel dus terecht was. Deze uiteenzetting noemde men de ramenee à fait (acte de griefs, acte de ramené à fait). De tegenpartij beweerde natuurlijk het tegenovergestelde en concludeerde dat het beroep ongegrond was (acte de réponse). De expedities van de procedurehandelingen (die in het dossier terechtkwamen) zijn gemakkelijk herkenbaar omdat ze doorgaans op perkament van klein formaat werden geschreven. Zij bevatten naast het verslag van de handelingen telkens een beschikking over hoe er verder moest geprocedeerd worden.
De pleidooien bleven soms beperkt tot de twee noodzakelijke elementen - eis en antwoord - maar soms kwam er een repliek van de appellant en een dupliek van de tegenpartij aan te pas, een tripliek en een quadrupliek, enzovoort.
Na de pleidooien en het eventueel uitwisselen van stukken besliste de Grote Raad bij tussenvonnis (appointement dispositif vervat in een acte dispositif) uitdrukkelijk of het proces in kwestie ontvangen zou worden als proces bij geschrifte. Bij dit tussenvonnis werd de partijen ook altijd toegelaten een korte memorie aan het dossier toe te voegen.
Bij akte van conclusie (acte de conclusion en cause) verklaarden de partijen vervolgens dat de zaak voldongen was.
Indien het proces ontvangen werd als een proces bij geschrifte, dan moesten (zoals reeds gezegd) de dossiers uit de lagere rechtbank overkomen naar Mechelen. Daarvoor beschikte de appellant over een termijn van twee weken, een maand of zes weken, afhankelijk van de afstand die moest worden afgelegd. Deze termijn ging in op de eerste procesdag.

Furneren
Nadat de rolprocedure was beëindigd, kon men overgaan tot het inleveren van de stukken. Dit moest gebeuren in juten of linnen zakken, die aan de griffier werden overhandigd. De procureur diende een inventaris op te maken van de aanwezige bescheiden, en deze inventaris te ondertekenen. Nadat de ene partij gefurneerd had, werd de procureur van de andere partij gesommeerd hetzelfde te doen. Indien de in de zak aanwezige stukken niet perfect overeenstemden met de dossierinventaris, dan mocht de griffier de zak niet aanvaarden. Indien dit wél het geval was, dan werd op de zak een perkamenten etiket genaaid waarop de namen van de partijen en hun procureurs werden aangebracht.

Vonnis (7)
De procedure in beroep (op basis van een proces bij geschrifte) kende geen enquête of onderzoek, omdat dit in eerste aanleg meestal reeds had plaatsgevonden. Na de pleidooien kon men dan ook onmiddellijk beginnen met de "visitatie" van het proces. Door de president van de Grote Raad werd daarvoor een raadsheer-rapporteur aangesteld, die belast werd met de voorbereiding van de beraadslaging. Hij onderzocht de zaak (en het procesdossier) grondig, maakte een samenvatting van de ingeleverde stukken met de voornaamste argumenten van beide partijen, en schreef een ontwerp van uitspraak.
Over de uitspraak werd vervolgens door de voltallige raadkamer gedelibereerd.
Na de conclusie van het proces schreef de raadsheer-rapporteur het dictum - een beknopte versie van het vonnis. Dat dictum werd vervolgens aan de griffiers bezorgd, die op basis daarvan en van de stukken in de procesbundel - indien de partijen daarom verzochten (8) - een geëxtendeerd vonnis op perkament konden opstellen en afleveren. Deze geëxtentedeerde sententiën bevatten de precieze aanduiding van de partijen, de reconstructie van de hele rechtsgang (inclusief voor lagere instanties), de weergave van de (belangrijkste) argumenten en tegenargumenten, en het vonnis. Een motivering van de uitspraak bevatten ze echter niet, want de Grote Raad hield de overwegingen die zijn beslissing bepaalden voor zich.
In het vonnis werden meteen ook de proceskosten geregeld. Indien het beroep uiteindelijk ongegrond werd verklaard of afgewezen, dan werd de appellant niet alleen veroordeeld tot de kosten van het proces, maar ook tot de boete wegens fol appel.
Uiteraard werden alle sententies uitgesproken in naam van de vorst.

Revisie

Revisie (of proposition d'erreur) was een techniek die onder bepaalde voorwaarden kon worden ingeroepen bij betwisting van een uitspraak van de Grote Raad zelf.
Een rekest voor het opstarten van de procedure in revisie moest door de verliezende partij worden ingediend binnen de twee jaar die volgden op de uitspraak. Het rekest in kwestie was steeds gericht aan de vorst, en kon zowel bij de Grote Raad als bij de Geheime Raad worden ingediend. Het moest altijd de erreurs proposées vermelden.
Daarop verkreeg de eiser patentbrieven waarmee hij de tegenpartij kon dagen. Ook deze dagvaarding moest gebeuren binnen de twee jaar die volgden op de uitspraak.
Op de vastgestelde dag moest de eiser een som ter griffie consigneren, voor het geval de revisie ongegrond werd bevonden. Vervolgens begonnen de pleidooien.
Wanneer de pleidooien afgerond waren en het Hof de debatten afsloot, werden beide partijen uitgenodigd een korte mémoire in te dienen (zoals dat gebeurde in de beroepsprocedure).
Daarop werd het college dat een oordeel moest vellen, uitgebreid. Aan de raadsheren van de Grote Raad werden namelijk juristen toegevoegd die verbonden waren aan andere instellingen. De vorst reserveerde zich de keuze van de toegevoegde raadsheren, alsook hun aantal (12 tot 14). Indien dit uitgebreid college dat nodig vond, kon het nog bijkomende enquêtes vragen (alvorens te oordelen).
Zoals bij de andere procedures vroeg vervolgens minstens één van beide partijen dat er recht werd gesproken. Daarbij kon het oorspronkelijk vonnis worden bevestigd, gecorrigeerd of gherenverseert ende verandert.

Archief

Geschiedenis

Tijdens de dynamische fase werd het archief van de Grote Raad grotendeels bewaard in de griffie. Ook de zolder van het paleis werd gebruikt om archief op te slaan. Van hangende en zelfs van gevonniste zaken berustten bovendien vaak bescheiden ten huize van raadsheren, griffiers, procureurs en advocaten.
De lotgevallen van de instelling hadden steeds gevolgen voor het archief. Zo werd in de memorialen opgetekend dat het archief in veiligheid moest worden gebracht tijdens de Spaanse Furie (de plundering van de stad door de troepen van Alva, in 1572). Uiteraard verhuisde het archief in 1616 mee met de instelling van het Oud naar het Nieuw Paleis. Anderhalve eeuw later, toen Mechelen tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog door de Fransen werd ingenomen, besliste koning Lodewijk XV dan weer een heel pak archieven over te brengen naar het Parlement van Vlaanderen. De meeste van die bescheiden keerden op het einde van de oorlog (in 1749) echter al naar Mechelen terug. In 1769-70 volgde naar aanleiding van de Convention des limites nog een deel.
Nadat de Zuidelijke Nederlanden in 1794 bij Frankrijk waren ingelijfd, beslisten enkele raadsheren met de voornaamste archieven van de Grote Raad uit te wijken naar het keizerrijk. Daar zetten ze hun activiteiten nog enige tijd voort. Toen hun instelling met het verdrag van Campo Formio definitief werd afgeschaft (17 oktober 1797), besloten ze de archieven naar Wenen door te sturen. Toen de Fransen Wenen in 1809 veroverden troffen ze die daar aan. Via Straatsburg werden de bedoelde archieven naar Parijs gevoerd (1809-1810). In uitvoering van beide Verdragen van Parijs werden de stukken die ons hier interesseren in 1814 en 1815 dan weer aangeslagen en naar Brussel gebracht. Ze werden eerst ondergebracht in het gebouw van de Rekenkamer (1815-1820), vervolgens in het justitiepaleis, destijds de zetel van het rijksarchief (1822-23).
Het grootste deel van het archief van de Grote Raad was in 1794 echter te Mechelen achtergebleven. Dat deel werd in 1827 per schip overgebracht naar Brussel waar het in de griffie van het Hoog Gerechtshof werd gedeponeerd (besluit van 24 september 1826). Hoewel vijf jaar later werd bepaald dat "toute la partie des archives des anciennes cours supérieures de justice qui ne concernait pas des procédures en matière d'intérêt privé, serait réunie aux archives de l'Etat" is daar toen in de praktijk niets van in huis gekomen. Pas toen de regering in 1858 besliste dat de archieven van de rechtscolleges van het ancien régime aan het Rijksarchief moesten worden overgedragen, kwam dit deel van het archief van de Grote Raad in het Rijksarchief terecht (20 mei 1859). Beide delen van het archief van de instelling zijn sindsdien terug verenigd.
Toen de "ontelbare" procesdossiers in 1859 in chaotische toestand naar het Rijksarchief werden overgebracht, gebeurde dat zonder lijst of inventaris. Henri-Felix D'Hoop werd belast met het klasseren van de zakken en omslagen in kwestie. Snel legde hij enerzijds een reeks "Processen in Eerste Aanleg" aan; anderzijds klasseerde hij de dossiers van de beroepszaken volgens de provincie waartoe ze behoorden (1863).

Inhoud

De 500 artikels van deze reeks hebben betrekking op de periode 1457-1511.
Als partij treft men in deze dossiers zowat iedereen aan: mannen en vrouwen, individuen en gemeenschappen of corporaties ("de inwoners van", "het beenhouwersambacht van"), leken en geestelijken, hoog- en laaggeborenen, particulieren en ambtenaren, hospitalen, Statenvergaderingen, steden en dorpen... Geregeld treedt ook de procureur-generaal van de Grote Raad (als gevoegde) op.
De partijen zijn afkomstig uit alle gewesten die in de betrokken periode tot het ressort van de Grote Raad behoorden. Tevens kunnen enkele handelaars uit Engeland, Spanje, Frankrijk (Lyon), het latere Italië (Genua, Lucca, Firenze) en Duitsland (Frankfurt, Lübeck) worden gesignaleerd.
Het merendeel van de dossiers heeft betrekking op geldzaken (ongeveer 55%). Meest van al komen in deze categorie geschillen voor aangaande belastingen. Tolgelden, bedijkingskosten, bijdragen aan de bede, taksen op verbruiksgoederen enzovoort worden massaal betwist. Verder vormt de betaling van renten, cijns en tienden een groot probleem. Evenals het vereffenen van schulden (waaronder ook het betalen van salarissen en het vergoeden van schade). Bezit en beheer van goederen allerhande zorgt ook voor menig geschil. In mindere mate komen dan weer dossiers voor in verband met nalatenschappen en transacties.
Een tweede - kleinere - categorie dossiers handelt over macht (ongeveer 20%). Daarin komen jurisdictieconflicten aan bod en geschillen omtrent benoemingen (ambten, prebenden). Ook ordonnanties, edicten en privileges (bijvoorbeeld van ambachten) - geboden en verboden - worden wel eens betwist.
Verder betreft een derde categorie dossiers het aantekenen van verzet tegen de verlening van open brieven door en/of de tenuitvoerlegging van een vonnis van de Grote Raad (10%).
Enkele willige condemnaties (2%) vervolledigen samen met criminele voorwerpen als moord, doodslag, bedreiging, belediging, slagen, verwondingen, afpersing en valsheid in geschrifte (2%) en dossiers omtrent opstanden (1%) de reeks.
Van een laatste tiende van het geheel kon het voorwerp niet worden bepaald.
Voor alle duidelijkheid willen we er hier graag nog even op wijzen dat de procesdossiers uit deze vroege periode in het bestaan van de Grote Raad slechts sporadisch bewaard zijn. Bovendien zijn zij slechts bij uitzonderling volledig. Toch zijn de gegevens die ze bevatten kostbaar. Ze maken het immers niet alleen mogelijk de procedure op de voet te volgen. Maar verschaffen ook inlichtingen die de betwistingen dikwijls in de volle levenswerkelijkheid laten zien.

Taal en schrift van de documenten

De voertaal van de Grote Raad was het Frans. De documenten gevormd door de instelling zelf werden in die taal geredigeerd. Datzelfde geldt voor de apostilles die op processtukken werden aangebracht.
Sedert het Groot Privilege van 1477 werd tijdens een proces de taal van de partijen gebruikt: Frans, Nederlands of Duits. Wanneer die niet dezelfde taal spraken, werd de taal van de verweerder gekozen.

Selecties en vernietigingen

Voor de hedendaagse periode is geen enkele selectie of vernietiging van archief bekend.
Tijdens de tweede helft van de 19de eeuw werden echter bijna alle processen uit de zakken gehaald. Bij die operatie werden heel wat opgenaaide etiketten vernietigd. Andere werden evenwel losgemaakt en in de portefeuilles met de bijhorende stukken gestoken.

Ordening

De dossiers in deze reeks zijn chronologisch geordend.
Alle beschrijvingen zijn gemaakt volgens een schema, dat ook andere collega's belast met het ontsluiten van procesdossiers hanteren: (9)

[Inventarisnummer] [Partij 1] tegen [Partij 2]
[Voorwerp van het geschil]
[Uiterste data] [materiële vorm]
[Opmerkingen]

De identificatie van de partijen gebeurt in principe op basis van de dossierinventaris die bij het furneren werd gedeponeerd bij de griffie van de Grote Raad, en op basis van het etiket dat de griffier dan op de proceszak naaide. Verder - en dan zeker wanneer beide genoemde documenten ontbreken - stoelt zij op de "akten van het Hof", die het verloop van het proces documenteren. De keuze daarvoor (eerder dan voor stukken die de partijen of hun advocaten indienden) moet de identificatie van de partijen in het kernarchief van de Grote Raad vergemakkelijken.
De identificatie van personen blijft doorgaans beperkt tot hun naam en voornaam. Wanneer verschillende schrijfwijzen daarvan onderling te sterk afwijken, worden (tussen haakjes) andere versies toegevoegd. Indien van toepassing wordt de adellijke titel meegegeven. In de mate van het mogelijke wordt tevens de functie of het ambt van individuen vermeld, alsook de band die ze hebben met andere personen betrokken bij het proces (b.v. vader van, weduwe van).
Voor partijen die uit meerdere personen bestaan wordt de identificatie van de voornaamste gevolgd door de afkorting "c.s." (cum suis).
Plaatsnamen werden geactualiseerd.
Het voorwerp van het geschil wordt summier weergegeven. Vaak betreft het slechts een aanwijzing. Bij gebrek aan uitspraken en op basis van vaak onvolledige dossiers is het inderdaad moeilijk systematisch te preciseren waarover een geschil handelde. Vooral "advertissementen" en verzoekschriften hebben gediend om het voorwerp te bepalen. Wanneer dit onmogelijk kon gebeuren, bevat de beschrijving de omschrijving "Onbekend".
De data hebben betrekking op de aanwezige stukken. Ze geven met andere woorden slechts een aanwijzing voor de datering van het eigenlijke proces. Zonder evangelie of verzoekschrift kan niet exact worden bepaald wanneer dat gestart is. Zonder uitspraak kan het einde ervan evenmin precies vastgesteld worden.
De materiële vorm van de beschreven dossiers volgt de terminologie van het Belgische Rijksarchief. Concreet zijn drie vormen mogelijk: 1° van 1 tot 3 stukken; 2° een omslag (met maximale dikte van 2 cm) en 3° een pak (met een dikte tussen 2 en 11 cm).
Indien speciale stukken (zoals tekeningen, briefwisseling enzovoort) aanwezig zijn, worden die apart vermeld.
Soms is enige bijkomende uitleg nodig. Die wordt dan in de opmerking gegeven.

Voorwaarden voor de raadpleging

Het archief van de Grote Raad voor de Nederlanden te Mechelen is openbaar. De raadpleging ervan is vrij.

Voorwaarden voor de reproductie

Reproducties kunnen bekomen worden tegen de voorwaarden en tarieven van het Belgische Rijksarchief.

Aanwijzingen voor het gebruik

De dossiers behorend tot deze reeks zijn afzonderlijke eenheden. Ze staan elk op zich, ook al staat het vorsers vrij thematisch verbonden dossiers samen te bestuderen.
Tal van dossiers zijn onvolledig. Enerzijds zijn delen van dossiers in de loop der tijd verloren gegaan. Anderzijds hebben partijen na afloop van hun zaak delen van hun dossier meegenomen. Bijgevolg is de documentaire waarde ervan ongelijk.
Het weze herhaald dat de uitspraak nooit deel uitmaakt van een procesdossier. Ze dient gezocht te worden in het kernarchief van de Grote Raad; op voorwaarde, uiteraard, dat de zaak volledig afgehandeld is geworden.
Als de documenten van beide partijen aanwezig zijn, wordt eerst de bundel van de eiser en daarna die van de verweerder gepresenteerd.
In de mate van het mogelijke is de oorspronkelijke orde binnen die bundels hersteld. Idealiter komt eerst de dossierinventaris. Die vermeldt de twee partijen met hun juridische kwaliteit. Verder bevat die een beknopte beschrijving van alle gefurneerde stukken. Die beschrijvingen worden gevolgd door letters (A, B, C2, D6, ...) die eveneens op de rug van de bewuste stukken staan. Omvangrijke dossiers bevatten meerdere dossierinventarissen. Als het evangelie is bewaard, volgt dit de inventaris. Daarop volgen dan de (bewaarde) stukken in alfabetische volgorde. Geliasseerde stukken liggen in omgekeerde alfabetische volgorde voor. Al wat het verloop van een proces nà het furneren betreft, dient gezocht te worden in het kernarchief van de instelling.

Bibliografie

Een bibliografie met betrekking tot de Grote Raad is opgenomen in: LEYDER D., Les archives du Grand Conseil des Pays-Bas à Malines (vers 1445-1797). Guide, Brussel, 2010.

Beschrijvingsbeheer

De eerste die met deze reeks aan de slag is gegaan, is Emile Van der Mynsbrugge. Tussen 1904 en 1914 realiseerde hij, in het Frans, duizenden summiere en meer dan driehonderd uitvoerige beschrijvingen. (10) Met de hulp van zijn broer Ferdinand bracht Joseph Lefèvre Van der Mynsbrugges summiere beschrijvingen - bevattende de naam van de partijen en een datum - vóór 1958 op steekkaart. (11) Die informatie werd in een later stadium ook in getypte vorm aangeboden in de leeszaal (A 138-1 & A 138-2).
Vanaf de jaren 1960 heeft een Belgisch-Nederlands team, parallel met een chronologische lijst van de sententiën van de Grote Raad, een chronologische lijst procesdossiers samengesteld over de jaren 1457-1580. Daarvoor werden die dossiers theoretisch uit verschillende reeksen van het bestand geplukt. (12) Voor ieder dossier werden de namen en juridische kwaliteit van de partijen, alsook de datum en de plaats opgetekend. Verder werd de eis in rechte beknopt beschreven. De bedoelde lijsten werden uitgegeven in: DE SMIDT J.Th., STRUBBE E.I., VAN ROMPAEY J. e.a. (eds.), Chronologische lijsten van de geëxtendeerde Sententiën berustende in het archief van de Grote Raad van Mechelen, 6 dln., Brussel, 1966-1988. In de voorliggende inventaris wordt systematisch verwezen naar de beknopte beschrijvingen van de dossiers die (ook toen al) tot de reeks Eerste Aanleg behoorden/behoren. De bedoelde beschrijvingen werden nagekeken, waar nodig gecorrigeerd, gevalideerd en vooral vervolledigd. Voor de Noord-Nederlandse dossiers werd daarbij dankbaar gebruik gemaakt van de inventarissen van A.H. Huussen. (13)
Michel Oosterbosch, die kort voor de milleniumwisseling verantwoordelijk werd voor het archief van de Grote Raad, heeft het gros van de definitieve beschrijvingen in deze inventaris voor zijn rekening genomen. Tegelijk heeft hij de reeks Eerste Aanleg aanzienlijk uitgebreid met dossiers die hij in andere reeksen aantrof.
Dirk Leyder werd in 2010 belast met het archief van de Grote Raad. Hij heeft het werk dat zijn voorganger reeds aan de reeks Procesdossiers in Eerste Aanleg had besteed tijdens de eerste helft van 2025 afgemaakt en de publicatie ervan verzorgd. Zo heeft hij de "nieuwe" dossiers in de reeks geïntegreerd en ze na chronologische ordening van een nieuw inventarisnummer voorzien. Verder heeft hij de concordantie tussen de oude en de nieuwe nummering opgesteld alsook de indices van deze inventaris. Tot slot heeft hij ingestaan voor de materiële zorg van de definitief beschreven procesdossiers.
De redactie van deze inventaris is gebeurd volgens de richtlijnen die sinds 2012 in het Rijksarchief bestaan. Deze zijn gebaseerd op de ISAD(G)-standaard.

Concordans Nieuw -> Oud

Concordans Nieuw -> Oud

Concordans Oud -> Nieuw

Concordans Oud -> Nieuw

Index op persoonsplaatsnamen

Index op persoonsplaatsnamen

Index op plaatsnamen

Index op plaatsnamen

1De magistraat van Ronse, Collart de le Haghe en Lodewijc Rose, c.s., inwoners van Ronse (eisers) met de procureur-generaal als gevoegde c. Josine Pierins, vrouwe van het hospitaal van Ronse (verweerster). Gronden beneden de waarde in cijns gegeven. 1457.1 omslag
2De magistraat van Sluis (eiser) met de procureur-generaal van Vlaanderen namens de pachters van de tol van Sluis als gevoegde c. De magistraat van Brugge en Jaques Honin, waterbaljuw van Sluis (verweerders). Tolrechten te Sluis; stapelrecht van Brugge; schadevergoeding; verzet tegen uitvoering van vonnis van 1441. 1457.1 omslag
3De erfgenamen van Gautier Bessem en Machtelt vander Staye (supplianten) c. Henri Tombat, priester, Jehan Elselare en Pietre de Aken, testamentarissen van Machtelt vander Staye (gedaagden). Testamenten; nalatenschap. 1461.2 stukken
4Guillaume Denis (suppliant) c. Pierre Warlois (gedaagde). Renten te Heist; procedure. 1462.1 stuk
5De afgevaardigden van de steden van Holland (juridische kwaliteit ongekend) c. De afgevaardigden van Utrecht (juridische kwaliteit ongekend). Inwoners van Holland vrijgesteld van betaling van "mergenghelt" te Utrecht. 1463.2 stukken
6Rouland Lescripvain (ook: Roelant de Scrivere), deken van Sint-Donaas te Brugge, raadsheer en geneesheer van de hertog van Bourgondië, c.s. (eisers) c. De magistraat van Sluis (verweerder, impetrant van brieven van respijt). Geappelleerde lijfrenten op de stad Sluis; proceskosten. 1463-1466.1 omslag
7Ridder Phelippe Vilain (impetrant en eiser) c. Marguerite de Croy, zijn vrouw, weduwe van Henry de Montfort (opposante en verweerster). Beheer van de huwelijksgoederen van de verweerster, die ontkent gehuwd te zijn. 1465-1468.1 omslag
8De magistraat van Antwerpen (eiser) c. De procureur-generaal en de pachters van de tol van Iersekeroord en Geervliet (verweerders). Vrijdom van tol van Iersekeroord (op de Honte). 1466-1467.1 pak
9Jehan de Deckere, poorter van Antwerpen (eiser) c. Jaques Damasz., gewezen schout van Dordrecht (verweerder). Teruggave van gestolen juwelen, in beslag genomen door schout; komen goederen van een gearresteerde dief aan de overheid? 1466-1475.1 omslag
10Jacotin de Bacy (impetrant) met de procureur-generaal als gevoegde c. De abdij van Waasten (opposante en gedaagde) met Jehan de Luxembourg, graaf van Marle, heer van Waasten, als gevoegde. Verzet tegen prebende (abdijbrood; "pain et pitance") in de abdij van Waasten, toegekend aan Jacotin de Bacy. z.d. [vóór 1467?]1 stuk
11Cornelis f. Jans, schipper, uit Bergen op Zoom, mede namens Claeys f. Wouters uit Amsterdam en Jan Bolle, reders (juridische kwaliteit ongekend) c. Maertin Hunin, waterbaljuw van Sluis, en Triestram Jansz. (juridische kwaliteit ongekend). Zeeroverij door Spanjaarden. 1467.1 stuk
12De Raad van de Engelse Natie te Brugge (juridische kwaliteit ongekend) c. Pietre Dalday en Jean Ynyges, kooplui uit Spanje (juridische kwaliteit ongekend). Schadevergoeding voor gekaapt schip. 1467.1 stuk
13Guillame Poincet, helper van de juwelenbewaarder van de hertog (eiser) c. De inwoners van Hulst (verweerders). Benoeming tot graanmeter van Hulst. 1467-1470.1 omslag
14Jacques Dorie, koopman uit Genua, te Brugge (eiser) c. Olivier de Haze en Lymaen Kenybbe, voogden van de kinderen van Bonnore du Caret dit Olivier en Jehenne Kenybbe (verweerders). Gerechtelijke verkoop van de onroerende goederen van Bonnore du Carret. z.d. [1467-1473].1 stuk
15Jehan de Rodigues (eiser) c. De magistraat van Ieper (verweerder). Bier- en wijnaccijns. z.d. [1467-1473].1 stuk
16Phelippe de Bourbon (eiser voor de wet van Barry, impetrant van evocatie) c. De hertog van Nemours (verweerder voor de wet van Barry, gedaagde). Bezit van een bos te Barry. 1468.1 omslag
17Agnes sHanen (eiseres) c. De abdij van Nonnenbossche te Gent (verweerster). Prebende in de abdij (schenking van abdijbrood). 1468.1 omslag
18De abt van Sint-Michiels te Antwerpen, de prior van Sint-Salvators (Pieter-Potsklooster) te Antwerpen, de procureur van de Grande Chartreuse en Jehan Ruychrock c.s., heren van Middelharnis (impetranten en eisers) c. Gerard Dauwenbrouc (ook: van Abbenbroek), baljuw van Geervliet, en Jehan de Boschuyse (verweerders) met de procureur-generaal als gevoegde. Bezit van de heerlijkheid Middelharnis (bij Putten, Zeeland); uitoefening van heerlijke rechten, m.n. aanstelling van gerechtsofficieren. 1468.1 stuk
19Josse van Perren, onderklerk van Sint-Winoksbergen, geboortig van Vlaanderen (impetrant) c. De magistraat van Sint-Winoksbergen (gedaagde). Ontslag uit ambt van onderklerk ten voordele van Jacques Leenknecht. 1468-1469.1 omslag
20De procureur-generaal (impetrant) c. De magistraat van Tienen (gedaagde en verweerder). Jurisdictie over poorters; uitlevering van Godevart Timmerman, een gevangen poorter van Tienen. 1468-1469.1 omslag
21Beatrix van Borssele, kanunnikes te Bergen (Henegouwen), en Hendrik van Borssele, graaf van Grantpré en heer van Veere, c.s., erfgenamen van Adriaan van Borssele, heer van Brugdam (Brigdamme) (eisers) c. Anna van Bourgondië, vrouwe van Ravenstein en weduwe van Adrien van Borssele, samen met de procureur-generaal (verweerders). Nalatenschap van Adriaen van Borssele op grond van huwelijkse voorwaarden. 1468-1471.1 omslag
22Drimmelen, 's-Gravenmoer, Waspik en Kapelle, parochies van Zuid-Holland, (eisers) c. De magistraat van Dordrecht, met de procureur-generaal als gevoegde (verweerders). Bijdrage in de bede; accijns op turfwinning. 1469.1 omslag
23Gerardin (de) Meynebode, deurwaarder en "forier" van de Grote Raad (suppliant) c. De magistraat van Haar­lem (gedaagde). Weigering om het ambt van "rewairt du guet" te Haarlem aan Gerardin Meynebode te begeven. 1469.3 stukken
24Baljuw, schepen en inwoners van Rupelmonde (appellanten) c. De inwoners van Bazel (Bairsele) (geïntimeerden). Klokken uit de kerk van Bazel gehaald door die van Rupelmonde; bijdrage in de bede. 1469.1 omslag
25Richart Heron, koopman uit Engeland, als rechtsopvolger van wijlen Guillame Bourgeois (impetrant en eiser) c. De wet van Brugge (gedaagde en verweerder). Schuldvordering, tenuitvoerlegging van arrest van het Parlement van Parijs. 1469.1 omslag
26Cornille Metteneye en Joosse Steil, pachters van de vistol (impetranten) c. De drie Leden van Vlaanderen met de steden Sluis, Damme en andere (opposanten). Vistol, geïnd door Romboult de Wachtere. 1469.3 stukken
27Charles de Visen, "sommelier de corps" van de hertog, en Jehan Mesdach (impetranten) met de procureur-generaal als gevoegde c. De magistraat van Gouda en de magistraat van Haarlem (verweerders). Benoeming van de impetranten door de hertog in stedelijke ambten, m.n. "tcorensegelaerscip, tvinderscip van den visse en tonnenbranderscip" te Gouda (Charles de Visen) en van meter van koren, zout, enz. te Haarlem en visafslager te Gouda (Jehan Mesdach). 1469- 1470.1 omslag
28Jehenne de Monstrelet (eiseres) c. De oversten van het godshuis Saint-Jean de l'Estrée te Atrecht (verweerders). Prebende in het godshuis (schenking van abdijbrood). 1470.2 stukken
29Jacques de le Peerbome en Engheran de le Mote, cipiers van Gent (impetranten) c. Ridder Michiel de Sablens (gedaagde). Onbekend [taxatie van proceskosten]. 1470.1 stuk
30Jehan Mornel, Jacques Locquesin en Pierre Trante, kooplieden uit Lucca, gevangenen (impetranten) c. Vincent Bonnetier en Anthoine, heer van Rosimbois (gedaagden). Voorlopige invrijheidstelling. 1470.2 stukken
31De procureur-generaal (eiser) c. Mathieu Escossey (d'Escoucy), procureur van de koning en van de hertog te Saint-Quentin (verweerder). Onbekend. 1470.1 stuk
32Jehan de la Forest, namens zijn vrouw Michielle Chinquet (eiser) c. Mr. Jehan d'Auffay, advocaat te Beauquesne (verweerder). Uitvoering van verbintenis, bedongen in huwelijkscontract van de verweerder met Gencienne de Carnin. 1470.1 stuk
33Jacques Crucefix, monnik van de abdij van Longvilliers c. De abdij van Valoilles (Valloires) en Joseph le Moitier, monnik aldaar. Benoeming van een abt in de abdij van Valoilles (Valloires). 1470-1471.2 stukken
34Jonkheer Guillamme de Tilques dit Cauwart (eiser van executie) c. Jehan Herault en Guillaume Herault (opposanten en verweerders). Tenuitvoerlegging van een obligatie de verweerders (schenking van een som geld verhaald op de Fransen), door de hertog als beloning geschonken aan de eiser. 1471.3 stukken
35Guillame Bouckaert (eiser en verweerder) c. Gilles du Hameel en de inwoners van de Overleie te Kortrijk (verweerders en eisers) met de procureur-generaal als gevoegde. Bezit van visrechten en andere inkomsten van de vestgrachten te Kortrijk. 1471.2 stukken
36Jehan du Pont, ridder, heer van Blaasveld en schout van Antwerpen, Henry le Coc en andere borgen voor Jehan vanden Putte, gewezen wisselaar te Antwerpen (appellanten) c. Gillis Meyniers, deurwaarder (geappelleerde), en Jehan vanden Putte, (geïntimeerde). Verzet tegen brieven van maintenue, ingaande tegen de uitvoering van een vonnis van de Grote Raad van 24 mei 1471. 1471.1 omslag
37Marie de Harecourt, gravin van Vaudemont, vrouwe van Aarschot en Bierbeek (eiseres) c. Jaques, graaf van Salm (Saulme) (opposant en verweerder). Opheffing van beslag op de heerlijkheid Aarschot en van schenking. 1471.1 omslag
38Fierin de Sain c. De magistraat van Kortrijk en Gaultier de Muelenbeke (opposanten). Ambt van roededrager. 1471.1 stuk
39Marie Gravee, echtgenote van Jaques du Cle, en haar schoonzoon Jehan de Rumolly, echtgenoot van Maguerite du Cle (eisers) c. Olivier de la Marche (verweerder). Verzet tegen een schenking aan de verweerder. 1471.1 stuk
40De kartuizers van Brugge (appellanten) c. Jehan (de la) Haye (geïntimeerde) met de procureur-generaal als gevoegde. Tenuitvoerlegging van besloten brieven; schenking van abdijbrood: prebende in het kartuizersklooster toegekend door de hertog aan Jehan (de la) Haye als betaling van logies van Thomas Preston, secretaris van de koning van Engeland. 1471-1472.1 omslag
41De magistraat van Oudenaarde (impetrant) c. Arnoul du Pont en Gilles du Pont (van der Brugghen alias de Smet) uit Kruishoutem (verweerders) met de procureur-generaal als gevoegde. Herroeping van verbanning. 1471-1472.1 omslag
42Anna van Bourgondië en haar echtgenoot, de heer van Ravenstein (opposante et gedaagde) c. Guillaume Bolle, rentmeester van Beoosterschelde (impetrant en eiser), en de procureur-generaal. Betaling van rente t.b.v. de schatkist op de heerlijkheid Sommelsdijk; verzet tegen executie. 1471-1472.1 omslag
43Jonkheer Josse de la Porte, heer van Moorslede (eiser) c. Gilles Maisnier (ook: Meysniers), deurwaarder (verweerder). Verzet tegen de uitvoering van brieven verkregen door Eylart de Morslede; inkomsten van de heerlijkheid Moorslede. 1471- 1473/1570.1 omslag
44Jehan de Longueval, aartsdiaken van Ostervant (Atrecht) (impetrant) c. Jehennet le Roy, Gerard Crohin en Pierquin Desprez (gedaagden); de heer van Mericourt (opposant). Opbrengst van lenen aan de kerk geschonken; verstek. 1472.2 stukken
45Mr. George Bladelin, deken van de collegiale kerk van Geervliet (impetrant en eiser) c. De magistraat van Geervliet (opposant en gedaagde). Bieraccijns. 1472.1 omslag
46De gedeputeerden van de schepenen en ontvanger van de kasselrij Ieper en van de wetten der steden en kasselrijen Kassel, Belle en Waasten (impetranten en eisers) c. De magistraat van Ieper en mr. Gilles du Bois, ontvanger-generaal van Vlaanderen in het kwartier Ieper (gedaagden). Bijdrage in de bede. 1472.1 omslag
47De abdij van Notre-Dame bij Luxemburg (impetrant en eiser) c. Frederic de Withem, seneschalk van Dalhem, en Jehan de Luxembourg c.s. (gedaagden). Bezit van goederen en inkomsten in de heerlijkheid Dalhem. 1472.1 omslag
48Olivier Christian (suppliant) c. De kastelein van het kasteel van Petegem bij Oudenaarde. Schenking van het ambt van "wachterschap" op het kasteel. 1472.2 stukken
49Jaquemars de Locron, te Solesmes (suppliant) c. Ridder Mille de Bourbon, raadsheer en kamerling. Cijns van de abdij van Saint-Denis in Solesmes. 1472.1 stuk
50De magistraat van Nieuwpoort (eiser) c. Jacques de Bresilles, ontvanger van de haringtol (gedaagde) met de procureur-generaal als gevoegde. Tolvrijdom van Nieuwpoort. 1472-1478.1 omslag
51Jehan de Steenwinkel (eiser) c. Clais Guenye (Gouy), rentmeester van de graaf van Nassau te Grimbergen (gedaagde en verweerder). Naleving van scheidsrechterlijke uitspraak; betaling van 60 zakken rogge; verstek van eiser. 1473.1 omslag
52Anthoine, heer van Crevecoeur (-sur-l'Escaut) (impetrant en eiser) c. Thyerry de Lannoy sr. (opposant en gedaagde). Achterstallige rente. 1473.1 stuk
53Abdij en stad van Solesmes (juridische kwaliteit ongekend) c. Ridder Mille de Bourbon, raadsheer-kamerling (juridische kwaliteit ongekend). Bezit van de heerlijkheid Solesmes. 1473.2 stukken
54Jehan de Raussem en Michiel Absalons, ridders, en jonkheer Jehan van Oppendorp, allen uit Leuven (impetranten) c. De magistraat van Leuven (gedaagde). Vergoeding voor krijgsdienst. 1473.1 omslag
55Jacquemart Guterne (Buterne?) (impetrant en eiser) c. Jehan Faffelin c.s., voogden van de kinderen van wijlen Estienne Michiel (verweerders). Onbekend. 1473.1 stuk
56De ontvangers (gewoon en buitengewoon) der gabellen in het land van Luik en Loon (eisers) c. De schuldenaars in het land van Luik en Loon (Lummen, Linkhout, Koersel, enz.) (verweerders). Onbekend (inning van belastingen?). 1473.2 stukken
57De Staten van Henegouwen (impetranten en eisers) c. Anthoine Ponchin, procureur van de hertog te Namen, mede namens mr. Jehan du Bois, stadhouder van Guy de Brimeu, heer van Humbercourt, graaf van Megen, als gouverneur van Namen, en namens Henry d'Outremont, ontvanger te Namen, als commissarissen tot het transport van zekere bede in bepaalde dorpen, en de Staten van Namen (verweerders) met de procureur-generaal als gevoegde. Bede op zekere dorpen (Fontaine- l'Evêque, Aussoy, Fumay, Revin en Jumet-sur-Sambre). 1473.3 stukken
58Guigonne de Salins, vrouwe van Anthinne, opgevolgd door haar zoon, ridder Anthoine Rolin, heer van Anthinne en Aymeries, raadsheer-kamerling van de hertog en grootbaljuw van Henegouwen (impetrant van decreet) en jonkheer Jehan de Salins, koper c. Ridder Guillame Rolin, heer van Ricey en Beauchamp, haar schoonzoon (opposant). Goedkeuring van gerechtelijke verkoop, krachtens arrest van 30 oktober 1469 ten voordele van Guigoine de Salins, waarbij de opposant veroordeeld was aan haar een rente uit te keren. 1473.1 omslag
59Ridder Phelippe de Crevecoeur, raadsheer-kamerling, heer van Esquerdes, seneschalk van Boulogne (eiser) c. De consuls van de Natie van Spanje te Brugge (verweerders en opposanten). Kaperbrieven ("lettres de marque"); kaping van karveel te Valencia. 1473.3 stukken
60Perceval de Dreus (Dreux), kastelein van Leuze (eiser) c. Charles de le Haye (verweerder). Onbekend [roerende goederen in het kasteel van Condé van de hertog van Ne­mours?]. 1473-1474.1 omslag
61Jehan de Brauwere, Gilles Adriaensz. c.s, burgers van Dordrecht (impetranten en eisers) c. De magistraat van Dordrecht (Florijs Oom, Berthoult Lonijsz. c.s., sche­penen) van 1473. Dreigmaatregelen tegen leden van afgezette magistraat, 1462, 1467; verantwoordelijkheid voor misbruik in het bestuur. 1473-1474.1 omslag
62De magistraat van Brugge en het schrijnwerkersambacht aldaar (impetranten en eisers) c. De magistraat van Sluis en het schrijnwerkersambacht aldaar (opposanten en verweerders). Verbod om ambacht uit te oefenen te Sluis; gelding van vonnis van de Grote Raad van 5 november 1441. 1473-1474.1 omslag
63De abt van Vlierbeek (eiser) c. Philippe van Nyeuwenhove, ontvanger (rentmeester) van de hertog te Leuven (gedaagde). Uitbetaling van vacaties in opdracht van de prelaten van Brabant tijdens vergade­ringen van de Staten-Generaal. 1473-1474.1 omslag
64Zegher Coucke, te Bornem (eiser en impetrant) c. Pieter vander Halle en Ammele vanden Heetvelde (opposanten en verweerders) opgevolgd door haar testamentarissen Gerit Thomaesz. en Olivier de Clerc, te Antwerpen. Opbrengst van vier bunder weide te Bornem, door de verweerder verkocht aan de eiser; proceskosten; overhandiging van titels en bewijsstukken. 1473-1474.1 omslag
65De voogden van jonkheer Loys Sorel, te Kamerijk, de bisschop van Kamerijk en Jaques de Luxembourg, heer van Fienne (impetranten en eisers) c. Jehan de Lannoy, heer van Maingoval (verweerder en gedaagde). Verzet tegen schenking door de hertog als verbeurdverklaard goed van de heerlijkheid Flavines (Flammes) in het Kamerijkse, gehouden van de bisschop en de heer van Fienne. 1473-1475.1 omslag
66Ridder Jehan de Berloe, heer van La Vaulx (Laval) (impetrant en eiser en opposant en verweerder) c. Jonkheer Herman Gherroof (van Gheerof, Gherrof, Gheefroos, van Gheefros uit Utrecht), als man van Marie de la Chaussee, weduwe van Philippe de Mastaing (verweerder en impetrant). Bezit van de heerlijkheid Choquieres (Chokières). 1473-1476.1 omslag
67De heer van Brienne (appellant en eiser) c. De magistraat en de ontvanger van Rijsel (geappelleerden en geïntimeerden, verweerders). Betaling van accijnsrechten op het bier. z.d. [vóór 1474, 1462-1467?].2 stukken
68Abt en convent van Villers (impetranten en eisers) c. Gilles Butoir (opposant en verweerder). Pacht. 1474.1 omslag
69Henry Boys, kanselier van de kathedraal van Dublin (Dunblane), als procureur van de koning van Schotland (impetrant en eiser) c. Mahieu (le) Caron en Nicaise (Caisot) (le) Canonne (Carronne) (opposanten en gedaagden). Gevangenneming van mr. Archembault Knoillus, aartsdiaken van de collegiale kerk van Morey, en Alexandre Abercronbe door de gedaagden te Mechelen; teruggave van afgenomen goederen. 1474.1 omslag
70Gerijt Diericxz., schout van Gouda (suppliant) c. Jan van Assendelf, rentmeester van Noord-Holland, en Kerstant Hermansz. (gedaagden). Bezit van schoutambt van Gouda. 1474.2 stukken
71Henry de Borssele, graaf van Grandpré, heer van Veere (impetrant) c. Anne de Bourgoigne, vrouwe van Ravenstein (gedaagde en verweerster). Tienden gehouden van de abt van Sint-Paul en Sint-Salvator te Utrecht; brieven vanwege de hertog de gedaagde verleend om niet buiten zijn vorstendommen in rechte betrokken te worden; competentie in beroep van de geestelijke rechter te Utrecht. 1474.1 omslag
72Jonkheer Jaques de Boutlant, weduwnaar van Elizabeth Abels, uit Breda (impetrant) c. Pierre Abels, Marguerite Abels, Floris vanden Temple en Guillaume vanden Temple (verweerders). Voogdij over de dochter van de impetrant; renvooi naar schepenen van Dordrecht. 1474.2 stukken
73Thiery de Bers, gewezen schepen van 's-Hertogenbosch (eiser) c. Christian van Miracle en Jehan Odevair, thesauriers van 's-Hertogenbosch (verweerders). Aansprakelijkheid van ambtenaren voor hun handelingen in functie verricht; teruggave van lening; verhaal op collega's. 1474.1 omslag
74Mr. Jehan Delouges, substituut van mr. Philipe d'Otremont, ontvanger der beden in het graafschap Namen (eiser) c. De heer van Hoorn en de inwoners van Hoorn en Thorn (verweerders). Inning van bede. 1474.2 stukken
75Jonkheer Louis de Meurchin (eiser) c. Jonkheer Jehan le Louchier, heer van Courcelles (verweerder). Onbekend. 1474.1 stuk
76Ridder Pierre, heer van Roubaix en Herzele (Herselles), raadsheer-kamerling, mede namens (de weduwe van) Jehan du Bosquiel, zijn vazal in de heerlijkheid du Breucq (Breuck) (eiser) c. De magistraat van Rijsel (verweerder) met de procureur- generaal als gevoegde. Bevoegdheid van de magistraat van Rijsel in de heerlijkheid Breucq. 1474.2 stukken
77De abt van Lobbes, q.q. (impetrant en eiser) c. Jonkheer Jehan de Montaigle (gedaagde en verweerder). Restitutie van goederen toebehorend aan de abdij. 1474.1 omslag
78Loys de la Marcke, heer van Neufchatel (Neufchastel) en Rochefort (impetrant en eiser) c. Francoise d'Argenteul, weduwe van Ferri de Brandenbourg, heer van Clervaux (Clerval) (gedaagde). Schulden; bezetting van fort van Houseldenge (Houseldanges, Houdeldanges) in Luxemburg door de gedaagde. 1474.3 stukken
79Jehan van Musene (eiser) c. Olivier Sallart, schout van Mechelen (verweerder). Onbekend. 1474.1 stuk en 1 lias
80De abdij van Coudenberg te Brussel (eiseres) c. De heren van Arcey en Dormans, raads­heren en kamerlingen (verweerders). Betaling van cijns voor het huis van de heer van Croy te Brussel. 1474.1 omslag
81De advocaten, procureurs, deurwaarders en boden, suppoosten van de Raad van Vlaanderen, appellanten, met de procureur-generaal als gevoegde (eisers) c. De schepenen der twee banken van Gent (uit 1473 en 1474), geappelleerden, en de thesauriers en pachters van de accijnzen te Gent (geïntimeerden, verweerders). Vrijstelling van accijnsrechten. 1474-1476.1 omslag
82Barthelemy Trabusquier, inquisiteur der Engelse lakens, en de procureur-generaal, namens Chretien le Tourneur, deurwaarder (impetrant en eiser) c. Gilles Vrancx, Jaques Haghe en Henry le Sauvage, lakenhandelaars te Mechelen (gedaagden en verweerders). Verzet van de verweerders tegen inbeslagneming van Engels laken te Mechelen. 1474-1475.1 omslag
83Priorin en convent van Mont Saint Nicolas (Augustinessen) te Aarschot (impetranten en eisers) c. Marie de Harecourt, gravin van Vaudemont, tussenkomend voor de magistraat van Aarschot (gedaagden en verweerders). Onbekend (beslag op goederen te Aarschot?). 1474-1475.1 omslag
84De graaf van Hoorn en de abdij van Thorn (impetranten en eisers) c. De procureur-generaal voor George Duret, raadsheer en bedezetter in Namen, met de Staten van Namen als gevoegde (verweerders). Bijdrage in de bede. 1474-1475.1 omslag
85Mr. Daniel de Rode, kanunnik van Sint-Pieters te Leuven (impetrant) met de procureur-generaal als gevoegde c. Het Sint-Pieterskapittel te Leuven (gedaagde en verweerder). Afzetting de impetrant uit zijn prebende. 1474-1475.1 omslag
86Jonkheer Jehan de Hemstede, als man en voogd van Gille van der Lect (impetrant en eiser) c. Adrian van der Lect (opposant en gedaagde). Nalatenschap. 1474-1476.1 stuk
87Jacotin de Laoultre (impetrant en eiser) c. De magistraat van Kortrijk (opposant en verweerder). Schenking van het ambt van klerk van de peismakers ("appaiseurs") van Kortrijk. 1474-1476.1 stuk
88Wilhelmus de Endovia (Endovie), priester, kanunnik van Sint-Pieters te Middelburg (impetrant) c. Bouwen (Baudin) Jansz. (verweerder). Bezit van prebende in Sint-Pieters te Middelburg; stopzetting van procedure. 1474-1476.1 stuk
89Jonkheer Jehan de Gevrey (eiser) c. Mr. Jaques Bourgois (verweerder). Onbekend [schenking]. 1475.1 stuk
90De procureur-generaal (impetrant en eiser) c. De graaf van Hoorn en zijn secretaris Johannes (gedaagden). Onbekend. 1475.2 stukken
91De bisschop van Doornik en zijn officieren (eisers) c. De magistraat en officieren van het Brugse Vrije (verweerders). Onbekend. 1475.1 stuk
92De minderbroeders-observanten (derde orde van Sint-Franciscus) te Kortrijk (eisers) c. De magistraat van Kortrijk en de inners van de accijnzen op wijn en bier aldaar (verweerders). Vrijstelling van accijnzen. 1475.1 omslag
93Ridder Jehan, heer van Mailly (eiser) c. De graaf van Romont, luitenant-generaal van de Landen van Herwaarts Over, Papen de Mailly, c.s. (verweerders). Onbekend. 1475.1 omslag
94De heer van Wassenare, raadsheer en kamerling (suppliant) en de procureur-generaal c. De bisschop van Utrecht (verweerder). Betaling van tol. 1475.2 stukken
95De magistraat van het Brugse Vrije (impetrant en eiser) c. De vrouwe van Dentergem, weduwe van Josse vanden Brande (gedaagde en verweerster). Onbekend [tussengeschil in proces tussen het Brugse Vrije en Jaques de Nieukerke]. 1475-1476.2 stukken
96De magistraat van Bouvignes-sur-Meuse (Bouvines) (eiser) c. Het kapittel van Onze-Lieve-Vrouw te Dinant (gedaagde). Schenking van de inkomsten van de hospitalen van Dinant. 1475-1476.1 omslag
97Katherine Wachters, weduwe van Jehan Vroylof, mede namens haar zoon Andriesekin Vroylof (eiseres) c. Pietre de Hond en Jehan Lammins (verweerders). Rente. 1475-1476.1 omslag
98David van Bourgondië, bisschop van Utrecht (verweerder) c. De magistraat van Schoonhoven (eiser en impetrant), met de procureur-generaal als gevoegde. Betaling van het "morgengelt" (grondbelasting door eigenaren van grond in het Sticht Utrecht, woonachtig in Schoonhoven); schadevergoeding voor arrestatie van Utrechtse kooplui in Schoonhoven als represaille. 1475-1476.1 omslag
99Mathis Cricke, geboortig van Brussel, c.s., leden van een reizende toneelgroep (eisers) c. De procureur-generaal, Jehan van Musen, uit Mechelen, Marie vander Hoeve, uit Brugge, de meier van Leuven en de hertog van Gulik, heer van Diest (gedaagden en verweerders). Interinement van brieven van remissie voor ontvoering van Marie vander Hoeve; gevangenneming van Mathis Cricke te Leuven; vergoeding van schade en kosten. 1475-1476.2 stukken
100De procureur-generaal (suppliant) c. De magistraat van Antwerpen (verweerder). Moord op Thobias Speeleberth (Spelberch) te Antwerpen; rechtsweigering; jurisdictie (in criminele zaken) over Antwerpse poorters voor de wet van Antwerpen of voor de Grote Raad. 1475-1476.1 omslag
101Jehan, heer van Wassenaar, en zijn vrouw Katerine de Craon, dochter van Bonne de Sosseux (impetranten en eisers) c. De weduwe de Croy, mede namens haar zoon (verweerders). Verzet tegen verlening van brieven van staat en respijt verleend aan de verweerders. 1475-1476.1 omslag
102De inwoners van Ouderkerk (impetranten en eisers) c. De magistraat van Dordrecht (verweerders). Inbreuk op privileges; proceskosten. z.d. [na 1475].3 stukken
103Henry Hocklin, griffier van Luxemburg (impetrant) c. Ridder Englebert d'Orley (verweerder). Bezit van de heerlijkheid Vaux(-lez-Rosières) bij Bastenaken. 1476.2 stukken
104Ridder Loys Pinnock, meier van Leuven, en de procureur-generaal c. De magistraat van Leuven. Jurisdictie inzake ontvoering van Katherine Meulleplas, weduwe van Francq Willeman, door Dierick de Langherode; stadsordonnantie van 1396; remissie. 1476.3 stukken
105Ysabel Drolins (impetrante) en de procureur-generaal c. Het Rijke Hospitaal van Antwerpen (gedaagde). Schenking van prebende. 1476.1 omslag
106Ysabel de Bouzies, vrouwe van Condé, mede namens ridder Adrian de Cruninghe (eiser) c. Loys de Maily, heer van Anthuille en Rivieren (verweerder). Erfrente van 400 florijnen op de heerlijkheid Rivieren (bij Aarschot). 1476.1 stuk
107Baudry, heer van Roisin, en Jehenne de Fontaines, zijn vrouw (impetranten) c. Ridder Guillaume de Fontaines, heer van Mellain (gedaagde). Onbekend. 1476.3 stukken
108Josse vanden Ynde (impetrant en eiser) c. Jehan Drossat en zijn zoon Jehan, (gedaagden en verweerders). Schenking en verkoop van nalatenschap te Kampenhout. 1476.1 stuk
109Ridder Jehan de Glimes (Jan metten Lippen), heer van Bergen-op-Zoom, raadsheer-kamerling (impetrant en eiser) c. Jonkheer Gillis Butoir, heer van 's-Gravenwezel en De Kreeke (gedaagde en verweerder). Naastingsrecht op heerlijkheden Merksem en Schoten; executie (1451). 1476.1 stuk
110De magistraat van Montreuil (appellant, suppliant) c. Mr. Jehan de Brun, luitenant van de baljuw van Amiens, en Robert de Hesdin (gedaagden) en Jehan Crohin, provinciaal vicaris van de observanten van de provincie Frankrijk, namens de minderbroeders van Saint-Anthoine te Dubiez (du Bies), c.s. (geïntimeerden). Inbezitstelling van een tuin en zes huizen te Montreuil voor de bouw van een klooster. 1476.1 omslag
111Jehan vander Meere en Machtel de Uutham, zijn vrouw (eisers) c. Jehan de Houdempil en Jehanne de Berlemont, zijn vrouw (verweerders). Betaling van rente over lening; woeker. 1476.3 stukken
112Jorge de le Moore (George de le Moere) en Jehan de Penick (Penninck), voogden van de kinderen van wijlen Daniel van Lovendeghem genaamd Rotart (Routtart) (eisers en impetranten) c. Jehan de Pirefite genaamd Sermoye, vervanger van wijlen Adrien de Looke, wisselaar te Gent (opposant). Afrekening aangaande geldlening; opschorting van executies. 1476-1480.1 omslag
113Elisabet du Bois (vanden Bossche), echtgenote van Loys van Heffene, met haar vader Philippe du Bois als gevoegde (eisers) c. Ridder Pierre de Brimeu en mr. Guy Molempas, als voogden van de kinderen van wijlen mr. Jehan vanden Ede en Elizabet van Heffene, Piettre, Cristofle en Gheert Speelberchs, en Henry de la Porte (vander Poerten), als erfgenamen van Machtelt de la Porte (verweerders). Verdeling van de nalatenschap van Machtelt de le Porte. 1476-1484.1 omslag
114Willem vanden Broecke (appellant en eiser) met de procureur-generaal als gevoegde c. De commissarissen tot de vernieuwing van de wet van Kortrijk in 1477, geappelleerden, en Hughe Robins (geïntimeerde); proost, schepenen en Jan vanden Brande, klerk van Kortrijk (gedaagden). Aanstelling van de deken in het weversambacht van Kortrijk. 1477.1 stuk
115Mr. Guy de Baenst, geestelijke, student te Leuven (impetrant) c. Mr. Nicole de Smet en Pierre van Zijl (Ziele) (gedaagden). Bezit van een kapel. 1477.2 stukken
116Aelbrecht Diericxzone, schout van Hoorn c. Willem, heer van Egmond. Bezit van schoutambt. 1477-1478.1 omslag
117Claes Snipinck (impetrant en eiser) c. De abdij van Ename (gedaagde en verweerster). Verzet tegen de verlening van brieven van kwijting van achterstallige lijfrenten op goederen van de abdij. 1477-1478.1 omslag
118Guillaume Breda (de Brede), Pierre Caron, Baudisart Gaste, kooplieden uit Lyon, en Glaude Perolet, koopman uit Savoye (impetranten en eisers) c. De heer van Spiere (Espierres), burcht­voogd van Rijsel, c.s. (gedaagden en verweerders). Beslag op goederen. 1477-1484.1 omslag
119Balthasar de Ghistelle, baljuw van Hulst en Axel (impetrant) c. Jacop de Heere en Guillaume de Potelsberghe (gedaagden). Bezit van baljuwschap. 1477/1485 [1504].1 omslag
120Wallebert Hamers, priester, voormalig onderpastoor van een der porties van Broekburg (appellant) c. Abt en convent van Sint-Bertijns te Sint-Omaars, (geïntimeerden); Jehan de Poys, te Sint-Omaars, en Jehan Pardieu, deurwaarders, (geappelleerden). Verzet tegen exploot voor betaling van boete en gevangenneming. 1478.1 stuk
121Jan Oom de oude van Wighaerde, duinmeier van de duinen tussen Wassenaar en Scheveningen (verweerder, appelant) c. Machiel Weyns, namens zijn echtgenote Marie Jansdochter (eiser, geappeleerde en geïntimeerde). Door de vorst meermalen vergeven ambt van duinmeier. 1478-1479.1 stuk
122Guillame de Tornay, proost van Rijsel (eiser) c. Charles d'Ongnyes, heer van Estrees (verweerder). Bezit van het ambt van proost van Rijsel. 1478-1479.1 stuk
123De magistraat van de kasselrij Veurne (verweerder, appellant en geanticipeerde) c. De magistraat van Diksmuide (eiser, anticipant en geïntimeerde). Verzet tegen octrooi verleend door de Raad van Vlaanderen, aangaande accijns op goederen verhandeld aan de "Hogherbrugghe" te Kaaskerke (Caisekinskerke) ten voordele van de stad (voor drie jaar). 1478-1479.1 omslag
124Ridder Ernoul de Hornes (Huerne), heer van Brimeu (impetrant en eiser, appelant, gedaagde bij anticipatie) c. De magistraat van Ieper, Peeter Edewaert, Henrick vander Stichele en Peronne, weduwe van Jan Gheeraert, kaarsgieter (verweerders en eisers bij anticipatie). Betaling van 4 "serpentines", aangewend voor de verdediging van Ieper tegen de Fransen; beslag te Nieuwpoort. 1478-1479.1 omslag
125Jacob van Vranckevoort, wijnkoopman te Frankfurt, en de magistraat van Antwerpen (impetranten en eisers) c. Anthoninne de Rainbuters, weduwe van de heer van Humbercourt, mede namens hun kinderen (gedaagde en verweerster). Betaling van geleverde wijn. 1478-1482.3 stukken
126Jan Janszoone Coudevelt, vrijlaat te Raversijde, reder van een oorlogsschip van de steden Nieuwpoort, Raversijde (Waelravesie) en Lombardzijde (eiser) c. Guille­man Janszone Duninck, Jacob Jacobszone Mystere, c.s., zijn medereders (verweerders). Verhaal op medereders; bijdrage in kosten van veroordeling. 1479.3 stukken
127Heinrick Block, koopman uit Bergen-op-Zoom (eiser) c. De magistraat van Middelburg (verweerder). Kaapvaart; beslag; regres van borg; weigering tot medewerking aan tenuitvoerlegging. 1479.1 omslag
128Anthoine de le Vichte (impetrant) c. Guillaume de Wintre, schout van Brugge (gedaagde). "Droit des bannyeres"; bezit van schoutambt. 1479.1 omslag
129Mr. Jehan de Wysmes, doctor in de medicijnen te Brugge (suppliant, appellant) c. De magistraat van Valencijn (gedaagde en geïntimeerde) en Symonnet Levesque, deurwaarder (gedaagde). Betaling van lijfrente op de stad Valencijn. 1479.1 stuk
130Jehan Monissart, vicaris en beheerder van de goederen van het bisdom Terwaan, namens Guillaume de Clugny, vicaris-generaal en officiaal van Terwaan (appellant) c. Ridder Anthoine Rolin, heer van Aymeries, grootbaljuw van Henegouwen (geïntimeerde). Terugbetaling van een geldlening. 1479.2 stukken
131De magistraat van Dordrecht (eiser) c. Martin van Hairlaire en andere edelen uit Zuid-Holland (Adriaen van Delfft e.a. van de vrije heerlijkheid binnen de omgang van Alblasserwaard) (verweerders). Bijdrage in bede. 1479-1480.3 stukken
132Ridder Robert, heer van Spontin (verweerder) c. Phelipet Buchet, mede namens zijn zusters Katherine en Jehenne, rechtsopvolgers van hun vader Pierart Buchet (eisers). Restitutie van goederen door Robert van Spontin; willige condemnatie van dading inzake verdeling van roerende en in Spontin gelegen onroerende goederen. 1479-1480.3 stukken
133Mr. Jehan de Houplines, secretaris van de hertog, gevangene te Brussel (impetrant en eiser) c. Ridder Olivier de la Marche (gedaagde en verweerder). Schulden; tenuitvoerlegging van het vonnis van de Grote Raad van 20 augustus 1478 op goederen van Jehan de Houplines te Oostkamp (Orscamp). 1480.1 omslag
134Balthazart de Wolkesteyn (gedaagde), met de procureur-generaal als gevoegde c. Jehan vander Nat, muntmeester van Bolsward (impetrant). Valsemunterij; verzet van Jehan vander Nat tegen beslag op geconfisqueerde goederen, geschonken aan Balthazart de Wolkesteyn. z.d. [ca. 1480].1 omslag
135Loys d'Ailly, heer van Bellonne (impetrant en eiser) c. Ridder Anthoine de Wissocq, heer van Gapennes (appellant en verweerder). Huwelijkscontract; verzet tegen tenuitvoerlegging. 1481.1 omslag
136Clais van Assendelff, baljuw van Brederode (verweerder) c. Heynric Flatau (Flaton), koopman (eiser). Confiscatie van goederen en geld door Heynric Flatau verloren en door ene Peter van Castricum en zijn vrouw "gevonden", waarna Peter als moordenaar door Clais van Assendelff werd gevat en ter dood veroordeeld. 1481.3 stukken
137Ridder Jehan d'Oignies, heer van Quesnoy-sur-Deule (Le Quesnoy), Hacquin au Dent dit le Roux, Pierrequin de la Barre, Guillemot de la Barre en Gillet Gasquiere (impetranten) c. De procureur-generaal (opposant). Interinement van brieven van remissie voor doodslag op Jehan Agace, sergeant te Rijsel, die op last van Jehan Maret, koopman te Rijsel, Hacquinet Pannillon, dienaar van Jean d'Oignies, had gevangen wegens niet-betaling van geleverd laken. 1481.1 stuk
138De bisschoppen van Kamerijk, Terwaan en Doornik en de minderbroeders-observanten (derde orde van Sint-Franciscus) (impetranten en klagers) c. Broeder Jaques Dorques (verweerder). Onbekend. 1481.1 omslag
139Jehan d'Erklens, kanunnik van Onze-Lieve-Vrouw te Geervliet (impetrant en eiser) c. Mr. Joosse Jacoby, geneesheer (gedaagde). Bezit van een prebende te Geervliet. 1481-1487.2 stukken
140Joos Waghe, Adriaen Meet, Jooris van Bassevelde alias Trompet, en Jan Mathijs jr., dienaars van Jan Breydel, schilddrager, Lievin van Viven, Pieter van Bassevelde, Ghelein vanden Hoorne, Noel van Assenede en Andries van Themseke, vinders en gezworenen van het beenhouwersambacht van Brugge (verweerders) c. De procureur-generaal van Vlaanderen (eiser). Privilege van het beenhouwersambacht van Brugge. 1482.1 stuk
141Ancelmus Sersanders c.s., uit Brugge (impetranten en eisers) c. Coman Thomasz. en Yeman Willemansz. c.s., leden van de magistraat van Zierikzee (opposanten en gedaagden). Kaapvaart. 1482-1483.1 omslag
142De procureur-generaal (eiser) c. De magistraat van Brugge (gedaagde). Erfopvolging van bastaarden. z.d. [1482-1496].1 stuk
143Jehan de Humieres, deken van Luik (suppliant) c. Olivier de la Marche (gedaagde). Onbekend [bezit van gronden]. 1483.1 stuk
144Jonkheer Anthoine de Marbais (impetrant) c. Jonkheer Jehan de Montfort, kapitein van het kasteel van Sausson [graafschap Namen] (gedaagde en verweerder) met de procureur van de prins van Oranje als gouverneur van Namen als gevoegde. Bezit van het kasteleinschap van Sauson, aan de impetrant geschonken door Filips de Goede als schadevergoeding voor oorlogsdienst. 1484.3 stukken
145Pieter Willemsz. van Scellacht, uit Veere (impetrant) c. Mr. Cornille Jacobsz., gewezen schepen van Veere, student te Leuven (opposant en gedaagde). Rekening en verantwoording van voogd; competentie van Veere of de Universiteit van Leuven. 1485.1 omslag
146Jehan de Baenst, bastaard, provoost van de maarschalken en baljuw van Oostende (eiser en opposant) c. Clais de Montigny (verweerder). Bezit van het ambt van baljuw van Oostende. 1485.3 stukken
147Jehan Goten, burger van Mechelen (impetrant en eiser) c. Anthonis Jansz. van Wissenkercke, voormalig rentmeester van Zeeland Bewesterschelde (gedaagde en verweerder). Overhandiging van goederen uit de nalatenschap van Jacques van Artselair genaamd de Gand en zijn vrouw Barbele van Gheynt, te Middelburg. 1485.1 omslag
148Het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal van Oudenaarde (appellant) c. De magistraat van Oudenaarde (gedaagde en geïntimeerde). Verzet tegen een stedelijke ordonnantie op de bieraccijns van 4 oktober 1485. 1485.1 omslag
149Pieter Claiszone, uit Antwerpen (impetrant) c. Clais Geritsz., koopman en burger van Haarlem (gedaagde). Schadeloosstelling uit geconfisqueerde goederen; tenuitvoerlegging. 1485.3 stukken
150De heer van Kuilenburg (Culemborg) (impetrant) c. De heer van IJsselstein, zijn zoon Floris, Jehan de Goere, optredend namens zijn vrouw, en ridder Phelipe de Wassenare (opposanten). Nalatenschap van Eleonora van Borssele. 1485.1 omslag
151De abdijen en kerken (zijnde de tweede stand) van het graafschap Namen (impetranten) c. Jehan Salmon, ontvanger der beden in het graafschap Namen (gedaagde). Bijdrage in de bede. 1485.1 omslag
152De Sint-Nicasiusabdij te Reims (impetrante) c. Dom Estienne du Ploich, abt van de Sint-Pietersabdij te Hasnon (gedaagde). Begeving van de Onze-Lieve-Vrouwpriorij te Château-Porcien (Champagne). 1485-1486.1 omslag
153Jehan de Baenst (eiser en opposant) c. Ridder Jehan de Ligne (verweerder en impetrant) met de procureur-generaal als gevoegde. Achterstallige rente, waarvan Jehan de Ligne beweerde dat zij geconfisqueerd was wegens deelname van Jehan de Baenst aan de opstand van Vlaanderen. 1485-1487.1 omslag
154Pierre de Ville, mede namens Andrieu de Ville, zijn broer, erfgenamen van Pierre de Ville (impetranten) c. Gabriel du Solier en Secondin de Villeneufve, als voogden van Pierre de Ville, Pagan de Laval, koopman uit Piëmont, en de weduwe en erfgenamen van Daniel le Duc, bij leven ook voogden (opposanten en gedaagden). Afrekening van voogdij; nietigverklaring van scheidsrechterlijke uitspraak; leentafels te Gent en Lier. 1485-1487.1 pak
1551) Josine de Gryspere, weduwe van Nicolas Daveluz, raadsheer, Guillaume de Gryspere en Jehan de Bavinchove, voogden van Charles Daveluz, enige zoon en erfgenaam van Nicolas, en Gilles Daveluz, broer van Nicolas, en 2) Thobias en Ernoul Breydel, kinderen van wijlen Jehan, burger van Brugge, en Agnetz Baerts, zijn weduwe (impetranten) c. Ridder Jehan de Nyeuwenhove, Guillaume Morel, c.s., burgers van Brugge (gedaagden). Moord op Nicolas Daveluz, c.q. Jehan Breydel. 1485- 1488.3 stukken
156Deken en kapittel van Sandenburg (Zandembourg) (eisers en impetranten van maintenue) c. Vice-deken en kapittel van Veere (verweerders en opposanten). Bezit van de drie porties van de kerk van Kloetinge. 1486.1 omslag
157Ridder Jehan, heer van Montfoort (impetrant) c. Schout en schepenen van Polbroek (Polbrock), Willem Jacobsz., schout van Oudewater, Guillame de Boschusen, baljuw van Rijnland en Oudewater, Jehan Florisz., schout en kastelein van Purmerend (Pumereynde), de graaf van Egmont en de heer van IJsselstein (gedaagden en verweerders). Bezit van geconfisqueerde goederen (o.a. heerlijkheden Polbroek, Hekendorp, Linschoten en Wert, en het baljuwschap Oudewater); renvooi naar het Hof van Holland gevraagd door de gedaagden. 1486.1 omslag
158Pierre Lobbe (impetrant) c. De magistraat van Hulst (opposant). Bevoegdheid tot vergeven van openbare ambten (i.c. vismijn) door de hertog of door de stad. 1486.3 stukken
159De inwoners van Nazareth (onder de Oudburg) (eisers) c. De inwoners van Eke (verweerders). Bijdrage in bede. 1486-1487.1 omslag
160De abdis en convent van Petegem (bij Oudenaarde) (impetranten en eisers) c. De magistraat van Geraardsbergen (opposant en verweerder). Betaling van renten op de stad ondanks brieven van respijt. 1486-1487.1 omslag
161Jehan Louis, geestelijke in het Sint-Janshospitaal te Damme (impetrant en eiser in één instantie en appellant in drie andere instanties) met de procureur-generaal als gevoegde c. De magistraat van Damme, het Sint-Janshospitaal (opposanten en verweerders in de eerste instantie, en geappelleerden en geïntimeerden in de andere) en mr. Pierre de le Zijpe (geïntimeerde). Schenking van abdijbrood. 1486-1487.1 omslag
162De magistraat van Gouda (impetrant) c. Arent Goudt (opposant en gedaagde). Lijfrente; uitstel van betaling. 1486-1493.1 omslag
163Ysabel de Hallewin, dochter van Gaultier de Hallewin, en haar schoonbroer Jehan de Mortaigne (impetrante en eiseres) c. Ridder Marcq de Montmorency, heer van Croisilles, voor zijn vrouw Marie de Hallewin (gedaagde en verweerder). Nalatenschap van jonkheer Josse de Hallewin, broer van Ysabel en Marie; belofte aan de impetrante gedaan (maken van "lieffkint"). 1486-1494.1 stuk
164Jehanne du Chastelet (Chasteler) genaamd de Moulembaix, kanunnikes van Sint-Geertrui te Nijvel, dochter van ridder Jehan en Jehanne de Bourlinet (impetrante en eiseres) c. Philippe du Chastelet, heer van Molenbaix (Moulbaix, Mourebaix), haar broer (opposant en verweerder). Nalatenschap van de ouders. 1486-1496.1 omslag
165Het makelaarsgilde van Brugge (impetrant en eiser) c. De magistraat van Brugge (gedaagde en verweerder). Aanduiden van een commissie van twee schepenen en een klerk voor controle op het gilde ingevolge een akkoord van 22 januari 1465. z.d. [1486-1493].2 stukken
166De procureur-generaal met Guillamme de Bruxelles als gevoegde (impetranten) c. Simon du Heaulme, meier, Jehan du Clocquier, Jehan de Vaulx en Stasse Veron, schepenen van Hoei (gedaagden en verstek gevend). Vergoeding voor vernielingen en plunderingen te Marneffe. z.d. [1486-1494].1 stuk
167Oudart Bournon en Jehan Hazart, als borgen van Jehan Clabault, hun pachter (impetranten) c. Pierre Maes, Jehan le Sceppre, Jehan d'Arthe, c.s. (opposanten en gedaagden). Vrijstelling van betaling van pacht van de accijnzen "sur les cauchies et fointz" in Sint-Omaars. z.d. [1486-1496].1 omslag
168De magistraat van Mechelen en Jaques de Oprode, poorter aldaar (impetranten) c. Mr. Jehan de Calabre, magister in de artes en doctor in de geneeskunde, lid en suppoost van de universiteit van Leuven (gedaagde). Voogdijrekening. z.d. (1486-1496).3 stukken
169Mr. Regnault (Reneult) le Conte (impetrant) c. Ridder Charles de Saveuses, heer van Souverain-Moulin en Robecq (gedaagde). Afrekening van het ambt van ontvanger van de tol van Grevelingen. z.d. [1486-1496].3 stukken
170De schepenen van Gent (appellanten en geanticipeerden) c. De meesters en de proost van de muntwerklieden van Vlaanderen (impetranten van complainte en anticipanten). Bijdrage in bede. z.d. [1486-1496].1 stuk
171Jehan (Yoncker) Tissich, "escuyer d'escuyerie du Roy" (eiser) c. Francois Sersandres, raadsheer, kamerling, watergraaf en ontvanger van de moeren van Vlaanderen (gedaagde). Bezit van de ambten van watergraaf en ontvanger van de moeren van Vlaanderen. z.d. [1486-1496].1 stuk
172Adrian le Maire, zoon van Pierre en Ysabeau le Prevost (eisr) c. Loys le Prevost, te Saint-Pol (verweerder). Onbekend. 1487.2 stukken
173Grart Wicart c.s., saaikooplieden ("sayes") te Valencijn c. De magistraat van Valencijn. Bijdrage in een bijzondere belasting op de saaiweverij ("saye et coppon"). 1487.1 stuk
174Jaspar de Merlo c.s., opzichters van de werken aan het huis der observanten van de derde orde te Namen (impetranten) c. Jehan Moton c.s., boogschutters van de Sint-Jorisgilde te Namen (gedaagden). Bezit van een tuin; toegang bij het bouwen van een huis door de impetranten. 1487.2 stukken
175Pascharijs Snellaert, koopman uit Sluis (impetrant) c. Wulfaert du Pontchastel, baljuw van Duinkerke (gedaagde). Borgstelling; tenuitvoerlegging. 1487.1 omslag
176Jaques de Croy, apostolisch protonotaris, en de priorij van Saint-Sauve[ur] bij Valencijn (impetranten) c. Broeder Jehan Goudevault, gecommitteerd tot sequestratie van goederen van geestelijken die partij hadden gekozen tegen de hertog (gedaagde). Schadevergoeding uit geconfisqueerde goederen. 1487.2 stukken
177De hoogschepenen van het Land van Waas en de schepenen van Hulst en van dorpen en polders in het Land van Waas (appellanten) c. Mr. Pierre dele Vorde, ontvanger van de stad Antwerpen, met de procureur-ge­neraal als gevoegde (geïntimeerden). Verzet tegen een mandement tot betaling van een bijdrage in het onderhoud van de vestingwerken van Antwerpen. 1487.1 stuk
178Het ambacht van de vrije beenhouwers van Diksmuide (appellanten en eisers inzake attemptaat) met de procureur-generaal als gevoegde c. De heer en de magistraat van Diksmuide (geappelleerden en gedaagden) en Francois Parmentier (verweerder inzake attemptaat). Verzet tegen de uitvaardiging van een stedelijk reglement in strijd met de ambachtskeuren. 1487.1 omslag
179Glaude de Neufchastel, heer van Le Fay en Grancy, gouverneur van het hertogdom Luxemburg en het graafschap Chiny, namens zijn broer Anthoine de Neufchastel, bisschop en graaf van Toul en administrateur van de abdij van Luxeuil (eiser) c. Galiot de Pascis (Pazis, Passis, Pazzi), mede namens de leden van de compagnie de Pascis te Rome (verweerder en gedaagde). Verzet tegen de verlening van open brieven aan Galiot de Pascis om de beslechting van een proces over 760 gouden dukaten voor vier scheidsrechters tussen beide partijen te verhinderen. 1487-1494.1 omslag
180De erfgenamen van mr. Pierre Diedolf (Dieldolf), kapelaan van Sint-Donaas te Brugge (impetranten en eisers, anticipanten) c. De magistraat van Brugge (opposant en verweerder, appellant en geanticipeerde). Verzet tegen de tenuitvoerlegging van een beschikking van de Grote Raad van 15 januari 1488 (n.s.), door Pierre de Nategal (verder: Paulus Nachteghale), deurwaarder. 1487-1498.1 omslag
181Waultre, heer vander Gracht en zijn oudste zoon Dirick, burchtvoogden en kapiteins van het kasteel van Kortrijk (impetranten en eisers) c. Philbert de Vere (opposanten en verweerders) met de procureur-generaal als gevoegde. Opheffing van de bezetting van het kasteel van Kortrijk z.d. [1487-1496].3 stukken
182Ridder Lambert van der Ee (suppliant) c. Ridder Thiery Mechelman (gedaagde). Ambt van kastelein van Male (Masle), vacant door de dood van Pierre Lanchals in 1487. z.d. [na 1487].1 stuk
183Clays en Martin de Nyeuwehove, uit Brugge (impetranten en eisers) c. Jacob Scuplin (Scuppelen) (gedaagde en verweerder). Beledigingen; valse aantijging. 1488-1489.1 omslag
184Jehan Turpin, heer van Merwede, souverein-baljuw van Vlaanderen (eiser) c. Anthoi­ne, heer van Marbais (gedaagde en verweerder). Losgeld; borg. 1488-1495.1 omslag
185Lyenor (Alienor) de Poitiers, burggravin van Veurne (eiseres) c. Adrian de Poitiers, raadsheer-rekestmeester, proost van Rijsel en Veurne, haar broer, mede namens zijn broers Phelipes en Guillame en zijn zuster Ysabeau (verweerders). Uitvoering van het huwelijkscontract van Lyenor de Poitiers (douarie); beslag op goederen van Phelipes de Poitiers voor schulden; uitvoering van een willig gecondemneerde scheidsrechterlijke uitspraak van 6 november 1493; nalatenschap van Jehan de Poitiers en Ysabel de Souze, hun ouders. 1488-1495.1 omslag
186Pierre de la Pasture, ontvanger van de vrouwe van Arcy (impetrant) c. Jan van Montmorency, heer van Nevele, en [Jehan de Lannoy,] heer van Maingoval (opposanten en verweerders). Onbekend [nalatenschap van Johanne van Lannoy en Philips, heer van Archy]. 1489.1 omslag
187Jonkheer Phelipe Butor, heer van Crekebroek, Steenvliet en Scoudee (impetrant) c. De Staten van Zeeland (gedaagden) tussenkomend voor Guillame Bacheler en Cornile Daniels. Verhindering van taxatie i.v.m. de omslag van oorlogskosten; executie. 1489.1 stuk
188George de Lennoit (Jooris Lennoot) en Albrecht, wapenmeester ("armurier") van de koning (eisers) c. De abdij van Ter Doest (opposante en gedaagde) tussenkomend voor haar ontvangers en officieren te Krabbendijke (Zuid-Beveland), als derde partij. Schenking door de vorst van de goederen van Jehan Damere te Brugge aan de eisers; achterstallige rente; beslag op een huis te Brugge en goederen van de abdij van Ter Doest te Krabbendijke. 1489.1 omslag
189De procureur-generaal (impetrant) c. Dierick Basdouwe, Hanzekoopman, e.a. bevoorraders van de opstandige Vlamingen tegen Maximiliaan van Oostenrijk en Filips de Schone (gedaagden). Levering van graan aan rebellen. 1489-1490.1 omslag
190Mr. Sixte Scarffenegker (Chaffeneck), secretaris van de koning (eiser) en Thomas Colcretter als derde partij (eveneens eiser) c. Pieter Dijck en Cornelis Henrijcx, erfgenamen van Cornelis Dijck (vanden Dijcke), priester, uit Leuven, en de magistraat van Goes; mr. Adriaen Jansz., onderpastoor van Seraartskerke, en Cornille Miedt, vicecureit van Baarsdorp (opposanten). Schenking van de verbeurdverklaarde nalatenschap van Cornelis Dijck. 1489-1491.1 omslag
191Gerard Servy dit Bourguignon (impetrant) c. De abt van de Parkabdij te Heverlee (opposant). Onbekend. 1489-1491.1 omslag
192Mr. Pierre Duret, raadsheer-rekestmeester, en Aleames Faille, kamerheer van de hertogen (impetranten en eisers) c. Dom Cornille Heyns, monnik van Ter Doest en rentier van Krabbendijke, mede namens zijn abdij (opposant en verweerder). Inbeslagneming wegens lijfrente van een schuldvordering van de stad Brugge. 1489-1492.1 omslag
193Mr. Clais Bouwinsz. (impetrant) c. Adriaen Raes, als rechtsopvolger van Adriaen de Scoonhove, en Jehan Adriaensz., c.s. (verweerders). Renten. 1490.3 stukken
194Guillam Hueriblocq, monnik in de Sint-Pietersabdij te Gent (eiser) c. Jehan, abt van de Sint-Pietersabdij te Gent (verweerder en opposant). Vergoeding wegens het afzien van aanspraken op het abbatiaat door de eiser. 1490.1 stuk
195Pierre, heer van Roubaix (Robais), en zijn dochter Ysabeau de Roubaix, weduwe van ridder Jacques de Luxembourg, heer van Richebourg (eisers) c. Pierre de Vaulx (verweerder). Nalatenschap van Jehan du Bois dit Bosquet, te Rijsel. 1490.1 omslag
196Diemais van Uwan, c.s. (eisers) c. Herman de Roevere, Hanzekoopman uit Lübeck (verweerder). Inbeslagneming van koopwaar in oorlogstijd. 1490.1 stuk
197Alart Coopman, raadsheer, thesaurier van oorlog (eiser, verweerder in reconventie) c. Jehan de Lessart genaamd "de Bourgoigne" (gedaagde en verweerder, eiser in reconventie). Beledigingen door Jehan de Lessart en Adrian Mambode. 1490.3 stukken
198De vrouwe van Halewijn en van Komen (eiseres) c. Jehan de Scaghe, ontvanger-generaal van Vlaanderen (verweerder). Invordering van schulden. 1490.1 omslag
199Ganiot (Ghanio) Mantel, "chevaucheur de l'escuierie" van de hertog (impetrant) c. Jaques Corosti, raadsheer en ontvanger van de dode hand in Henegouwen (opposant en gedaagde). Betwisting van het ambt van sergeant van de dode hand in Henegouwen. 1490.1 omslag
200Pieter Arentz. (impetrant en eiser) c. De magistraat van Rotterdam (gedaagde en verweerder). Vergeving van het ambt van stadsbode ("bodeambocht") en roededrager te Rotterdam. z.d. [ca. 1490].1 omslag
201Martin de Nyeuwenhoven (impetrant en eiser) c. Rolland le Fevre, ontvanger-generaal van Vlaanderen (opposant, gedaagde en verweerder). Betaling van pachtprijs van de tol te Sluis; verzet tegen heffing. 1490-1491.3 stukken
202De magistraat van Zierikzee (eiser) c. Waelrave Drake c.s. (verweerders) met de magistraat van Antwerpen als gevoegde. Vergoeding wegens oorlogsschade. 1490-1492.1 omslag
203Jacques de Prouvenne, uit Piëmont, als man en voogd van Corniles Rombault, c.s., erfgenamen van wijlen Thomas Rombault (impetranten) c. Ferinne de Grassevert, weduwe van Martin de Burgaro uit Piëmont, mede namens haar dochter Katherine en namens Dimenche de Grassevelt, oom en voogd van Katherine, haar broer (gedaagden). Herstel van het lombardenhuis en leentafel te Zierikzee. 1490-14921 omslag
204Gerard vanden Dalle, ridder (impetrant) c. Jehan Oudart (verweerder). Bezit van een huis te Mechelen, door de aartshertog geschonken aan de magistraat, en door deze verkocht aan Gerard vanden Dalle. 1490-1494.2 stukken
205Het Onze Lieve Vrouwkapittel te Dendermonde (impetrant) c. De magistraat van Dendermonde, c.s. (gedaagden en opposanten). Maintenue; vrijstelling van accijns op wijn en bier. 1490-1503.1 omslag
206Willem van Ghendt en Adrien van Ravescoot (Raveschot) (impetranten) c. Pieter van Scauwen, pastoor van Waspik (gedaagde). Novaaltienden in de ambachtsheerlijkheid van Kapelle en 's-Gravelduyn; compe­tentie. 1491.3 stukken
207N.N., poorter van Antwerpen (suppliant) met de procureur-generaal als gevoegde c. Clais van Runen, schout van Haarlem, Jan vander Graft, Clais Loufz. c.s. (verweerders). Arrestatie; afpersing van schuldbekentenis; bedreiging. 1491.1 stuk
208Jehan de Sallezart c.s., krijgslieden (eisers) c. Willem Jansz., haringvisser uit Zierikzee, c.s. (verweerders) met de procureur-generaal als gevoegde. Betichting van handel met de vijand; nakoming van een betalingsbelofte als losgeld voor gevangenneming; schadevergoeding geëist door de verweerders. 1491-1492.1 omslag
209Jehenne de Haluwijn, vrouwe van Komen en eredame van de aartshertog, mede namens de inwoners van Komen, wonend tussen de twee bruggen over de Leie (Lyts) (eiseres) c. De schepenen, bedezetters en ontvanger van de kasselrij Ieper (verweerders). Verzet tegen een bijdrage in de bede te betalen met de kasselrij Ieper. 1491-1495.1 omslag
210Clais Aerntsz. (impetrant) c. Cornelis de Schoemaiker, Lievin vanden Gorre, Jehan Maldrey en de voogden van de kinderen van wijlen Jehan Valcke, allen inwoners van Biervliet (opposanten en gedaagden). Teruggave van losgeld. z.d. [na 1491].1 stuk
211De magistraat van Bergen-op-Zoom (impetrant) c. Henrick Janssone van Wissenkerke (gedaagde). Onbekend. 1492.1 stuk
212De (ijzer)smeden van het graafschap Namen (impetranten) c. De magistraat van Namen, voor Jehan Gaiffier (Gheffier), Jehan Rolant, Colin Marotte e.a., pachters van de gabelle op het ijzer te Namen (gedaagden). Vrijstelling van gabelle. 1492.1 omslag
213Laurens Tristran (impetrant) c. De abdij van Ename (opposant en gedaagde). Uitstel van betaling (brieven van respijt). 1492.3 stukken
214De kasselrij Kortrijk (hoogpointers, vrijschepenen, ontvangers en inwoners) (supplianten) c. De magistraat van Kortrijk (gedaagde). Bijdrage in de bede. 1492.1 stuk
215De Sint-Michielsabdij te Antwerpen en verscheidene poorters van deze stad (impetranten en eisers) c. Mathieu Scout en Pierre Vogelerre, ontvangers van de bede te Zwijndrecht (gedaagden en verweerders). Invordering van de bede te Zwijndrecht. 1492.3 stukken
216Claude, heer van La Bastie en Thoulonjon (Thoulouzon) (eiser en impetrant) c. De weduwe van Mahieu Bachart, ontvanger van Castres (heerlijkheid Edingen) (gedaagde en opposante) met Philippe de Cleves, heer van Ravenstein. Bijdrage in de bede. 1492.1 omslag
217Olivier van Roye, ontvanger van Dendermonde (suppliant) c. Jehan Govaerts, pachter van de tollen te Dendermonde (gedaagde). Invordering van niet betaalde tolgelden; gerechtelijke verkoop. 1492.1 omslag
218De hovelingen van de hertog van Saksen (eisers) c. [N. de Bourgogne], heer van Beveren, q.q. (verweerder). Onbekend. 1492.1 stuk
219De magistraat van Gent (impetrant) c. Jehan Paeu en Cornelis de Neus, schepenen, Jehan Aertss. en Pieter Clais Hughe, leenmannen, mede namens de overige inwoners van het ambacht Hulst (opposanten en verweerders). Betaling van een geldsom, tijdens de troebelen beloofd door de opposanten. 1492-1493.1 omslag
220Steden en dorpen van Holland en West-Friesland (juridische kwaliteit onbekend) c. Kopers van renten (juridische kwaliteit onbekend). Aflossing van lijfrenten in oud geld. 1492-1493.1 omslag
221Galiot de Pacis (impetrant) c. De bisschop van Toul (gedaagde). Onbekend [betaling van boete]. 1492-1494.2 stukken
222De Sint-Trudoabdij te Brugge (impetrante en eiseres) c. De magistraat van Oostende (opposant en verweerder). Uitstel van betaling (brieven van respijt). 1492-1494.1 omslag
223Ridder Martin de Polhain (impetrant en eiser) c. [N. Walraven,] heer van Brederode (appellant en verweerder). Betaling van een schuld. 1492-1494.1 stuk
224Jehan Willems, ontvanger van de "espargne" en van de buitengewone inkomsten ("l'extraordinaire") van de vorst (impetrant en eiser) c. Mr. Jehan Francois (le Franchois), licentiaat in het burgerlijk recht, en jonkheer Nicolas de Bethencourt, als voogden van jonkheer Philippe de Dolhain (opposanten en verweerders). Confiscatie van de heerlijkheid Estainbourg, aan Philippe de Dolhain toekomend na schenking door Marguerite de Rebreviettes, zijn moeder, na verdeling van de nalatenschap van zijn vader, Jehan de Dolhain. 1492-1494.1 omslag
225De procureur-generaal (impetrant) c. De magistraat van Brugge van 1486 en 1491 (gedaagden). Teruggave van (intussen geconfisqueerde) schuldbrieven aan raadsheren van aartshertog Maximiliaan, die zich op 27 december 1486 verbonden hadden aan de stad Brugge 10.000 schilden te betalen; vervallen na de opstand bij patent van 12 november 1488. 1492-1495.1 omslag
226Jonkheer Phelippe de Visan (eiser) c. Jonkheer Adrien de Scoonhoven, "capitaine general" van de stad Gent (verweerder). Betaling van schuld: obligatie voor de helft van losgeld voor Daniel de Hallewin. 1493.1 omslag
227De magistraat van Rotterdam (impetrant) c. Mr. Jehan de Wissenkerke, raadsheer in het Hof van Holland (gedaagde). Betaling van een lijfrente op Maria, dochter van Jehan de Wissenkerke. 1493.1 omslag
228De magistraat van de kasselrij Kortrijk en Oste Lap, borg (supplianten) c. De magistraat van Kortrijk en Jehan de Hert, schuldeiser (gedaagden). Bijdrage in de bede; uitstel van betaling. 1493.1 stuk
229Mr. Jaques de Barry (suppliant) en Pierre Bontemps (opposant [sic]) c. Mr. Hughes de Groete (opposant). Bezit van een kanunniksprebende in 's-Gravenhage. 1493.1 stuk
230Anne van Bourgondië, vrouwe van Ravenstein en Duiveland (eiseres) c. De magistraat van Zierikzee (verweerder). Inrichting van nieuw tolrecht of veer tussen Duiveland en Zierikzee. 1493.1 stuk
231De graaf van Oetingen (Utinghes, Ottinghe) (eiser) c. Mr. Anthoine Ysbrants, raadsheer en pensionaris van de stad Antwerpen, voor de magistraat aldaar (verweerder). Betaling van rente op de stad Antwerpen. 1493.3 stukken
232Jehan Calin, wonend in de voorstad ("faubourg") van Kortrijk (impetrant van respijt) c. Bernart Noppe, te Kortrijk (gedaagde). Verzet tegen brieven van respijt van 17 juni 1493 voor betaling van koopsom van huis te Kortrijk. 1493.1 omslag
233Jehan, graaf van Oetingen (Otinghen) (suppliant) c. Anthoine de Mastaing (gedaagde). Bezit van het ambt van gouverneur van Lessen en Vloesberg. 1493.1 stuk
234De magistraat van Brugge (impetrant en eiser) c. Mr. Adam vanden Wyngarde, te Ieper (verweerder). Beslag op goederen en renten op de stad Ieper van Brugse poorters ondanks brieven van respijt van de magistraat van Brugge. 1493.1 omslag
235De magistraat van Namen (suppliant) c. De inwoners van Jambes (gedaagden). Bieraccijns. 1493.1 omslag
236Martin van Nyeuwenhove (eiser) c. Pietre Scaert en Adrienne van Schellacht, weduwe van Jan van Nyeuwenhove, watergraaf van Vlaanderen (verweerders). Beslaglegging; tenuitvoerlegging van een vonnis van de Grote Raad van 7 december 1492. 1493.1 stuk
237Philippe, heer van Boussu en baljuw van de bossen in Henegouwen (eiser) c. Jehan de Lannoy, heer van Maingoval (verweerder). Bezit van het ambt van baljuw van de bossen in Henegouwen. 1493.2 stukken
238De magistraat en inwoners van Saaftinge (impetranten) c. De abdij van Ter Duinen (gedaagde). Uitstel van betaling voor het gebruik van cijnsgronden. 1493-1494.3 stukken
239Ridder Phelipes de Poittiers, raadsheer-kamerling, heer van Arceys (impetrant en eiser) c. Adrian de le Becque, pachter van Phelipes de Poittiers (opposant en gedaagde). Betaling van pacht. 1493-1495.1 omslag
240De magistraat van Haarlem (impetrant) c. De abdij van Rijnsburg (gedaagde). Uitstel van betaling van een lijfrente; brieven van respijt. 1493-1496.1 omslag
241Conrard Numan, koopman uit Duitsland (impetrant) c. De schepenen van Gent (opposanten en gedaagden). Terugbetaling van een som geld, door Conrard Numan aan de aartshertog geleend. 1493-1498.1 omslag
242Guillaume Melis, koopman uit Engeland, poorter van Antwerpen (impetrant) c. Clais Splinter en Adrien Pietersz., beiden uit Gouda (verweerders). Verkoop van huiden; beslaglegging krachtens "lettres de marque". 1493-1501.1 omslag
243Mr. Guillamme Brandt (appellant) c. Quentin van Bouchoute c.s. (geïntimeerden). Verzet tegen tenuitvoerlegging op goederen van Guillamme Brandt; pacht van de wijnaccijns te Gent. z.d. [ca.1493].1 stuk
244Charles de Saveuses, ridder, heer van Souverain Molin (impetrant en eiser) c. Marguerite (Marie) de Mortaigne, vrouwe van Ablens (Ablans), en haar zoon Jacques des Ablens (opposanten en gedaagden). Betaling van een grondrente. 1494.2 stukken
245Marguerite Hugonet, dochter van wijlen Guillame Hugonet, heer van Saillant en kanselier van Bourgondië (impetrante en eiseres) c. Guillame Hugonet, heer van Middelburg (Vlaanderen), burggraaf van Ieper en broer van de eiseres (verweerder). Uitvoering van het testament van Guillame Hugonet. 1494.3 stukken
246Claes Arentsz. (impetrant en eiser) c. 1) Ridder George de Ghistelle, kamerheer, kapitein en baljuw van Biervliet (opposant en verweerder) en 2) Jacques de Wullenwenre, Andries de Vrient en Bastien de Vos, leden van het garnizoen te Biervliet (gedaagden en opposanten). Teruggave van losgeld betaald aan de opposanten na raids in Sint-Annaland en Sint-Filipsland in Zeeland. 1494.1 omslag
247Bouwin Heert, poorter van Delft (appellant) c. Hillegont de Bosschusen, weduwe van Gilles de Ostende (geïntimeerde). Verzet tegen een octrooi om te testeren verleend aan Gilles de Ostende. 1494.1 stuk
248Adrien de Clerc, Jehan Michielssone c.s. (eisers) c. Jehan van Dieme, Dieryc Clais c.s. (verweerders). Kaapvaart. 1494.1 omslag
249Jan van Dyemen, Dierick Claess. c.s., reders van oorlogsschepen (eisers) c. De magistraat van Dordrecht c.s. (verweerders). Onbekend (kapen van schepen op zee; schadevergoeding voor bedorven lading ?). 1494.1 omslag
250Charles Rennewaert (Reynewaert, Rygnewaert), poorter van Brugge (impetrant en eiser) c. Piettre Carenchon, eveneens poorter van Brugge (opposant en gedaagde). Betaling van een verbeurdverklaarde schuld. 1494.1 omslag
251Jehan Pincot dit Nicodemus, kanunnik van Zinnik (impetrant en geïntimeerde) c. Het kapittel van Nijvel (appellant en verweerder). Betaling van achterstallig pensioen op een prebende te Nijvel; verzet tegen dagvaarding. 1494.2 stukken
252Het ambacht van de vrije visverkopers van Ieper (supplianten) c. Jaspar d'Espremecques (de Premesques), baljuw van Ieper (opposant en gedaagde). Lidmaatschap van het ambacht; verlening van een octrooi om af te wijken van de toelatingsvoorwaarden. 1494-1495.1 omslag
253De procureur-generaal (impetrant en eiser) c. De vijf Oostambachten van Delfland (Berkel, Pijnakker, Hof van Delft, Ketel en Vrijenban) (gedaagden en verweerders). Handelingen in strijd met keuren; weigering om een dijk te openen; majesteitsschennis. 1494-1495.1 omslag
254De muntmeesters van Brugge (impetranten) c. De magistraat van Brugge (opposant). Verzet tegen de verlening van brieven van "complainte en cas de nouvelleté" aan de muntmeesters van Brugge; bijdrage in de bede. 1494-1496.3 stukken
255Lievine, weduwe van Jehan de Voz (Vos) (impetrante) c. De bestuurders van het Sint-Katharinagasthuis in de Oudburg te Gent (opposanten) en Gillis de Vinck (Vynct), arm man, als derde partij (opposant). Bezit van een prebende (abdijbrood) in het gasthuis. 1494-1496.1 lias
256Jehan de Voerspoele, wonend te Londerzeel in Brabant (impetrant van open brieven van "contrerespit") c. De schepenen en inwoners van Geraardsbergen (gedaagden). Achterstallige rente op de stad Geraardsbergen. 1494 (-1496?).3 stukken
257De weduwe en erfgenamen van Jaques de Ghistelle, heer van Dudzele (eiseres) c. De magistraat van Gent, Brugge en Ieper voor de jaren 1484-1485 (gedaagden). Afbraak van het kasteel van Dudzele. 1494-1499.1 stuk
258Margriete van Ordeghem (impetrante) c. De magistraat van Hulst (opposant). Achterstallige rente op de stad Hulst; brieven van respijt van 9 december 1493. z.d. [na 1494].1 omslag
259De procureur-generaal (eiser) c. De schepenen van Gent (verweerders). Aanhouding van Jan Damas, poorter van Gent, wegens schuld aan Philippe Pinguele. 1495.2 stukken
260De procureur-generaal (impetrant) c. Martinet Baron (gedaagde). Onbekend. 1495.1 stuk
261Jehan Denys, met de procureur-generaal als gevoegde (impetranten) c. De abdij van Eekhoute bij Brugge (opposante en gedaagde). Schenking van abdijbrood. 1495.2 stukken
 262Deel 1.
 263Deel 2.
264Vrederijc Haghelijc (Hagelin) (eiser) c. De gedeputeerden van de steden van Holland (verweerders). Onbekend. 1495.1 omslag
265De inwoners van Gijbeland/Streefkerk (Screvelant/Steenelant), Nieuwerkerk (Nyeukerkerlant) en Brandwijk (Brutwijck) (Zuid-Holland) (impetranten en eisers) c. Dierick Gerytsz. c.s. als voogden van Willem, erfgenaam van wijlen Thomas Zijbrantsz. van Gouda (gedaagden en verweerders). Terugbetaling van een rente in oude munt. 1495.1 omslag
266Jehan Wastel alias Suys sr. en jr., landbouwers te Steenhuize (impetranten) c. Katherine Bosman, weduwe van Josse Betten, geheten Herman, te Edingen (opposante en gedaagde). Wisselkoers bij betaling na de koop van graan door de impetranten. 1495.1 omslag
267Margaretha van York, hertogin-douairière van Bourgondië (impetrante en eise­res, appellante en geïntimeerde) c. De magistraat van Mechelen en de deken en gezworenen van het lakenweversambacht (appellanten en verweerders). Privileges van de stad Mechelen: vernieuwing van de wet, controle van rekeningen etc. 1495.1 omslag
268De kruisbooggilde van Aat (impetrante en appellante) en nadien ook verscheidene ambachtslieden en kooplui aldaar c. De magistraat van Aat (verweerder en gedaagde). Vrijstelling van de bijdrage in de bede; renvooi naar de grootbaljuw van Henegouwen en de Raad van Bergen. 1495/1500.1 omslag
269Jehan de Lesschault, pastoor van Neuville (Novavilla supra Scaldam) en kapelaan van de kapel van Sint-Niklaas in Saint-Amand-en-Pévèle (impetrant) met de procureur-generaal als gevoegde c. Mr. Pierre Fayelle (verweerder). Bezit van de kapelanie. 1495-1496.1 omslag
270De officieren en dienaren van de aartshertog (m.n. de "garde des joyaulx, concierge de l'ostel", e.a.), residerend te Brugge (impetranten) met de procureur-generaal als gevoegde c. De magistraat van Brugge (opposant). Vrijstelling van de impetranten van wacht en accijnzen ("guet et garde", van "assiz, tailles, maletotes et autres gabelles"). 1495-1496.1 omslag
271De kinderen van wijlen Jehan Laussel (Aucel) en Katherine de Baisy (supplianten) c. De schepenen van Rijsel (opposanten). Verkoop van onroerende goederen (waarover de jurisdictie betwist werd door de heer van Roubaix en de opposanten, eerst voor de Gouvernance van Rijsel en vervolgens in beroep voor de Grote Raad, sinds 11 jaar). 1495-1496.3 stukken
272Ridder Robert Cottereau (impetrant) c. De magistraat van Edingen (gedaagde). Achterstallige lijfrente op de stad Edingen. 1495-1496.3 stukken
273De steden en kasselrijen van westelijk Vlaanderen (impetranten) met de procureur-generaal als gevoegde c. Een reeks houders van renten in westelijk Vlaanderen (gedaagden en opposanten). Uitstel van betaling. 1495-1496.1 omslag
274Jolente van Lalaing, douairière van Brederode, en haar zoon Walraven van Brederode (appellanten) c. Ludolf vanden Berghe, wonend in Gelre (geïntimeerde). Verzet tegen de tenuitvoerlegging van vonnissen van het Hof van Holland en de Grote Raad op de heerlijkheden Brederode, Voshol, Schoorl, e.a. 1495-1496.3 stukken
275Mr. Jehan Vrombaut, kapelaan van de kapelanie gesticht aan het altaar van Sint-Anna in de Sint-Salvatorskerk te Brugge (impetrant van maintenue en geïntimeerde) met de procureur-generaal als gevoegde c. De rector, kapelanen en capitularissen van de Sint-Salvatorskerk te Brugge (opposanten en vervolgens appellanten) tegen Phelippe Aernoul, tenuitvoerlegger van de brieven van maintenue, en Guillaume de Stornaco (opposant). Bezit van kapelanie; weigering van inbezitstelling. 1495-1500.2 stukken
276Cornille de Berghes, heer van Zevenberghe en Gravenbrouck, namens zijn vrouw als erfgename van vrouwe Ghijsbrecht de Zevenberge, weduwe van ridder Phelippe de Wassenaire, en Vranck Cloet (impetranten) c. Ridder Clais de Reymerswale, heer van Lodijck, erfgenaam van wijlen Jehan de Wassenaire (gedaagde). Nalatenschap/douarie van vrouwe Ghijsbrecht de Zevenberge; uitvoering van willige condemnatie door de Grote Raad van 15 maart 1486; openstaande betaling van koopwaar aan Vranck Cloet door Jehan de Wassenaire. 1495-1505.2 stukken
277De weduwe en erfgenamen van Aert Musche, uit Mechelen (impetranten en eisers) c. De vrouwe van Ravenstein (opposante en gedaagde). Beslag op geld door de opposante in handen van de wet van Sommelsdijk (Somersdijk). z.d. [1495-1500].2 stukken
278De abdij van Maagdendale te Oudenaarde (appellante) c. De magistraat van Oudenaarde (geappelleerde en geïntimeerde). Bieraccijns (recht van malle totte (maletote) op het brouwen van bier in de abdij). z.d. [1495-1500].1 stuk
279De procureur-generaal (suppliant) c. De markgraaf van Antwerpen (opposant). Brieven van attache tot tenuitvoerlegging van een beschikking van de Grote Raad te Antwerpen. 1496.1 stuk
280Philippe de Croy, graaf van Porcian (eiser) c. N.N. Onbekend. 1496.1 stuk
281Ave Meynaertsdochter (impetrante) c. Heynrick Jacobsz., schout van Amsterdam (verweerder). Uitkering van legaat. 1496.1 omslag
282Jaques van Veurhoute, uit Hulst (impetrant) c. De abdij van Doornzele (gedaagde en opposante). Inbeslagneming van een huis van de impetrant te Hulst wegens achterstallige betaling van een erfrente. 1496.2 stukken
283Ave Meynertsdochter (eiseres) c. De magistraat van Groningen (verweerder). Schenking. 1496.1 omslag
284De magistraat van Brugge (impetrant) c. De artesfaculteit van de universiteit van Leuven (opposante). Rente. 1496.1 stuk
285Marie de Luxembourg, gravin van Vendôme, Saint-Pol, enz. (eiseres) c. Real Realy, koopman uit Lucca (opposant en gedaagde). Rekening voor bemiddeling in het bekomen van een huwelijksdispensatie vanwege de curie voor de eiseres. 1496.1 omslag
286De procureur-generaal (impetrant) c. De landhouders, schepenen en keurheren van de kasselrij Veurne (gedaagden). Zetel van de kasselrij te Veurne of ambulant (o.a. in Alveringem). 1496-1497.1 omslag
287Henry d'Outremont (impetrant) c. Gille d'Outremont, zijn broer (gedaagde). Nalatenschap van hun vader, Henry, ontvanger-generaal van Namen. 1496-1497.1 omslag
288De abdij van Cambron (appellante) c. De bedezetters ("asseurs") en die van Hulsterambacht (gedaagden). Belasting op onderhorigen ("subgetz, rentiers et fermiers") van de abdij in het ambacht. 1496-1497.3 stukken
 289Deel 1
 290Deel 2
291De magistraat van Bergen (appellant) c. Pierre de Seconduite en zijn broer Jacques de Seconduite, Spanjaarden (gedaagden). Verzet van de magistraat van Bergen tegen de verlening van open brieven en tenuitvoerlegging; inbeslagneming van goederen. 1496-1497.2 stukken
292Het kapittel van Sainte-Waudru te Bergen (appellant) c. Jehan Barbet en andere bontwerkers ("pelletiers") te Bergen (impetranten van brieven van "complainte", anticipanten). Stapelrecht in de "halle des vieulx pelletiers dicte des plisses" te Bergen. 1496-1497.1 omslag
293De inwoners van de kasselrij Belle (impetranten) c. Omaer (Thomas) Maes, gewezen ontvanger van stad en kasselrij Belle (gedaagde). Onderzoek naar het financieel beheer van de gedaagde; verzet tegen de verlening en uitvoering van open brieven ten voordele van die laatste. 1496-1497.1 omslag
294Deken en gezworenen van het weversambacht ("tisserans") van Kortrijk (impetranten) c. Jehan de Hert en Pieter vanden Damme c.s., lakenwevers (wevers drapiers) te Kortrijk (opposanten). Octrooi met verbod op het bezit van twee getouwen ("hostieulx a tissere draps"). 1496-1498.1 omslag
295De inwoners van de Oudburg van Gent en het Land van Waas (appellanten) c. De procureur-generaal namens Jherome Laurin, Lyevin Leyns, baljuw van de Vier Ambachten, mr. Loys de la Vallee en Roland le Fevre, commissarissen van de dijken te Beveren-Waas (gedaagden en geïntimeerden). Bijdrage in de bedijkingskosten. 1496-1500.1 omslag
296Anthoine van Ghuendertale, c.s., poorters van Brussel (impetranten en eisers) c. De magistraten van Gent, Brugge en Ieper, als vertegenwoordigers van de drie Leden van Vlaanderen (gedaagden). Betaling van renten. z.d. (1496-1504).1 stuk
297De schepenen der beide banken van Gent (impetranten) met de procureur-generaal als gevoegde c. Michiel Vijds, student in de theologie te Leuven (opposant en verweerder). Betaling van een rente; jurisdictie van de conservator der privileges van de Leuvense universiteit. z.d. (1496-1504).3 stukken
298Het klooster van Galilea te Gent (impetrant) c. De magistraat van Sluis (opposant en gedaagde). Betaling van twee achterstallige renten. z.d. (1496-1504).1 stuk
299Jaspar de Saulx en Ayme de Saulx, broers (impetranten) c. De markies van Baden, gouverneur en luitenant-generaal van Luxemburg (gedaagde). Bezetting van de heerlijkheden Fontenoy en Berrouard; verstek van de gedaagde. 1497.3 stukken
300De magistraat van Saaftinge (impetrant) c. De procureur-generaal, namens Jacques Moerinck, deurwaarder, Lievin Lyens, baljuw van de Vier Ambachten, mr. Loys de la Valee, e.a. gecommitteerden tot het innen van gelden voor het herstel der dijken in Vlaanderen (gedaagden). Bijdrage in de bede voor het onderhoud der dijken. 1497.1 omslag
301Gilles le Changeur dit Lamelin, poorter van Dowaai (suppliant) c. De magistraat van Gent (gedaagde). Achterstallige rente. 1497.1 omslag
302De schepenen en thesauriers van Gent (impetranten) c. De Sint-Trudoabdij bij Brugge (gedaagde en eiseres). Betaling van renten; opheffing van beslag. 1497.1 omslag
303Jacob Fobbezoon (Fobblezoon, Foppenszoon), uit Gouda (appellant) c. Benedictus Solus, Alfons de Horillo, Fredriano de Gente, c.s. (geïntimeerden). Verzet tegen de uitvoering van een vonnis van de Grote Raad gewezen tussen Benedictus Solus en Willem van Reymmerswale (Guillamme de Romswalle), schout van Rotterdam, aangezien dit vonnis Jacob Fobbezoon niet raakte. 1497.3 stukken
304De magistraat van Brussel (impetrant) c. Charles de Wedergrate (gedaagde). Opheffing van een arrest; brieven van staat en atterminatie toegekend aan de magistraat van Brussel. 1497.1 omslag
305Wulfaert Boeteman (impetrant) c. De vrije viskopers van Ieper (gedaagden). Verkiezing van 8 personen voor het ambacht der vrije viskopers ("possoniers"), onder wie Wulfaert Boeteman; baljuw Jaspart de Primesques verzette zich hiertegen, waarna de vorst zelf 8 personen benoemde. 1497.1 omslag
306Ridder Josse de Baenst (impetrant en eiser) c. Olivier de la Marche en zijn vrouw (opposanten en verweerders). Nalatenschap van Jehan Machefam, samen met Josse de Baenst borg van Jehan de Baenst, bastaard, ontvanger van de stad Sluis; betaling van 400 rijnsgulden. 1497.3 stukken
307Willem Bolle van Zaenden (eiser) c. Jan van Divoirde (verweerder). Verpachting van het dijkgraafschap van Clauskinder en Burchtambacht (Zeeland). 1497.1 omslag
308Jehan Farinart (impetrant van brieven van maintenue) c. Mr. Gilles le Vencquier, priester, kapelaan in de parochiekerk van La Chapelle (te Wattines (le Wastine)) in Henegouwen (opposant en verweerder). Bezit van de kapelanie. 1497.2 stukken
309[Margareta van York,] hertogin van Bourgondië, douairière van Voorne (impetrante en eiseres) c. Adriane de Naeldwijck en Agnes de Naeldwijck, gezusters, Anthoine vander Mye, priester, mr. Simon de l'Escluse, als domproost en aartsdiaken van Utrecht, en zijn officiaal, mr. Ghorijs van Zierenove (verweerders). Patronaatschap van de kerk van Diricxlant (Dieplant). 1497.1 omslag
310De magistraat van Leiden (impetrant) met Dybout Hermanszone, burger van Leiden, als gevoegde c. Mr. Jehan van Scoenhoven (opposant en gedaagde). Achterstallige renten op de stad Leiden. 1497-1498.1 omslag
311De burgemeesters, schepenen, trezoriers en inwoners van Leiden (impetranten) met Jehan Scoep, Michiel van Tetroe en Jannekin Pieter, weduwe van Jehan Claiszone (of Clarezone), inwoners van Leiden, als gevoegden c. Jacob Thoniszoon en Willem Thoniszoon, zonen van Anthonis Meeuwesoen, uit Schiedam (opposanten en gedaagden). Achterstallige rente op de stad Leiden. 1497-1498.1 omslag
312[Petrus Quicke,] abt van Sint-Amand, als vicaris van [Antoniotto Pallavicini,] kardinaal van Sinte-Praxede, bisschop van Doornik (opposant) c. Loys Pot, abt van Sint-Omaars, (tegen)bisschop van Doornik (impetrant). Bezit van vicarisschap van het bisdom Doornik. 1497-1498.1 omslag
313Philippe de Croy, graaf van Porcian (Porchien), groot-burgemeester van Luik (impetrant) c. Jonkheer Evrard de la Marke, heer van Arenberg (gedaagde) als erfgenaam van zijn grootvader Erard en van zijn vader Erard en zijn oom Jehan, nadien opgevolgd door zijn weduwe en erfgenamen, o.a. zijn zonen Robert en Everard. Recht op de heerlijkheden Mirwart en Lomprez (Longpré, Lomprey) en de ban van Villance. 1497-1499.1 omslag
314De steden en dorpen van Holland en Friesland c. Hun schuldeisers. Betaling van renten. 1497-1499.3 stukken
315Martin de Polhain, Vliesridder, opgevolgd door achtereenvolgens mr. Aert van Lathem, raadsheer in de rekenkamer te Brussel, als procureur, en Sigismont de Polhem en Erart de Polhem als voogden van Loys en Marie de Polhain (Polhem) (eisers) c. De magistraten van Brugge en Gent (verweerders). Schadevergoeding voor gevangenneming tijdens de opstand; renvooi naar de Raad van Vlaanderen gevraagd door de verweerders; herneming van proces. 1497-1505.1 lias
316De edelen en gedeputeerden van de steden en het land van Noord-Holland (eisers) c. De magistraat van Dordrecht en de inwoners van Zuid-Holland (verweerders). Beden. 1497-1514.1 omslag
317Mr. Eustasse de Paris, priester, kapelaan in Sint-Donaas te Brugge (eiser) met de procureur-generaal als gevoegde c. De magistraat van Brugge (verweerder). Betaling voor het lezen van missen gesticht door de magistraat van Brugge. 1498.3 stukken
318Laureys Henricssone, poorter van Delft (juridische kwaliteit ongekend) c. Costin Janssone (juridische kwaliteit ongekend). Aflossing van een rente conform een vonnis van de Grote Raad. 1498.2 stukken
319Pietre Lours, wonend te Menen (impetrant) c. De wet van Kortrijk (ge­daag­de). Verbanning (wegens niet persoonlijke comparitie in burgerlijke geschillen); verzet tegen een vrijgeleide. 1498.1 stuk
320De stad Gorinchem (impetrante) c. Jan Janssone, ontvanger in het kwartier van Gouda (opposant en gedaagde) met de vijf hoofdsteden van Holland als gevoegden. Achterstallige renten. 1498.1 omslag
321Jehan Lenart, als factor van Jehan Brouck, Richart Nonnelay en Richart Bate, Engelse kooplieden (eisers op interpretatie van vonnis) c. Frederick van Gheldres, bij verstek, en de stad Leiden (gedaagde). Betaling van koopwaar (huiden en wol), geleverd aan Frederick van Gheldres, afgeperst door Leiden. 1498.2 stukken
322Ridder Ernoul de Hornes, heer van Gaasbeek (eiser), vertegenwoordigd door zijn procureur Jehan de le Forge c. De heer van Nevele en zijn vrouw Margheritte de Hornes, weduwe van Philippe de Hornes, heer van Gaasbeek, vader van de eiser, q.q. (verweerder). Nalatenschap van Philippe de Hornes; costumen van Henegouwen. 1498.1 stuk
323Ridder Jehan d'Emmerselle (van Ymmersele) en Lievin Leyns (appellanten) c. Ridder Adrien van Ravescot, mr. Fernande de Lixebonne, c.s., ingelanden van de nieuwe polder in Vraendijc (ambacht Assenede) (gedaagden en geïntimeerden). Verzet tegen een commissie verleend door de Raad van Vlaanderen; bijdrage in de bedijkingskosten. 1498.2 stukken
324Jonkheer Jehan de Bourbon, heer van Rochefort, als man en voogd van Jehanne de Lille, vrouwe van Fresnes, weduwe van Arnoul de la Hameyde, heer van Condé (impetrant) c. Jehan, graaf van Oetingen, man en voogd van Ysabel de la Hameyde (gedaagde). Douarie van Jehanne de Lille (beslag op juwelen te Valencijn). 1498.1 omslag
325Jonkheer Jehan de Habarcq (Jennet de Habart), heer en kastelein van Braine (-le-Comte) (eiser) c. Allart Coopman, thesaurier van oorlog (verweerder), opgevolgd door Marie van Wissenkerke (de Wassenkerke), zijn weduwe. Uitbetaling van soldij voor de inname en bezetting van het kasteel van Esprelecques (bij Sint-Omaars). 1498.2 stukken
326Lambert Jennet dit de le Val, man en voogd van Katherine Parent (eiser) c. Jonkheer Philippe de Glimes, man en voogd van Agnes de Longchamp (tweede) weduwe van mr. Pierre le Muet (verweerder). Legaat van huis te Saint-Aubin Namen door Pierre le Muet aan Katherine Parent. 1498.1 omslag
327Goude de le Walle (impetrante) c. De Jacobinessen (dominicanessen) bij Brugge (opposanten en gedaagden). Schenking van abdijbrood. 1498.3 stukken
328Jonkheer Jehan de Helt, weduwnaar van Katherine de Grimberghe, poorter (en voormalig schepen) van Mechelen (impetrant en eiser) c. Mr. Jehan de Calabre, zijn schoonzoon (opposant en verweerder). Competentie van de conservator der privileges van de universiteit te Leuven; renvooi naar de magistraat van Mechelen of de Grote Raad in eerste aanleg; nalatenschap van de schoonmoeder van Jehan de Calabre. 1498.2 stukken
329Het klooster van Bethanië te Brugge (eiser) c. De magistraat van Damme (verweerder). Betaling van lijfrente op Damme. 1498.1 omslag
330De magistraat van Monnikendam (impetrant en eiser in één instantie en appellant in een andere) c. De magistraat van Amsterdam en Coen Janszoon (gedaagden en geïntimeerden). Bijdrage in de bede (transport of "schiltalen"). 1498-1499.1 omslag
331De vrouwe van Wassenaar, als moeder van de heer van Wassenaar (appellante) c. De magistraat van Leiden (geïntimeerde). Verzet tegen een octrooi verleend voor het houden van een vrije jaarmarkt (De vrije jaarmarkt te Wassenaar zou hierdoor geschaad worden). 1498-1499.1 omslag
332De magistraat van Aalst (suppliant) c. Robert de Blaersvelt, voormalig burgemeester (1495) en eerste schepen van Geraardsbergen, als ontvanger van de beden in het kwartier Geraardsbergen (verweerder). Terugvordering van onkosten gemaakt wegens nalatigheid van de verweerder in het doorstorten der beden aan de ontvanger der beden in Vlaanderen. 1498-1499.1 omslag
333Jonkheer Estienne (de) Waignon, eerste deurwaarder van de aartshertog (impetrant) c. Josine vanden Velde, echtgenote van Pieter Robrechts en weduwe en erfgename van wijlen Gillis Baynart (Baniaert), opgevolgd door Jehan du Fresne, q.q., haar schoonbroer en gedeeltelijk erfgenaam (gedaagde). Herneming van een proces; betaling van 1000 Andriesgulden losgeld voor Loys Daldor (Datdorp, van Altorf), uit Duitsland, gevangengenomen te Ninove door Gillis Baniaert en Ruflaert Breiepot. 1498- 1500 /1512-1513.1 omslag
 334Deel 1.1 omslag
 335Deel 2.1 omslag
336De bisschop van Kamerijk (impetrant) c. De proost en de kapittels van Sainte-Waudru en Saint-Germain te Bergen en Guillame Barrat, vicaris van de proost (gedaagden). Jurisdictie over de geestelijkheid te Bergen; interpretatie van een vonnis van de Grote Raad van 11 januari 1499. 1498-1501.1 omslag
337De magistraat van Leiden (impetrant en eiser) c. De (vrouwen)kloosters van Sint-Cecilia, van Rome, van Sint-Michiel, van Sint-Agatha c.s., alle te Leiden (opposanten en gedaagden). Bieraccijns. 1498-1502.1 omslag
338Thomas Bockelaer, rentmeester-generaal van Holland en Friesland (appellant en geanticipeerde) met de steden en Staten van Holland als gevoegde c. Pieter de Hertoge, deurwaarder, ontvanger van hertog Albert van Saksen (anticipant). Tenuitvoerlegging van het vonnis van de Grote Raad van 27 juli 1498 in de zaak van Pieter de Hertoge als eiser tegen Thomas Bockelaer als verweerder; verrekening van schulden, waaraan Thomas Bockelaer beweerde voldaan te hebben. 1498-1503.1 omslag
339Guillame de Goux, heer van Wedergrate, raadsheer en kamerling (opposant en verweerder/appelant en anticipant) c. Pierre de Lannoy, heer van Fresnoy, souverein-baljuw van Aalst, de magistraat van Aalst en Geraardsbergen, en de leenmannen van het leenhof het Perron van Aalst (supplianten en eisers/geïntinmeerden, appelanten en geanticipeerden) met de procureur-generaal als gevoegde. Inbreuk op de rechten van de heerlijkheid Wedergrate; proceskosten. 1498-1505.1 pak
340De procureur-generaal, tussenkomend voor Rolant le Fevre, ontvanger-generaal van de beden van Vlaanderen (impetrant van rekest civiel) c. De stad Gent (verweerder). Achterstallige bede van 1485; borgstelling van de stad Gent voor door Simon van Corde, poorter van Brugge, uitgeleend geld; toen Gent in gebreke bleef, verhaalde hij zich op le Fevre. 1499.1 omslag
341Mr. Henrick Janssoon van Gouda, als broer van Lijsbeth Jansdochter c. Foppe Sybrantsz., voogd van de kinderen van Thomas Sybrantsz., zijn broer, koper van de dotale goederen in kwestie. Huwelijkscontract uit 1487 tussen Lijsbet Jansdochter en wijlen Jacop Pieter Jacops; vervreemding van door Lijsbeth ingebrachte goederen. 1499.1 stuk
3421) De procureur-generaal; 2) De procureur-generaal, voor de tollenaars van Iersekeroord c. 1) De magistraat van Middelburg; 2) Jan Dommisz., Bauwen Pieters c.s., kooplui. Gewapend verzet tegen de vestiging van tolkantoren; bedreiging van een deurwaarder. 1499.1 omslag
343De magistraat van Brussel (impetrant en eiser) c. Arnoul van Willebeke (opposant en gedaagde). Achterstallige schuld van de magistraat van Brussel; verzet tegen brieven van staat en atterminatie van 8 november 1499. 1499.1 omslag
344De procureur-generaal (eiser) c. De magistraat van Rotterdam van 1498 (verweerder). Valuatie van de munt. 1499.1 stuk
345Wouter Dries, Anthonis Hauthuys (Hautois), Pieter Crispeel (Corpels; Kierspielz) en Gilles Spames (Panneels) c.s., inwoners van Lembeke (appellanten) met de procureur-generaal als gevoegde c. De magistraat van Lembeke, met Heindrijc Zasse, baljuw, en Gilles de Veronne, gerechtsdienaar aldaar (gedaagden en geïntimeerden). Verzet tegen de betaling van belasting (zetting) en executie. 1499.1 omslag
346De magistraat van Kortrijk, de schepenen en hoogpointers van de kasselrijen Kortrijk, Oudenaarde en Ieper, en de steden en kasselrijen Waasten en Belle (impetranten en eisers) c. De magistraten van Gent, Brugge en Ieper, zijnde de Leden van Vlaanderen, m.n. Gent (opponenten en gedaagden). Gedeelte van losgeld voor de kanselier, gevangengenomen tijdens de opstand van Vlaanderen, terug te betalen ingevolge de vrede van Tours. 1499.2 stukken
347De magistraat van Bergen-op-Zoom (impetrant en eiser) met Nicolle vanden Werve c.s. als gevoegde c. De magistraat, rentmeesters en gemeenschap van Leiden (opposanten en gedaagden). Achterstallige rente. 1499.1 omslag
348Anthonis Auricelaris c.s., pachters van het recht op aluin (suppliant) c. De ontvangers van de tol van Iersekeroord (gedaagden). Vrijstelling van de tol op aluin. 1499.1 stuk
349De procureur-generaal, namens de baljuw van Ninove (appellant) en de pachters van twee watermolens te Ninove c. De heer van Ravenstein en Edingen, voor de magistraat van de heerlijkheid Edingen (verweerder). Recht van banmolen. 1499.1 omslag
350Thielman vander Schellinck (impetrant) c. De magistraat van Leiden (gedaagde). Achterstallige renten. 1499.1 omslag
351Katherine van Ophem, dochter van wijlen Ywain van Ophem en weduwe van Adriaen van Berchem (eiseres) c. De procureur-generaal, namens Clays van Essche, rentmeester van het land van Voorne (gedaagde). Betaling van een rente. 1499-1500.1 omslag
352Jan vander Scaghe (Jehan de Schage), te Gent, gewezen ontvanger van Vlaanderen (appellant) c. Pietre Robrecht en Josine vander Velde, als erfgenamen van Gilles Banyart (geïntimeerden). Losgeld voor Lodewijc van Artolf, Duitser, door Baniart gevangen genomen bij Ninove; verzet tegen de uitvoering van een commissie verleend door de Raad van Vlaanderen op 6 oktober 1498. 1499-1501.1 omslag
353Jonkheer Guillame [Hugonet] de Saillant (impetrant) c. Thomas Lonnelay (Lonnylay, Nomelay), Engels koopman, c.s. (gedaagden en eisers). Losgeld voor de gijzeling van de impetrant te Sint-Omaars. 1499-1501.2 stukken
354Het ambacht der vrije volders van Kortrijk (suppliant) c. De magistraat van Kortrijk (gedaagde). Ambachtsprivileges; aanstelling van een interim-deken van het ambacht. 1499-1502.2 stukken
 355Deel 1.
 356Deel 2.
357De magistraat van Leiden c. Anthonis Blockz., c.s., poorters van Zierikzee. Onbekend [betaling van rente]. 1499-1502.1 omslag
358Simon le Viel (Wiel), koopman uit Piëmont, houder van een leentafel te Goes (impetrant) c. De magistraat van Goes (opposant). Vrijstelling van accijns op bier en wijn voor de impetrant. 1499-1504.1 omslag
359De magistraat van Goes (impetrant en eiser) c. De procureur-generaal (gedaagde en verweerder) voor Cornelis Geertsz., tollenaar van Gorinchem en Schoonhoven. Tolvrijheid van stapelgoederen (tol van Geervliet). 1499-1511.1 omslag
360Loyse de Laye, vrouwe van Saillant, te Ieper (eiseres) c. Jonkheer Guillame de Saillant, heer van Middelburg in Vlaanderen, te Brugge, haar zoon (opposant en verweerder). Diefstal van luxe-voorwerpen. 1500.1 omslag
361De bisschop van Doornik (appellant) mede namens Kaerle Melle (Mele), geestelijke c. De procureur-generaal, Jehan vanden Dale, luitenant-baljuw van Kortrijk, en Pierre du Puis, deurwaarder (gedaagden). Verzet tegen de verlening en tenuitvoerlegging van open brieven, waarbij Kaerle Melle wegens verwondingen aan ene Gerard Tralf bevolen werd zijn privilege van clergie te verzaken en gevangengezet. 1500.1 omslag
362Loys Ambroise, koopman (impetrant) c. N.N., schuldeisers van de impetrant (gedaagden). Brieven van respijt/atterminatie voor tien maanden. 1500.1 stuk
363De magistraat van Kortrijk (impetrant) c. [De cabarethouders en wijnverkopers buiten de stad Kortrijk] (gedaagden). Verkoop van wijn en bier binnen een halve mijl buiten de stad. 1500.1 omslag
364De magistraat van de kasselrij Veurne (impetrant en eiser) c. De magistraat van Veurne (gedaagde en verweerder). Houden van tavernes binnen een halve mijl rond de steden Veurne, Sint-Winoksbergen en Duinkerke. 1500.3 stukken
365Josse Cabillau (eiser) c. De abdij van Lobbes (verweerder). Betaling van een rente, in uitvoering van een vonnis van de Grote Raad van 4 oktober 1499. 1500.1 omslag
366De staten van Holland en Friesland (supplianten) c. Phelippe vanden Berghe en Pieter Janssoon Clais, baljuw van Eeklo (gedaagden). Achterstallige rente op Holland; gevangenneming van een burger van Gouda te Eeklo. 1500.2 stukken
367Collart de Keure, Heyne Olivier, Goutier Loeys c.s., uit de kasselrij Belle (supplianten) c. De kasselrij Belle (gedaagde). Schatting van onkostenvergoeding aan de supplianten als gecommitteerden van stad en kasselrij Belle aangaande de rekeningen van Omar Mas, ontvanger van de kasselrij Belle. 1500.1 stuk
368De magistraat van Brussel (impetrant en eiser) c. Govaert Sas, te Namen (opposant en gedaagde). Opheffing van arrest van Brusselse poorters te Namen wegens achterstallige rente verschuldigd door de impetrant. 1500.1 omslag
369Pietre vanden Damme (appellant) c. Gauthier de le Gracht (geïntimeerde). Onbekend [uitvoering van beslag op leen na verkoop ervan door een schuldenaar]. 1500.1 stuk
370Josse de Baenst en Guillame de Halewin, voogden van de kinderen van wijlen Josse de Halewin (eisers) c. Jehan vander Kercke, Thomas van Lombise c.s. (verweerders). Aflossing van een schuld. 1500.3 stukken
371Mr. Jehan Roussel, procureur-generaal (impetrant) c. Mr. Willem (van) Heda en mr. Willem Buyser, namens Philibert Naturel, domproost en aartsdiaken van Utrecht (gedaagden). Weigering van de Hollandse geestelijkheid om precarie ("caritativum subsidium; jucundus adventus") op te brengen n.a.v. de benoeming van een Utrechts domproost; exclusief recht van de vorst om belastingen op te leggen. 1500-1501.1 omslag
372Ridder Daniel van Praet, heer van Merwede, soeverein-baljuw van Vlaanderen (suppliant en eiser) c. De procureur-generaal (verweerder). Bestemming van wegens majesteitsschennis geconfisqueerde goederen. 1500-1501.1 omslag
373Het ambacht der saaiwevers ("sayeteurs") van Valencijn (supplianten) c. De magistraat en de saaiwevers van Le Quesnoy (gedaagden). Verven van wol; verkoop van ongeverfde wol te Valencijn. 1500-1501.1 omslag
374Jehan de Molnier, poorter van Valencijn (impetrant en eiser) c. Jaquemart le Fèvre genaamd de Tonnelles, Colard Hanicque genaamd Crasseauwe, pachters van het ambt "piet fourchu" te Valencijn, en George Nockart (opposanten en gedaagden). Verdeling van de pachtprijs van het ambt "piet fourchu". 1500-1501.1 omslag
375Adrian Drabbe, voormalig thesaurier van Brugge (1497-1498) (impetrant en eiser) c. De magistraat van Brugge (opposant en gedaagde). Garantschap voor schuldvordering vanwege Jerosme Friscobaldi, Cornille Alteniti, Blaze Balbani e.a. kooplieden. 1500-1503.1 omslag
3761) Hendrik Hendriksz. van Wissenkerke, als zoon en erfgenaam van Hendrik Jansz. van Wissenkerke (appelant); 2) De procureur-generaal (impetrant) c. 1) De procureur-generaal voor Jeronimus Lauwerin, thesaurier-generaal der financiën (geïntimeerde); 2) Josse van Saemslacht, Jehan Neve c.s., leenmannen uit het Land van Waas (opposanten en gedaagden). 1) vervallenverklaring van het erfelijk ambt van dijkgraaf van West- en Zuidwatering op Walcheren; Is de vorst gehouden aan gedane beloften?; 2) betaling van de tiende penning bij de overdracht van lenen. 1500-1505.1 omslag
377De heer van Dormans (aanlegger en opposant) c. Jonkheer Loys d'Enghien, te Brussel, mede namens zijn broers (gedaagde en impetrant van rekest civiel). Interinement van rekest civiel. z.d. [eind 15de eeuw].1 stuk
378Govaerd van Expoel, poorter van Mechelen (impetrant) c. De magistraat van Mechelen (gedaagde en verweerder). Terugkoop van een rente z.d. [eind 15de eeuw].3 stukken
379Guillame Loste (impetrant) c. George de Gistelle en Jehan de Maldray (verweerders). Schadevergoeding voor een gekaapt Frans schip te Biervliet (1490). z.d. [ca. 1500].2 stukken
380De Sint-Trudoabdij te Brugge (impetrante) c. De abdij van Ter Doest (gedaagde). Achterstallige renten; brieven van respijt. z.d. [ca. 1500].1 stuk
381Marie de Luxembourg, gravin van Vendôme (impetrante) c. Blase Balbain (Balbani), als rechtsopvolger van Real de Realy (gedaagde). Rente. z.d. [ca. 1500].1 stuk
382De procureur-generaal (impetrant) c. De kartuizers van Gent, Brugge en Geraardsbergen en de kartuizerinnen te Brugge (verweerders). Bijdrage in de bede, toegekend bij de Blijde Inkomst van de vorst in Vlaanderen. z.d. [ca. 1500].1 stuk
383[Maguerite, weduwe van Phelippe de Hornes], vrouwe van Nevele (impetrante van rekest civiel) c. Erneul de Heurnes [Hornes], heer van Gaasbeek (gedaagde). Rekest civiel; hoofdzaak over huwelijkse voorwaarden/douarie van de impetrante. z.d. [ca. 1500].1 stuk
384Jehan, heer van Montfoort (impetrant) c. Mr. Pieter van Roode (gedaagde). Terugvordering van losgeld; competentie van het Hof van Holland betwist door de impetrant als inwoner van het sticht Utrecht. z.d. [ca. 1500].2 stukken
385De abdij van Ter Doest (eiser) c. De cijnshouders van de abdij van Ter Doest te Grauw (la Grouwe) (verweerders). Betaling van uitgaven. z.d. [ca. 1500].2 stukken
386Thomas van Wyssenkercke, als erfgenaam van Marie van Wyssenkercke, weduwe van Alart Copman, thesaurier van oorlog (impetrant en eiser) c. De magistraat van Aalst (gedaagde en verweerder). Betaling van rest van bede, zetting van 1493 (ten voordele van de hertog van Saksen in het beleg van Atrecht). z.d. [ca. 1500].1 omslag
387De magistraat van Namen (impetrant van brieven van octrooi) c. Jehan en Lambert Gobellet (Gobeletz), broers, te Bouvignes (verweerders). Aanbod tot terugkoop van een rente; wisselkoers; renvooi door de Raad van Namen. z.d. [ca. 1500].1 stuk
388De abdij van Boudelo te Gent (eiseres) c. De magistraat van Gent (verweerder). Terugbetaling van leningen uit 1482 en 1488; muntkoers. z.d. [ca. 1500].1 stuk
389Jehan le Grumelier, poorter van Bergen (Mons) (impetrant) c. Het lakenweversambacht en de magistraat aldaar (gedaagden). Ambt van lakenmeter, aan de impetrant geschonken door de aartshertog. 1501.1 omslag
390Francois de Salamanca (Salomonca) (impetrant) c. Berthelmieux Pardus (Pardo), koopman uit Spanje, gevangene te Middelburg (suppliant en verweerder). Schuldvordering; renvooi; willige condemnatie tot naleving van een akkoord aangegaan voor de magistraat van Middelburg. 1501.1 stuk
391Collart de Gheldres, Jehan de Bourges en Jehan Denys, inwoners en kooplieden van Doornik (supplianten) c. [Pierre de Hennin,] heer van Boussu, voormalig kastelein ("capitaine") van het kasteel te Mortagne (gedaagde). Transport van goederen naar de markt van Antwerpen in 1491, onderweg tussen Leuze en Ath aangeslagen en verkocht door de gedaagde. 1501.3 stukken
392De procureur-generaal (impetrant) c. Jehan de Pouckes, heer van Wingene. Doodslag op Pieter Crabbe, baljuw en ontvanger van Jehan de Pouckes te Wingene. 1501.1 stuk
 393Deel 1.1 omslag
 394Deel 2.1 omslag
395De magistraat en de inwoners van Den Haag (supplianten) c. Het kapittel en andere gees­te­lijken in Den Haag (gedaagden). Aflossing van renten op goederen in Den Haag. 1501.1 stuk
396De magistraat van het Vrije, e.a. (appellanten) c. Pierre du Puis, deurwaarder (geappelleerde) en de magistraat van Diksmuide (geïntimeerde) met de procureur-generaal als gevoegde. Octrooi verleend aan de magistraat van Diksmuide. 1501.2 stukken
397Berthelmi Scolin, te Brugge (eiser en impetrant) c. Marguerite du Homme, zijn vrouw (verweerster en gedaagde). Herroeping van machtiging tot verkoop van goederen voor delging van schulden; afrekening van verkoop. 1501.1 omslag
398Anthoine de Namur, heer van Trivières (impetrant en eiser) c. Jehan de Namur genaamd de Trivières, zijn broer, wonend te Bedrin (Namen) (verweerder). Koop van de heerlijkheid Riauwelz; uitvoering van een willige condemnatie door de Grote Raad van 16 maart 1494. 1501.1 omslag
399Het ambacht van de stoeldraaiers van Brugge (appellant) met de magistraat van Brugge als gevoegde c. De schout van Brugge (geappelleerde) en Adrian de le Berghe alias de Lyekerke (geïntimeerde) met de procureur-generaal als gevoegde. Verzet tegen de toelating van Adrian de le Berghe tot het ambacht tegen de privileges van het ambacht. 1501.1 stuk
400Mr. Art van Lathem, meester in de rekenkamer te Brussel (eiser) c. Mr. Jehan Luilier, secretaris "en ordonnance" (opposant en verweerder) met de procureur-generaal als gevoegde. Lichting van een genamtiseerde som; koop van een huis te Brussel; betaling van verkooptaks aan de stad. 1501.1 omslag
401Jehan Cabaret uit Valencijn (suppliant) c. De heer van Boussu (gedaagde). Achterstallige rente; renvooi. 1501.1 stuk
402De magistraat van Haarlem (impetrant) met de procureur-generaal als gevoegde c. De magistraat van Amsterdam (gedaagde en verweerder). Ontduiking van tol in Spaarne; palissadering van een passage langs de "Heylige Wech". 1501- 1502.1 omslag
403Anthoine Flameng, als procureur van zijn moeder, Jehanne Blanckart (eiser) c. De wet van Dendermonde (gedaagde en verweerder). Achterstallige lijfrente van Jehanne Blanckart op de stad Dendermonde. 1501-1502.1 omslag
404De magistraat van Ninove (suppliant) c. Pierkin Berthout, stadsklerk van Ninove (opposant en gedaagde) met de procureur-generaal als gevoegde. Begevingrecht van het ambt van stadklerk. 1501-1502.1 omslag
405Jehan Pieters (impetrant van toewijzing van decreet) c. Henry Coels, te Antwerpen (opposant en gedaagde). Goedkeuring van de openbare verkoop van goederen van Lienart de Smet, brouwer, te Burcht; achterstallige rente. 1501-1502.1 omslag
406Jehan Nutin (Nutinc) en Nicolas de May, mede namens mr. Laurens de Haffrenges en Nycolas Parmentier, als voogd van Pierquin Roelands, allen vrije wisselaars van Brugge (impetranten en eisers) c. Jehan Marichal (Marissal), Lyenart vanden Cholve, Jehan Dreetelinc, Colart Caignart en Pierre Flippon (verweerders). Recht van het houden van een wissel te Brugge. 1501-1502.1 omslag
407Petit Jehan de Saint Pol (eiser) c. Robert Ruffin, te Brussel (gedaagde en verweerder). Consignatie van geld in uitvoering van een vonnis van de Grote Raad van 10 december 1501; gedwongen openbare verkoop van graan. 1501-1504.1 omslag
408De weduwe en erfgenamen van ridder Jaques de Ghistelle, heer van Dudzele (eisers) c. Josse Bette, de weduwe van Simon Borluut en zekere andere poorters van Gent, Brugge en Ieper (gedaagden en verweerders). Slechting van het kasteel van Dudzele in maart 1483 (o.s.). 1501-1504.1 omslag
409De graaf van Oetingen, heer van Condé en Ronse, voor Pierre Bladelin, zijn baljuw (appellant) c. Guillame Fremin, deurwaarder (geappelleerde) en Loys de Halewin, heer van Peene (Piennes) (geïntimeerde). Schenking van verbeurdverklaarde rente. 1501-1506.1 omslag
 410Deel 1.
 411Deel 2.
412Het Sint-Walburgiskapittel te Veurne (eiser en verweerder) c. De stad en de kasselrij Veurne (eiser en verweerder). Tienden. 1501-1513.1 omslag
413Ridder George de Ghistelle, kapitein en baljuw van Biervliet (appellant) c. Phelippe Arnoul, deurwaarder (geappelleerde) en Guillame l'Oste (geïntimeerde). Verzet tegen de tenuitvoerlegging van een vonnis van de Grote Raad ten voordele van George de Ghistelle uit 1500. z.d. [1501?].1 stuk
414Antoine Uuyten Wingaerden, zoon van Pietre (impetrant) met de procureur-generaal als gevoegde c. N. de Corquienes, schuldeiser van wijlen Pietre Uuyten Wingaerden (gedaagde en eiser). Schuldvordering wegens tijdelijke vervanging in rechterlijk ambt preferent? z.d. [na 1501].1 stuk
415De magistraat van Brugge c. Jaspar Bonchani, koopman uit Firenze. Willige condemnatie tot betaling van een schuld, aan Jaspar Bonchani, overgedragen door Folque Portinari, koopman uit Firenze. z.d. [na 1501].1 stuk
416Jehan de Montmorency, raadsheer-kamerling, heer van Nevele c. De heer van Gaasbeek, als man en voogd van Marguerite de Montmorency, zuster van Jehan de Montmorency, Jehan le Bailli, baljuw en ontvanger van Wymes, Anthoine de Fertin, zijn voorganger, en Jacques vander Straten, ontvanger van Huuse. Verdeling van de nalatenschap van de ouders, Jehan de Montmorency, heer van Nevele, en Goudele Vilain; voorlegging en vereffening van rekeningen. 1502.2 stukken
417De magistraat van Brugge (verweerder) met de procureur-generaal als gevoegde c. Phelippe Emery, te Male (suppliant en eiser). Recht van verkoop van bier en voedingswaren te Male. 1502.1 stuk
418Jonkheer Symon Franchois, huisknecht van de hertog (impetrant en eiser) met de procureur-generaal als gevoegde c. Jehan vander Gracht (opposant en gedaagde). Moord, brandstichting en plundering. 1502.1 omslag
419Jehan du Chausoy (de Saussoit), makelaar te Mechelen (eiser) c. Jacques Witart, ontvanger van de artillerie (gedaagde). Betaling van geleverd laken en proceskosten, in uitvoering van een vonnis van de Grote Raad van 21 november 1502. 1502.3 stukken
420De procureur-generaal (impetrant) c. Jan Damman, Estienne van Yeghem, Jan Neve, Gillis vanden Bossche en de weduwe en erfgenamen van Guy de Crock, leenmannen van het Land van Waas (gedaagden). Onbekend. 1502.2 stukken
421Willem van Halsberghe, lakenwever (impetrant) c. De magistraat van Broekburg (Bourbourg) (opposant). Verzet tegen brieven van staat voor 1 jaar, verleend aan de impetrant. 1502.3 stukken
422De procureur-generaal (impetrant en eiser) c. Josse de Saemslacht c.s. (opposanten). Overdracht van lenen in het land van Waas. 1502.1 omslag
423De procureur-generaal c. Bertelmeeus Jansz., dienaar van Jacob Willem Pijnss., advocaat-fiscaal van Holland, deurwaarder. Onbekend (uitvoering van een exploot in Holland tegen Brugge en de Duitse Hanze). 1502/1503.1 stuk
424De magistraat van Amsterdam (impetrant) c. Heer Willem van Bosschuysen, dijkgraaf, en de heemraden van Rijnland (opposanten en gedaagden). Verzet tegen de dagvaarding van de magistraat van Amsterdam door Willem van Bosschuysen wegens ongeoorloofd wegnemen van palissadering bij de Heilige Weg. 1502-1503.1 omslag
425Jacob van Dorp, baljuw van Schieland (impetrant) c. De ambachtsbewaarders van Schieland (gedaagden). Vergoeding van proceskosten. 1502-1504.1 omslag
426[Margareta van York], douairière van Bourgondië, van Den Briel en het land van Voorne (eiseres en impetrante) c. Phelippe Ruychrock vanden Werve c.s., ambachtsheren van Tonge (der Tonghe) en Grijsoord (Grisoerde) in het land van Voorne (verweerders). Betaling van hogere belasting volgens de waarde van de opbrengst van het land van Voorne; valuatie van de Engelse nobel voor de aflossing van een rente. 1502(-1507).1 omslag
427Anthoinette vander Zickele, vrouwe van Lodijk (Lodick) en weduwe van ridder Clais van Reymerzwale, baljuw van Reimerswaal (appellante) c. Jheronimus Lauwerin, thesaurier-generaal, en de procureur-generaal voor Jan de Silly, baljuw van Reimerswaal (gedaagde). Terugbetaling van een lening voor (de pacht van) het baljuwsambt van Reimerswaal, betaald door Philips van Reymerzwale, oom van Clais, volgens overeenkomsten van 19 mei 1441 en 2 januari 1493. 1503.3 stukken
428Aernt Cloet, koopman van Mechelen, en de magistraat van Leuven (impetranten en eisers) c. Phelippe Pinelli, koopman uit Genua te Brugge (gedaagde en verweerder). Schuldbekentenis voor geleverde koopwaren; beslaglegging; proceskosten. 1503.2 stukken
429De procureur-generaal en ridder Ernoul van Trasegnies, heer van Arnemuiden, c.s. (impetranten) c. Bauduin vander Waerden en de baljuw van Goes (gedaagden). Inning van tienden te Baarsdorp en 's-Heer-Hendrikskinderen (Zuid-Beveland) door meerdere pachters. 1503.2 stukken
430Jacques Witart (Wetaert), ontvanger van de artillerie, voor zijn vrouw Jehenne van Groenevelt, weduwe van mr. Jehan van Wissenkerke (appellant) c. Laurens Marquaert, deurwaarder, te Antwerpen (geappelleerde) en Jehan le Sellier (geïntimeerde). Betaling van schulden. 1503.3 stukken
431De procureur-generaal (eiser) c. Christoffle Loonart, gevangene te Mechelen (verweerder). Onbekend. 1503.1 stuk
432De magistraat van Veurne (opposant en verweerder, geïntimeerde in tweede instantie en appellant in derde instantie) met de procureur-generaal als gevoegde c. De magistraat van de kasselrij Veurne (impetrant, appellant en geïntimeerde). Betaling van accijnsrechten op bier en wijn uit de kapittelkelder. 1503.1 omslag
433De procureur-generaal (impetrant) c. De inwoners van het land van Voorne (gedaagden). Onbekend. 1503.2 stukken
434Jacques, graaf van Hornes, in 1478 gehuwd met Jehanne, dochter van de heer van Gruuthuse (impetrant en eiser) c. Margriete de Borssele, vrouwe van Gruuthuse, weduwe van Lodewijk van Gruuthuse, en haar zoon Jehan de Bruges, heer van Gruuthuse en Despierres (gedaagden en verweerders) met de heer van Beveren, de vrouwe van Veere en de heer van Brederode als gevoegde. Uitvoering van huwelijkscontract; achterstallige lijfrente op de heer en vrouwe van Merle en erfrenten op het land van Altena. 1503-1504/1509-1514.1 omslag
435De schepenen en ingezetenen van Rupelmonde (eisers en appellanten) c. De schepenen en ingezetenen van Bazel (Baersele) (verweerders en geïntimeerden) met de procureur-generaal als gevoegde. Bijdrage in de bede (nieuw transport van Vlaanderen) (pointingen en zettingen). 1503-1504/1514/1515.1 omslag
436De procureur-generaal (impetrant en eiser) met de leenmannen van het graafschap Aalst als gevoegde c. De magistraat van Geraardsbergen (verweerder). Misbruiken inzake buitenpoorterij. 1503-1508.1 omslag
437De procureur-generaal (impetrant) c. Baudin Caudron, te Le Gorgue (gedaagde) met de gouverneur en schepenen van Le Gorgue als gevoegde. Dagvaarding van Baudin Caudron na gevangenneming door gouverneur en schepenen o.a. wegens slagen en verwondingen aan de pastoor van Le Gorgue en hangende het proces; renvooi. z.d. [vóór 1504].2 stukken
438Anthoine van Musene c. Gerard van Musene, zijn broer, mede namens zijn dochter Jehanne. Achterstallen van rente, toegewezen aan Anthoine van Musene. 1504.2 stukken
439Anthoine Montferrant c.s. (impetranten en eisers) c. De kapittels van Sint-Pieter en Sint-Maarten te Middelburg (gedaagden) en het kapittel van Zubourg (gedaagden en eisers van renvooi). Schulden van de uit Middelburg verdreven broeders van het Gemene Leven aan de impetranten verhaald op de gedaagden; competentie in personele zaken; declinatoire exceptie. 1504.1 omslag
440Jonkheer Cornelis Pieters (appellant en eiser) c. Andrieu de Muenick, ontvanger van de polder van Namen (Axelambacht) (geïntimeerde en verweerder) met de procureur-generaal als gevoegde. Bezit van huis en gronden in de polder van Namen; niet voldoen aan voorwaarde waaronder grondrente niet behoeft te worden betaald. 1504.1 omslag
441De stad Delft (eiseres) c. De schippers van Middelburg (verweerders). Recht van "voorlading" in de haven van Middelburg. 1504.2 stukken
442Cornille Fremault, als man van Katherine de Calen (Scalen), weduwe van Jacques de Ketelboetere, bij leven ontvanger-generaal van Vlaanderen en voormalig klerk "tenant compte" van Roland le Fevre (eiser) c. Roland le Fevre, heer van Temse, ontvanger-generaal van Vlaanderen (opposant en gedaagde). Afrekening. 1504.1 omslag
443Guillame Bacheler, ordinaris deurwaarder, waard (eiser) c. Mr. Pierre Midi, substituut-procureur-generaal (verweerder). Betaling van 32 schellingen voor een "escot", een tractatie aan deurwaarders voor hulp bij tenuitvoerlegging, m.n. de tentoonstelling van 2 falsarissen op schavot op de markt van Mechelen 1504.3 stukken
444Het kapittel van Sint-Donaas te Brugge, met de renneurs van de proosdij van Sint-Donaas (appellanten) c. De magistraat en thesauriers van Brugge (geappelleerden en geïntimeerde) en Guerart Barguelier (Bachelier), deurwaarder (geappeleerde). Verzet tegen de uitvoering van een edict betreffende het houden van herbergen binnen een halve mijl rond de stad. 1504.1 omslag
445Pieter vanden Damme (opposant, appellant en geanticipeerde) c. Gauthier des Fossez (Wauter vander Gracht) (anticipant en geïntimeerde) en Gilles de la Faille, deurwaarder (geappelleerde). Openbare verkoop na borgstelling voor Guillame Mullart (Mulaert) uit Heule, pachter van de molen van Lauwe, die in gebreke bleef; pand bij brieven van respijt was een leen van 15 bunders te Ledegem (Edeghem; Leeghem; Ledeghem in Oostyperambocht). 1504.1 omslag
446Pierre Rumignot, uit Bouvigne (eiser) c. Watelet Chabouteau (verweerder). Onbekend. 1504.3 stukken
447Mr. Pierre de Bassevelde, licentiaat in het burgerlijk recht, poorter van Brugge (eiser) c. De magistraat van Brugge (verweerder). Salaris als pensionaris. 1504-1505.1 omslag
448Govaert Gerijtsz. (impetrant van herneming en opposant) c. Henry Smout, buitengewoon deurwaarder, en de erfgenamen van Egbert Simonsz. c.s. (gedaagden en verweerders). Verzet tegen een tenuitvoerlegging; hoofdzaak over de schenking van goederen aan Govaert Gerijtsz. door wijlen Jacop Florijsz., zijn oom. 1504-1507.3 stukken
449Jonkheer Phelippes de Tenremonde, heer van Bachy (impetrant) c. Michielle de Tenremonde, weduwe van ridder Guy, heer van Le Paiaige, c.s. (gedaagden). Onbekend. z.d. [na 1504].1 stuk
450Anthoine van Belle, gewoon deurwaarder van de Grote Raad (impetrant en eiser) c. De magistraat van Brussel (gedaagde en verweerder). Salaris. z.d. [1504-1506].2 stukken
451Jehan vander Lynde, priester (impetrant) met de procureur-generaal als gevoegde c. Abt en convent van de Sint-Andriesabdij bij Brugge (opposanten en gedaagden). Prebende in de Sint-Andriesabdij te Brugge aan Jehan vander Lynde begeven door de hertog, maar na ziekte geen abdijbrood ("provene") meer ontvangen. 1505.1 omslag
452Pieter Uuytten Wijngaerde, voormalig rentmeester van Bewesterschelde in Zeeland (impetrant) c. Heinric Bauwens c.s., gewezen tollenaars van Yersekeroord. Schuld; tenuitvoerlegging. 1505.1 omslag
453Mr. Foppe Symons zoon, chirurgijn, uit Den Haag (appellant) c. Laurens Mergart, deurwaarder, executeur; de weduwe en erfgenamen van Phelippe le Seellier (geïntimeerden). Verzet tegen een gerechtelijke verkoop wegens schulden van Jehanne de Groennevelt, weduwe van meester Jehan van Wissenkercke, raadsheer in het Hof van Holland (1486-1496), hertrouwd met Jacques Wittart, en op een huis in 's-Gravenhage dat Foppe Symons op 16 september 1500 van haar had gekocht. 1505.1 omslag
454Aelkin Willemsdochter (impetrante) c. Adriaen de Smit, Heindrick Knobbout en de prior en convent der augustijnen van Dordrecht c.s. (opposanten en gedaagden). Bezit van een rente en land uit de nalatenschap van Jutte, weduwe van Herman van Londerslot; tenuitvoerlegging van een vonnis in beroep van de Grote Raad. 1505.1 omslag
455Conrard vanden Roose (impetrant en eiser) c. Jutte vanden Tichele (impetrante van rekest civiel). Niet nagekomen huwelijksbelofte; lasterlijke aantijging en doodsbedreiging; brieven van sauvegarde. 1505.3 stukken
456Mr. Guillame le Gros en Ferri le Gros, broers (impetranten en eisers) c. De graaf van Laval, Katherine d'Alenchon, douairière van Laval, en de heer van Chateaubriant (gedaagden en verweerders). Achterstallige rente op de heerlijkheden Vinderhoute en Merendree. 1505.1 stuk
457Angelo (Enghele) Palarchon (Palarson), koopman uit Firenze, residerend te Brugge, en Franchois Parmentier, burgemeester van Brugge (appellanten) c. Anthoine Regnart, deurwaarder (geappelleerde), Thomas Adelay, koopman uit Engeland, gevangene te Brugge, en Jacques de Theemseke, ontvanger van Sluis (geïntimeerden). Verzet tegen de tenuitvoerlegging van open brieven, verkregen op de vrijheid Sluis, op verzoek van Thomas Adelay; gevangenneming geoorloofd? 1505.1 omslag
458De baljuw, burggraaf, amman, vrije mannen, schepenen en keurheren van het land van L'Angle (opposanten en impetranten) c. De magistraat van Sint-Omaars (gedaagde en impetrant van brieven van octrooi). Vrijstelling van issuerecht op de verkoop van granen. 1505.1 omslag
459De magistraat van Brugge (impetrant en eiser) c. De procureur-generaal (gedaagde en verweerder). Schadevergoeding voor de betaling van 7000 van in totaal 16000 ponden aan (wijlen) Thomas Portinari om de uitvoering van een vonnis tegen de Duitse Hanze te verhinderen en het stapelrecht te behouden. 1505-1506.3 stukken
460Jonkheer Gilles de Marbais, heer van Winge, zoon van wijlen ridder Anthoine de Marbais (impetrant en eiser) opgevolgd door zijn weduwe Marguerite d'Enghien en haar tweede man, jonkheer Artus de Longueval, namens zijn kinderen c. Jonkheer Jehan, heer van Marbais, zijn oudste broer (gedaagde). Verdeling van de nalatenschap van Anthoine de Marbais; reformatie van een scheidsrechterlijke uitspraak; uitvoering van overeenkomst op straffe van uitvoerbaarverklaring van vonnis van de Grote Raad van 6 november 1506. 1505-1506.1 omslag
461Jehan van Strekere en Dirick van Strekere c.s. (impetranten) c. Ridder Jehan d'Ostende (gedaagde). Onbekend. 1505-1506.1 omslag
462Ghiselbrecht de Saint Ylaire, pachter van de tollen van Hugovliet, Oostburg en Nieuwenhoven (opposant en gedaagde) met de procureur-generaal als gevoegde c. De inwoners van Vlissingen (impetranten). Betaling van tol. 1505-1506.1 omslag
463De magistraat van Gorinchem (impetrant) c. De magistraat van Dordrecht (gedaagde). Stapelrecht te Dordrecht; inbeslagname van schepen. 1505-1508.1 omslag
464De procureur-generaal (impetrant) c. Den Briel (Brielle) en het Land van Voorne (verweerders). Bijdrage in de bede. z.d. [ca. 1505].1 omslag
465Ridder Anthuenis de Luu, als man en voogd van Anna van Remerswale (impetrant) c. Jonk­heer Adriaen van Remerswale, heer van Lodijck, zijn schoonbroer (gedaagde). Verdeling van de nalatenschap van Claes de Remerswale en zijn weduwe Anthonette vanden Zickele. 1506.1 omslag
466De procureur-generaal (impetrant en eiser) c. Gilles Vrancs en zijn vrouw, dochter van wijlen Henry Buys (gedaagden en verweerders). Valsheid in geschrifte. 1506.2 stukken
467Henry vanden Wingaerde (suppliant en eiser) c. Anthoine vander Messien, priester, erfgenaam van mr. Jehan vander Messien (gedaagde en verweerder). Verzet tegen de tenuitvoerlegging van een verjaard vonnis van de Grote Raad aangaande achterstallige rente op het Hof Ten Rode te (Sint-Ursmaars-) Baasrode (Basserode), land van Dendermonde, eigendom van Jehan vander Messien. 1506.1 omslag
468Jehan Willemssoen Zoete (impetrant) c. De heer van Berghes, Pieter Ydo, Jacop van Schengen en Francois van Wissenkerke (gedaagden). Onbekend. 1506.1 stuk
469De magistraat van Antwerpen (suppliant) c. De procureur-generaal (gedaagde). Tolvrijheid te Bergen-op-Zoom (Iersekeroord). 1506.1 omslag
470De magistraat van Hoorn, Enkhuizen, de ingezetenen van Drechterland (supplianten) met Amsterdam als gevoegde c. De procureur-generaal (?). Ordonnantie van de dijkgraaf die strijdig is met privileges van Drechterland; interimbestuur. 1506.3 stukken
471De baljuw en magistraat van Saaftinge (appellanten en geanticipeerden) c. Phelippe Fremin, deurwaarder (geappelleerde) en de magistraat van Gouda en Jan Bouwen Jansz., pachter der accijnzen te Saaftinge (geïntimeerden en anticipanten) met de procureur-generaal als gevoegde. Verzet tegen de tenuitvoerlegging van open brieven van mandement, met bevel tot opheffing van keur inzake het keuren van bier. 1506-1507.1 omslag
472Jacop Pieterszone Bisscop (impetrant en eiser) c. De magistraat van Amsterdam (opposant en gedaagde). Aflosbare rente [op de stad Amsterdam, geschonken door Willem Adriaenszoon Bisscop, oom van de impetrant, aan de augustijnen van Middelburg; namptisatie van kapitaal tot aflossing; bevel tot aanvaarding aan de impetrant door de wet van Middelburg; gevangenneming]. 1506-1507.1 omslag
473Alonso Martin, procureur en factor van de koning van Portugal te Antwerpen (impetrant) c. De magistraat van Brugge (gedaagde). Schuldvordering. 1506-1508.1 omslag
474Guillamme le Normant, voormalig ontvanger-generaal van Artesië, nu ontvanger van de stad en het kwartier van Sint-Omaars (appellant en geanticipeerde) c. Pierre Lengles, deurwaarder, Jacques de Lobbel (Laubel), Jehan de Sainct Pol en Pierre Le Roy (anticipanten). Verzet tegen de uitvoering van een interlocutoir vonnis van de Grote Raad met betrekking tot de uitbetaling van een salaris (pension) aan de anticipanten voor de "reduction" van de stad Atrecht. 1506-1509.1 omslag
475De magistraat van Brugge (impetrant) met de aldermannen van de Duitse natie (Hanze) als gevoegde c. Jonkheer Philippes Dalle, kapitein van het groot kasteel te Sluis (gedaagde en verweerder). Schadevergoeding voor (medewerking aan) de kaping van een schip uit Hamburg door Jannot le Basque. 1506-1509.1 omslag
476Loys vander Hofstadt, bakker, opgevolgd door Marguerite sKeysers, zijn weduwe, en haar tweede man Michiel Martinache, buitengewoon deurwaarder te Aalst (impetrant en eiser) c. Jan Bulle (Buule, Buyle), te Aalst, als man en voogd van Elyzabeth sKeysers (gedaagde en verweerder). Nalatenschap van Joose de Keysere f. Gillis; verzet tegen de verlening van open brieven aan de impetrant; verbreking van dading. 1506-1522.1 pak
477Ridder Louys Quarre (impetrant en eiser) c. De voogden van de kinderen van wijlen Gerart Numan, eerste secretaris en audiëncier (opposanten en gedaagden). Vierde deel van de aanwassen bij Strijen, gepacht door Gerard Numan en opgeëist door Louys Quarre. z.d. [1506-1510].1 omslag
478Pierre de Backere, smid (impetrant en eiser) c. Jonkheer Claude de Bomal, gouverneur van Béthune (gedaagde en verweerder). Openstaande betaling aan de impetrant voor zilverwerk aan een "paltot" van de gedaagde. z.d. [ca. 1506].1 stuk
479Antoine Haneron, proost van Sint-Donaas te Brugge (eiser) c. Gabriel du Sollier, Franchois de Pavie en Anthoine Alaix, houders van de leentafel der Lombarden te Brugge, in het rechtsgebied van de proosdij (gedaagden en verweerders). Schuldvordering. z.d. [1506-1507].2 stukken
480Jan Willemszoon de Zoete (impetrant) c. Jan Janszoon van Wissenkercke (opposant en gedaagde). Beslag op tienden "in den Ouden Vossemeer" door deurwaarder Laurens Margart, die zouden toebehoord hebben aan Martin Claiszone van Wissenkercke. z.d. [1506-1508].1 stuk
481De ontvanger-generaal van Henegouwen en de procureur-generaal c. de inwoners van Marly-lez-Valenciennes, met de Staten van Henegouwen als gevoegde. Verkoop van wijn; accijns ("malletote"). z.d. [1506-1514].1 stuk
482Mr. Gerard van Gronssele, raadsheer, en Anthoine bastaard van Brederode, als testamentarissen van wijlen Margriete van Borssele (impetranten) met de voogden, naaste verwanten en vrienden van haar minderjarige kinderen als gevoegden c. De heer van Brederode en Alard de Wale (gedaagden). Onbekend. 1507.1 omslag
483Adrian, heer van Liedekerke (impetrant) c. Josse de Heer en Henry Snel c.s. (opposanten en gedaagden). Onbekend [aandeel in huwelijksgift aan de impetrant, toegezegd door de inwoners van diens heerlijkheden Liedekerke, Denderleeuw (Leeuwe) en Borchtlombeek]. 1507.1 stuk
484De magistraat van Assenede (impetrant van rekest civiel) c. De abt van Sint-Pieters te Gent, ridder Adrien de Ravescot, Guillamme Slove, Bauduin van Steelant, Adriaen de Baenst en Josse Utenhove (gedaagden). Onbekend. 1507.2 stukken
485Jehan Christiaen, Guillamme Guillamme, Willem Gerijtzoon, Guillebrant Monder, Pieter Cant, Jan Claiszoon, Heyn Schout, Clais Eller, Simon Coetkin, Wallich Jacobszoon, Willem Canter, Clais Duyck, Clais Jan Mathijszoon, Meynaert vander Schellinck en Frederick vander Schellinck, mede namens de andere kooplieden van Bretagne, meesters van 21 schepen (impetranten) c. Franchois inden Wildeman en Jan Benninck c.s. (opposanten en gedaagden). Beslaglegging door de admiraal op verzoek van de gedaagden. 1507.3 stukken
486Pieter Harinck (suppliant) c. Gheerbrecht Jansdochter van Amsterdam en Jehan du Hayon, deurwaarder. Terugbetaling van tijdens een tenuitvoerlegging onterecht geïnd geld. 1507.1 stuk
 487Deel 1.1 omslag
 488Deel 2.1 omslag
489Henry, graaf van Nassau, Vianen, Katzenellenbogen en Dietze, heer van Breda, Diest, Rode, Grimbergen en Herstal c. De magistraat van Brugge. Willige condemnatie tot naleving van een akkoord over een rente gekocht in 1493 door Inghelbert, oom van Henry, graaf van Nassau. 1507-1509.3 stukken
490De procureur-generaal c. Verscheidene kooplui in Holland en Zeeland. Overtreding van een ordonnantie houdende verbod op graanuitvoer. 1508.1 stuk
491Marguerite Thieulaine, weduwe van Rogier de le Tanerie (eiseres) c. Bauduin, bastaard van Bourgondië (verweerder). Afsluiting van een rekening van Rogier de le Tanerie, klerk van de verweerder, en bezit van een huis, geschonken door de verweerder n.a.v. het huwelijk van de eiseres. 1508.1 stuk
492Jan vander Delft, poorter van Antwerpen [en voogd van Heist] (impetrant) c. Jan Corneliszoon, te Lier (gedaagde). Vernieuwing van het cijnsboek van Heist. 1508.2 stukken
493Anthonis Gorys, als man en voogd van Katherine Verbecke (eiser) c. Evrard Spaerck, als man en voogd van Marguerite Verbecke, weduwe van Henry Buys (verweerder). Bezit van het vijfde deel van huis "Brabant" aan de Vismarkt en de Steenwech te Mechelen. 1508.1 stuk
494Het kapittel van Sint-Goriks te Kamerijk (impetrant) c. N. Mahieuot, sergeant van de ontvanger van Bouchain, de ontvanger van Bouchain en de inwoners van Féchain (Frechain) (gedaagden). Recht in het "marez du lacq" te Fressies; arrestatie van een "baquet" behorend aan een onderhorige van de impetrant. 1508.1 stuk
495Jonkheer Adriaen de Reymerswalle, heer van Loodijke (appellant) c. Pasquier de Callonne, deurwaarder (geappelleerde), Jehan de Silly (geïntimeerde). Betaling van een schuld toegewezen bij vonnis van 13 oktober 1508. 1508.1 omslag
496De magistraat van Reimerswaal (van 1506) (appellant) c. Woutre vander Crecke (geïntimeerde). Het ambt van stadssecretaris van Reimerswaal. 1508.1 stuk
497De magistraat van Dendermonde (appellant) c. Bauduin du Bois, deurwaarder (geappelleerde) en Franchois van Bolstre (Volstre) (geïntimeerde). Executie van achterstallige lijfrenten op de stad Dendermonde in uitvoering van een vonnis van de Grote Raad van 1 september 1508. 1508.1 omslag
498De procureur-generaal (impetrant) c. Jehan Lopes de Calathehu, Pierre Palme, Alonce de Laloo, Pierre de Castille, Silvester Perdo en Pierre de Salynnes, kooplui uit Spanje (gedaagden). Overtreding van een verbod op graanuitvoer. 1508-1509.1 omslag
499Maximilien de Gondebault, [als erfgenaam van zijn vader Jacques] (impetrant en eiser) c. Ridder Jerome Laurin (Lauwerin), heer van Watervliet en thesaurier-generaal der financiën (opposant en gedaagde, verweerder). Verzet tegen de verlening van open brieven; betaling van schulden [aangegaan door Filips de Schone]. 1508-1510.1 omslag
500Jehan du Hem, deurwaarder (eiser) c. Jonkheer Jehan de Herselles en Jehan van Wort (en Jan van Oerden, te Waalwijk in Brabant) (gedaagden). Salaris. 1508-1511.1 omslag